VLlSSINflSCflE COURANT.
No. 113.
Zondag 25 September 1892.
303te Jaargang.
Gemeentebestuur.
PUBLICATIE.
P L f V 81.
OVERDRIJVEN.
Zij, die zich met het vol-
gend kwartaal, aanvangende
1° October, op de Vlissingsche Cou
rant abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende nummers
gratis.
De Burgemeester van Vlissingen,
Gezien de circulaire van den Commissaris
der Koningin in deze provincie van den 8e
September jl. A. no. 2261, 3e Afd. Pro
vinciaal blad no. 89),
brengt ter openbare kennis, de beschikking
van den Minister van Binnenlandsche Zaken
van den 7 September 1892 La. A., Afdeeling
M. P. luidende als volgt
>De Minister van Binnenlandsche zaken,
Gelet op art. 8 van het Koninklijk be
sluit van 4 September 1892 Staatsblad
no, 215) tot vaststelling van buitengewone
maatregelen tot afwending der Aziatische
Cholera en tot wering harer uitbreiding en
gevolgen
Heeft goedgevonden te bepalen, dat ge
noemd artikel zal worden toegepast ten
aanzien van personen, komende uit Rus
land, Hamburg, Altona, Antwerpen of Havre,
zoodat ieder die een of meer personen,
komende uit Rusland, Hamburg, Atona, Ant
werpen of Havre in zgne woning huisvest,
verplicht is, onmiddellijk ua aankomst van
dien persoon of die personen, daarvan
kennis te geven aan den Burgemeester, en
evenzoo kennis te geven aan den Burge
meester van elk verdacht ziektegeval in
zjjne woning, mitsgaders van het vertrek
van bovenbedoelde personen en van de
plaats waarheen zij alsdan zijn vertrokken.*
Vlissingen, 24 September 1892.
De Burgemeester voornoemd,
TÜTEIN NOLTHENIUS.
De Burgemeester van Vlissingen
Gezien art. 67 der verordening van algem.
plaatselijke politie,
maakt bekend
dat het inrijden van de Lnuge Zelke,
hetwelk tot nu toe slechts geoorloofd was
van de zijde der Noordstraat, voortaan alleen
mag plaats hebben van de zjjde der Wal-
straat, en dat het uitrijden van die straat
niet anders mag geschieden dan door de
Noordstraat in de richting van de Bellamy-
kade.
En is hiervan afkondiging geschied, waar
het behoort, den 24en September 1892.
De Burgemeester voornoemd,
TÜTEIN NOLTHENIUS.
(Slot.)
Uit het behandelde blijkt, dat men
zich op allerlei gebied aan overdrijving
schuldig maakt. Toch hebben we alles
nog niet afgehandeld. Niet alleen ten
opzichte van vermaak, deugden en on
deugden is dit van toepassing het geldt
ook niet minder van hartstocht en van
gevoelens in 't algemeen.
Bijvoorbeeld de vrees. Vele ouders
hebben in dit opzicht een totaal verkeerd
begrip van opvoeding. Er zijn vele moe
ders, die op angstvallige wijze bezorgd
zijn voor bare kinderen. Met de uiterste
zorg waken zij er voor, dat toch alles
worde weggenomen en verwijderd, waar
door de kinderen in de gelegenheid zou
den kunnen komen, om te vallen. Be
hoorlijk toezicht is natuurlijk aan te be
velen, maar zullen de kinderen eenmaal
menschen worden, die op hun eigen voe
ten moeten leeren staan, dan zal het
zeer noodig zijn, dat ze al zeer vroeg
leeren wat gevaar is, en hoe dit verme
den moet en kan worden. Laat een kind
gerust eens vallenheeft het zich be
zeerd, dan zal het een volgende keer
op die plek voorzichtiger worden, en zoo
doende al zeer vroeg leeren oppassen.
Even verkeerd is het, om kinderen voor
't een of ander bang te maken door al
lerlei dwaze en akelige verhalen, waar
van niet zelden de dienstboden zoo uit
muntend den slag hebben. Ongelukkig
en te beklagen zijn die kinderen, die
voor geen geld van de wereld in eene
donkere kamer zouden gaan. Al weder
de schuld van de ouders, die uit een
dwaze voorzorg hunne kinderen daaraan
niet gewennen, 't Kan niet anders, of
ze vormen zicli de ongerijmdste voor
stellingen van onbestaanbare dingen of
gevaren. Wat moet er van den jongen
worden, die nu reeds een volleerde
bloodaard dreigt te worden, alleen om
dat men hem verwend en verweekt heeft
Ongelukkig de kinderen, die bij 't minste
gerucht opschrikken, droomen van alle
mogelijke akeligheden, die in een kin
derbrein kunnen opkomen. Worden ze
niet later van die zenuwachtige jonge
juffrouwen en vrouwen, wier handen bij
't minste ongeval geheel en al verkeerd
staan, en ongeschikt zijn, om eenige
hulp te verleenen, wanneer de nood aan
den man komt?
Laat men toch niet denken, dat ik op
mijne beurt overdrijf, wanneer ik hier
zöo speciaal de vrees behandel. Het
is waarlijk van vrij wat meer belang,
dan menigeen vermoedt. Het overdrijven
van de vrees is niet alleen belachelijk.
Menigeen is 't voorwerp van niet geheel
onrechtmatigen spot geworden, wanneer
men laffe, overdrevene vrees betoonde
voor onbeduidende gevaren. Dit is nog
maar de belachelijke kant van de zaak,
die daarbij kan strekken, om het gebrek
te verbeteren. O, neen er is veel meer.
Die overdrevene vrees is daarbij hoogst
gevaarlijk
Juist hierop wilde ik met allen aan
drang' wijzen in deze dagen. Het schrik
beeld voor duizenden, de gevaarlijke vij
and, die ons léven bedreigt, die zoo on
verhoeds aanvalt en zoovele slachtoffers
maakt, de algemeen en met recht ge
vreesde cholera, heeft andermaal ons
werelddeel bezocht en velen, zeer velen
zijn daaraan reeds bezweken. Dat men
zich hierover bezorgd maakt, is natuur
lijk en dat er voorzorgsmaatregelen ge
nomen worden is prijzenswaardig. Wan
neer de vijand onze grenzen bedreigt,
moet men waarlijk niet stil en werke
loos blijven, om daarna in zak en asscbe
te zitten, wanneer hij de grenzen heeft
overschreden en niet meer is terug te
houden. Wie zulks verzuimt, handelt
lichtzinnig en roekeloos. Maar hij, die,
wanneer er nog geen sprake is van di-
rekte vijandelijkheden, zich dag en nacht
beangst maakt over de mogelijkheid van
eenen inval, over dag niet in staat is,
om behoorlijk zijne bezigheden te ver
richten, en 's nachts wordt gekweld door
akelige droomen of slapeloos op zijn le
ger ligt, die maakt zich schuldig niet
alleen aan eene bespottelijke, maar te
vens voor zijn gezondheid hoogst nadee-
lige overdrijving.
Nu voert overdrevene vrees tot eene
bovenmatige prikkeling van ons zenuw
gestel, en 't is een bewezen waarheid,
dat deze prikkeling eene groote vatbaar
heid voor aanvallen van de zoo gevreesde
ziekte veroorzaakt. Meer behoefde er
eigenlijk niet gezegd te worden, om te
bewijzen, dat overdrevene vrees in onze
dagen zeer gevaarlijk is.
Maar er is meer. Die vrees leidt niet
minder tot strafbare daden, tot plicht
verzuim. Een enkel voorbeeld van de
allerergste soort. In een dorpje in Frank
rijk, dat een 800 inwoners telde, was de
cholera uitgebroken. Gewoonlijk begint
dit met een enkel geval.
De overheid was eerst nonchalant ge
noeg, om er niet veel notitie van te ne
men, en toen de gevallen vermeerderden,
maakte zich plotseling een paniek van
allen meester. Men verloor als 't ware
zijn hoofd en waar de overheid zulk een
voorbeeld geeft, is 't geen wonder, dat
de gemeentenaren, allen moreelen steun
missende, hetzelfde doen. Men nam geene
maatregelen, och neenmen vluchtte.
Sommigen vertrokken met pak en zak,
anderen met achterlating van alles. Niet
alleen, dat men de lafhartige wreedheid
had, om de achtergeblevene zieken aan
hun lot over te laten en hulpeloos te
laten sterven, maar daarenboven brach
ten enkelen de besmetting over in plaat
sen, waar ze nog niet was.
Dat is ontzettend, niet waar? Zulk
een voorbeeld behoort gelukkig tot de
uitzonderingen, maar toch blijft het waar,
dat er overvloed van voorbeelden van
overdrevene vrees op kleinere schaal
bestaan, die evenzeer af te keuren zijn.
Waarlijkin dezen kan men niet ge
noeg op zijn hoede zijn tegen overdre
vene vrees. Is de vijand in aantocht,
houdt u dan voorbereid. Gebruik alle
verdedigingsmiddelen die 't menschelijk
verstand aan de hand der wetenschap
aanbiedt. Wacht dan kalm af, wat er
gebeurt. Wapen u met bedaardheid, op
dat gij hij zijne komst gebruik maakt
van de middelen, die gij tot verdediging
hebt aangeschaft. Moet gij, trots dit
alles, den strijd toch opgeven, welnu,
dan kunt gij met berusting in uw lot
zulks doen, overtuigd dat gij het moge
lijke hebt gedaan, en in de volle over
tuiging dat er nog eene hoogere macht
is, die uw lot bestuurt
Evenals in alle dingen en omstandig'-
heden is ook hier weer de gulden mid
denweg de weg, dien ieder zooveel mo
gelijk bewandelen moet.
Wanneer ik daar lees van een schip
per, wiens vaartuig op eenige minuten
afstands van den wal lag, dat hij geheel
gekleed zich te water begaf, naar den
oever zwom, met dat natte pak naar een
restauratie ging, daar bier drinkende
drie kwartier bleef zitten, eji toen terug
zwom, en dat die man een paar uur
later door de ziekte werd aangetast, en
den volgenden dag overleed, dan vraag
ik bijna, welken naam ik daaraan moet
geven. Is dat onvoorzichtigheid, lichtzin
nigheid of een misdadig tarten en uit
dagen
Wanneer ik lees van eene schatrijke
dame, die zulk een vrees voor de cho
lera heeft, dat ze eene stoomboot voor
zich afhuurt, die al maar den Rijn moet
op- en afvaren, waarvan de bemanning
niet in aanraking met den wal mag ko
men, wier spijzen op de allerzorgvul
digste wijze bereid moeten worden, en
die daarenboven nog ruim voorzien is
van al wat een apotheek aan voorzorgs
medicamenten kan opleveren, dan noem
ik dit vooreerst overdrevene vrees, maar
tevens vrees ik, dat zij door die vrees
en juist daardoor nog een slachtoffer zal
worden.
Tusschen die twee uitersten plaats ik
het voorbeeld van die pleegzusters uit
Engeland en andere landen, die zicli
juist naar Hamburg hebben begeven, om
dat daar de ziekte 't hevigst woedt. Ze
laten zich door geene overdrevenev rees
terughouden; zij willen geen voorbeeld
geven van lichtzinnige minachting van
't gevaar, maar met kalmen moed en
met vertrouwen komen zij hunne diep
ongelukkige medemenschen te hulp.
Welken naam gij daaraan geven wilt, ie
mij onverschillig, maar gij zult haar
toch uwe sympthie wel niet onthouden
Laat ons dan ons levenspad bewan
delen zonder overdrijving noch ten goede
noch ten kwade, dan mogen we de beste
vruchten van onzen arbeid verwachten
dan zullen we niet eensklaps door te
leurstelling wakker geschud worden,
maar steeds een open oog behouden
voor 't geen nuttig en noodig is, en zoo
wel ons eigen welzijn als dat onzer
medemenschen bevorderen
Casacara.
Binnenland.
Vlissingen, 24 September.
Van 17 tot 23 Sept. zijn alhier nit
Queenboro met de uiailbooten der Stoom
vaartmaatschappij //Zeeland" aangekomen
met de dagbooten 136 on met de nacht-
booten 460, daarheen vertrokken met de
dogbooton 261 eu met de nachtbooten 832,
nlzoo samen aangekomen 596 en vertrokken
1093 passagiers.
Op Woensdag 28 September e, k. zal ten
behoeve van den Raad van Toezicht op de
Spoorwegdiensten, ter inspectie der lijn Breda-
Vlissingen een extratreiu rijden vertrekkende
ten 9. 15 v. m. van Breda en die te Vlissingen
zal arriveeren ten 3.49 m.
Van. 17 tot 23 Sept. is door 46 heereQ
en 8 dames, te zamen door 54 pereouoQ
van de zeebaden alhier gebruik gemaakt.
Het ijzeren barkschip „Childwall", dat op
2 Januari 1.1. werd aangevaren door het
stoomschip ,/Nordlaud" van de Red. Star
Line eu kort daarop zonk in de Wielingen,
is thans door den waterstaat met behulp van
bet korps lorpedisten opgeruimd. Behalve
den ingenieur van den waterstaat te Vlissin
gen, waren daaraan respectievelijk werkzaam
de le luitenants van het laatstgenoemde
korps, jbr. E. Storm van 's Gravezande cn
Kotlewiju.
De opruiming werd aangevangen op en in
het begin der maand Juni en op 20 Septem
ber 1.1. voltooid. Dit tijdperk i* als zeer kort
te beschouwen, waDneer men den grooten af
stand tot de haveu van Vlissingen, de woe
lige zee eD de groote diepte daar ter plaatse
in aanmerking neemt.
Het schip werd gebouwd iu 1868 op de
werf van G. B. Clover Co. te Birkenhead
en was laDg 213, breed 37 voet en hol
23.3 voet.
Den 14 November a. s. vertrekt van Rot
terdam per stoomschip „Gedeb," van de
Rotterdamsche Lloyd naar Batavia, een
detachement marineschepelingen, tei sterk
te van 90 onderofficieren en minderen
onder bevel van den luit. ter zee le kl.
C. Meyboom en onder medegeleide van de
adelborsten le kl. G. Hoogenraad, L. G.
Bouricius, C. C. A. van Burg en C. N.
de Kruijff.
De 2e luit. H. Koster, van het 3e reg.
iuf. te Bergen-op-Zoom is overgeplaatst bij
het 4e bataljon van dat korps te VliasiDgen.
Haarlem had zich gisteren voor het bezoek
der Koninginnen reent feestelijk getooid. De
strateD, voor den rijtoer aangewezen, waren
fraai groen gemaakt; de geheele weg, schreef
een berichtgever, die er al vooraf eens giDg
kijken, is als een bercean zonder eind aan
het einde van de Houtstraat heeft men de
onde Houtpoort doen herrijzen, en in den
Hout, aan de greDS van Heemstede, staat
weder een monnmentale eereboog met een
viertal hooge zuilen.
HH. MM. werden vergezeld door
barooes Van Hardenbroek en de hofdames,
graaf Schimmelpenninck, baron Taets van
Amerongen, kapitein graaf Van den Bosch
en luitenant Boreel.
In de zitting der Eerste Kamer op giste
ren werd hot debat over de belaetiDg-ont-
werpen voortgezet.
De heer Pijls acht de belasting op kapi
taal in portefeuille billijk, maar onbillijk dat
vast goed wordt getroffen de heer Van der
Breggen had belasting op het roerend ver
mogen gewensebt en bestrijdt de dubbele
belasting vsd den grondeigendomde heer
Van Roijen vroeg o. a. of de stemming niet
kan uitgesteld wordeu, totdat de bedrijfs-
belastiug bekend is.
De heer Prins bestrijdt de verhooging
van den accijns op gedistilleerd en zal daar
tegen stemmrn.
De heer Pijnappel is vóór het ontwerp.