VIJSSIMaStllE COURANT TIES, IIPMTOS oeüi! ei sterl ode ■Schelde. No. f- Zondag 3 Augustus 1890. 28ste Jaargang. Gemeentebestuur. FEIMIETÖÜ VALENTINE. Binnenland. erdam. UK WAT ER I.e. BOLDOOT. "worden tegen illijke prijzen vervaardigd. ON. Op iedere 100 geven worden llaarzen. f|IOE>E\, tot ,scb kan omgaan, jourant. »IEN8T Middelburg v. v. nam. 1.16, 2, 2.46 I roorm. 4.56. (Zeil- 11. nam. 12.30, 3.30, eilroarkl): »oorm- Bnoro. 2,45, 4.15, 5.45, Vllssingen e Jrkdagen. «>t ES8T Vlissingen r. 8.—+, 9.20. 10.t 1.40, 2.30-f, 3.30, I, 9.-t. 10.—, 11.—t, lf, 2.30, 3.30t, 4.30, I trekmexi ititt ten f zij» |_ienstatioiiB stilgehouden. e Keersluis aan. 25 en 3,46 6.3(1 !,55 4,15 7.- "Woensdag en Zaterdag. Di. 7.80 n m 2.20 nni 0.30 7.50 2.40 v 6.50 10.30 11.— 6.— 12.80 4.30 6.20 12.50 4.5 50 12 20 5 20 12 29 5 29 12 37 5 36 18 12 46 6 45 411 1 8 6 5 30 1 51 6 56 8 15 8 25 N 8 34 g 8 45 8* 9 7 9 49 36 1215 8 10 22 12n 9 20 87 135 9 36 47 145 9 43 58 155 9 52 25 10- BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maanden 1.—. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 10 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1 tot 4 regels 0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Eenig Agent voor Frankrijk de firma G-. L. DATJBE Co., te Parijs. Verschijnt Dlustlag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitsehland, Eng» land en Frankrijk 1.65 per drie maanden. Toelating van leerlingen op de scholen A. en Bt De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, verwittigen ouders en voogden, die hunne daartoe in de termen vallende kinderen of papillen met 1 September e. k. wenschen te zien toegelaten, tot de leasen aan de openbare lagere scholen voor on- en minvermogenden A. en B. alhier (hoofden der scholen de hh. Landsman en Van Kamer) dat zij zich te dien einde op Dinsdag 12 Augustus 1890, des avonds te 7 uren, bij de'commissie vnu toezicht op het lager onderwijs, ten raadhuize zullen moeten aanmelden. Tevens geven zij kennis dal bij niet voldoening daaraan, eerst één jaar later (niet tussckentijds,) daarvoor ge legenheid zal worden gegeven. Ter bekoming der over te leggen bewijzen van ouderdom, vervoege men zich ten kantore van den burgerlijken stand ten raadhuize. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 2 Augustus 1890. De Burg. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris, E. N. VAN DER BILT. IV. Slot. Weest zoo goed mij nu nog eens te vol gen naar eene dier straten, welke aan t einde van ons dorp gelegen zijn, en in den regel door fabrieksarbeiders bewoond worden. Op drie na 'f laatste huis wordt bewoond door een huisgezin, dat mij door mijne be trekking nog al bekend is. Vroeger kwam ik er veel, maar in den laatsten tijd is er veel gebeurd in ons anders zoo rustig dorp, en de invloed of beter de nasleep dier ge beurtenissen is duidelijk op te merken. Ook wij hebben bezoek gehad van wei kstaking, welke daarua gevolgd werd door staking vaD verdiensten en bijna door staking van eten, waarvan de leven sstnking, einde- 'jk het gevolg zou hebben moeteo worden. Voor de bewuste woning gekomen, zion 'e een man op een bank voor de deur zitten. Onaangenaam doet hij ons aan, zoo- Uit het Engelsch Drommels, daar zit ik nu well» De spreekster, een lief meisje van negentien laar met donkere oogen en goudblond baar, ïesk, dit zeggende, met een half ernstigen, talf verdrietigen Wik naar beneden. De toestand, waarin zij verkeerde, was kouwens ook alles-behalve prettig. Valentine Carlyon, gewoonlijk door haar 'riendinnen »Val« genoemd, was op weg naar soa tennis-partijtje, dat ten huize van hare vriendin, mevrouw Latimer, gegeven werd, en wandelde op haar gemak over eenige velden, die tusschen het huis van de dame en haar sigen huis lagen, toen zjj tot haar ichrik als hij daar zit met de hand onder't hoofd. Zijn zwart haar hangt slordig over zijn voorhoofd, en doet de bleekheid van de wangen nog sterker uitkomen. Bij onze nadering slaat bij de oogen op, maar daarin ligt iets, dat ons als 't ware een huivering aanjaagt. In die zwarte oogen lezen we haat, koDger, wanhoop, 't Gekeele voorkomen van dien man teekent diep verval. Hij zelf be antwoordt onzen groet niet. Jt Is al we), dat hem geen ruw woord, geen vloek ont snapt. Terwijl ik onwillekeurig was blijven staan, niet wetende, of ik verder zou gaan otkem aanspreken, ging juist de deur open en trad eeDe vrouw naar buiten. Eerst herken de ik haar waarlijk niet, zóó wns ze ver anderd. Was dat die nette ferme vrouw, die zoo vriendelijk goeden dag placht le zeggen, en wier gelaat als door een zonnestraal werd beschenen, wanneer zij met een der kleinen op haren arm, dien schat beschouw de en aan de wereld liet zien, hoe rijk ze wasArmoede en gebrek hadden eenen duidelijken stempel op dat gelaat gedrukt, waarop eene gebeele lijdensgeschiedenis te lezen stond. In hare oogen lag meer eene uitdrukking van droefheid en onderworpen- beid, van een opgeven van strijd, van een bezwijken onder een te zwaren tast. Ik begreep dadelijk, dat er met den man toch geen gesprek kon worden aangeknoopt. Hij zat daar als iemand, die totaal ver stompt was en zou mij toch geen antwoord gegeven hebben. Door medelijden met de arme vrouw bewogen, wenkte ik de vrouw, mij te volgeD. De man scheen dit niet eens te bemerken. Hij bleef onbewegelijk op zijn plaats en sloeg er geen acht op, toen de vrouw aaü mijn wenk gehoor gaf. Wij liepen een eind den weg op, en op mijne vragen kreeg ik langzamerhand een veislag van alles, wat daar in die kleine woning was voorgevallen. Hoofdzakelijk kwam het hierop neder. Het uitgestrooide zaad van ontevredenheid en verzet had in 't eerst geen vruchtbaren grond gevonden. Daar waren Dog overblijfselen van betere gevoelens, die den groei belemmerden. Maar de man was er meer en meer toe gekomen, om de vergaderiDgeD te bezoeken, en gedurig kwam hij opgewonden thuis. Hierdoor was bij reeds half voor de zaak gewonnen, en toen nu andermaal het zaad werd uitgestrooid, werd het opgenomen niet alleen, maar leverde rijken oogst op. Dezelfde man, die lang getrouw was gebleven aan zijne goede voornemens en een voorstander was van een stier op haar af zag komen, naar het scheen met heb plan haar te lijf te gaan, zooals zij later zeide. Yal keek haastig rond zich. Zij was nu op de helft van den weg over de velden en het was haar onmogelijk intijds een der hekken te hereiken. Gelukkig was zij goed bekend met de om geving. Rechts van haar stond eene rij boomen, waarheen zij zich zoo spoedig haar kleine voetjes en de fijne tennis-schoentjes, die zjj aanhad, het toelieten, spoedde. Zij was gewoon met een boek in de takken te zitten en dus ging sp rechtuit naar haar lievelings plek, waar het haar, die zoo bedreven was in bet klimmen, geen moeite kostte onder de wijduitgespreide takken een plaats te vinden. Toen zij haar schuilplaats bereikt bad, keerde zij zich om De stier kwam nu in dolle vaart, met luid geloei, den kop naar omlaag, den staart opgeheven en den grond met zijne groote hoeven omwoelende, op haar aanrennen. Val bleef even staan om in haar toorn hem met baar raket te bedreigen en klom toen recht en oïde, diezelfde man werd nu een hevig voorstander od kampvechter voor de werkstaking en al wederom werd bewezen, dat de uitersten elkander raken, want juist hij werd de redenaar, die de zwaarste be schuldigingen tegen de patroons uitbraakte, als in dolzinnige woede zijn waar belang uit het oog verloor, en niet meer vroeg naar vrouw en kinderen, maar geheel opging ïd de verkondiging van de meest dwaze leer stellingen. /Eindelijk bink de dag aan, waarop de werkstaking plaats had, zoo ging de vrovw voort. „Ia de eerste dagen leefden we nog van t geen we hadden, want we hadden nooit verkwist. Daarbij kwam, dat de heeren zoo noemden zij nota bene de op- stokers ons bepaald verzekerd hadden, dat de patroons wel zoudeD toegeven en alleen een paar dagen wachtten, om hun fatsoen te bewaren. Zoo verliepen er een veertien dagen. De patroons wilden wel wat, maat niet alles geven, wat er gevraagd werd. Enkelen van het volk, die 't al vrij krap kregen, hadden er wel ooren naar, maar mijn mau werd woedend en schold hen voor lafaards en ik weet niet wat al uit, en ik koor't hem nog op zekeren avond tegen een paar werklieden zeggen als jet hart hebt, om weer te gaan werken, zonder het loon dat wij nu vragen, dan sla ik je de hersens in!" Een dag later kwam hij 't huis invliegen en zeiJans hier is geld I Dat hebben de heeren uit den Haag gestuurd I zie je nu wel dat ze 't goed met ons meenen Maar nu moeten we ook volhouden en geen cent van onze eiscben laten vallen. Nu komt alles terecht en wij zijn er vrij wat beter meê geworden I" „De patroons wilden evenwel niet toegeven en de heeren uit den Haag hielden op roet het zenden van ondersteuning. Wat nu te doen Ach l hoeveel malen heb ik mijn man gebeden, om toch zijn verstand te gebruiken. Er was niets aaD te doen. Wat we nog nooit hadden gedaan, deden we du. We brachten 't een en ander naar de bank van leening, maar veel hadden we niet te missen. Onze nood werd grooter en eten moest er zijn. Die arme schapen riepen om brood, en toch wou mijn man niet toegeveD. Hij werd boe laDger hoe wilder, ziju oogen begonnen zoo bol en zoo akelig te staan, maar toch bukte hij niet. Eens zelfs was bij op 't punt mij te slaaD, omdat ik mij een verwijtend woord liet ontvallen, dat hij toch wel verdiend had." „Mijnheer weet, dat er weer gewerkt wordt, maar mijn man wil niet vragen en ving in den boom. Pas was zij halverwege den boom op een plaats gekomen, -waar twee takken uit elkander liepeD, een lievelings plaats van haar, of het dier kwam, dol van teleurgestelde woede, aan en keek zijn hem ontsnapte prooi woest aan. Wetende dat zij volkomen veilig was, kon Valentine nu ge rust over zijne woede lachen. «Gelukkig voor mij dat je geen beer bent en niet klimmen kunt, anders zou ik hier ook niet veilig zijn,« zeide zij tot den stier, die stampvoetende rond den boom liep. »lk zou wel eens willen weten, hoe lang ik hier moet blijven zitten U ging zij eenige minuten later spijtig voort, toen haar vijand nog geen aanstalten maakte om het beleg op te breken. Hij stootte woest tegen den boomstam met zijn groote hoorns, maar gelukkig was het een dikke eikenboom, die Wel tegen een stootje be6tand was. Val gooide hom met eikels, in de hoop hem tè verjagen, maar dit maakte hem nog woedender. »Wat moet ik doen dacht het meisje wanhopig. »lk geloof dat niemand ooit hier men zou hem ook niet aaunemen. Wat er nu van ons worden moet, weet ik niet. Mijn arme kinderen De vrouw kon niet meer zeggen, zoo huilde en snikte zij. Eu als ik mij nu dia vrouw voor den geest haal en dien man, die als wezenloos zat, dan zou ik die heeren willen halen, hen wijzen op die schilderij en zeggen „Dat is uw werk! Kunt gij dat voor God en uw geweten verantwoorden Die schilderij behoeft geen onderschrifil" En daarom nogmaals Opent de oogen dier blinden, slaat de banden inéén. Werkt ten nutte uwer inedemenscheD en doet hun inzien, dat tevredenheid, spaarzaamheid en oppassendheid steeds goede vruchten zullen dragen. Alleen door volhaiding zullen we die lokstemmen ten kwade het zwijgen opleggen. casa.ca.ra. Vlissingen, 2 Augustus. Naar wij vernemen, heeft zich alhier eene voorloopige commissie gevormd, bestaande uit de heeren H. P. J. Tutein Nolthenius, J. van Raalte, A. A. A. E. Gewin, C. Mortier, G. A. Kalbfleisch, E. Delvoije eo A. L. A. van Unen, die zich het oprichten eener gaarkeuken ten doel stelt. Die commissie wenscht eene inrichting tot stand te brengen, waar, tegen matigen prijs, voedzame spijzen worden verschaft, die af gehaald of in daartoe bestemde lokalen ge bruikt kunnen worden. Voor den oogehuwden werkmanvoor gezinnen, wier arbeid medebrengt, dat zij zich te ver van hunne woningen moeten verwijderen om daar te gaan eten en voor kinderen, die te ver van huis worden gezon den om in deu loop van den dag aldaar het noodige warme voedsel te kunnen gebruiken, voor al deze personen worden de deuren der gaarkeuken geopend. De commissie gaat echter niet alleen van het denkbeeld uit, om de hierboven be doelde personen tegemoet te komenzij wenscht verder te gaan. Zij wil, dat ook zij, die niet genoeg ver dienen, om geregeld in hun levensonderhoud te voorzien, bij de oprichting eener gaar keuken gebaat zul'len zijn. De inrichting, waarvan hier sprake is, heeft alzoo een tweeledig karakter. langs' komt dan ik.« Aan den voet van den boom was, half door zijne tabken verborgen, een lage steenen muur. Van de weiden gezien,.scheen het voor Valentine gemakkelijk te zijn zich er op t0T laten afzakken en aan den anderen kant er af te springen en dus een onoverbome- lijken slagboom tusschen zich en den stier te stellen. Maar aan dien anderen kant van den muur stroomde een diep, breed riviertje, de Done. Aan den tegenovergestelden kant was een schaduwrijke wandelplaats, die, vooral in den avond, door de jeugd van beide seksen van de naburige stad Midborongh druk be zocht werd. »Als ik maar daar was 1« dacht Val, spijtig over den muur kijkende. >Ik zou er graag over willen zwemmen, maar zelfs voor de partij bij mevrouw Latimer, die zeker wel dol pi'ettig zal zijn, durf jk mijn japon niet te bedervenik weet niet hoe ik aan eenef andere moet komen zij is met bet klimmen in den verwenschten boom er ook niet beter op geworden,* zeide zij met een trehrigeu

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1890 | | pagina 1