VIJSSIWSCIIE COllllYI
MttaWkai
No. 123.
Woensdag 19 October 1892.
309te Jaargang.
Binnenlan d.
toch hetzelfde doel (leniging der ar
moede) beoogt. Het ligt niet op den weg
van „Hulp in Nood" om zich speciaal
het lot aan te trekken der armen die te
oud zijn om te werken, of die, om welke
reden dan ook, niet in staat zijn om in.
hun levensonderhoud te voorzien en dat
ook nimmer zullen wezen.
De vereeniging „Hulp in Nood" handelt
ook niet als eene diaconie, een kerkelijk
armbestuur,- dat, uit den aard der zaak bij
voorkeur in den nood voorziet van dajff?
arme broeders en zusters der gemeente,
neen, de vereeniging „H. in N." heeft
zich iets anders ten taak gesteld.
Blijkens hare statuten is haar doel
stoffelijken en zedelijken steun te ver
schaffen op zoodanige wijze, dat de
verleende hulp zooveel mogelijk afdoende
zij. Zij verleent eene ondersteuning, die
leiden kan tot duurzame verbetering van
den toestand van behoeftigen.
Dit zegt genoeg om het doel der ver
eeniging-, haar streven, duidelijk te ma
ken. Niet voor de invaliede armen, in wier
toestand zij geen duurzame verbetering-
kan aanbrengen, maar wel voor die on-
gelukkigen, die tengevolge van ziekte
of gebrek aan werk, tot armoede zijn
vervallen, tracht zij te zorgen Aan de
zulken steekt „Hulp in Nood" de in
waarheid reddende hand toe, want daar
is nog iets te redden.
Wanneer brave, flinke, werkzame lie
den, die door een noodlottigen samenloop
van omstandigheden in een toestand ge
bracht worden, waarin vlijt, kunde en
energie niets meer baten, waarin de,
verzoeking nadert en hunne deugd op;
zwaren, vaak al te zwaren proef wordt
gesteld, dan moet „H. i. N." optreden
om die ongelukkigen weder aan zich
zei ven en aan de maatschappij terug. t4e
géven.
In Ierland heeft men indertijd menschen
omgebracht door ze op een plank te bin
den en daarna in een moeras te leggen-
Yruchteloos beproefden de rampzaligen
de stinkende modder, die hen onophou
delijk in mond en neus vloeide, uit te
spuwen, elke beweging die zij maakten,
elke poging om zich los te wringen, deed
hen dieper zakken, en ten slotte ver
zonken zij in den poel. Zou het lot van
iemand, die, ondanks alles wat daartegen
door hem wordt aangewend, toch in het
slijk der armoede verzinkt, minder vreese-
lijk zijn? Zou de ongelukkige pauper,
dat is de man die wel kracht, wil en
bekwaamheid bezit, om door eigen arbeid
voor zich en zijn gezin te zorgen, maar
door rampen getroffen, daarin verhinderd
wordt,minder lijden dan de lersche slacht
offers, wanneer hij steeds achteruit gaat,
met zijn gezin gebrek begint te gevoelen,
elke poging om zijn lot te verbeteren
niet alleen mislukt, maar hem in nog
treuriger positie brengt dan die, waarin
hij zich reeds bevindt. Hij walgt van
den toestand waarin hij is geraakt, hij
gruwt van bet gespuis dat hem komt
belagen en tot misdaad verleiden en toch
hij en zijn gezin moeten leven. Lager
en lager zinkt hij, hij is 'verloren, maar
neen, daar wordt hem eene helpende
hand toegestoken, het is de hand van
„II. i. N." Kan men zich schooner
taak, op het gebied van humaniteit, van
liefdadigheid denken
Wjj hopen dat men het ons ten goede
zal houden dat wij er naar gestreefd
hebben om te doen uitkomen, waarin
voornamelijk het verschil bestaat tus-
schen Alg. Armbestuur, Diaconie en
„H. i. N." Het komt ons voor, dat die
vereenigingen of instellingen, in plaats
van harmonisch samen te werken ter
bereiking van het toch in hoofdzaak ge
meenschappelijk doel, maar al te dik
wijls op elkanders terrein komen en
dat is te betreuren, omdat het ge
volg daarvan is, dat sommige personen
dubbel krijgen, maar anderen niets ont
vangen, ofschoon zij het evenzeer ver
dienen.
Ook staat de vrije en regellooze lief
dadigheid vijandig tegenover elke ver
eeniging, die regelmatig en stelselmatig
de armoede bestrijdt, want niet alleen
ontgaat daardoor aan die vereenigingen
wat zij zoo goed zouden gebruiken, maar
zij sticht ook meer kwaad dan goed. De
aalmoezen van de vrije en regellooze
liefdadigheid helpen den ongunstigen
toestand, dien men het pauperisme noemt,
bestendigen.
In het reglement voor de Kamer van
navraag van den Christelijken Volks
bond ie Middelburg leest men
„Die geeft zonder te vragenwien,
waarom, hoe en wat geef ik? doet wel
licht meer kwaad dan goed.
„Hoe gelukkig zou het wezen, indien
het publiek eens inzag dat met één cent
te geven aan een bedelaar men voor een
gulden en meer kwaad sticht.
„Een liefdadige, die geeft zonder re
kening te houden met personen en toe
standen enkel om van lastige personen
ontslagen te worden, bevordert onwille
keurig onzedelijkheid.
«Bij onderzoek en samenwerping wor
den meerderen en de hesten beter ge
holpen."
Vooral dit laatste trof onsOnderzoe
ken en samenwerken zijn woorden van
groote beteekenis. In den regel wordt er
gehandeld zonder grondig onderzoek,
stuit men, wanneer men iets wil onder
nemen, op gebrek aan samenwerking.
Zij echter die er in slagen om menschen
eendrachtig te doen samenwerken, ver-
Aan ODze Aboié's en leflelezers!
Ingevolge onze toezegging stellen wij
thaDs de gelegenheid open, het Tweede
Deel van MARLITT's Romans en
Novellen voor den geringen prijs van
Vijftig Cent
in eigendom te krijgen.
HET HEIDEPRINSESJE
is zoowel wat aangaat inhoud, als illu
stration en uitvoeriDg waard om in rui
men kring te worden verspreidwij zijn
dus overtuigd,dat onze abonnés de gelegen
heid op prijs zullen stellen, die wij hun
thans bieden.
Voor verdere bijzonderheden omtrent
dezen aangeboden Roman verwijzen wij
naar de in dit nummer voorkomende
advertentie met inteekenbiljet
DE UITGEVER.
Geen krachtsversnippering maar
samenwerking.
Wij vestigen wederom de aandacht op de
vereeniging „Hulp in Nood" en wij doen
dat met gerustheid, omdat wij weten dat
die vereeniging alles doet wat in haar
vermogen is om de edele taak die zij op
zich genomen heeft, op waardige wijze
te vervullen.
De winter nadert en vereenigingen als
de evengenoemde, verkeeren gedurende
den wintertijd vaak in mbeilijke omstan
digheden, zij hebben dan, om aan hunne
bestemming te kunnen blijven beant
woorden, krachtige hulp, eene hulp die
echter niet altijd verleend wordt, noodig.
Wel is in sommige opzichten de toe
stand gunstiger, wel is een belangrijk
voedingsin-Likel (aardappelen) Veel goed-
kooper dan het vorige jaar, maar toch
zullen er vele gezinnen zijn die de ar
moede, dubbel nijpend in den winter,
niet buiten de deur zullen kunnen houden.
Zonder ons te verstouten een onbe
scheiden blik in de kas der vereeniging
„Hulp in Nood" te slaan, kunnen wij
ons toch gemakkelijk voorstellen dat de
strijdmiddelen (in casude finantiën), waar
mede de vereeniging de wintercampagne
moet beginnen, eer zwak dan sterk kun
nen genoemd worden en zij dringend be
hoefte heeft aan versterking dier middelen.
Wij weten wel dat de vereeni
ging „Hulp in Nood"1* niet de eenige
is die in een financiël opzicht te kort
schiet, dat Algemeen Armbestuur en
Diaconie aan dezelfde kwaal sukkelen
en ook zullen komen aankloppen en de
harten zullen trachten te vermurwen
omdit met recht, doch „Hulp iu Nood"
hoopt evenmin voorbij gezien te worden,
omdat, al is hare werkkring een andere
dan die der evengenoemde besturen, zij
FËi»lL!T@N).
5-)
„Ik verzoek o dit niet te doen, mijnheer,
al ware het alleen omdat ik met u als recht
verkrijgende van mijn Ciiëut Jane Gray eeni
ge zaken heb te verhandeleu. Gewoonlijk
verreien zich de dames daarbij, en wij hebbeo
geloof ik, geen recht om uw beminnelijke
ecktgenoote zonder groote noodzakelijkheid,
rooeielijkbeden op den hals te schuiven."
Berghaopt keerde van de deur terug, keek
oplettend naar het gladgeschoren gelaat, van
den advocaat, dat wel geschikt ivas om ook
hem eenige ongerustheid in te boezemen, en
nam plaats in een leuningstoel.
Nu stond mijnheer Morris op, legde zijn
hoed op de tafel en baalde eenige akteD uit
zijn zak. „Mijnheer Vod Berghaopt, bet ver
heugt en troost mij, dat ik kan onderhande
len met een rechtverkrijgende van mijn over
leden cliënt, of beter gezegd, dat ik reken
schap kan doen aan hem, die zoo kalm voor
het voldongen feit staat en van wien ik mag
verwachten, dat hij de waarde zal erkennen
van mijn bemoeiingen, waarvan deze akteD
het bewijs leveren.'
„Ik wist niet dat bij de rechtbank te Ljd-
den nog een proces van mijn overleden schoon
papa hangende was, verklaarde Koert, „en
ik ben overtuigd, dat mijn vrouw er ook niets
van weet, anders zou zij mij er reeds lang
over geproken hebben. Dit houdt mij echter
niet terng, om uwe verdiensten in deze aan
gelegenheid te erkennen."
Mijnheer Morris scheen ten uiterste ver
baasd.
„Dat het groote proces voor uw geachte
vrouw en haar tante een geheim is gebleven
is aan mij te wijteD, maar ik veronderstelde
dat de uitslag van het proces u misschien
door de pers was bekend geworden.'
„Ik lees nooit EugeLche couranten."
„En toch zon bet mij streel en, als ge de
jongste nummers der Engelsche bladen gele
zen hadt, omdat zij zonder eenige bekorting
mijn groote rede bevatten, zooals ik die voor
het gerechtshof heb uitgesproken."
Mijnheer Morris nam een courant uit zijo
zak en reikte dia over aaD Koert, die niet in
staat was den advocaat te beprijpen.
„Hiermede overhandig ik de laatste bijlage
vau „The Times," welke ik n aanraad ter
geschikter ure te lezeD, Zij bevat de aan
klacht van den officier van justitie en mijn
verdediging van den beschuldigde."
Nu begon Koert iets van de zaak te be
grijpen er ging hem een licht op. Het bloed
vloog hem naar het hoofd. Hij sloeg een blik
in de courant en werd door een rilling over
vallen, toen hij daar den naam James Gray
zag staan. Hij sprong op, liet het nieuws
papier op den grond vallen en kwam in bijna
dreigende hondiDg voor den advocaat staan.
„Zoudt ge mij kort en boüdig opheldering
willen geven omtrent het doel van uw bezoek,
mijnheer?"
„Gij zijl zeer ontroerd, mijnheer Von Berg-
eenigd te doea streven naar een zelfde
doel, brengen grootsche dingen tot stand.
Dat hebben edele geesten, mannen van
verstand en karakter en die volksvrien
den waren, begrepen dat beeft indertijd
de geestelijke Maurice in Engeland in
gezien. Diep getroffen door de ellende
die hij om zich zag, heeft bij zich met
zeldzame energie aan de moeilijke taak
gewijd, om in treurige toestanden onder
het volk verbetering te brengen. Vooral
heeft hij zich het lot der fabriekarbei
ders aangetrokken. Hij heeft in die over
werkte, aan allerlei ondeugd verslaafde
menschen, in die in handen van gewe-
tenlooze fabriekanten en werkbazen wil-
lenlooze werktuigen, den gezonken moed,
het gevoel van zelfstandigheid opgewekt
en in hen gebracht een geest van sa
menwerken, van krachtig en gemeen
schappelijk streven, wat voor hen de ze-
genrijkste gevolgen heeft gehad, want
het doel van dat samenwerken en ge
meenschappelijk streven lotsverbete
ring, is door hen bereikt.
X. Y. Z.
Vlissingen, 18 October.
Jl. Maandag bad bij de sociëteit Gaai en
Doelschieting „De Eendracht" alhier de slui
ting der zomerschietingen plaats. Voor deze
gelegenheid waren prijzen beschikbaar ge
steld door deD beschermheer, den EdelAcInb.
beer Tuteiu Nollheniüs, en de Sociëteit, welke
achtereenvolgens werden behaald door de
heeren G. F. Bollen, G. E. J.Schot, L. Cor-
ncllie, A. F. C. Timmerman en den oud-
koning. Medailles werden behaald voor de
meeste punten door de heereu J. Daalbuijzen
10245, meeste zwarte rozen door den oud-
■kesiag 93, voor de meeste hnoH»ogols door
don heer E. Aspealagh 9, door den heer J.
Dewaeij voor de meeste zij vogels 13, door
den heer L. Cornellie voor de meeste kleine
vogeltjes 24, terwijl den oud-koning eeu
herinnerings-medaille werd uitgereikt.
Bij Kod. besl. zijn o. m. benoemd
bij het wapen der infanterie tot 2e luit.
bij het 2e reg. de sergeant-volontair A. W.
F. Gauw, van het 3e reg.bij bet 3e reg,,
de serg,-vol. D. van Dijk, H. Stellenboom,
E, J. M. Ochsendorf en W. K. C. Beer-
stecher, allen van 3e reg. zoomede de serg.
J. A. Snoek, van het instr.-bat., W. H.
BeijeD, van het 8e en T. E. Bretscbneider,
van het le reg.
bij bet personeel der militaire administra
tie, tol 2a luit.-kwartierm,bij het 3a reg.
inf., de serg. J. Stroband van het 5e reg.
infanterie.
bij het wapen der inf, van het leger in
N.-I. tot 2e luit., de serg. F. C. vauSwie-
ten, van 8e reg. inf.
haupt, en dat vind ik zeer natuurlijk. Doch
nu gevoel ik eerst recht hoe ongelukkig het
is, dat ik niet vooraf heb kennis gekregen
van uw huwelijk. Ge zoudt uit een droom
geschud zijn en ge zoudt dien droom spoedig
vergeten hebbeD. Al bemindet ge miss Jane
tot waanzinnig wordens toe, al dacht ge nog
zoo edel, al ia uw wereldbeschouwing nog zoo
ruim vbd opvatting, al ziet ge nog zoo min
achtend op de bekrompenheid der menschen
Deder, het zal a toch niet onverschillig zijn
of ge al dan niet de schoonzoon zijt van mijn
cliëut James Gray, wiens proces zooveel op
zien baarde od zoo ongelukkig voor hem af
liep. Er zijn zakeD, waar men zich niet ge
makkelijk boven kan verheffen, waar men
eenvoudig voor staat.
„Bij deze documenten vindt ge brieven van
mijn cliëut, waarin hij het vertrouwen uit
spreekt, dat hij tot deportatie zal veroordeeld
worden. De kroon-getuigen waren echter
onwankelbaar en het voDnis luidde: „De dood
straf door middel van den strop."
Koert werd doodsbleek. Hij liet zich op
een stoel Deerziuken en staarde den ontzet-