VLISSIUSCIIE COURANT. No. 58. Zondag 15 Mei 1892. 30ste Jaargang. Binnenland. BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maanden f 1.—. Franco per post f 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen. PRIJS DER ADVERTENTIËN; Van 1 tot 4 ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Eonig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DATJBE Sc Co., te Parijs. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitsobland, Enge land en Frankrijk f 1.05 per drie maanden. M H (bene overdenking.) (Slot.) 't Is eene niet geheel nieuwe opmer king, dat in die plaatsen welke zoo gezegd nog wat achteraan komen bij de tegen woordige beschaving, de minste klachten worden gehoord en vrij wat meer te vredenheid heerscht. De gelegenheid maakt den dief. Op zulke plaatsen, waar veel gelegenheid bestaat tot openbare vermakelijkheden, wordt de uithuizigheid oneindig "meer opgewekt, en is dit een maal geschied, dan zal men spoedig te kort komen, en men begint te klagen en die standen te benijden, welke daaraan wel deel kunnen nemen. Om maar één voorbeeld aan te halen. Er wordt een zoogenaamde goedkoope volkstrein aangekondigd, waarmede men voor één enkelen gulden een uitstapje kan maken, dat gewoonlijk driemaal zoo veel kost. Hoe verleidelijk, niet waar? Dat is eene te mooie gelegenheid, om die te laten voorbijgaan 1 Eerst zal de man alleen gaan, maar na lang over en weer praten gaat de vrouw ook meê. Wat een pret dien dagAlles voor één gulden t Mocht watl Er moet nog gegeten en op een warmen dag nog wat gedronken worden, en zoodoende glijdt er op dien goedkoopen tocht nog al menig dubbel tje door de vingers. Dien dag heeft de man zijn werk en zijn loon verzuimd, en menigeen is den daarop volgenden dag nog zoo onlekker, dat hij 's morgens nog eens verzuimt. Men inoet maar op plaatsen hebben gewoond, waar men 's avonds de gelegenheid had, zulke treinen te zien aankomen, om te erkennen, of dit al of niet waar is. Nu spreek ik zelfs niet van de velen, die in kennel ij- ken toestand terug komen, o neen! die laat ik er nog huiten, maar verre weg de meesten zullen later tot de conclusie komen, dat die goedkoopheid niet is meegevallen. Zoo ontstaan er uit gaven, die vermeden hadden kunnen worden en later aanleiding geven tot gemor en geklaag Menigeen zal vragen, of uitspanning dan alleen voor de meergegoedeu is be stemd, en of de zoogenaamde mindere klasse daarvan geheel verstoken moet blijven. Volstrekt niet. De man, die den geheélen dag ijverig heeft gewerkt voor vrouw en kinderen, heeft daaraan ook en. misschien nog meer behoefte. Ook de vrouw mag, na al de beslommering voor huishouden en kinderen, waarlijk wel ontspanning hebben. Deze behoeft even wel niet in ruwe, luidruchtige vroolijk- heid gezocht te worden. Wat is de reden, dat het er meestal op kermissen zoo ruw toeging en men nog aldaar zulke walgelijke tooneelen kan aanschouwen Omdat die menschen dan eenigermate iu den toestand verkee- ren van een hond, die maanden lang aan den ketting heeft gelegen en op eens wordt losgelaten. Wat leert dit? Dood eenvoudig dit, dat men al zijn krachten moet inspannen, dat men de handen in één moet slaan, om de zeden van 't volk, men versta dit woord goed te verzachten, te besehaven En de middelen? Die zijn genoeg voorhanden, wanneer men ze maar ge bruikt en goed gebruikt. Gelukkig is in den laatsten tijd meer en meer de overtuiging ontstaan, dat dit werk eene zedelijke verplichting is, die op ons rust. In de wintermaanden, wan neer de avonden lang zijn, bevordere men zooveel mogelijk volkslezingen, alwaar op populaire wijze de onderwerpen van den dag, de maatschappelijke toestanden en plichten behandeld worden. Men ga niet te hoog; men legge zich toe op duidelijkheid, afwisseling en aantrekke lijke voordracht. Groot is de macht der welsprekendheid, en vooral hier doet zich die gevoelen, 't Is werkelijk een genot, een heerlijk gevoel, wanneer men bij zulke lezingen de onverdeelde aandacht ziet, waarmede die hoorders als aan de lippen van den spreker hangen; wanneer dankbare blikken de grootste belooning voor den spreker zijn. Als men dat bij gewoond en ondervonden heeft, dan beseft men zoo ten volle, hoeveel er nog gedaan moet en kan worden, hoe men door volharding op dit veld vruchten ziet, maar ook hoeveel er in dit opzicht reeds verzuimd is en nog verzuimd wordt Een niet minder belangrijk middel zijn de volksbibliotheken en goede geschrif ten, in populairen vorm opgesteld. Goede, degelijke, voor de behoeften der volks klasse geschikte boeken zijn een uitmun tend middel, om in de lange winter avonden een grootgenoegen te verschaffen en huiselijkheid te bevorderen. Het groot aantal lezers, die daarvan gratis gebruik maken, bewijst duidelijk, welk eene wel daad dit is. Door het lezen van nuttige boeken worden ze niet alleen aangenaam bezig gehouden, maar ze worden op maatschappelijke en huiselijke deugden gewezen, die hunne welvaart kunnen bevorderen, 't Is werkelijk een genot, zoo'n huishouding binnen te treden, en daar de vader of oudste kinderen te hoo - ren voorlezen, terwijl de vrouw zich met naaiwerk bezig houdt. Zij, die daaraan gewoon zijn, zullen geen kroegen be zoeken, om den tijd te dooden. Wil men hun daarenboven genoegen verschaffen, dan bevordere men den smaak voor zang en muziek. Volksconcerten vallen in ons land nog niet genoeg in den smaak. Menigmalen heb ik 't bijge woond, dat in tuinen van sociëteiten, aan den weg grenzende, werkelijk goede con certen werden gegeven, en eene menigte buiten stond, die, in plaats van te luis teren, schreeuwde en tierde, zoodat het bepaald hinderlijk was voor hen, die gekomen waren, om 't concert bij te wonen. Maar evenzoo heb ik mij me nigmalen in 't buitenland verbaasd over de aandacht en de stilte, met welke de muziek werd aangehoord. Honderden stonden daar te luisteren, en men kon het hun zoo aanzien, dat ze genoten. Ook ons volksgezang laat ai zeer veel te wenschen over. Niet alleen is de inhoud der zoogenaamde straatdeunen verre heneden het middelmatige, maar het gezang zelf of liever het zingen is zoo weinig hartverheffend. Op de scholen wordt de zang onderwezen en 't gezang dier kleinen kan dikwijls aangenaam klinken, maar na het verlaten der school wordt het niet voortgezet, niet aange moedigd, zooals dit in andere landen geschiedt. Misschien zal er nu vanwege de Mij. tot N. v. 't Algemeen een Ne- derlandsch liederenboek worden uitge geven. Dit is tenminste alweer een stap op den goeden weg. 't Ware te wenschen, dat men meer algemeen inzag, hoe ver edelend, de zeden verzachtend en bescha vend, zang en muziek werken. De meer ontwikkelden en meer gegoeden moeten meer de taak van helpers en opvoeders uitoefenen. Daar is tijd voor noodig, voor zeker, maar wanneer de maatschappij in eene phase van overgang verkeert, moet men zooveel mogelijk alles aanwenden, om de daarmede gepaard gaande schok ken zoo min hevig mogelijk te doen zijn. Wat is de leus der anarchisten Zij luidt: «noch geloof, noch wet-» Kan men ooit twee meer onbestaanbare zaken bedenken Er is niemand, of bij moet aan iets gelooven. Men moge spre ken zooveel men wil van ongeloof. Die uitdrukking is niet juist. Geloof, hoe het moge heeten, hoe het moge zijn, geloof heeft ieder mensch. Zonder wet? Men verzette zich vrij zooveel mogelijk tegen de bestaande wetten, omdat ze niet met allerlei plan nen en voorstellingen overeenkomen, maar er is geen vereeniging, geen corporatie, ja, geen stam van onbeschaafde wilden, die op den duur zonder wet kan bestaan. Dat gevoelt ieder instinktmatig en de veiligheid van 't individu eischt de in stelling van wetten, die spoedig voor allen gelden. Is die leuze onbestaanbaar, ongerijmd, ze bevat toch eene vermaning, waarnaar we wel luisteren mogen. Wanneer het waarachtig godsdienstig gevoel en de eerbied voor de wet meer werd opge wekt, en niet zóó zorgeloos aan zichzelf werd overgelaten, dat het hier en daar letterlijk verstikt onder materialismus, dan zouden velen hun levenspad niet behoeven te bewandelen zonder dien kracbtigen steunze zouden staande kun nen blijven en doof zijn voor de stem van hen, die de orde willen verstoren. Dat zijn onschuldige en toch krachtige wapenen, die men in onzen tijd waarlijk hoog noodig heeft. Ca.saca.ra. Vlissingen, 14 Mei. Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer in Walcheren. (Afdeeling Vlissingen Naar aanleiding van de advertentie, voorkomende in de beide vorige nommers onzer courant, werd Vrijdag-avond in het lokaal But alhier eene vergadering gehouden tot het bespreken van de vraag, of er in Vlissingen ook sympathie zou bestaan om eene Vlissingsche ver eeniging //Tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in Walcheren" op te richten. Aan de uitnoodiging van de onder- teekeuaars der advertentie tot bijwoning dier vergadering was door een veertig tal ingezetenen gevolg gegeven, terwijl voorts nog eenige Middelburgsche heeren tegenwoordig waren. De bijeenkomst werd geopend door den heer J. van Raalte, die zich bereid verklaard had om voorloopig het voor zitterschap waar te nemen, met een woord van dank aan alle tegenwoordig zijnden voor hunne opkomst en inzonderheid aan de Middelburgsche heeren met den heer G. N. de Stoppelaar aan het hoofd, van wie hij hoopte, dat zij zouden willen aanvullen voor zoover hij bij de toelich ting der zaak mocht te kort schieten. Hij berinuerde er voorts aan, hoe dezer dagen te Middelburg eene zelfde vereeni ging was opgericht en wel naar aan leiding van eene opwekking van het Bestuur der vereeniging »Uithet Volk Voor het Volk" aldaar. In weinige dagen telde de vereeniging te Middelburg reeds 100 leden, terwijl op de vergadering dóór de meening uitgesproken werd, dat bet niet wensclielijk was om uitsluitend Middelburgsche belangen te bevordeTen, maar het veld van arbeid uit te breiden tot gansch Walcheren. Daarom was het noodig om voor geheel Walcheren ééne vereeniging te hebben, bestaande uit twee afdeelingen, te Middelburg en te Vlissingen, die echter, waar het plaatselijke belangen geldt geheel onafhankelijk van elkander moesten zijn. Ofschoon het op den weg ligt van elk der afdeelingen om ieder voor zich zelf de Belgische pleizierreizigers op Zondag of andere dagen het verblijf in de gemeente nuttig en aangeuaam te maken, meende de voorzitter toch te moeten opmerken, dat dit niet hoofdza kelijk het doel der vereeniging moet zijn. Dat doel zou z. i. moeten zijn Vermeerdering van den bloei van Walcheren door be vordering van het vreemde- lingenbezoek. En dit doel kan bereikt worden, door te trachten meerdere bekendheid te geven aan hetgeen Wal cheren voor bezoekers aantrekkelijk maakt; door ben, die voornemens zijn Walcheren te bezoeken of er werkelijk reeds vertoeven, daar, waar zulks noodig en nuttig kan zijn, met raad en daad behulpzaam te zijnen verder door dat gene aan te moedigen, te ondersteunen of in bijzondere gevallen zelf uit te voe ren, wat kan strekken tot veraangena ming van het verblijf of verlevendiging van het verkeer. In niet geringe mate verwachtte hij, dat Vlissingen van een en ander de vruch ten plukken zou en daarom koesterde hij de hoop, dat Vlissing's ingezetenen ook in hun welbegrepen eigenbelang deze vereeniging zouden steunen. De heer de Stoppelaar deelde verder mede, hoe hij meende, dat beide afdeelin gen zouden kunnen samenwerken aan hetzelfde doel. Terwijl iedere afdee ling voor eigen plaatselijke belangen zorgt, een eigen be stuur heeft, eigen iniddelenbe- h e e r t, konden uit beide besturen eenige heeren gekozen worden om een c e n- traal comité te vormen en op te treden waar het de algemeene belangen ran Walcheren betreft. Van de gelegenheid om nadere inlich tingen te vragen werd door geen der heeren gebruik gemaakt. Daarom stelde de voorzitter de vraag: Acht de ver gadering het wenschelijk om tot de oprichting van eene Vlissingsche afdeeling te be sluiten? Hoofd voor hoofd beantwoordden alle

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1892 | | pagina 1