VMSSIMiSdlIE (OlllWT.
No. 20.
Zondag* 14 Februari 1892.
303te Jaargang.
Gemeentel) estuur
F1U-IL.IL ET <$11
De meesteres van Thursdan
Binnenland.
paar oude dames, van welke er eene ver
vaarlijk grojle grijze krullen aan iederen
kant van het voorhoofd droeg, en een paar mij
onbekende keeren, die reeds op zekeren
leeftijd waren. In behoorlijken vorm bad mijne
voorstelling plaats, en daarmee was ik op
genomen onder het getal der geinviteerden.
Ik keek eens rond, en voDd zoo'n hemels
breed verschil tusschen mijne eenvoudige
kamer en dit overladen salon^Prachtige
schilderijen, gemakkelijke stoelen van aller
lei stoflage, een groote gaskroon in 't mid
den, lusters op den schoorsteenmantel, alles,
te veel om op te noemen, gaf zoo'n gevoel
van gedruktheid, van onbevallige overlading.
De thee werd deftig rondgediend door een
anderen knecht en waarlijk, ik moest stil
zwijgend bekennen, dat mijn kopjb thee op
mijn eigen kamer me beter smaakte dun
hier uit dat mooie porselein, en in gedach
ten wis ik in die kamer en zat mijn si
gaar te rookeu en de krant te lezen, en dat
ailes inderdaad veel aangenamer dan hier in
't prachtige salon op den huize Berkenrode,
eo ik was waarlijk zoo ondankbaar, om te
vergeten, welke hooge onderscheiding mij te
beurt viel.
De heeren spraken hoofdzakelijk over dc
jacht en ik, arme ziel, had hoegenaamd geen
verstand van hazen of patrijzen, en moest
dus grootendeels aanhooreu en nu en dan
eene verbazing aan den dag leggen, wan
neer de baron triomfantelijk meedeelde, dat
hij zooveel en zooveel wild had gedood. Een
der heeren deed een omstandig verhaal van
't schieten van eene moorvos. Ingespannen
aandacht der hoorders en uitroepeD van be
wondering, in al 'l welk ik natuurlijk niet
achterbleef. Maar dat alle6 ging me zoo
werktuigelijk afmijn gedachten waren er
gens anders, somtijds zelfs in de ouderlijke
woDiug, terwijl miju lichaam zich hier bevond
en als automaat dienst deed.
Na de thee zag ik aanstalten maken tot
het tweede bedrijf.üe kaarsen aan de prachtige
pianino werden aangestoken, en de baronnes,
met wie ik beleefdheidshalve een gesprek had
aangeknoopt, vroeg mij, of ik veel van muziek
hield, of ik teel speelde, hoe ik de mnziek
van Wagner vond, en nog eene menigte
andere vragen daarop betrekking hebbende.
Delaas ik moest mijne onkunde bekennen.
Daar kwam 't nu al, wat men mij thuis
zoo dikwijls had voorspeld. Ik bad als jon
gen te veel trek in wandelen en visschen,
om daar uren lang slil en ingespannen voor
de piano te zitten cn gammes te studeeren.
Kwam dan de muziekmeester, die daaren
boven zeer saai en vervelend was, en me
voor elke fout op mijn vingers tikte, och
dan was 't altijd mis op de les, zoodat men
eindelijk besloot, om roe hiermee maar niet
meer te plagen. Ik sprong op van vreugde
bij dat heugelijk bericht, en zoodoende had
ik 't nooit ver gebracht op de piano. Wel
kon ik thuis meestal mijn broers en
zusters dol amuseeren met zoogenaamde
deuntjes of vroolijke mopjes en een wals
voorspelen, zoodat er geen einde kwam aan
de pret, maar nu imest ik aan mevrouw
de barones antwoorden, dat ik van Wagner
noch Chopin, noch Mozart, noch van al die
groote musici geene stukken kon voordragen,
waardoor ik dadelijk daalde in de schatting
van haar sn van eene der freules, dia zicb
ook in 't discours had gemengd. Ik kwam
1 mijzelven voor als stijf en linksch en als
was ik hier volstrekt niet op mijne plaats.
We kregen eene uitvoering van een paar
quatre-mains door de beide freules, bij welke
mevrouw zeer voldaan zat te luisteren, en
eene der oude dames als in verrukking Daar
't rijk gestukadoorde plafond opzag we wer
den onthaald op de voordracht van een air
nit de Faust en Dog een paar andere, waar
bij ik het uitzettingsvermogen van de stem
der oudste freule moest bewonderen en waar
voor ik later nolens vo lens mijn dank
moest betuigen, waarvoor ik op mijne beurt
met een genadig knikje werd vereerd, maar
in waarheid lieten de genoemde voordrachten
mij zeer koud.
De vraag van eene der dames of ik ook
vau whisten hield, had ik, misschieD wel
wat onvoorzichtig toestemmend beantwoord,
en nu werd me in 't derde bedrijf eene plaats
vereerd aan een der tafeltjes nota bene met
de beide oude dames eD een der heeren.
Nu houd ik voor eene enkele keer wel van
kaartspelen, maar een matador zal ik er
nooit in worden, omdat mij het spel niet
genoeg interesseert, en bij ongeluk waren
die oude dames, zooals meer gebeurr, er
bizooder knap in. Ze speelden fijn. De dame,
die mijn partner was, keek me soms met
onverholen verbazing aan en ging zelfs zoo
ver, dat ze mij een paar malen hare ver
wondering of beter gezegd, haar misnoegen,
betuigde, wanneer ik baar spel niet behoor
lijk had gevolgd, en we daardoor een slag
misteu. Dan voelde ik, dat ik een kleur
kreeg, dan wensebte ik in stilte, dat ik goed
eD wel op mijn kamer zat 1
Gelukkig kreeg ik nog al goede kaarten
en hadden we per slot van rekening gewon
nen, waardoor de dame geheel in haar hu
meur geraakte en mij eenige woorden toe
voegde, die goedkeuring moesten beteekenen,
maar waaiuit ik voor mij de toepassing
maakte och I de dommen krijgen de kaart 1
En nu het slottooneel, het sonper. Vol
gens de barones was het maar dood familjaar,
en petit comité, maar ik voor mij vond
het tamelijk deftig en dat laatste woord
is meestal een zinverwant van s t ij f. Mijne
dame van 't whisten zat aan mijne eene zijde
«n een der jachtlustige heeren aan mijn
linkerkant. De dame was een waar woor
denboek op bet punt van familie-betrekkin-
V A C C t A T I K.
Gelegenheid tot hostélooze inenting en her inenting
De Buigemeesler en Wethouders van Vlis-
singen,
maken bekend
dal, wekelijks, iederen Donderdag, des na
middags tusschen 12 en 1 uur, gelegenheid
bestaat lot kostelooze inenting en herïnen-
tiug van de ingezetenen, die zich hiertoe
aanmelden bij den gemeente-geneeskundige
dr. C. A. DUYVIS, in het gasthuis alhier.
VlissiDgen, deu 11 Febr. 1892.
De Burg. en Weth. voornoemd,
TUTEIN NOLTDENIUS.
De Secretaris,
F. N. VAN DER BILT.
NATIONALE MILITIE.
Overbrenging van Zakboekjes.
De Burgemeester van Vhssingen,
gelet, op de circulaire vau der, Commnsaris
der Koningiu in Zeeland van 2 Februari j.l.,
(Provinciaal blad do. 17)
gelast bij deze alle zeemiliciens-ver
lofgangers der lichtingen 1888 tot en met
1891, tu deze gemeente gevestigd, om hunne
zakboekjes onverwijld Ier gemeeute-se-
cretarie alhier, over te breDgeu.
VlissiDgeD, 8 Februari 1892.
De Burgemeester voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
s i
hi.
't Was alles behalve aangenaam weer,
toen ik mij op dien bewuslen avond uaar
Berkenrode begaf, 't Woei hard en alleen
daardoor werd de regen tegengehouden.
Maar als iceu jong is, bekommert men zich
daarom niet veel en daarom stapte ik maar
stevig door, cd bereikte dan ook veilig
mijne bestemming, 't Zag er daar alles even
deftig oil. De knecht, die mijn overjas en
hoed een plaatsje gaf, en mij vervolgens
aandier.de, was zoo'n type van een vervelen
den bediende nit een voornaam huis, die
zich zoo'n air geven, en eerst dan genadig
worden, wanneer ze bemerken, dat iemand
bf van zeer hooge afkomst is, bf behoort
tot degenen, die ia de familie zeer gewild
zijn.
Ik betrad den salon, waar de familie en
nog eenige andere genoodigdeu bijeen waren.
De baron en zijne vrouw ontvingen me
vriendelijk, ten minste de eerste, die nog al
een joviaal meusch was. Mevrouw evenwel
maakte een stijve buiging, welke begroeting
mij ook van de zijde der beide dochters ten
deel viel. Vooral deze hadden iets jzeer
voornaams over zich. Verder zag ik een
Uit het Engelsch.
18.)
»Wel neen 1« antwoordde ik; »ik denk er
zelfs niet aan weg te gaan vóór mevrouw
Marsden beter isl« en bij mijzelve voegde ik
er bij»Maar er is iets anders dat ik doen
zal, en dat is dat ik mijn best zal doen haar
binnen eenige uren te zien, en voor mijzelve
trachten op te sporen hoeveel van hetgee'en
gij zegt waar is, en dat zal ik, mijnheer
Clarence, doen zonder uwe toestemming te
vragen.*
Zeggen en doen is echter niet hetzelfde.
Toen ik de zaak kalm overdacht, zag ik dat
bet ooen een boel ander öing was. Om
mede te beginnen, wat er ook gedaan rnoesi
worden, het was duidelijk dat ik het alleen
e» zonder hulp zou mouten doen; de be
dienden waren allen in blinde gehoorzaamheid
aan mijnheer Clarence geoefend en daaren
boven ten volle overtuigd dat tusschenkomst
niet baatte. Hij zeil verloor de behpedzaam-
beid geen oogeublik uit bet oog eu stond
evön onwrikbaar als het noodlot op zijn post,
Den ganschen dag en den volgenden
peinsde en overwoog ik het moeilijke vraag
stuk, dat zich aan mij aanbood, en verloor
meer en meer de hoop het ooit tot eene
oplossing te brengen, terwjjl de gedachte aan
bet arme hulpelooze oude mensch, dat daar
eenzaam boveo lag mij meer en meer bezwaarde
en terneerdrukte. Ten laatste kwam, juist toen
ik, moedeloos en hopeloos weder naar mijne
kamer wilde gaan om er den nacht door te
brengen, eene heldere gedachte plotseling bij
mij op. De deur van de kamer, die zich recht
tegenover de mijne bevond, en van die naast
die van mevrouw Marsden, stond even open.
Als ik er in ging, zou ik in ieder geval weder
nader zijn, en zelfs door uit het venster te
leunen, kunnen hooren wat er in de verboden
kamer omgiog- Het was echter nog te vroeg
om het to wagen, want ik wilde niet ontdekt
worden, en dus ging ik in mijne eigene kamer
zitten en beproefde den tijd met lezen te
dooden, waarna ik mijn gas uitdraaideen een
tijd lang in bet donker zat om hen, die
voorbij rujjne kamer gingen te doen denken
dat ik reeds naar bed gegaan was. Daarna
giög ik met een paar snolle, onhoorburu
schreden de gang door, trad de ongebruikte
kamer binnen eu sloot zacht de deur achter
mij.
Natuurljjk was er geen licht in de kamer,
behalve dat vau de maan, die zoo helder
scheen dat het mij niet de minste moeite
kostte don weg er in én de klink op de naar
buiten openende deur te vinden. Deze
ging dadelijk open, on een oogenblik later
stapte ik, mjjn adem inhoudende en met
scherp luisterende ooren, op het kleine steenen
balkon en nam zoo goed ik kon de lijn der
naaste drie vensters, welke op de kamer van
mevrouw Marsden uitkwamen, op. Uit de
twee verst van mij verwijderde vensters
scheen eenj flauw licht; het dichtstbijzijnde,
dat uitzag op de reeds te voren beschreven
kleine alcoof, was donker en stond, volgens
gewoonte, even open. Ik boog mij voorover
eu luisterde scherp, maar alles bleef stil; een
diepe stilte, zoo verschillend van hetgeen ik
verwacht had, deed m|j van het hoofd tot de
voeten rillen Wat gebeurde er in die kamer
Ik had wel eenige jaren mijns levens willen
geven indien ik dit zelf had kunnen zien,
maar toen zag ik ook, alsof een bliksemstraal
mijn verstand verhelderde, wat mij te doen
stond. De steenen balkons voor elk venster
waren nabij genoeg om van het. eene op het
andere te stappen dat kwam m|j ten
minste in mijne opgewondenheid zoo voor.
Er was vreinig plaats om zioh iu evenwicht
geu. 't Was om te duizelen, wanneer ze
uitlegde, boe a geparenteerd was aan b enz.
enz., vooral zeer belangrijk voor mij, die
met de aangehaalde families onbekend was,
en daar hare buren daarin meer belang
stelden, moest ik mij wel tol mijn buurman
wenden. Ik waagde het, de aanstaande ver
kiezing op het tapijt te brengen, maar hij
was ongelukkig van een geheel andere opinie
als ik. Dat vlotte dus ook niet. Zoo kwam
er een oogenblik, waarop een drokkende
atmosfeer ons scheen te omgeven, eu er be
paald eene algemeene stilte heerschte. O!
wat een heerlijk oogenblikWie zal den
moed hebben, om de stilte te verbreken
Wie? Dat ziju momenten, waarin men
zou willen opspringen en naar huis gaan
Later werd het beier eu 't gesprek alge-
meener, maar ik vond niet, wat men noc-mt
gezellig bijeen zijn. Ik bleef koud en
alles liet me koud. Ik gevoelde eene soort
van verlichting, toen we van tafel opstonden,
maar ik gevoelde ook, dat ik onwaarheid
sprak, toen ik bij 't heengaan mijn dank
betuigde voor de aangename ontvangst. Dank
baar was ik, toen de deftige knecht mij hielp,
om uiijn jas aan te trekken en ik hem het
fooitje in de hand stopte, dat ik hem liever
al een nur vroeger zou gegeven hebben.
Ook daar vond ik niet, wat ik zocht
de gezelligheid!
Casacaiia.
Vlissingen, 13 Februari.
Wij vestigen de aaodacht onzer lezers op
de achterstaande advertentie der Scherm-en
Tooneelvereeniging //Priuses Wilhelmina,"
ter aankondiging harer openbare uitvoering
op Maandag 22 Februari a. s. ten bate
der kas van de Yereeniging yHulp in Nood."
Met het oog op dit laatste kunnen wij
niet anders dan deze voorstelling ten zeerste
aanbevelen bij alleD, die, terwijl zij een ge
noeglijken avond doorbrengen, tevens een
steentje wenschcn te helpen bijdragen ter
ondersteuning vbd de kas van //Dulp in
Nood." Dat deze kas driugend om hulp
vraagt, bewijst het ingezonden stuk, getiteld
Werkverschaffing," in ons voorlaatste num
mer.
Moge dan een volle zaal op den avond
van 22 Februari, eu dientengevolge het
overreiken van een flink batig saldo voor II.
en N., het sprekeud bewijs zijn, dat men het
doel van „Prinses Willielmina" op prijs
stelt eu men met de eventueel uit te voereu
plannen van H. in N. sympathiseert.
te houden en niets, waaraan men zich vast
kon houden, maar toch was het met koele
hersens en stalen zenuwen te wagen, terwijl
de betrekkelijke donkerheid, die de diepte
beneden m|j verborg, de poging minder ge
waagd deed schjjnen. Desniettemin gevoelde
ik bij instinct dat hoe minder tijd ik wijdde
aan na te denken, dit des te beter zou zijn
en terwjjl ik mijn japon dicht om mij trok,
haalde ik diep adem, stapte vooruit naar den
rand van de leuning, sprong over de donkere
ruimte en kwam veilig en wel op het nabij-
zjjnde balkon neder, terwjjl ik te zeer dacht
aan hetgeen mij te doen stond om meer dan
een oogenblik adem te scheppen en mijne
zenawen tot rust te doen komen, alvorens ik
met zoo min mogeiijk gedruisch de kamer
intrad. Van de slaapkamer zelf was geen
spoor te zien, want de gordijnen waren goed
dichtgeschoven, en dus moest ik eenige
oogonblikken rondtasten voor ik de opening
kon vinden, om daardoor snel op te nemen
wat er binnen omging. Alles was stil, maar
de rustige gestalte op het bed kon men dui
delijk bij bet gaslicht zien. Ik aarzelde, keek
in alle hoeken van de kamer om volkomen
zeker te zijn dat er zich geen derde persoon
in bevond, en stapte toen eindelijk, ditmaal
mij minder bekommerende of ik geraas maakte,
van achter de beschuttende gordijnen en giug
voorwaarts naar het ledikant
Wordt vervolgd.)