VLISSINGSCHE COURANT. No. 129. Woensdag 2 November 1892. 305te Jaargang. Gemeentebestuur. FEUILLETON. BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maauden 1.—. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren eu Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Ylissingen. PllIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels 0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Eenig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DATJBE Co., te Parijs. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitsobland, Enge land en Frankrijk f 1.05 per drie maanden PERSONEELE BELASTING. Suppletoirs beschrijving van de personeels De Burg. en Wetb. van VlisBingeo, gezien de circalaire van den Commissaris der Koningin in Zeeland, dato lé September 1S92 (Prov. blad no. 93) berinneren bij deze de ingezetenen aan de bepalingen vervat in art. 27 en 42 der wet van den 29 Maart 1833 (Staatsblad no 4), zooals die zijn gewijzigd bij de arlt. 7 en 14 der wet van den 9 April 1869, (Staats blad no. 59) omtrent de belasting naar tijds- gelaDg en suppletoire aangifte, waarbij ieder, die door bet in gebraik nemen van een per soon door vermeerdering, verwisseling of het aanschaffen van dienstpersoneel of belastbare voorwerpen tot de grondslagen der personeele belasting behoorende, in de termen valt van een nieuwen of verhoogden aaDslag, wordt verplicht om in den loop van het dienstjaar en naar gelang der omstandigheden op de boeten bij de artt. 35 en 39 van ovenge noemde wet bepaald, daarvan behoorlijk aan gifte te doen in voege als is voorgeschreven in art. 3D dier wet, waartoe de beooodigde biljetten ter invnlliog bij den rijksontvanger zijn te verkrijgen en vestigen de aandacht op art 27 2 der personeele wet, zooals die is vastge steld bij art 7 der wet van 9 April 1869 (Staatsblad no. 59,) waarbij is bepaald dat de aangifte tot bokoming vau ontheffing van personeele belasting, ingeval van verhaiziug, moet worden gedaan binnen éene maand, volgende op die, waarin bet perceel is ont ruimd, bij den rijksontvanger, ten wiens kan tore daartoe kosteloos biljetten worden ver strekt. En is biervan afkondiging geschied waar het behoort, den 81 October 1892. De Borg. en Wetb. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris, F. N. VAN DER BILT. Gelegenheid, tot kostelooze inenting en herinenting. De Barg. en Weth. van Vlissingen maken bekend dat, wekelijks, iederen Donderdag, des yDat is niet mogelijk!" In bet leven zijn vele dingen mogelijk. Er zijn voorbeelden van dien aard. Ik heb een gebawd paar gekend, dat zoozeer in den poel van zonde eu schande verzonken was, dat zij het niet eens waagden hun kind van aange zicht tot aangezicht te zien. Hnn gekeele geluk bestond daarin, dat zij wisten dat bun zoon tot een edel,dengdzaam menscb opgroeide. Wat na, als zich in uw geval geheel overeen komstige verhoudingen lieten aantooneuPZoudt ge recht hebben om uw vrouw aan te klagen? Kan er een wet bestaan, die de kinderen ver antwoordelijk stelt voor de daden der onders (/Maar wat te doen als de zaken juist an- uamiddags tusschen 12 en 1 uor, gelegen heid bestaat tot kostelooze inenting en her inenting van de ingezeteneD, die zich hiertoe aanmelden bij den gemeente-geneeskundige Dr. C. A. DUYVIS, iu bet Gasthuis alhier. Vlissingen, den 1 November 1892. De Burg. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris. F. N. VAN DER BILT. Wanneer wij de bestemming" van II. i. N. eu bet doel waarmede deze vereeni- niging" werd tot stand gebracht nagaan, dan kan men wel zeggen dat zij nooit meer reden van bestaan heeft gehad dan thans. Ten gevolge van gebrek aan werk is een groot deel van het personeel der Kon. Maatsch. ,/De Schelde» afgedankt en gaan die mensehen den winter te gemoet, zonder eenig middel om in liun onderhoud te voorzien. Wel wordt er gezegd dat er werk in het verschiet is, en het is ook wel te denken dat eene maatschappij, die gunstig hekend staat en herhaaldelijk bewezen heeft schepen te kunnen bouwen die in elk opzicht voldoen aan de eischen die men in den tegenwoordigen tijd stelt, weder bestellingen zal krijgen, doch hoogstwaarschijnlijk zullen er ettelijke maanden verloopen alyorens de nu be dankte werklieden het zoo noode neer gelegde gereedschap weder ter hand zullen kunnen nemen. Het is treurig dit te moeten bedenken; voor velen verdween te gelijk met het wegstervend geluid van den laatsten hamerslag ook de laatste hoop, want hoe zullen zij dien moeilijken tijd van wach ten doorkomen, hoe zullen zij met hun gezin aan den kost komen? Naar elders vertrekken doch waar heen Overal wemelt het van werke- loozen, overal zien zij uitgestoken, door gebrek vermagerde handen, die niets te doen vinden. Het ligt geheel en al op den weg der vereeniging H. i. N. om in de gegeven omstandigheden op te treden, om verdien stelijke werklieden, thans, ondanks be- deraom staan sprak Koert. "Wanneer mijn vroaw ondanks baar schoonheid en haar be schaving vele trekken van baar verworpen vader had geërfd Is dat niet waarschijnlijk En als dat zoo wae, boe moest ik mij dan ge dragen tegenover een wezen, dat met helder verstand en koel overleg een zedelijken moord begaat Aan een man, dien zij bemint P" //Met bet oog op de eigenaardigheid van bet geval moet ik weigereD, op zalke vermoedens in te gaan. Qet overwegen van zulke moge lijkheden heeft daarom alleen reeds geeD waar de, omdat ge verstandig zult doen met zulke vrageu geeu rekening te honden.* //Niet //Gelooft ge dan werkelijk, dat het raad zaam is een proces tot echtscheiding te be ginnen en zoodoende alles aan de groote klok te hangen, terwijl nu bijna niemand er iets van weet? Wanneer echter met de mogelijk heid eener echtscheiding moet rekening ge houden worden, dan zou ik u aanraden de zaken zoo te leiden, dat het huwelijk wordt ontbonden op grond van onoverwinnelijken afkeer. Voor ge echter een besluit neemt, kwaamheid en ijver, buiten hun schuld, zonder werk en dus zonder brood, hij te staan en te trachten al die arbeidskrach ten voor de maatschappij behouden te doen blijven. Misschien, neen zeker zijn er wel per sonen, die van oordeel zijn dat er in het geheel geen bijstand moet verleend wor den, dat het in het algemeen beter is alles maar op zijn beloop te laten. Ar moede en gebrek, zoo redeneeren zij, zijn maatschappelijke kwalen, die men vruchteloos bestrijdt. Al wat men aan wendt om nooden te lenigen, druk te verlichten, het leven aangenamer en ge makkelijker te maken, doet het gevoel van verantwoordelijkheid te niet gaan, werkt de zorgeloosheid in de hand, is oorzaak dat het aantal onberaden huwe- welijken schrikbarend toeneemt, zoodat het resultaat van het streven naar ver betering, naar vermindering van lijden (welk streven welwillend ziekelijke phi- ïantrophie genoemd wordt) is, dat een reeds treurigen toestand nog treuriger gemaakt wordt, omdat men er toe mede gewerkt heeft het aantal hulpbehoeven den te vergrooten. Wanneer wij staathuishoudkundigen of hunne werken raadplegen, dan vinden wij daar weinig troost, want dan wordt het ons duidelijk dat depressien niet te vermijden zijn, dat slechts bijzonder finantieel beleid crises kan temperen, dat de invloed van trades-unions alleen iets heteekent te midden eener ontwik kelde en welvarende bevolking, dat, om kort te gaan, tal van rampen en onge vallen voortdurend tot verarming leiden. Voeg bij deze misères nog de ellende voortvloeiende uit te sterke aanwas van bevolking, op zich zelf reeds een oor zaak ran verarming, en de schilderij is voltooid. Ze ziet er somber uit. Wat kan men in de gegeven omstan digheden anders doen, dan alles maar aan de natuur over te laten, die lieve zorgende natuur, die millioenen menschen doet ontstaan, maar ook weer vergaan, die door te weinig voedsel te verschaf fen en door besmettelijke ziekten water aan menschen te veel is opruimt, tot heil der overblijvenden. zou het raadzaam zijn dat ge kalm en be daard over deu toestand kunt nadenken. Een onberaden stap kon zoowel roor u als voor a echtgenoote noodlottig worden. Ik kom nogmaals terag op mijnheer Morrisik ben overtuigd dat ge goed znlt doen ook hem te raadplegen.' Daarmede was bet gesprek ten einde, dat Koert zoo goed als geeu troost had aange bracht. Hij nam afscheid van mijnheer Bronk met de verzekering dat hij hem met zijn be- besluit zon bekend maken en zoo noodig zijn rechtskundige hnlp zou inroepen. Met zijn noodlottige documenten op straat gekomen, zag hij aan de overzijde der straat op het trot toir eenige officieren wandelen. Haastig keerde hij in hnis terug, om ben niet te ontmoeten, om niet herkend te wordeD. Schaamrood vroeg bij zich af, boe lang bet zou dureD, dat men hem den voortreffelijken kameraad zou beklagen wegens het ongeluk, dan hem in den echt ten deel gevallen was. En juist dat beklsgen hoe goed ook gemeend maakte bem bijDa waanzinnig. Wat kan een efficisr doen, als zijn eer be- Men verplaatse, zeg-t Pierson in zijn leerboek der staathuishoudkunde, me* verplaatse zich in gedachte naar het midden der veertiende eeuw, toen de pest een vijf en twintig millioen menschen wegrukte. Voor de overblijvenden brak er toen een tijd van ongekende welvaart aan, alzoo Docli diezelfde schrijver laat daarop volgen, dat eene maatschappij, die niets voor hare armen zou doen, niet alleen hard en onmenschelijk zou wezen, maar tot haar eigen nadeel steeds harder en onmenschelijker zou wordendat de onderlinge betrekkingen tusschen de menschen uitsluitend zouden beheerscht worden door egoisme, dat het medelijden zou sterven en daarmede een der heer lijkste bronnen van poëzie zou worden verstopt. Al zou armenverzorging meer ellende scheppen dan lenigen, dan zou den wij er toch voor moeten blijven om dat stoffelijk welvaart niet het beste, het eenige is. Beter eene wereld waarin ge brek heerscht dan eene waaruit de lief de is gebannen. Deze woorden zijn bemoedigend voor hen die nog hopen dat liefdadigheid nog iets goeds tot stand zal kunnen brengen. De groote staathuishoudkundige toont ons de resultaten van zijne omvangrijk en diepgaand onderzoek, ze zijn niet be- Hij schildert ons den toestand der kranke maatschappij en laat ons de diepte der wonden waaraan zij lijdt en die zijne scherpzinnigheid heeft gepeild, zien. Op de schilderij, waarvoor hij ons brengt, zijn grauw en zwart woest door een gemengd. Wij zien eene ontzagge lijke menschen-massa, in het vale kleed der armoede, zich jammerend voortspoe den, waarheen? Het is overal duister, heel in de verte ontwaart men vurige strepen, wat die strepen beteekenen zal de sociaal democraat ons verklaren, doch te midden van al die ellende toont hij eene lichtende gedaante, zwevende hoven den donkeren afgrond, het is de geest der liefde die ons toefluisterttracht te helpen om hunnent-, om uwentwil, beter een wereld waarin gebrek wordt geleden dan een wereld waarin de liefde dood is. De mensch leeft niet van brood alleen. smet is P Hij jaagt zich een kogel door den kop. Ontsteld staakte Koert zijn beschonwingea bij de gedachte, dat zijn vronw, de dochter van een misdadiger, als wednwe aan zijn graf tranen zou storten en zijn naam zon blijven dragOD, als bij op zoo korte en bon dige manier zichzelren aan alls moeielijkhe- den wilde onttrekken. Hij trok den hoed vaster op het hoofd, snelde de straat uit en ging haastig voort, daarbij bezield met den weusch, dat hij niet gezien, niet berkend zon worden. //Waarbeen, mijnheer vroeg de koetsier, die stijf op den bok zat. Koert wist het zelf niethij was in ge-» dachten verzonken en bleef den koetsier het antwoord schuldig. Da man vond het grap pig, dat hij een passagier had gekregen, die het doel van zijn tocht vergeten bad. //Waarheen, mijnheer?'' vroeg hij Dog- maals. //Naar Wiesbaden a-Jawel, mijnbeer.» En in bet volgend oo- genblik rolde hot rijlnig weg.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1892 | | pagina 1