VMSSIWSCIIE IMKAYI.
No. 64.
Woensdag 1 Juni 1892.
30ste Jaargang.
Gemeentebestuur.
Binnenland.
riitit.1T
BUREAU:
Kleine Markt I N°. 187.
Prijs per drie maanden 1.—. Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij
alle Boekhandelaren en Postdirecteuren
UITGEVER:
F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen.
PRIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels
ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote
letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenig Agent voor Frankrijk de firma O, L. DATTBE
Co., te Parijs.
Vcracliijnt Dlusdag-, Donderdag-en Zaterdagavond.
Abonnementen voor België, DnitBoblpmd, Enge
land en Frankrijk f 1.65 per drie maanden
NIJVERHEID.
Verleenen van vergunningen tot het oprichten
van inrichtingenwelke gevaarschade of
hinder kunnen veroorzaken
De Burg, en Wetb. van NlissingeD,
gelet op art. 8 der wet van 2 Juni 1875
(Staatsblad no. 95), brengen ter algeineene
kennis, dat hij hun bestuit van deu 28 Mei
jl. vergunning ie verleend aan A. J. WOL-
THERS, wonende albier, tot het oprichten
van eene kalkblusscherij, in perceel wijk D
no. 196, aan de Breewaterstraat.
Vlissingen, den 28 Mei 1392.
De Burg. en Weth. voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris
F. N. VAN DER BILT.
Verkrijgbaarstelling paspoorten der zeemacht.
De Burgemeester van Vlissingen,
brengt ter kennis van de miliciens der
zeemacht, lichting 1887 dezer gemeente,
dat de paspoorten wegens geëindigden militie-
diensttijd, door belanghebbenden ter gemeente
secretarie kunnen worden afgehaald, dage
lijks van des voormiddags 10 tot des na
middags S uren, uitgezonderd op Zon- en
feestdageu.
Vlissingen, den 28 Mei 1892.
De BurgemeeateT voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
Vlissingen, 31 Mei.
Met den trein ran 11 u. 36 m. arri
veerde albier gisteren (Maandag) de
Minister van Waterstaat, de heer C. Lelij,
in verband met het houwen van het
nieuwe havenstation. Z.Ex. was ver
gezeld van den directeur generaal der
Staatsspoorwegen, den heer J. L. Cluij-
zenaar, den hoofd-inspecteur van den
waterstaat, den heer Conrad, en van den
hoofd-ingenieur van den provincialen
waterstaat in Zeeland, den heer M. B. G.
Hogewaard. De lieer C. van Woelderen,
directeur van de Maatschappij „Zeeland/
was hij aankomst tegenwoordig en bood
„Gij hebt hem flink op zijn plaats gezet.
Waarom moest bij n ook schrijven zeide
hij teeder. „Waart gij niet erg verbaasd,
Bride
„O ja, heel erg'' en Btide sloeg hare eer
lijke oogen tot hem op. „Ik ken hem ter
nauwernood. Ik geloof niet dat ik meer dan
zesmalen met hem gesproken heb."
„Van zulk een onbeschaamden kerel kan
men zoo iets verwachten. Laat hem naar
den drommel loopen 1" zeide Falkland zacht-
kens glimlachende.
Op dat oogenblik sloeg bet op de klok
kwartier en werd Bride gewaar dat bet laat
iras geworden. Zij schrikte, maakte zich uit
hem op een der mailbooten een dejeuner
dinatoire aan.
Tot ons leedwezen vernemen wij, dat
de chef van het hospitaal alhier, de
heer L. F. Boekelman, arts officier van
van gezondheid der le klasse, deze ge
meente wegens plotselinge overplaatsing
naar Groningen, gaat verlaten. Heden
vertrekt hij reeds derwaarts.
Lijst van brieven, geadresseerd aan
onbekenden, ten postkantore alhier ter
verzending ontvangen gedurende de le
helft der maand Mei jl.
WZimmerman, Amsterdam: Mei. Deroij,
Middelburg.
Verzonden geweest naarBelgie: J.
Mattheassen, Ostende
Idem naar Engeland: Walter Arm
strong Co., Londen; F. May, idem;
G. Rogers, idem; G. Simmond, Staines;
Idem naar Frankrijk: W. Barnett, Parijs.
Door eenige oesterhandelaars, inver-
eeniging met de ansjovismaatschappij
«De Schelde» gevestigd te Ierseke, Ber
gen-op-Zoom en Tholen, is besloten op
de sporttentoonstelling te Scheveningen
belangryke bijdragen in te zenden op
het stuk van de oesterteelt en ansjovis-
visseherij op de Ooster-Schelde.
Bij Kon. besl. zijn benoemd: G. J.
van den Bosch, tot dijkgraaf van den
polder Wilhelmina (Z. Bev.)J. Erasmus
Adr.zn., tot dijkgraaf van de wetering
CadzandJ. J. van Weel, tot lid van
het bestuur van de uitwatering door de
sluis in de PietJ. van der Linde, tot
dijkgraaf van den polder Dreischor, en
J. Dieleman Zegerszn., tot gezworen van
den polder Dreischor.
De heide Koninginnen zijn Zaterdag
tegen 2 uur met deu koning eu de konin
gin van Wurtemberg en prinses Pauline
van Waldeck te Heidelberg aangekomen,
waar zij afstapten in het „Europaischer
Hof".
Later maakten BH. MM. een toer door
de stad en omstreken en vertrokken om
7 uur naar Frankfort, waar zij in het
„Frankfurter Hof" haar intrek namen.
Falkland's omhelzing fos en keek met half
verschrikte oogen op.
„Ik. vrees dat het reeds heef laat is. Hoe
laat is het, kapitein Falkland 1"
Falkland keek op zijn horloge.
„Drommels, reeds kwartier over twaalven.
Ik dacht niet dat het zoo laat was" zeide
hij, terwijl bij roet wezenlijke verbazing zijne
gezellin in 't verschrikte gelaat keek.
„'t Is onmogelijk bet kan zoo laat
niet zijn riep Bride ongeloovig nit.
„Toch is het zoo. Bet moet wel zoo laat
zijn. Laat mij eens bedenken. Het was over
elven toen ik den ouden Thome verliet,
waar ik gedineerd heb," antwoordde Falk
land.
„Ik moet weg1' zeide Bride verschrikt.
„Binnen een paar minuten ben ik tehais.
Ik geloof Diet dat iemand mij op het oogen
blik al mist. Neen, gij moogt niet medegaan,
kapitein Falkland, ik wil liever alleen gaan.'
„Dat is onzin 1 Dat mag ik niet toestaan.
Het is veel te laat voor u om alleen te
gaan."
„Ik wil dit toch voel liever. Ik zal zoo
HH. MM. de Koningin en de Konin
gin-Regentes zijn gisteren te 7 u. 11 m.
te Berlijn aangekomen en aan het sta
tion ontvangen door den Keizer, de Kei
zerin, alle Prinsen van het Koninklijk
huis en tal van hooggeplaatste dignita
rissen.
Zoodra de koninklijke extra-trein de
spoorweghal inreed, klonk er een krachtig
hoera, en speelde de muziek het «Wil
helmus van Nassauwein de oude ko
raal-zetting, welke bijzonder plechtig
klinkt, en dat de Keizer uitdrukkelijk
gewenscht heeft in dezen, door den ouder
dom gewijden vorm te hooren. De trein
stond nog niet volkomen stil toen de Kei
zer reeds voor de deur van de coupé der
Koninginnen stond en haar zijne beide
handen toestak, teneinde de Regentes uit
het rijtuig te helpen, en daarna de kleine
Koningin met groote zorgvuldigheid te
doen uitstappen. Toen kuste hij eerst de
Regentes de hand en de wangen, en
maakte daarna een diepe buiging voor
het Koninginnetje, wier handje hij rid
derlijk kuste. Intusschen was ook de
Keizerin naderbij gekomen, die zichne-
derboog en hartelijk de kleine Koningin
met eenen kus op beide wangen omarmde.
De Koningin zag er allerliefst uit en
uit den mond van alle aanwezigen hoor
de men de betuiging «Wat een verruk
kelijk kind I" Zij zag er inderdaad uit
als een bekoorlijke vlinder, het donker
blonde haar los over den hals hangende.
Zij droeg een licht stroohoedje en een
kleedje van lichtblauwe stof, waarvan
het benedenste gedeelte der mouwen
met zilver geborduurd was. In de hand
droeg zij de twee groote bouquetten. Zij
zag met een hoogst ernstig gezicht de
groote heeren en heel vergenoegd de
Keizerin aan, aan wier hand zij ging.
Het toeval had gewild dat de Keizerin
en het koningskind een kleed droegen
van volkomen dezelfde kleur, zoodat het
was alsof de eene een miniatuur-afbeeld
sel van de andere was. De Keizer onder
hield zich eerst hoogst minzaam met den
Nederlandschen gezant en gaf zijne blijd
schap te kennen dat de hooge gasten de
vermoeienissen der reis gelukkig doorstaan
hadden. Ook tot de heeren Van Eys en
en jhr. Citters richtte de Keizer het woord.
in ongelegenheid komen als ik met u ge
zien word, en oog wel op dit uur." riep
Bride ongeduldig uit.
„Niemand zal mij zien. Hier, lieve, houd
mijn hand vast, wij zullen deD geheelen
weg langs bard loopen," zeide Falkland
oeslist.
Vlag en met zoo min mogelijk gedrnisch
liepen zij rond het kasteel, staken de laan
over en bereikteD de tuinpoort. Tot bun
schrik was het in huis donkeral de lichteD,
zelfs dat, hetwelk Bride in de ontbijtkamer
had laten branden, waren uitgedaan, en bet
buis zag er zoo rustig uit dat beiden ont
steld terugtraden.
„Is het mogelijk zouden zij reeds allen
naar bed zijn fluisterde Falkland.
„Het ziet er wel naar uit. Maar zij gaan
nooit zoo vroeg" antwoordde Bride met een
van schrik en zenuwachtigheid bevende
stem.
„Wat zullen wij doen Schellen r*
„Ik heb het venster in de ontbijtkamer
laten openstaan. Ik zal zien of ik daar niet
binnen kan komen."
Vervolgens verlieten de vorstelijke per
sonen het station. Eerst de Keizer met
Koningin Emma, die haar zwart wedu-
wenkleed, met zwarte hoofdbedekking en
witte voile droeg; daarna de Keizerin
met Koningin Wilhelmina.
Na aankomst der Koninginnen in het
nieuwe paleis, werd daar een familie-diner
in vertrouwelijker! kring gebruikt.
HH. MM. zullen op 2 Juni teHonnef
aankomen en van daar den 4en Juni
d. a. v. naar Soestdijk vertrekken.
Bij het onderzoek van het wetontwerp
omtrent den zoutaccijns in de afdeelingen
der Tweede Kamer bleek, dat deze voor
dracht met ingenomenheid is ontvangen.
Verscheidene leden wilden haar liefst
niet in verband gebracht zien met de
overige belastingontwerpen, omdat zij
vreesden dat de zoo gewenschte verlaging
van dezen accijns daardoor weder op de
lange baan zou worden geschoven; van
verschillende zijden werd echter de vroe
ger reeds ontwikkelde meening herhaald,
dat het de voorkeur had verdiend, dezen
accijns geheel af te schaffen, doch waren
de meeningen hieromtrent verdeeld, alge
meen werd toegegeven, dat zoowel bij
afschaffing als bij een nog aanzienlijker
verlaging van den accijns, een equivalent
daartegenover moest staan, hetzij door
behoud van accijns op zeep, hetzij door
inkrimping van het personeel voor de
surveillance.
De uniform-verandering wordt met in
gang van 1 Januari 1894 verplichtend
gesteld. Bij het wapen der infanterie
wordt de tegenwoordige uitmonstering
door rood vervangen. De panden van de
korte jas worden verkort. De sluiting
bestaat nit éene rij knoopen, terwijl zich
aan de achterzijde twee knoopen zullen
bevinden De kraag, zonder distinctief,
wordt lichtblauw.
De schouderpassanten vervallen, maar
passanten voor het dragen van de épaulet
worden aangebracht.
Het dragen van de épaulet is alleen
in groot tenue verplichtend.
Zij liepen hst grasperk over en naderden
het venster, maar dit was evenals het ove
rige van het hnis stevig dicht. Falkland
vervloekte zijne dwaasheid toen hij het ont
stelde gelaat van Bride zag.
„Dat ziet er fraai nit. Moet gij ze op-
belleu, Bride P" vroeg hij aarzelend.
„Dat denk ik wel. Ik kan hier den
beelen nacht niet blijven. En het is mijn
schuld. Als ik zoo dwaas niet was geweest,
zoudt gij Teeds lang tebuis zijn I* riep Falk
land oDgeduldig uit.
„Daar valt nu niets aan te doen. Geen
klagen helpt, weet gij" antwoordde Bride.
Het was wezenlijk mijne eigene ichsld. Ik
behoefde niet zoo laat nit te gaan." Zij
stak met een flauw lachje hare hand Falk
land toe. Ik moet ze opbellen voor mij is het
nog erger als ge hier gezien wordt.'
„Moet ik dat? Ik vind het zoo laf u
hier alleen te laten" zeide Falkland met
tegeDzin.
„Deukt ge soms dat het door uwe tegen
woordigheid er beter op zal worden zeide
Bride met een ongeduldig lachje. „O, ga
toch, ga toch ik ga bellen 1"
Wordt vervolgd.)