VLISSINGSCHE COURANT.
ONDOORDACHT,
No. 89.
Zondag 31 Juli 1892.
303te Jaargang.
Gemeentebestuur.
ONDERWIJS.
Mm. La
BUREAU:
Kleine Markt I N°. 187.
Prijs per drie maanden 1.—. Franco per post 1.15,
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij
alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
UITGEVER:
F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen.
PRIJS DER ADVERTENT1ËNVan 1 tot 4 regels
ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote
letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DAUBE
Co., te Parijs.
Veracht jut Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Abonnementen voor België, Duitscbland, Enge
land en Frankrijk f 1.65 per drie maanden.
Aangifte van nieuwe leerlingen voor de
scholén A en B.
De Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen,
hrengen ter kennis van belanghebben
de ouders of voogden, die hunne kinde
ren of pupillen met le September wen-
schen toegelaten te zien tot eene der
scholen A en B, scholen voor O n- en
en Minvermogenden hoofden de
heeren P. Landsman en W. van Kamer.
dat alsnog tot uiterlijk 8 Augustus
e.k. gelegenheid tot aangite van nieuwe
leerlingen voor die scholen gegeven
wordt
dat toegelaten kunnen worden alle
kinderen die in den loop van dit jaar
zes jaar geworden zijn of nog worden,
of wel reeds oudér zijn en dat de aan
gifte geschieden moet uitsluitend ter
Gemeente - Secretarie (Bureau -Bevol
king) iederen werkdag vau des voor-
middags 10 tot 12 u r e n en al-
zoo niet bij genoemde hoofden van
scholen.
Vlissingen, 29 Juli 1892.
De Burg. en Weth. voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris,
J. H. DOMMISSE L. S.
Aangifte van nienwe leerlingen voor de scholen
C, D, E en F.
De Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen,
brengen ter kennis van belangheb
benden ouders of voogden, die hunne
kinderen of pupillen met lo. September
wenschen toegelaten gezien tot eene der
scholen
C, hoofd de heer J. F. Op den Zieke,
D, hoofd Mej. J. W. Beijerman,
E, hoofd de deer W. J. Frijling,
F, hoofd Mej. M. E. Schuurman,
dat van af Maandag 1 tot en
HULST®
DOOR
met Maandag 22 Augustus
e.k. gelegenheid tot aangifte van
nieuwe leerlingen voor genoemde
scholen gegeven wordt
dat toegelaten kunnen worden alle
kinderen die in den loop van dit jaar
zes jaren geworden zijn of nog wor
den of wel reeds ouder zijnen dat
de aangifte geschieden moet uitsluitend
ter Gemeente-Secretarie (Bureau-Bevol
king) iederen werkdag van des voor
middags 10 tot 12 uren en al-
zoo niet hij genoemde hoofden van
scholen.
Vlissingen, 29 Juli 1892.
De Burg. en Weth. voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris,
J. H. DOMMISSE L. S.
EEN LASTIGE VRAAG.
(Slot.)
Mijnheer Priem had met warmte ge
sproken, en toch lag hem nog meer op
't hart, dat minder de ouders dan wel
hemzelven persoonlijk aanging. Muller
zei namelijk
«Maar me dunkt, dat de groote lief
hebberij, om aan zulke examens deel te
nemen, u en anderen heel wat klanten
zal bezorgenzonder die hulp is 't toch
geheel en al onmogelijk I»
En daar waren de poppen aan 't dan
sen. 't Gaat toch vreemd met een mensch
Hadden Timmer en Muller vroeger ver
klaard, dat de aardigheid van 't vak af
was, en had Priem daarop aanmerking
gemaakt, nu vatte dezelfde man vuur
hij 't gezegde van Muller, en hij kwam
ten naasten bij tot dezelfde conclusie.
«Spreek er niet van, mijnheer Muller
antwoordde hij. «Juist die examens doen
menigeen kwaad. Ik weet niet beter, of
ik heb in der tijd mijne akten eerlijk
verdiend. Hard beb ik er voor gewerkt
en geblokt, dat durf ik zeggen. Toen ik
eenmaal aan 't boofd eener school was
gekomen, deed ik mijn best, om een paar
kostleerlingen te bekomen, want mijn
inkomen was waarlijk niet te groot.
Dat gelukte mij en een paar jaar later
Dicht bij een det vensters zat, of liever
lag op een soort van rnstbedje, db kleine
Anna. De kinderjaffconw bukte zich haastig
om het prentenboek op te rapen dat het
kind gemelijk op den grond had geworpen.
„Kom Annaatje," herhaalde Kerkwijk, //sta
op en zeg de dame goeden dag.''
hBlijf maar zitten, liefje,' zei Meta vrien
delijk, terwijl zij een beetje verlegen Daar
de rustbank toeging.
Het was een beklagenswaardig kinderge-
geziebtje dat baar aanstaarde, zonder even
wel aan den wensch haars vaders gevolg te
kwamen er nog een paar bij, en nu ver
rees daar voor mijne verbeelding het
beeld van een instituut, dat naam had
gemaakt en dat mij niet alleen eer en
roem, maar ook vermogen zou aanbren
gen. Op zekeren dag krijg ik aanvraag
tot plaatsing van twee jongens, die voor
de militaire akademie moesten worden
opgeleid. Ik nam ze met blijdschap aan,
want ik was ferm thuis in de wiskunde,
en zag er hoegenaamd geen bezwaar in.
En die twee brachten er nogteen paar
meê, en ik kon mijne inrichting reeds
betitelen met den weidscben naam van
Opleiding voor ja, wat niet al
Gij zult me hoop ik gelooven,- wan
neer ik u zeg, dat ik tijd noch inspan
ning heb gespaard, om ze klaar te
krijgen. En de jongens en ik veroor
loofden zich bijna geen uitspanning. Tot
■s avonds 11 uur en somtijds later wa
ren we bezig. Om kort te gaan, ik ging
vol moed. met mijne eerstelingen opreis.
De jongens waren zelf nog al tevreden
met den afloop, en zoo zagen we vol
hoop de beslissing tegemoet. Helaas
toen de uitslag bekend werd gemaakt,
waren mijn joDgens niet onder de ge
lukkigen. Achdat was een teleurstel
ling. We hadden toch zoo ons best ge
daan! Vrij beleefd, maar toch zoo, dat
ik 't me* geducht aantrok, gaven de
ouders hun spijt te kennen en 't was er
maar bij af, dat de andere twee bleven,
die een volgend jaar onder 't mes moesten.
Met nieuwen moet en met verdubbel
den ijver ging ik weer aan 't werk der
voorbereiding. Andermaal was de uitslag
ongunstig en nu was ook mijn vonnis
geveld. Ik was niet berekend voor de
taak. Wat heb ik mijn arm hoofd af
getobd met de vraagwat moet ik dan
nog meer doen Langzamerhand ben ik
meer op de hoogte van de zaak geko
men en heb ik leeren inzien, dat mijn
fabrikaat niet deugde, dat er enkele
scholen zijn, die men fabrieken zou
kunnen noemen, en waar de leerlingen
naar een bepaald stelsel de voorbereiding
ondergaan. Precies zooveel van dit, wat
meer van dat, dit vak wat minder, aan
een ander wat meer tijd, en zoo precies
in den vereischten vorm gegoten, gaan
zij op naar de tentoonstelling, en ont
geven, en het handje ten welkomstgroet uit
te steken. Anna Kerkwijk was een leelijk
kind, meer dan dat, er was iets onaange
naams, bijna terngstooteDds in het magere,
ziekelijke, geelbleeke gelaat. Het haar, an
dera znlk een sieraad ran kleioe meisjes,
was stijl en blond, en hing in twee onbe
vallige, danne vlechtjes langs de schouders.
De mond was groot en de kleurlooze lippen
en reeds slechte, onregelmatige tanden droe
gen de duidelijke kenteekenen van een on
gezond gestel. Zelfs het figuartje was eeoigs-
zins mismaakt. Alleen de oogen haddea iets
bijzonders. Zij waren donker, groot en zeer
droefgeestig. Ia kim diepte schniide een
uitdrukking van nameloos wee. Zij spraken
van een smart, die het kind zich nog on
bewust was. Zij klaagden over een bestaaD,
dat nooit zou weten wat het zegt jong te
zijn zij schenen tranen te storten over een
wezentje, dat de eerste, gelnkkige jaren der
kindsheid nooit zon genieten, dat zich nooit
moe zou spelen en dartelen in God's vrije,
gezegende natunrdat de oogjes nooit des
avonds zon sluiten vau nieuw genot en
nieuwe blijdschap. Die oogeu drukten nog
onbestemd de ellende uit, die misschien
zwaarder te dragen is dan het bitterst ziele-
leed, die altijd doet voelen hoe groot de
macht van 't lichaam is, die den geest nooit
vergunt de vlengels voor één enkel oogen-
blik vrij en krachtig nit te slaan. Er was
een hemelsbreed onderscheid tnsschen het
jonge meisje, schitterend van levenslust,
schoonheid en gezondheid, en het kind
waarvan 't woord jeugd een bespotting scheen
te zijn. 't Was of de kleine Anne zelve daar
iets van gevoelde.
Met een onwillig, gemelijk gebaar keerde
zij zich van Meta af, en toch, toen haar
vader zich met zijn beide gasten voor het
andere raam had geplaatst en hnn ges.
te kennen gaf, dat er voor het oogenblik
niet op haar werd gelet, rnstten kleine Anna's
blikken oDafgeweDd op bet gelaat, dat sprak
van een geluk, dat zij Dooit zon genieten.
Kerkwijk scheeD zeer ingenomen te zijn
met zijn bezoekster. Hij beklaagde zich dat
er in het dorpslogement zoo weinig te
krijgen was, en noodzaakte Meta tenminste
vang'en van de leden der jury bet ver
langde diploma. Ik heb 't wel uitge-
starapt van pure ergernisEn gij moet
niet denken, dat ik 't overdrijf. Ik kan
u bepaalde inrichtingen opnoemen, welker
leerlingen om zoo te zeggen altijd sla
gen die daardoor den naam en den
oop hebben, en anderen die toch waar
lijk ook niet stilzitten, 't gras voor de
voeten wegmaaien. Zoo moeten ik en
een ander, die 't kunstje niet verstaan,
ons vergenoegen met ons inkomen, want
dit is een feitde bloei van een insti
tuut staat of valt met den al of niet
goeden uitslag der examens
De goede man bad zijn hart nu ferm
lucht gegeven en hij mocht dan ook
wel een andere sigaar opsteken en uit
rusten.
«Jazei Timmer, «dat is alles mooi
en wel en ik zie dat het er in uw vak
al evenmin 'rooskleurig uitziet als in 't
onze, maar dat alles is nog geen ant
woord op de lastige vraag
«Wat moeten we dan toch met onze
jongens doen?»
«Owat uwe kinderen aangaat, dat
zal zich wel schikken, als gij ten minste
uw gezond verstand gebruikt. Gij moet
afzien van die dwaze plannen om Wil
lem voor officier te willen opleiden,
want, zooals ik u reeds gezegd heb,
daarvoor is hij ongeschikt. Gij moogt
zeggen, wat ge wilt, maar gij hebt
waarlijk een mooie zaak, die een goeden
naam heeft, en als later uw zoon meer
met zijn tijd meegaat dan gij, en daarbij
goed oppast, dan zal hij zijn brood
ruim kunnen verdienen. Stoor u niet aan
de door moederlijken trots ingegevene,
maar toch dwaze plannen van uwe
vrouw, maar heb meer 't geluk van uw
kind op 't oog. En datzelfde geldt ook
voor u, mijnheer Muller. Laat uw zoon
in uwe zaak komen, 't Is voor hem een
mooie gelegenheid. Houd hem wat laag
bij den grond. Later zal hij er des te
gelukkiger om zijn, en vergeet de ouder-
wetscke spreuk niet:
Die hoogcr klimt, dan hein betaamt,
Valt lager dan hij had beraamd.
De beide vaders hebben den raad van
meester Priem opgevolgd en er zich zeer
goed bij bevonden.
een glas limonade te drinken toen een der
bedienden die verversching boren bracht,
reikte hij e6n allerkeurigst visitekaartje over.
Het was van zeer zacht getint rose glacé
papier en de sierlijke krnlleltertjes vormden
den naam van Blanche r. Wielheim.
,/Kijk, dat is toevallig,zei Kerkwijk,
terwijl hij Meta het kaartje voorhield. „Maar
misschien wist uw zuster dat zij n bier zon
aantreffen P"
- Volstrekt niet, mijnheer, het plan
Meta wilde nog meer zeggen, maar beide
heeren stonden op om de binnenkomende
te ontvangen.
Blanche scheen raar beden niet lijdende
te zijn. Integendeel, een allerliefst blosje
kleurde haar wangen, het was zoo netjes
afgemeten en stak zoo in 't oogvallend af
tegen het sneeuwwit van kin, nens en voor
hoofd, dat zij wel wat aan een wassen pop
deed denken. Ook de kersroode lippen en
fijn gepenseelde wenkbrauwen waren be
nijdenswaardig. Haar toilet ademde frischheid
en netheid. Zij droeg een allerelegantst kleedje
van een zeer lichte zomerstof, van voren