VLÏSSIIMGSCHE COURANT. Milmafcitoail No. 133. Vrijdag 11 November 1892. 30,te Jaargang. Be tain der amMnra. ,5-5 amSna.ren.die Binnenland. FlitLLITOIN). Het vrij geanimeerde debat, dat on langs in den gemeenteraad naar aanlei ding eener voorgestelde verhooging van bezoldiging der ambtenaren heeft plaats gehad, deed ons Vissering's handboek van practische staathuishoudkunde op slaan, ten einde nog eens na te gaan wat daarin over de bezoldiging der ambte naren wordt gezegd. Wij weten wel dat men tegenwoordig niet meer met dat handboek moet aan komen, dat daarover al jaren ge leden een vevoordeelend vonnis werd geveld en het tot vergetelheid gedoemd is, maar dit neemt niet weg dat er in dat werk veel voorkomt wat als waar en goed kan aangemerkt worden, al hebben nieuwe denkbeelden en verander de toestanden in de maatschappij de ideeën, die men op economisch gebied huldigde, tijdens Mr. Vissering zijn hand boek schreef, op den achtergrond ge drongen. Zoo gelooven wij onder meer, dat nog altijd waar is en dat ook altijd waar zal blijven, hetgeen 111 meergenoemd boek betoogd wordt, namelijkdat eene te lage bezoldiging der ambtenaren niet alleen nadeelig werkt op die ambtenaren zei ven, maar ook nadeelig is voor den staat of eenig onderdeel daarvan dat men wel menschen krijgen kan tegen laag loon, maar dat goed en goedkoop in den regel niet samengaan en het belang der zaak in de eerste plaats vordert dat er goed gediend wordt dat een kommerlijk bestaan lust en ijver dooft, onophoudelijke huiselijke zorg de vermogens van den ambtenaar ver stompt, en hem verleidt of dwingt om zijn arbeidskracht en tijd, die aan de zaak welke hij dient toebehooren, te gebrui ken voor ander werk om er nog iets bij te verdienen. Wij gelooven, dat dit alles niet te loochenen is, maar toch, wanneer men van te lage bezoldiging spreekt en op grond van dien verhooging van inkomen voorstelt, dan stuit men maar al te vaak op hevigen tegenstand. Van eene zijde waarvan men het niet zou verwachten, omdat men daar volkomen op de hoog te van den toestand is, komen argumen ten, rijzen bezwaren als donkere drei gende wolken (bangmakers noemen de zeelieden ze) om den kampioen voor verhooging, die met zijn voorstel man moedig in zee stak, bakzeil te doen halen. Men wijst om het zoover te brengen op den ongunstigen toestand der finan- tien, en men hangt een akelig tafereel op van hetgeen ons in de toekomst op finantieel gebied te wachten staat. Hol- uoi biaoiClllCUbCU, dlluo Vdll VCIUILCIUC— ring van uitgaven, een noodlottigen weg opgegaan, een weg die leidt tot iets verschrikkelijks, tot helastingverhoo- gingWij erkennen dat het woord belastingverhooging geen heel mooi woord is, dat het een onaangenamen in druk maakt. Niemand betaalt gaarne be lasting, het geld dat men bezit wil men liever behouden of voor egnig edel doel, bijv.: eigen welzijn, aanwenden. Wat bovendien het betalen van belasting dub bel onaangenaam maakt, dat is de om standigheid dat men niet altijd weet waarvoor het geld, door het heffen van belasting verkregen, besteed wordt, en dat het dan ook dikwijls gebruikt wordt voor doeleinden, waarvan het nut ver te zoeken is. Doch het wordt eene geheel andere zaak wanneer eene vermeerdering van uitgaven noodzakelijk wordt omdat trak tementen in der tijd voldoende, dat na verloop van jaren niet meer zijn. Wanneer dit het geval is, dan ligt het op den weg van elke regeering om zulks te veranderen, dan wordt het voor elkeen een maatschappelijken plicht om een offer te brengen. Trouwens, geen weldenkend burger van den staat, met inzicht in het maatschappelijk verband waarin hij leeft, zal daartegen opkomen. Hij begrijpt te goed, dat de arbeid die verricht wordt door de personen voor wie men dat offer vraagt, hem zoo niet rechtstreeks, dan toch indirect ten goede komt. Hij stélt zich het geval voor dat die personen er eens niet waren en be seft levendig dat hem zoo iets in aller lei moeilijkheden zou kunnen brengen. Zij die met het argument voor den dag komen, dat verhooging van bezol diging, zoo niet verkeerd, dat toch in geen geval noodzakelijk is, omdat men genoeg menschen kan krijgen die tegen een minimum van loon een maximum van arbeid verrichten, verwijzen wij naar de door Mr. Yisseriug zoo goed verdedigde stelling in hoofde dezes aangehaald: //Eene te lage bezoldiging der ambtenaren werkt zeer nadeelig voor den staat zeiven,» en verder naar hetgeen hij bij de bespreking der loonen zegt en dat in hoofdzaak daarop nederkomt, dat de staat ambte naren moet bezitten met veel arbeids kracht, zoodat het te verrichten werk door een betrekkelijk klein aantal van die ambtenaren kan worden gedaan maar dat dan ook hij de regeling der betaling de leus moet zijnhoog loon voor goed werk. Zonder schade kan dan de staat, wordt de voorwaarde betreffende de geschiktheid gesteld vervuld, zijne dienaren ruim betalen. Om tot dien zoo wenschelijken toestand umuuuteu utjiuuuüu. v eieu ziju vau oor deel dat men altijd met gelijke maat moet meten, dat wanneer men b. v. A. B. en C verhoogt, men ook al de letters van het alphabet in die gunst moet doen deelen, maar dit is juist in strijd met de rechtvaardigheid, want aan bijzondere verdiensten komt eene bijzondere be- looning toe. Doch er is meer, door allen zonder onderscheid steeds op dezelfde lijn te plaatsen, doodt men de ambitie. Elkeen wil vruchten van zijn werk zien en wanneer de bekwame ambtenaar niet onderscheiden wordt van den middelma tige, of zelfs van hen die juist zooveel •doen als noodig is om niet ontslagen te worden, dan vraagt die bekwame amb tenaar zich af, of hij niet beter doet zijne talenten en werkkracht voor iets anders dat hem meer zal opbrengen te gebruiken, of wel, zijn ijver zal bekoelen 'en hij zal gelijk worden aan de overigen. Verbetert met echter het lot van hen die uitblinken, dan wekt men emulatie pp, dan begrijpt een ieder dat men zich niet vruchteloos inspant, dan tracht elkeen 'daar wat inzit, dat uit te doen komen, dan worden de minder geschikte voor bijgestreefd, overtollig gemaakt en dan kan men tot de keurbende komen waar op wij het oog hadden. Intusschen laat het zich wel begrijpen, dat zij die reglementen en bepalingen maken en helpen vaststellen, dat voor ;eenzoolang mogelijken tijd doen,want het ,is geen gemakkelijk werk, en dat zij ook daarom ongenegen zijn om met terzake voorgestelde veranderingen mede te gaan. Veel is er in de beslommeringen des levens dat het menschelijke, het in lallc opzichten medegevoelende, bij ons allen op den achtergrond dringt, ook is men geneigd met den sleur mede te gaan en houden velen niet het oog op hetgeen er in de maatschappij gebeurt en de dientengevolge veranderende toe standen. Maar de menschen gaan voor uit in [kennis, de beschaving klimt, steeds fijner wordt het samenstel der maatschappij, steeds hooger de eischen die gesteld worden aan personen, die in die maatschappij eene goede positie trachten te verkrijgen. Buiten dat streven naar vooruitgang, huiten den invloed en de werking van dat groote ontwikke lingsproces, kan de ambtenaar niet staan, integendeel, hij moet daarin medeleven, hij moet van zijn tijd zijn, hij mag al lerminst in stand achteruitgaan en daar om moet hij eene behoorlijke, naar de tijdsomstandigheden geregelde bezoldi ging genieten. X. Y. Z. 16.) Koert werd doodsbleek. Met een ziekelijke begeerte zoog hij ieder woord van den advo caat in, en ieder woord droog in zijn hart en 9loeg hem diepe pijnlijke wonden. //Ge houdt het dos voor mogelijk, dat mijn vronw ter eeniger tijd mij zulk een bekentenis zou kuuuen doen, mijnheer Morris ff Misschien doen wij goed, ocet de mogelijk heid daarvan rekeniug te houden, aangezien we dagelijks de vreemdste zaken zien gebeureD. Uitdrukkelijk wijs ik er op, dat ik niet ge zegd heb dat uw vrouw werkelijk iets van het proces heeft geweteD. Ik wijs er zelfs op dat mevrouw Gray, de tante vau uw echtge note, op den dag der terechtstelling in Lon den was, hoewel ik niet beweer, dat zij mis schien gekomen was om haar broeder vaar wel te zeggen en hem te verzekeren dat zijn kind gelukkig vas. Ik zal mij wel wachteD zulke vermoedens te uiten.77 De oude opgewondenheid, gemengd met ver ontwaardiging en bitterheid, was bij Koert we der opgekomen. Hij herinnerde zich nu zeer goed, dat het bij de afreis van Jane's tante een beetje haastig toeging, en dat zij voor haar reis naar Engeland weinig afdoende re denen opgafvreesde zij de terechtstelling van James Gray te verzuimen? Terwijl hij hef tig opgewonden door de kamer heen en weer liep, dacht hij aan de fluisterende gesprekken van zijn vrouw met haar tante, die altijd ver stomden als hij kwam. Vreemd, dat bij daar toen niet over had uagedacbtO, hoe edel dacht hij toen over die vrouwen I Nu zag hij de duistere plekken in het wezen vau zijn vrouw, die hem nu helder werden. Hij beefde nu terag voor de oplossing der raadselen in haar wezen. Deze gedachten grepen hem zoo aan, dat hij er voor terugschrikte zijn vroow we der te zien. Mijnheer Morris bleef rustig op zijn stoel zitten. Hij dronk nu en dan eeu kopje thee, die hem minder smaakte, na ze koud begoo te worden. Zijn gelaat had daarbij de uit drukking als van iemand, die zich bewust is ziju plicht gedaan te hebben. tfMijnheer Morris, het is voor mij volstrekt doelloos te onderzoeken of Jane Gray en hare tante bekend zijn met het smadelijk uiteinde van den man, dien ze mij tot schoonvader heb ben gegeven. De naakte feiten, door de acte bewezeü, zijn voldoende om mij te dwingen tot het eenige wat ik in deze omstandigheden doen kan, n.l. tot echtscheiding. Ge hebt ge zegd, dat ik deelnemiog bij u heb opgewekt en dat ge nu vriendschappelijke gevoelens je gens mij koestert. Goed op grond van die vriendschap verzoek ik u mijn vrouw te gaan bezoeken en haar te zeggen dat onze echt noodwendig moet ontbonden worden. Geef daarvoor de redenen op en tracht van haar te verkrijgen, dat zij evenals ik oDoveiwinne- lijken afkeer aanvoert als reden voor de echt scheiding. ^Mijnheer Von Bergbanpt, goed beschouwd Vlissingen, 10 November. De Riad van toezicht op de spoorweg diensten het ft de Exploitatie maatschappij te Urecht gemachtigd oro het doorgaand rijtuig le kl. met 1 December a. s. weder iu de inaillreineii HamburgVlissingeu via BokstelWezel op te nemen. Zouals bekend is, was dit doorgaande rij tuig wegens de te Hamburg heerschende cholera-epidemie uitgevallen. Als Dadeelig voor de consumptie is doof den keurmeester van het slachtvee alhier» wederom eene koe afgekeurd. Het vleesch is onder politietoezicht vernietigd. Inhoud van uo. 46 van bet Geïllustreerd Zondagsblad der Vlissrngsche Courant, he.twi-lk Zondag 13 Nov. a.s. vertêhijnt Do diamanten van mevrouw Dinner (geilluntreerde novelle naar liet Engelsch van VV. Clark Iiusacll) III. - lu de biuneulauden von Afrika (met 3 illus traties - De grootvizier iu de grijzeliog, een verbaal uit Turkije. - Het Fransche volkskarakter. - Uo-ch- jesmaonen - Van den berg gestort met illustratie - Ue Tboeiustuuuel met illustratie - Een stukje baard- philosopliie. - Eieren. - In den regen met tllvt- tralie - Zijn tramontane kwjji zijn. - Hoe men ee* stukje suiker op het wnter doet drijven met afbeelding. - Marketcnsters met illustratie - Het licht als vijand der bacteriën - Kerrie - De nnaui en de daad - Oude adel. - De politie in Dnitschland. - Voor dc huisvrouw. - Naar zijn hart gesproke u met illus tratie - De gevolgen der galanterie net i illustraties - Auecdoteu. - Scliaakrubriek - Mededeeliugen, Bij Kon. besluit is beDoemd bij het wapen der iuf. bij het Se reg. tot kap., de le luit. G. W. M.issel, van het 8e reg. Door de afdeeliog der Tweede Kamer zijn beooemd tot rapporteurs over de bedrijfs- en beroepsbelasting de heerco Vrolik, Vau Houten, Van Velzeu, Van Gijn eu A. van Dedem. De afdeelingeD der Tweede Kamer hebben het onderzoek aangevangen van de bedrijfs belasting en de kieswet. Men verwacht dat dit onderzoek deze eu een gedeelte der volgende week zal io beslag nemen en in middels de Kamer slechts een openbare ver gadering zal houden tot ontvangst van de ingekomen stukken. De Minister van Oorlog heeft bepaafd, dat de militieplichtigen der lichtiDg 1893 (met uitzondering vau de vestiDgtelegrafisteu en miliciens-opzichters der genie) gedurende het geheels eerste jaar van hun diensttijd onder de wapenen zullen worden gehonden. Blijkens bij het departement van marine ontvangen bericht is Hr. Ms. schroefstoom- schip le kl. „Johan Willem Friso," onder bevel van deD kapt. ter zee J. C. Joekes, den 8en dezer te Port-Said aangekomen. is uw besluit even eenvoudig als ferm. Afs ik in owe positie was, zou ik zelf geen an der beslait genomen hebben. Doch waarom gaat u dat zelf niet met uwe vrouw bespre ken Waarom een derda persoon in de zaak gesnoeid z/Omdat ik alleen streng tegenover mijn vrouw kan handeleD, wanneer ik van haar verwijderd ben. Haar schoonheid zou mij zwak maken ik gevoel dat ik als een zwak riet zonder eigen wil heen en weer schommel bij de keuze tusschen de schande en baar liefde. Geloof niet, dat ik zonder letsel nit dezen strijd zal komen, maar ik wil alles verdragen, alles vergeten en vergeven, als ik slechtB mijn eer kan redden." tGoed, mijnheer,antwoordde Morris ver heugd, ge zult mijn hulp niet te vergeefs heb ben ingeroepen. Ik ben bereid de moeilgke zending aan te nemen, doch onder dene voor waarde." jZeg op, mijn vriend jrBedenk wel, mijnheer Von Berghaupt, dat dit huwelijk uit reine liefde gesloten is. Zou er gsen ander middel te vinden zijn, waardoor

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1892 | | pagina 1