VLISSINGSCHE COURANT. Zondag 7 Februari 1892. BERICHT. Gemeentebestuur. FëUILLSTON. De meesteres nan Thursdan 30\e Jaargang Bij dit nummer onzer courant verzen den wij tevens, voor de geabonneerden daarop, No. 6 van ons «Geïllustreerd Zondagsblad,» hetwelk evenals de vorige nummers uitmunt door fraaien inhoud, zoowel wat de gravures als den tekst betreft. Wij vestigen er bij herhaling de aan dacht op van belanghebbenden, dat ook medelezers der VlissingseJte Courant op het Geïllustreerd Zoudagsblad kunnen inteekenen, mits de nummers bij den geabonneerde bezorgd en bij het eindigen van 't kwartaal de gelden bij dezen ont vangen kunnen worden. Verreweg de meesten onzer abonné's ontvangen thans des Zaterdags, tegelijk met ons blad, het Geïllustreerd Zon dagsblad, welke uitslag ons trouwens, met het oog op den uiterst lagen prijs, den degelijken inhoud, de schoone platen enz., niet verwondert. Intusschen raden wij hen, die nog voornemens mochten zijn als abonné daarop toe te treden, ernstig aan, niet langer daarmede te dralen, daar de kans om alle nummers compleet te hebben, later zeer gering wordt. Het Geïllustreerd Zondagsblad kost per kwartaal f 0 30, fr. p. post 0.45. DE UITGEVER. InrichtingeniveUce gevaarschade of hinder hunnen veroorzaken. De Burgemeester en Wethouders van Vlissiogen, Gezien de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95), tot regeling vaD het toezicht bij het oprichten van inrichtin gen, welke gevaar, schade of hiuder kunnen veroorzaken Geven bij deze kennis aan belanghebben den, dat bij hen is ingekomen een verzoek van de heeren HARDAWAIJ, JOPPING en SPINDLER, om verguoning tot het plaatsen van een kleine gaskrachtmachine van 1/i paardekracht in perceel wijk D 18 aan de Bierkade. dat dit verzoek met de bijlagen, geduren de veertien dagen, te beginnen met Zater dag den 6 Februari 1892 op de gemeente secretarie ter visie zal worden gelegd eu dat den 20 Februari d. a. v., ten raadhuize, des oainiddags te 2 uren, gelegenheid zal Uit het Engelsch 16.) Ik ging des morgens eene lange wandeling doen en besteedde den middag inet aan Amy, inijn nimmer missende troost in deze dagen van scheiding en eenzaamheid, een langen brief te schrijven. Amy hield van satyre en was altyd min of meer koel in bare manieren, maar als zoovele andere omzichtige men- 8cben placht zij dikwijls te schrijven, wat ze niet zeggen wilde, en lokten hare lieve brieven injj steeds tot nieuwe vertrouwelijkheid uit. Er WUB sedert mijne komst te Thursdan Weinig gebeurd, waarvan zij niet gehoord had, en des te verwondelijker was bet dat mijn brief nu zoo groot werd Voor het eerst in mjjn leven begon ik my te vleien dat Amy niet al de letterkuudige bekwaamheid der familie in zich vereenigde, toen ik de dichtbeschreven bladzjjden overlas alvorens ze in de enveloppe te stekende gebeurtenissen van de laatste dagen waren zoo levendig be schreven, en de schok, dien de vluchtige worden gegeven om bezwaren tegen hei op richten der inrichting in te breugen, terwijl gedurende drie dagen \66r dat tijdstip, ter gemeente-secretarie van de ter zake ingeko men schrifturen kennis kan worden genomen. Vlisswgenden 6 Februari 1892. De Burg. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris, F. N. VAN DER BILT. ii. Er verliepeD eem'ge dagen en langzamer hand begon ik mij eenigermate met mijn toestand te verzoeneD. 'l Was dan trouwens ook de wijste partij, die ik kon kiezeD. Ik was nu eenmaal in 'i schuitje, ik moest meevaren, en 't kwam er nu maar op aan, om mij de gedwongene reis zoo aangenaam mogelijk te maken. Ik begon met hier en daar visites te maken en in miju nienwe woonplaats ken nissen te zoeken. Natuurlijk behoorde ook hieronder, dat ik mij liet voorhangen als lid van de sociëteit „de Harmonie* en ik had de zelfvoldoeuiDg, dat zich niemand tegen mijn aanneming verklaarde en ik, zooals men dat noemt, met open armen ontvangen werd. Zoo vertelde mij ten min ste de penningmeester, en wolken behoorlij ken grond had ik, om aan de waarheid van 's mans woorden te twijfelen? Ik'stelde mij dan ook voor, om daarvan nog al eens ge bruik te maken en op zekeren middag, toen ik niets beters had ta doen, richtte ik mijne schreden naar den tempel der gezel ligheid. 't Was zoo'n dag, waarop men in waar heid hunkert naar gezellig samenzijn, 't Was den geheelen morgen at mistig ge weest en 't werd al erger en erger. De menscheu zweefden als schimmen voorbij en alles zag er zoo grauw en onvriendelijk uit. Zelfs de naam van de sociëteit, die anders met zulke schitterende letters boven den hoofdingang te lezen stond, was ook al in mist en nevel gehuld en 't geheel had een geheimzinnig, ernstig, onvriendelijk voor komen. Enfin 1 ik staple naar binnen, den gang door, en luisterde of ik ook een verward geluid van drukpratende menscheDstemmen vernam. Niets drong er tot mijn oor door. Zon de sociëteit misschien boven gehouden worden Maar een trap zag ik niel eu even min de tegenwoordig anders gebruikelijke plaatsvervanger, die men lift noemt. Recht voor mij, aan 't einde van de gang, zag ik eene deur, en waar een deur was, zou ook wel een kamer zijn. Ik liep er op af, opende de deur, en zag een vrij groot en net vertrek met een biljart in het 'indruk van mijnheer Clarence's gelaat mij gegeven had, was in een stijl gesteld, die werkeljjk aan het dramatische grensde. Ik was juist bezig de verschillende blaadjes toe te vouwen, toen eene stem dicht bij my zachtkens zeide Ik zou dien brief wel eens willen lezen 1« en daar zat nu de kapitein in een Jeaning- stoel, geen drie meters van my verwijderd, met het rustige voorkomen van iemand, die zich voor een langen tyd op zyn gemak gezet heeft. Ik voelde dat ik rood werd, en uit den toon, waarop ik antwoordde, sprak de instinct matige Afkeer van bespied te worden, nog versterkt door de opgewondenheid, waarin ik dien dag verkeerde. »Zoudt gy dat willen Daar ben ik zoo zeker niet van »Wel ik moest dat geweten bebben. Toch zou ik gaarne zien wat gij gezegd hebt. Wat een verschrikkelijke briefIk geloof nietjdat ik er al ooit zoo een gezien heb. Het is een gelukkige kerel, die dat ailes krijgt,.* Het vischje wilde echter niet bijten mijn antwoord was slechts een tartend zwijgen met een goed geveinsden glimlach van verlegenheid. »Ik weet zeker dat hy het niet half genoeg op prjjs stelt. midden en eenige stoelen aan tien kant, maar mensclien zag ik er niet. Flier was ik dus verkeerd. Aan den linker kant van den gang waren nog twee deuren. Ik luister de,tegen eene der deuren, en hoewel ik nog niets vernam, opende ik op goed geluk de eerste deur en nn, jat np zag ik menschen I Er waren er Diet minder dan 3 in eene vrij groote zaal, die er uitzag als dergelijke zalen, al verschillen ze ook in ameublement, In 't ffet stond een man de courant te leze», omrhigd door de flesschen en karaffen, die toi zijn beroep behoorden. Verder wareu er nog 2 heeren aan 2 verschillende tafeltjes gezeten, maar op zeer eerbiedigen afstand van elkander, en beiden in hunne lectuur verdiept. Iu 't midden stond eene groote ronde tafel, waarop eenige dagbladen lagen. Ik was vrij stil binnengekomen eu wist nu niets anders te doeD, dan aan die groote lafel te gaan zitten, en eene courant,in ha:.den te nemen, hoewel ik reeds dadelijk inwendig de opmerking maakte, dat ik dit op uaijo kamer ook had kunnen doen. Toen ik in de zaal kwam, had de heer, die ver in een hoek bij 't raam zat, even 't hoofd omgedraaid en mij aangekeken, als wilde hij mij opeten, maar ook slechts een oogenblik, want dadelijk had hij zijn oogen we r op de krant gevestigd, 't Was een be jaard heer met grijs haar en een blozend gelaal. Nadat ik eenige minoten had geze ten, stond hij op, en naderde do tafel met de dagbladen. Hij nam mij van 't hoofd tot de voeten op, met een blik, die zeggen wil de wat moet jij hier doeD k deed, alsof ik uiets bemerkte, en zei zeer beleeld /Zoekt n ook naar 't Handelsblad Dat hel; ik hier onder handen 1* /Juist mijnheer 1" was 't antwoord. „Dit eij'i de dagbladen van de sociëteit en ieder- ecff mag daarvan geen gebruik maken „Maar als lid van de sociëteit mag ik dit toch zeker wel" zei ik. „Is n dan lid van de sociëteit p" „Sedert eenige dagen. Ik heet Ravenborg en woor. nog maar kort in Dalwijk. Mag ik vrageD, met wien ik de eer heb te spreken „Ik ben," zoo aDlwoordde hij met ver heffing van stem en lichaam, „ik ben majoor Von Alteuheim vroeger gediend hebbende bij de huzaren, later gepensioneerd. Eu wat doet u voor den kost „Ik ben advocaat en heb me als zoodanig hier gevestigd." „Hm l daar zal je ook niet vet ra» wor den I Huil advocaat I Ik houd niet van die rechtsgeleerden. Bij mij gaat niets boven een militair. Ik heb jiren lang gediend en stond nog al zeer goed aauschreveu bij Willem III, die zelfs heel gemeenzaam mei me omging. Echt fideel hoor I dat verzeker ik jeMiju papa was ook militair, en ik En ik weet volkomen zeker dat gij het mis hebt 1* De kapitein viel weder in zijn stoel terug met een lang gerekten zucht. Op mijn woord, ik geloof dat er op het oogenblik geen ellendiger rnensch op de we reld is dan ik* Omdat gij alles verkregen hebt wat de wereld u geven kan Ik heb weieens gezien dat het op sommige menschen zulk een in- vioed maakt, maar heb er nooit aan geloofd. Gij hebt verkregen waarnaar gij jaren lang gesmacht hebt »Dat is waar, en kunt gij begrijpen dat als een man nooit anders gedaan heelt dan morren en klagen, op de meuschen om hem heen te schelden, en zich in het algemeen als een bedorven kind aanstelde, en iemand hem dan, terwijl by zich daaraan overgeeft, hem meer geeft dan hij ooit durfde vragen kunt gy dan niet begrjjpen dat hij zich buitengewoon klein gevoelt Als ik deed, waartoe ik op dit oogenblik het meeste lust heb,zou ik eenvoudig die cheque teruggeven, of ten minste zooveel er van als ik niet boog noodig heb, maar mijD gezond verstand zegt mij dat ik dan eene noodlottige fout zou begaan en het voor mijne tante als voor myzelven beter is het te laten zooals het is.< Sommige menschen zyn nooit gelukkiger had er van moeten praten, om wat anders te worden dan militair. Hij zou 't me wel geleerd hebben. Hm advocaat 1 Je in3g blij wezeD, aU je eeD paar faillissementen krijg I Voor zoo'n curator blijft er altijd nog wel wat over, maar anders I 't Is hier een gat van een plaatsdoodstil, geen conversatie, tenminste niet voor lieden van mijn 9tand. Als men majoor is, maak jo maar zoo met iedeieen geen kennis. Hm En dat alles werd gezegd met zoo'n al- lerbrul a!st gezicht en op zoo'n aanmatigen den, uit de hoogste hoogte sprekenden loon, dat ik dien veDt wel een klap had willen geven. Ik hield me evenwel doodbedaard en zei met een lichte ho'ging „We zullen hier misschien Dog wel verder kennis maken „Misschien welantwoordde hij, en ging weer naar zijn hoek bij 't raam. Ik trachtte iets van den tweeden bewoner der zaal te ontdekken, maar hij stood juist op en vertrok. I n de zaal drie menschen met deu kas telein er bij gerekend Zoo'n holle zaal en dan 3 menscheD 1 Keek men naar buiten, dan zag men deu mist, die alles omhulde en in zich verborg. Een paar maal sloeg ik nog eens een oog iu een nieuwsblad eu wierp het weer neer en barstte eindelijk los in de verzuchting „Brrwat i9 't hier ongezellig Ik stond op en verliet de zaal, zooder dien lieven majoor te groeten, die van zijnen kant mis- schieu gedacht zal hebben, dat ik een on wellevend, ongenietbaar mensch was, als zijnde geen militair 1 Om mij niet aan eene eenzijdige beschou wing schuldig te maken, heb ik de proef nog eenige malen herhaald. Een paar rnaaf ben ik nog op alleronaangenaamste wijze met dien vervelenden militairen pochhans in aanraking gekomen een paar malen vond ik een grooter aantal heeren, maar toch voor 't grootste gedeelte in hunne kranteD ver diept. Hoe ik het ook vond, ik vond niet datgene, wat ik onder bet woord gezellig versta, 't Was er stijf, saai, in éfn woord ten hoogste o ngezellig 1 Op tien minuien afstandi van de stad, aan den straatweg naar een paar andere grootero steden, ligt eene zeer lieve villa. Eigenlijk gezegd ligt ze van den weg af, want een groot gazon en zwaar geboomte, waaronder een paar prachtige zwarte beukeD, scheiden haar van genoemden weg. Allee ziet er dan zoo deftig uit. Somtijds komt er een rijtuig met twee paarden en een koetsier in liverei op den bok het groote ijzeren hek uit. Som tijds zit de bewoner der villa er alleen in, somtijds vergezellen hein de dames, namelijk zijn vrouw en dochters. Iu den omtrek is hij bekend om zijn rijkdom, 't Is baron Yan dan wanneer zij de eene of andere grief hebben. Ik geloof dat gij er een van zijt« antwoordde ik bits, terwijl ik mij na deze woorden gezegd te hebben, gereed maakte de kamer te verlaten, en, terwijl ik niettegen staande zijn krachtig protest, onbarmhartig toch heen ging stak ik mijn briel in de bus van den gang, en ging vervolgens, om de waarheid te zeggen, bjjna met een gevoel, dat ik even deugdzaam als ongelukkig was, naar boven. Tegen etenstijd scheen de kapitein tot mijn groote verbazing op een wonderbare wijze weder zijn goeden luim terugbekomen te heb ben, 6d als mijn oog het zijne ontmoette, keek bij mij met een voorkomend lachje aan, dat mij uit mijn humeur bracht. Hij zou kort voor negenen van huis gaan, en daar me vrouw Marsden druk bezig was met allerlei toebereidselen voor zijn gemak op zyn korte reis te maken, was he4 zeker dat wij eenigen tijd samen in de voorkamer gelaten zonden worden. Eindelijk vind ik u« zeide hij terwijl hij binnenkwam en zich dadeljjk neerzette op een stoel tegenover dien, waarop ik zat, (ik deed alsof ik geheel verdiept was in een hand werkje) »gij zyt een ondeugende kleine be driegster!* vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1892 | | pagina 1