VLISSINGSCQE COURANT.
Woensdag 20 Januari 1892.
303te Jaargang.
Gemeentebestuur.
Nationale Militie.
öe meesteres van Thursdan
Binnenland.
Overbrenging van Zakboekjes.
De Burgemeester van Vlissingen,
Gelet op de circulaire van den Gom-
missaris der Koningin in Zeeland, van 11
Januari 1892 (Prov. Blad no. 6);
Noodigt bij deze alle verlofgangers
der Militie te land, in deze gemeente
gevestigd, uit, om hunne zakboekjes
onverwijld ter gemeente-secretarie al
hier over te brengen.
Vlissingen, 13 Januari 1892.
De Burgemeester voornoemd,
TUTE1N NOLTHENIUS.
KLEINHANDEL IN STERKE DRANK.
Verzoek om vergunning tot verhoop van
sterhen dranh in 'i klein.
De Burg. en Weih. run VlisaiDgen
gelet op art. 5 der wet. van 28 Juni 1881
(Staatsblad no. 97) zooals die is gewijzigd
bij de wetten vaD 23 April 1884 (Staats
blad uo. 54) en 16 April 1885 (Staatsblad
no. 78)
doen te weten
dat bij ben is ingekomen een verzoek
schrift van W. P. VAN DEN ABEELB,
wonende alhier, om vergunning tot terkoop
van sterken drank in 't klein, in perceel
I. 171 Walstraat, met ingang van 1 Februari
1892.
Vlissingen, 16 Januari 1892.
De Burg. eu Weth. voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris,
J. H. DOMMISSE L. S.
UIT ONS REISJOURNAAL.
Het is weer zoo, wij zitten wederom mid
den in den winter. De lente met zooveel
verlangen gewacht, de zomer aoo hoopvol te
gemoet gezien (wij haddi-n immers na den
strengen winter van 1890 op '91 aanspraak
op mooi lente- en zomerweder) gaven niets
dan teleurstelling. Muede van het staren in
eene grauwe lucht, zagen wij reikhalzend uit
naar een blauwen hemel «n dat niet alleen
omdat bet oog er aan te gast zou gaan,
maar ook uit behoefte aan vervroolijkeude,
opwekkende indrukken.
De voortdurend aan den horizon opko
mende en bet uitspansel bedekkende regen
wolken, gaven echter geheel iets anders te
aanschouwen. Die wolken vormden een gor
dijn even somber als de grauwe winterlucht,
Iiud inhoud kwam in slroomen op de aarde
neder en al wat men zich schoons gedroomd
had, verdween in regen. OogeDoten gin
gen zij voorbij die regenachtige lente- eu
zomerdagen en nauw liet de herfst ods wat
zonneschijn zien, of die treurige tijd was
weder aangebrokeu waariu de mensch ge
teisterd wordt door hevigep storm en ijskoude
regenvlagen.
FiyilLLiTQM.
Uit h$t Eng (lach.
10.)
«Als hij maar niet wilde dat ik hem geld
gaf», wilde zij natuurlijk zeggen. Arme ka
pitein Diok, van wien elk hield, maar dien
niemand wilde helpen 1 In mijne dankbaar
heid dat by hier komen en in de eentonigheid
van mijn leven alwisseling wilde brengen,
begon ik reedB een gevoel van vriendschap
voor hem te koesteren. Waarom zou ik
trouwens niet van hem honden Dat was
Veel interessanter dan hem te baten. Ik had
gaarne wijlen weten hoeveel hij noodig had,
waarvoor hp dit noodig had, en of ook een
zekere Beatrice Honor hem op de eene of
andere wjjze zou kunnen helpen.
De kapitein had geschreven dat hjj om
De natuur, iu vele streken zoo lieftallig,
is dat maar zelden in de Nederlanden, ze
is daar, evenals de vrouwen, die in die aan
de baren ontwoekerde gewesten wonen, maar
al te kwistig met water.
Als een gevangene naar de vrijheid, kan
men bij ons te lande hunkeren naar een
drogen zonnigen dag, een verlangen dat som
tijds in geoD weken vervuld wordt. Maar
juist dan is de verbeeldingskracht het meeste
opgewekt, juist dan komt het beeld eener
schoone landstreek ons levendiger dan ooit
voor deu geest, juist dan herinneren wij ons
de zonnige dagen in de vrije natuur door
gebracht en slaau wij onze reisboeken op om
nog eens ns te zien wat wij daarvan hebben
opgeteekend.
Wij lezen in ons reisjournaal dat wij op
een heerlijken zonnigen dag, iu de maand
Joni, per spoor van Müuchcu naar Eisenach
reisden. H«-t eind der lente was uabij, maar
hare frischheid was Dog niet verdweneD,
haar helder groen nog niet doDkur getint
door de zomerzoD.
Eisenach is een voor den vreemdeling vrij
onbeduidend plaatsje, doch de omstreken
van het stadje zijn bekoorlijk en die om
streken zijn voor Eisenach wat sierlijk klimop
voor een oude muur is.
Een oude muur hoe onaanzienlijk, hoezeer
ook door deri tand des tijds gehavend, doch
met mos bedekt en met klimplanten omrankt,
bezit iets wat het oog van den schilder en
den dichter boeit. Zulk een oude begroeide
muur geeft tegelijkertijd een beeld van
sterven en van een zich ontwikkelend leven.
Op het in puin vallend doodsch gesteent
rust dan de pracht Tan flora's levend kleed
en daarboven zweeft de geest der poesie.
Wij namen onzen intrek in liet hotel
#Zum Goldenen Laewen'' en na ons een
weinig gerestaureerd te hebbeD, haastten wij
ons om de omstreken van Eisenach te gaan
zien.
Die omstrekeu zij d dikwerf beschreven en
de schoonheden daarvan met meer of minder
talent in het licht gesteld. Aao de hand der
ook hier talrijke gidsen op aestbetisch en
topografisch gebied, welke gidsen op elk
détail wijzen en met zekere voorliefde het
chooDe en goede er van breed uitmeten,
krijgt men dan ook veel te bewonderen. De
reiziger echter die liever door eigen oogeu
ziet, heeft deza hulp niet noodig om het
schoon te ontdekken dat de natuur daar
geeft te aanschouwen.
Ons hotel verlatende kwamen wij als van
zeiven in hot zoogenoemde Marien thai, door
welk dal een goed onderhouden weg loopt
De wanden van het dal zijn rotsachtig,
deels naakt» deels met mos en varens be
groeid en leveren een schilderachtig gezicht
op. Ook wordt de bekoorlijkheid van dit oord
aanmerkelijk verhoogd door prachtig geboom
te, Deze boomen beschaduwen den breeden
ryweg en een daarmede evenwijdig ioopend
voetpad, versieren de toegangen tot de io
dit dal liggende villa's en onder hunne mach
tige loofkrouen en wijd gestrekte takkeD,
vjjf nren zoü komen. Mjjnheer Clarence reed
hem met de dog-cart te gemoetmevrouw
.Marsden zat in zenuwaehtigen toestand hem
met de thee'te wachten. Ik maakte, er gaarne
goed willende uitzien, mijn haar driemaal op,
nam daarna een handwerkje en trachtte toen
een voorkomen aan te nemen alsof ik niet
het minste belangstelde in hetgeen er omging.
Do bedienden draafden de gangen op en neer
figuurlijk gesproken, was het of het ge-
heele huishonden door het verwachte bezoek
de stuipen had gekregen. Ten laatste kwam
hjj. De dog-cart kwam voor de deur, men
hoorde een onderdrukt gemompel van
stemmen, en daarna werden «enige bevelen
gegeven op een vroolijken, luiden toon, die
boven alle andere gehoord word. Daarop een
onderdrukt fluiten in de nabijheid van den
boedenstanöaard; een snelle, militaire atap
klonk op de vloersteenen eindelijk hoorde
men de woorden «waar is zij en toen
geen wondor dat elk veel van hem hield
werd de deur opengeworpen en stond daar
de neet en erfgenaam van mevrouw Marsden,
kapitein Dick Carew,
viudt men goed ingerichte vervorschings-
plaatsen.
Daar waar het dal zich splitst en een
zijweg naar de das genoemde Lmdgraveo-
scltlucbt loopt, vindt men een plekje epeciaal
voor bewonderaars der natnnr.
In de schaduw gezeten van met hoog
geboomte bekroonde rotsen, wier wanden eene
rijso vegetatie, een microcosmus van gewas
sen vertoonen, heeft men tevens een verruk
kelijk gezicht op iets wat men iü tegenstel
hag van hetgeen aan de rotswanden te zien
is, een macrocosmus van plaDten zou kunnen
Doemen. Van nf den dalbodem, langs de
dalwandeu, op de hoogten, ontwaart de
beschouwer een rijkdom van frissche hees
ters en kruiden en van fraai geboomte. D't
rijke plantenkleed bedekt niet alleen het
omliggend terrein, maar het golft voort, rij
zend en dalend, over hoogten en laagten,
lot het zich aan den horizon in een sche
merachtig blauw verliest.
In het voorjaar, in den vroegen morgen,
hoort men op het zooeven aangeduide stille
plekje het kirren van de woudduif, het
fluiten der meerle, de lenteroep vud den
koekoek door het geboomte weergalmen, als
een juichkreet van het ontwakende leven.
Yroolijk, goudgetint door het rijzend licht,
vliegen de woudbewoners rond, liefelijk en
beider klinkt hun lied in de breede lanen,
in de door de natuur gevormde zuilengan
gen. Het is een kunsteloos lied, maar de
tonen zijn zuiver, evenals de lucht die men
inademt.
Wij hadden ons voorgenomen om door
het Annathal naar de Hohe Sonne (een op
66d bergtop gelegen houtvesterswouing met
restauratie) te gaan. Het Annathal is eene
zuidelijke voortzetting, beter gezegd eene
verlakkiug vau het Marienthal. Twee don-
k\:-. pijnboonen (Schwarzkiefer) weeeD de
plaats aan waar zich de ingang bevond. Wij
moesten een beekje over, een groep berken,
waaronder weelderig groeiende varons, voorbij
en kwamen toen in het om zijne schoonheid
vermaarde dal.
Het Annathal waardoor een beekje vloeit,
is zeer onregelmatig van vorm. Men zon
het in drie deelen knnnen verdeelen. Het
gedeelte dat aan het Marienthal verbonden
is heeft een breedte die tusschen de 4 en
10 meters varieert. Daarop volgt de zoo
genoemde Drachenschlucht, waarin bet dal
is overgegaan in een nauwe en zigzag loo-
pende, 200 meters lange, spleet. In die spleet
kunnen geen twee man naast elkander gaan,
doch heeft men die doorloopen, dan komt
men in eene verbreediog die eene soort van
grot of zaal vormt. Het laatste gedeelte is
bijna eren eng als de Drachenschlucht, doch
niet veel meer dan zestig meters lang.
Zij die niet ongevoelig zijn voor natuur
schoon, smaken een waar genoegen wanneer
zij het Annathal bezoeken. Al dadelijk bij
het binnentreden der engte bespeurt men
dat de natuur zich hier op eeno wijze heeft
ingericht, zooals zij dat alléén kan doen en
waarbij de kunst ver achterblijft. Iu het
Hij was een lang, breed-geickouderd en
schoon man, met kort afgeknipt blond baar, dat
zonder de onbarmhartige schaar krnllend zon
geweest zijn zijn gelaatskleur was helder
met een tint van rossig bruin, zgn oogen
helder grijs en zijne gelaatstrekken, ofschoon
niet bepaald schoon, toch zeer aantrekkelijk.
Kapitein Oarew was mïssckisn nader by de
dertig dan bij de twintig, en in zijne manie
ren had hij iete van den nog onbedorven
knaap en den man van de wereld.
Hij stond eenige oogenblikken op den
dorpel, rondkijkende met het hoofd naar
achteren geworpen, en trad toen de kamer
binnen met hartelijk uitgestoken hand.
«Wel, oude dame, zooals u ziet, ben ik er
weer
«Beste Dick lieve jongen
Ik was verbaasd zulk een h&rteljjke be
groeting te hooren. Mevrouw Marsden's ge
laat schitterde van geluk. De kapitein sloeg
zijn armen om haar heen en knstte haar
met ongeveinsde teederheid en daarna ont
trok hij zich aan hare omhelzingen met een
uitroep van verbazing.
Au nathal heeft zij de steile, hier en daac
overhangende rotsige wanden, zoo sierlijk
met mos en varens bedekt, dat de
schoonste fluweelen 'bekleeding er niet
mede te vergelijken is. De verwijdingen of
breede gedeelten in het dal vormen
grotten of rotszalen met mos bevloerd,
terwijl zij van boven gedekt zijn mtt
het dooreen geweven gebladerle der
tot elkander neigende boomen die op de
kruinen der hoogc rotsen groeien. Het ge-
druisch van een waterval die in hel voorste
gedeelte van hel dal den bemosten bodem
met vlokken van schuimen overdekt, ver
mengt zich daar met het murmelen van bet
door het dal vlietende beekje en vormt te
middeu dier, eiken klank terugkaatsende
gesteenten, een harmonisch geluid dat de
stilte op aangename wijze verbreekt.' Uit de
spleten der rotsen vloeit voortdurend helder
water, dat aan de groene bekleediDg eene
verwonderlijke frischheid schenkt. In de
grotten of rotszalen heerscht een clair-obscar,
toch dringt door liet loverdak wel eens
een zonnestraal door. Die zonnestraal is de
bezielende fee, of de toovergodin, die dan in
die, in een geheimzinnig waas gebuide tem
peltjes der nalnur, licht en leven schept
die de mossen en varens in goud, de over
het plantenkleed spattende en in het beekje
vallende druppelen in robijnen en smaragden
verandert en in den bruisenden waterval de
schoonste kleuren van het spectrum doet
vonkelen. G.
(Slot volgt)
Vlissingen, 19 Januari
Bij kon. besl. is de 2e luit. oer inf. N.
C. J. de Vric9, ben iemd tot eerste luitenant,
en blijft hij als zoodanig ingedeeld bij bet
4e bataljon Se reg. inf., in garnizoen alhier.
Het officierskorps van het Nederlandsch
leger bestaat lhaus nit 3 luitenant-generaals
waarvan 1 nonaclief, 16 generaal-roajoors
(1 non-sctief,) 34 kolonels (1 non-actief),
81 lnitenant-koloDels, 104 majoors, 633 ka
piteins (waarvan 10 reserve-officieren van
gezondheid le klasse) 817 le-Iuitenanls,
waarvan 47 reserve-officieren van gezond
heid 2de klasse, eu 428 2e luitenantsto
taal 2116 opper-, hoofd- en verdere officieren.
Het leger in NederlaDdsch-Ir.die telt
thans 1 luitenaDt-geueraai, 5 generaal-raa-
joors, 7 kolonels, 38 luitenant-kolonels, 64
majoors, 394 kapiteins, 691 le-lnitenauts
eu 854 2e-luitenanLs totaal 1554 opper
hoofd- en verdere officieren.
Het is den minister van waterstaat, han"
del en nijverheid gebleken, dat de toepas
sing van het onder zijn ambtsvoorganger in
Maart van het vorige jaar genomen besluit,
houdende eene organieke regeling der pos
terijen en telegraphic, velerlei.practische be-
«Wel, wat hebt gij met u zelve gedaan
Gij ziet er bepaald bloeiend uit tiqn jaar
jonger dan teen ik u bet laatst zag. Hebt gij
weer bygeteekend
«Dat juist niet, maar ik heb één nieuwen
dokter gevonden ziedaar het geheim, laat
rnjj u aan haar voorstellen. "Juffrouw Bea
trice Honor Kapitein Carèw.»
Ik stond op van mjjn stoel achter in de
kamer en trad naar voren. De kapitein
wendde zich verbaasd tot mij om, en ik ge
loof niet dat een man in 'zgn gebeele leven
zoo van zgn beteuter af was dan hij. Zelf
kon ik nauwelijks een glimlach onderdrukken
en mevrouw Marsden laebtte hardop.
«Maar Dick, ik dacht dat ik u gezegd had
dat ik een juffrouw van gezelschap bjj mij
genomen had.»
«Dat hebt gij ook, maar ik dacht enfin
dat doet er niets toe. Hoe vaart u, jnffronw
Honor Ik ben u zeer dankbaar voor de
buitengemeen goede zorg, die gij voor mjjn
tante gehad hebt.»
Ik had gaarne een snedig en bevallig
antwoord gegeven, maar kon er op dat