VLISSI1MGSCHE CftlKWl. No. 5. Zondag 10 Januari 1892. 309te Jaargang Hegelino Oplaag. ZONDAGSBLAD De meesteres van Thursdan. Binnenland. worden begraven met bet jaar, dat ter ruste ging, waarop Kogel wel niet juist boos was geworden, maar toch geantwoord had //Dat nieuwe jaar zal wel net wezen als zijn voorgangeraIk zou ten minste niet kunnen gissen, waarom 't anders zou zijn. Enfin I we zullen zien De nieuwjaarsdag giüg vrij kalm voorbij 's Morgens had Kogel strenge orders gege- V6D,om zonder genade alle nienwjaarwenschers weg te zenden, want, zei hij, waarvoor heb ik anders iugeteekeud op die lijst Die moeite had men anders kannen sparen 1// Hierin had Kogel volkomen gelijk. Zoo brak de tweede dag aan I 's Morgens aan 'l ontbijt kwam de belangrijke fooien kwestie ter sprake //Als je me nu de ronde waarheid vraagt/' zei Kogel, dan begrijp ik niet, waarom we zooveel geld wegsmijten aan die fooien 1 Dat zal me van daag weer een aardig sommetje wezen. WaBrom, ik vraag T je, waarom moeten de jongens van kruideniet en bakker en slager een fooi hebbeD p" //Wel Kogeldenk nu eens na. Alle morgens kouien ze vragen, of we wat noo- dig hebben, en later brengen zij 't bestelde. „Een mooie grap! Waarom loopen die jongens je dear plat P Om de klandisie anders niet. De jongens of knechts vecbteu om een bestelling. Neen 1 w ij moesten een fooi krijgen, omdat we ben begunstigen 't Is nonsens Komen de nachtwakers ook nog „Wel zekerHebben die menschen dan geen hard lot Terwijl wij roetig slapen, loopen zij door koude en sneeuw, en „Houd. maar opToen ik een jongen was, moest ik altijd opzeggen van den klep perman, en dan was 'tlieve klepper houdt de wachtik ga slapen, goeden nacht I Dat was vbd dien braven van Alpheu I Toen hoorde je 's nachts nog, dat de m3n rond liep. Tegenwoordig moet je 't maar geloo- veo, of liever niet gelooveD, want er wordt gestolen, dat bet schandelijk is. Lees de krant maarOm een haverklap lees je van diefstal. Zoo good passou ze op „De lantaarnopstekers komen zeker ook nog 1 Dat is ook totaal nonsensDat moet de gasfabriek zelf betalen. Ze krijgen immers geld voor hun gas en nu komen die kerels, die voor hun bazen 't gas op steken, bij ons om fooien I Ging ik vroe ger rond bij mijn klanten, die zoo goed waren, om bij mij hont te koopen Inte gendeel, uit dankbaarheid geef je een fooi bij 't betalen der rekening. Dat is heel wat anders „Maar Kogel 1 wat draaf je door I Denk aan 't geen ik gevraagd heb I Denk toch aan je fatsoeDZou je dan willen, dat de menschen je met den vinger nawezen cu. zeiden kijk daar gaat die gierige mijn heer Kogel hij woont zoo deftig en geeft niet eens een nieuwjaarsfooi „Gierig ben ik nooit geweest, maar ik maak me boos over die verregaande afzetterij, die langzamerhand ai erger en erger is ge worden. Jnist dat dromtnelsche fatsoen, dat doet het je. Als je vroeger nog met een dubbeltje kon volstaan, moet je du natuurlijk een kwartje geven, omdat a en b en c 't ook doen. En dat alles out 't fatsoen. Een mooie grap Daar word je ook niet beter van „Willen we dan maar liever gaan ver huizen en in een achterbuurtje gaan wonen Dan ben je van al die narigheid af Laat vandaag nog een bordje aanslaan, dat het huis te buur of te ko.ip is, en kijk dan maar eens uit naar zoo'n villatje van 50 of 60 centen per weekKogel, Kogel I ik wou je toch wijzer hebben I" Daar ging de deur open en Antje, de dienstbode, bracht het Handelsblad. 7/Mijnheerde krantenjongen wenscht u er, mevrouw en de geheele familie veel zegen in 't nieuwe jaar!" „En jou ook I" bromde Kogel. „Zeg hem, dat ik hem tienmaal zooveel wenscb I" Mevrouw gaf heimelijk een wenk aan Antje, die T begreep, en vertrok. „Zie zoo! die komt niet weerom!" zei Kogel. Meteen nam hij 't nieuwsblad en verdiepte zich in de lektunr, terwijl mevrouw noteerde „aan den jongen van de krant 25 cent." Er stonden nog meer namen op dat lijstje. Gelukkig zag Kogel ze niet. 't Ontbijt was afgeloopen en toen de krant behoorlijk van a tot z was gelezeD, stond Kogel op $d keek naar de lucht „Dat wordt weer de oude herhaling van regen en wind. 't Spijt me, dat het niet ferm vriest „Maar vind je 't dan niet gelukkig, dat de arme menschen minder van de kou te lijden hebben P" Dat zie ik nog niet in. Als 't koud is, worden die meDschen meer beklaagd cd ze krijgen ook meer. De collecte gaat toch dcor, al is da winter nog zoo zacht. Daarom heb ik maar liever dat het vriest; dat behoort er zoo bij. Jo weet" anders niet, dat het win ter is." „Misschien praat je wel anders, wanneer brandstof en andere zaken duurder worden, zooala gewoonlijk gaat bij een harden wiu- ter Dat zjI je toch ook niet bevallen 1" Mijnheer Kogel keerde zich om en ging de kamer uit, ontevreden, omdat het niet vroor; ontevreden over de fooieD, ontevreden over alles. Hij was in T Dieuwe jaar nog geen nieuw mensch geworden, 't Was nog bij 't oude gebleven. Toch was er in zijn zoogenaamd kantoor wel iets nieuws. Wat bad hij niet een mooien nieuwen kalender van zijn vrouw gekregen. En ze had hein zoo op het hart gedrukt, om nu toch dien kalender eens in eere te houden en te ge bruiken, te meer, daar bij anders de ge woonte had, om 't afscheuren somtijds een veertien dagen uit te stellen. Ja 1 die kalender was nieaw en zijo no titieboekje was nieuw, maar anders was hij nog dezelfde, en alles ging zoo denzelfden Opdat wij de oplaag van het GEÏLLUSTREERD hunnen vaststellen, worden onze Abon- nê's beleefd uilgenoodigd, het in het Proefnummer zich bevindende lnteeken- biljet, van naam en woonplaats voorzien te doen bezorgen aan den UITGEVER. {wjajgy» prijs van 30 cent per 3 maanden, dus slechts 10 cent per maand, kau voor geen onzer abonne'a een beletsel zijn, om op deze Illustratie in le teekenen. In de eerste dagen Er bestaat onder de menschen oene soort, die niet tot de alleraangenaamste behooTt, Damelijk de klasse der pruttelaars. Ze zijn hoogst vervelend voor anderen en lastig voor zich zelveD. 't Is niet wel mogelijk, om hun naar den zin te maken. Nu is te warm, dan te koud nu te droog, dan te nat; in éón woord: 't is nooit goed, zelfs al zijn er bonderden, die 't wel goed of tamelijk vinden. Mag ik u den beer Lambertns Kogel voorstellen, voormalig houthandelaar, maar nu stil levende of als iemand, die zijn koeien op 't droge heeft De heer Kogel is gehowd en heeft twee kindereD, die reeds beide de wijde wereld zijn ingegaan, misschien wel, om aan 't on aangename humeur huns vaders te ontkomen. Kogel is wel niet scbatrjjk, maar hij kan 't goed stellen, woont heel aardig en kon der halve werkelijk een aangenaam leven hebben. Hij heeft de bovengemelde aangename eigen schap om alles sf te keuren, altijd te morren, te klageu, te prutteleD. Zijne vrouw is van geheel andereD aard. Zij Doemt de wereldscbe zaken nooit zwaar op en doet altijd, wat zij kan, om baren man die ellendige denk beelden uit het hoofd te praten. Daarenboven bezit zij 't benijdbaar voorrecht, dat ze zich al die booze buien niet aantrekt en er somtijds zelfs hartelijk om lacht, altijd hopende, dat haar man nog eens anders wordt. Een harer wenscheD op oudejaars avond is dan ook geweest, dat haar mnu met bet nieuwe jaar van binnen anders zou worden, en dat het grootste gedeelte van die ontevredenheid en pruttelarij moebt FEUILLETON. Uit het Engclsch. 6.) «Maar mijn beste I» riep zij op zekeren dag uit, «wat wil je toch eigenlijk Ginds wacht je alle mogelijke weelde en toch doe je niets dan jammeren en morren. Waarom toch, bid rk je Je was vroeger toch niet zoo verzot, om 's morgens vroeg op te staan, in alle weer uit te gaan en aan ondeugende kinderen in stoffige kleine schoolvertrekken le» tu geven Maar daar zjjn menschen, die nooit te voldoen zpu «Dat is alles goed en wel. maar het voorstel is zoo onbeuemd en onbepaald. Ik weet in do verste verte niet wat er gebeuren zal als ik daar bon I» «Hoe?» Des te meer zou het mij prikke len. Waarom klaag je toch, Beatrice Het geen mijnheer Barclay schreef, heeft toch ze ker wel de eer je te bevallen Wij hadden den eerwaarden heer Barclay *8 avonds na den dag van het bezoek van mevrouw Marsden geïnviteerd, hadden hem onbarmhartig meer dan twee uren lang on dervraagd en de van hem verkregen infor. mitiën luidden als volgt. Mevrouw Marsden was de stiefmoeder van mijnheer Clarence. Zij was reeds heel bejaard en volgens gerucht buitengewoon rjjk toen zij met den vader van Clarence trouwde en op Thursdan Old Hall ging wonen. Het huwelijk was niet zeer gelukkig geweest, en zeB of zeven jaar geleden was de echtgenoot gestorven, zjjn stiefzoon als eenig kind nalatende. «En ook als erfgenaam vroeg Amy scherp «Wel neen I De goederen gaan na den dood van mevrouw Marsden over op haat- neef, een jongen man in het leger, kapitein Carew, de zoon van haar jongste zuster. Hjj is, vrees ik, een tameljjk loszinnig jongmensch. Mijnheer Clarence heeft, eenig geld van zjjn vader heel weinig, gelcof ik maa overigens niets met de goederen te maken.» «En hoe is mevrouw Marsden van zichzelve? Zij schijnt heel zonderling le zijn,» De heer Barclay lachtte goedmoedig. «Hu, ja, een beetje excentriek.» «Is zij gierig vroeg ik lompweg. «Waarde juffrouw Honor!» hierbij spreidde hij zijne handen afkeurend uit. «Het zou mjj spijten, erg spjjten all ik zulk een woord gebruiken moest. Gierig Wel □een I In den regel hebben onde dames geen bijzonder duidelijk begrip van geldzaken misschien weet zij zelf niet wat zij werkelijk bezit, en, wanneer sommige menschen een groot deel van hun leven alleen geleefd heb beD, worden zij heel licht spaarzaam.» Dit bedoelde natuurlijk dat zij eene echte vrekkin was. Een prettig vooruitzicht, waarlijkl »Eu mijnheer Clarence Hij 6chijnt heel stil te zijn?« «Hij is niet ondeugend. Hij bestuurt de zaken voor mevrouw Marsden en beheert het landgoed. Ik heb dikwijls reden gehad hem dankbaar te zijn; door hem kan men zekerlijk het best iets van Mevrouw Marsden gedaan gang als in de maand December. Men kon niet gewaar worden, dat het een ander jar was. Wat gaf 't ook, om daar van dat Nieuwejaar te sprekeD od dat nog le vieren door 't uitreiken van al die ellendige fooien f. Kogel zou het toeh wel gewaar worden. „As je blieft, mijnheer 1' Met die woor-jj den kwam Anlje binnen en legde een brieljé op de tafel, die eveDwel niet van ven post merk voorzien was. Mevrouw Kogel kwam op den ongelukki- gen inval, om lachend te zeggen „Ze zijn er vr. eg bij I Beginnen de beereii; nu al te brommen En 't is nog niefc koud!» „Wat :s dat na voor gekke praatbromde Kogel, terwijl hij don bewnsten brief opnam CASAC4RA. Vlissingen, 9 Januari Van tal onzer abonnéi ontvingen wi reeds de met het Proefnummer tad oni „Geïllustreerd Zondagsblad" verzondoi' Inteekenbiljetten geteekend terug. Zooals aan bet hoofd van dit blad vermeil staat, is het voor een afdoende regeling vai de oplaag dringend n o o d i g, dat d' inteekenbiljetten ten spoedigste aan den Uit; gever geteekend worden bezorgd. Met bet oog hierop, zijn wij zoo vrij onz inteekenaren nogmaals met aandraDg nit t noodigen, zoodra mogelijk aan ons verzoel gevolg te willen geven. Van 2 tot 8 Januari zijn alhier ui Queenboro met de mailbooten der Stoom va&rtmaatschappij „Zeeland" aangekomen me de dagbooten 82 en met de nacbtboote 461; daarheen vertrokken met de dagboote 165, en met de nachtbooten 469, alzo samen aangekomen 543, en vertrokken 63 passagiers. Ooee troepenmacht te Atjeb bestaat than uit bet 3e, 12e, 14e eu de helft van he 15e bataljon infanterie, benevens uit he gumizoenbataljon van Atjeb en onderhoorig hedeD, het rechterhelft 4a veld-escadron, dj 6e eu 22 comp. vesting-artillerie, de 4M bergbatlerij, een detachement genietroeper een korps marechaussees, beneveus de, stave van den gouverneur, van den commandant dt artillerie en genie, van den geneeskundige' dienst en van de mililaiie administratie e intendance. De infanterie heeft een totale sterkte va 121 officieren en 3974 minderen, waarondi 1522 Europeanen, 256 Amboineezeu eu 212 inlanders. De cavalerie bestaat uit 3 officieren en 7 minderen, 6 officiers en 64 „troepenpaardei De artillerie 12 officieren on 865 mindere krijgen. Alt er eene bjjdrage tot het een ander liefdadig doel gevraagd werd, had mt zich slechts tot hem te wenden om die l> verkrijgen. Hij verstaat de kunst ieman: over te halen. «Waarop Amy haar hand cl haar hart legde en mg, ongezien door cl anderen, beteekenisvol aankeek. Na dit over het geheel gunstig bericht kcl ik geen redelijken grond meer vinden om b< voorstel van mevrouw Marsden af te slaa en daar ik> zelfs toen de vacantie ten eioi was, van geene geschikte betrekking a gouvernante gehoord had, ging ik in e< tamelijk opgewekte stemming op reii, toe ik bedacht dat, als het oog der oude dan niet toevallig op mg gevallen was, ik r, te huis zou zijn zonder betrekking en hi onaangename, dut daarvan het gevolg is. Mijne reis was vervelend en liep zondifl iets merkwaardigs af en eindelijk kwam aan het droomerige kleine station van Tkurjll dan aan, waar ik de eenige passagier w; die afstapte en klaarblijkelijk verwacht wer want een krnier kwam mg te gemoet zeide, den hoed afnemende, dat het rjjtu

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1892 | | pagina 1