VUSSINGSCHE COIIBAXT.
i wollen Dekens
b)lt\s. J, REKKERS.
liouder.
No. 44.
Zondag 30 Mei 1886.
24ste Jaargang.
Dienstbode
CII Et D E.
t u s 1886.
fi
GlimTSBIgTOUR.
pene nieuwe collectie
F EN.
aal Kleedermagazijn,
R, ANDRIESSE.
I. C. JANSEN.
naire SHERRY 55
goede PORT 80 Ct.
jke hulp van iemand,
oekhouden verstaande,
bij te werken en eenig
ten. Adres onder Iet-
Courant.
WERKMAN, van goed
bestaat gelegenheid om
3ekgeld te worden ge-
inco onder letter O. S.,
it.
Juffrouw, bekwaam Cos-
ster, wenschte zich in
en. Zorg dragende voor
bediening. Brieven let-
aat te Vlissingen.
w wenschte gaarne ge
en als
OUDSTER
SHOUDSTER. Adres;
iau dezer Courant.
de Wasch kan omgaan.
:r Courant.
BOOTDIENST
uascheu
.elburg en Rotter
iliggende plaateen
1 vertrek in Mei
Van Middelburg:
vm 9,45
n 9,45
9,45
9,45
van Rotterdam:
9,45
9.45
9 45
9,45
B00TD1ENST
urg en Zierikaee v.r.
Mei
VAN Z1ERIKZ.EE
Donderd 27 nam 3,3
Vrijdag 28 3,-
Zaterdag 29 11,-
Zjndag 30 H 3,3
Maandag 31 3,3
MAANDEN
orden
Woensdag
en
Zaterdag.
arm. 7,30 nam, 2,45
v 8,- 3,15
10,30
11,—
6,— 12,30
6.30 p '1,—
cltlig voor dicu dag.
uzen
*12,40
5,30
Geut
6,21)
1,4
5,50
e
6,4(1
1,25
6,8
7,25
2,15
6,56
*8,34
12,15
•8,13
*9,15
1,15
9,15
Jent
*9,25
1,20
9,22
uzc»
lü,
2,—
10,—
t teelten betcekent dat
aungeduide gedeelte vah liet tra
rijtuigen late en 2de klaas*
Op nieuw vaststelling van eenige
strafverordeningen.
(Slot.)
Verordening op het brandwezen in de
gemeente Vlissingen.
HOOFDSTUK Y.
Verplichtingen bij het ontstaan van brand.
Art. 64. De beambten der spuiten zullen
zicb bij het ontstaan van brand onmiddellijk
beffeveu naar do bewaarplaatsen der spuiten,
waartoe zij bubooron, teneinde die naar de
plaats van duu brand over te brengen.
Zij worden daar tor plaatse dadelijk lu
goreutlheid gebracht, ten einde op de eerste
order water te kunnen geven.
De mau9ch.ippou, die r.iet aan het brand
spuithuis verschjjnen en ten bewijze daarvan,
hou penning niet hebben ingeleverd, zullen
als afwezig worden aangemerkt en de daar-
»oor bepaalde straf op hen worden toegepast.
Mocht bij hunne aankomst aun het brand
spuithuis de spuit reeds naar du plaats van
dea brand zijn overgebracht, zullen zij toch
«rplicht zijn hunne penningen in een daar
puwezige bus te werpen, welke bus een
fcilf uur na het bekend worden van den brand
oil worden weggenomen- Ter controle, dat
zjj, die hunne penuiugen in de bus geworpen
tobben, bij dd brandspuit aanwezig zijn, wor
den na bet ia werking treden dor brandspui
ten, door de brandspuitmeesters appèl gehou
den over het personeel bij iedere spuit bo-
boorende.
Art. 65- Bp bet ontstaan van brand of
het houden van beproeving, zullen de man
schappen, zoomede do brandspuit- en ooder-
braodspuitmeestors gehouden zijn, de spuiten,
Viiartoe zij bebooren, niet te verlaten, opdat
eene aflosöiug der pompera geregeld zal kun
nen plaats hebben.
De brandspuitmeesters zijn verplicht, 200
dikwijls appèl te bouden als bet bun mocht
coodig toe8chynen en zullen zy, die zicb
alsdan mochten verwijderd hebben, mede als
afwezig worden gestraft.
Art- 66. De schutterij en de politie en, zoo
noodig, ook do militaire macht, zet de plaats
mu den braud zoodanig af, als door hem,
diu bet opperbevel by den brand voert, zal
irordun buvolen,
Binnen de ufguzotte plaats zal, behalve de
lolitie en de brandweer, niemand worden
toegelaten dan de loden vau den gemeenteraad.
De directeur der gasfabriek en zij, die fcoe-
elateu worden tot het bergen van goederen,
leze laatste zullen als berkenniDgsteeke»
rugou eene koperen penning aan een wit
''ut.
Art- 67- De bode van do brandweer zal
ich onmiddellijk vervoegen by den opper-
raudmeester en zicb zonder verlof van dezen
liet uiogeu verwijderen.
Ter aanwijzing van de plaats waar het
estuur over de brandweer zich bevindt, zal
sn persoon aangesteld worden, die by dag
sa rood vlaggetje en bij avond oen lantaren
et rood glas, voorzien van licht, aan een
ok zul dragen.
Art. 68. Wanneer de bijstand van hot per
ineal der brandweer en vrijwillige hulp on-
moegzaam is, kan elk inwoner der gemeente
ior den burgemeester of eeD ambtenaar vau
ilitie, daartoe van diens byzouderon last
lorzieu, verplicht worden mede te werken
it bot blu8scben.
De duur van dezen porBooulyken dienst strekt
oh niet verder uit dan tot twee werkuren
bteroen, met eene tusschenruicnte van min-
vier uren.
Het staat ieder vry om aanstonds een
urtoe geschikt plautavervanger aan te wij-
Art. 69- Ieder, die by bet blusscben van
r. brand boscbonken blijkt te zyu, wordt
nstonds buiten de afgezette plaats en niet
er by deu brand toegelaten.
De manschappen, tot de brandweer buhoo-
ido, verliezen buitendien alle aanspraak op
'ot van werkloon en aandeel in de premie.
De overtreders zullen daarenboven do geld-
ete verschuldigd zijn, bepaald by art. 59.
Art. 70. Iedereen is verplicht in geval van
ud, zyu vaartuig, paardeu, wagens of wat
3 cueor zy, tegen eene later door dun ge
nu teraad te bepalen vergoeding, op bevel
dun burgomeeBter of den oppeibrand-
'Ster ton gobruike af te staan.
H> r is verplicht toe te laten dat de brand-
jitslaugon of andere brandbluscbmiddelen
|r de gebouwoo gelegd wordeBj indien zulks
tot hot blusscben van den braud mocht noo-
dig zijn.
Zy zn'len tevens verplicht zyn, 'hunno
welputten en regeubakken ter beschikking te
stellen vau de brandweer, alles met inacht
neming der bepalingen, voorkomende in «rt.
3, alinea 1 dor wet vau 31 Augustus 1853
(SM. no- 83)
ajArt. 71- De nabijgelegen gebouwen, buizen
en goederen zal men zooveel mogelijk trach
ten te bewaren, zoo door ze nat te houden,
met uatte zeilen te bedekken, als anderszins
By hoogo noodzakelijkheid zal de borge-
meester tot stuiting van deu brand, de om-
verbaling van belendende gebouwen kunnen
bevelen.
Brandhaken tot het omverhalen van muren
of gevels zullen niet mogen gebruikt worden
zonder uitdrukkelijk bevel van den barge,
meester.
Art. 72. Het reddeD en borgen van goede
ren zal alinea geschieden door zoodanige
personen, als de burgemeester of die hem
vervangt, zal anuwyzen.
Art. 73. Do geredde goederen zullen ge
steld worden onder toezicht van de politie
en zoo noodig geborgen worden in daartoe
aan te wijzen gebouwen of pakhuizen.
Zij zullen daarin verblijven totdat zij door
de rechtmatige eigenaren opgevorderd worden.
Art. 74. Ieder die bij gelegenheid van brand
goederen ter bewaring mocht outvaugen bob
ben, is verplicht daarvan aangifte te
doen bij de politie, opdat deze voor de be
hoorlijke teruggave zorg drnge.
Hoofdstuk VL
Bepalingen na het blusschen van den brand,
Art. 75. Zoodra de braud gebluscbt is en
de aanwezigheid der brandspuiten overbodig
wordt, zolleu dezo, op order van den burge
meester of die hem vervangt, naar de be
waarplaatsen worden overgebracht.
Wanneer bot noodig wordt bevonden, dat
na bet blusschen van den brand, oen of twee
brandspuiten ter bewaking moeten achter-
blij ven, zullen daartoe wordeu aangewezen do
spuiteu met hunne manschappen, ter beoor
deeling van den opperbraudmeester.
Art. 76- Zoo spoedig mogelyk zullen de
spuiten met toubebooren door den inspecteur
worden nagezien in tegenwoordigheid vau
den aannemer van bet onderhoud of zyn ge
machtigde, en, zoo noodig, alles hersteld.
Van do vermiste goederen wordt dadelijk
kennis gegeveo aan burgemeester en wethou
ders, teneinde voor de aan vuil iug zorg te
dragon-
Art. 77- Zoodra de gebroken hersteld zyn
en het ontbrekende aangevuld is, zal de in
specteur daarvau kennis geven aan het be
stuur over de brandweer, om door deze na
gezien te worden en daarvan rapport te doen
aan burgemeester en wethouders.
De brandspuitmeesters hebben hut recht,
om ten allen tijde de braudspuithuisjes bin
nen te gaan, om zich te overtuigen, of de
inventaris geheel in orde is, om by gebreke
van een en ander, daarvan kenni3 te geven
aan den opperbraudmeester.
Art- 78- Zoodra de spuiten in de bewaar
plaats teruggebacht zyn, zullen de brandspuit
meesters aau de manschappen d« penningen 1
weder uitreiken, die zy by bunne komst aan
het brandspuitbuisje afgegeven hebben
Art. 79 De brandspuitmeesters zullen eene j
lijst oomaken vau ben, die te laat gekomen,
afwezig zyu gebleven,tovroeg weggegaan of zicb
onbehoorlyk gedragen hebben zoomede aan-
teekening houden van beD, die zicb bijzonder
onderscheiden hebben, en van een en ander
rapport doen aan den opperbraudmeester, die
daarvan kennis zal geven aan burgemeester
en wethouders-
HOOFD9TUK VII.
Belooning.
Art. SO. Aan de manschappon van de spuit,
zoowel die van de gemeente als van het rijk
of andere covpor&UÜa, die bet eerst gereed
zal geweest zyn om water in den brand te
brengen, zullen premiën worden uitgereikt,
gezamenlijk hoogstens tot een bedrug van
zestig guldenen zulks ter beoordeeliog van
burgemeester en wethouders, die de premiën
verdeelou-
Aan ieder der mauschappen, buhoorende
lot de gemeentelijke brandspuiteu, die, inge
val van brand, water hebben gegeven, zal
bovendien des-verkiezende worden uitbetaald
voor elk uur of gedeelte van dien f 0,20,
zullende evenwel wanneer de hulp langer dan
3 uren mocht gevorderd worden, het bedrag
van f 0,60 per persoon, niet mogen worden
to bovoDgügaan.
Art. 81- Indion by bet blusscben van brand,
spuiteu van bet rijk of andore corporatiën
zullen behulpzaam zijn geweest, zulleu aan
dezo gelijke premiën worden toegekend als
aan de gemeente-brandspuiten.
Art- 82. Do toegekende premien aan de
de gemeente-brandspuiten zullen onder de
(manschappen verdeeld worden, die tot blus-
scbing van don brand medogewerkt bobben,
alleen met deze bepaling, dat de drie perso
nen, die bet eerst aan bet brandspuithuisje
zullen geweest zyu, oen dubbel aandeel zullen
ontvangen.
Art- 83. Hut is verboden, zonder toestem
ming van burgemeester en wethouders, voor
don dienst bij bet blusschen van brand, geld
of geldswaarde te vragen of te ontvaugon.
Indien door eenig oigeuaar of door eene
bruudwaarborgmautschappy eene belooning
wordt aangeboden, zullen burgemeester en
wethouders over do al of niet aanneming
beslissen.
Art. 84- Indien iemand bij het blasscben
van braud gekwetst of verminkt wordt, zal
hem, des verkiezende, door den gemeenteraad
eene tegemoetkoming worden verstrekten voor
zijne geuezing gezorgd worden, ten koste van
du gemeente-
Art. 85- Indien iemaud in do uitoefening
zjjner verplichtingen of ten gevolge van be
komen ongelukkou kwam te overljjden, zal
aan zijne woduwo en miuderjarigo kinderen,
wanneer deze in behoeftige omstandigheden
vurkueren, door deu gemeenteraad eene toe
lage worden verstrekt.
Hoofdstuk VIII.
Art, 86. Alle overtredingen der bepalingen, in
deze verordening voorkomende, waarop Doch
by deze, noch bij provinciale verordening,
uóch by eene wet, noch bij algemeeno maat
regel van bestuur, straf is bepaald, zullen
worden gestraft mot eene geldboete van drie
gulden.
Art. 87 Tot opsporing on aangifte van be-
gape overtredingen, zijn bevoegd eu verplicht
de opperbrandmeester, de brandmeesters, de
brandspnitmeusters, de ouder-brandspuifcenees-
ters, de gemeente-bouwmeester, de haven
meester en de politie, die daarvan, dadelijk
na de ontdekking, een schriftelijk verslag
zullen opmaken en aan burgemeester en wet
houders inzenden.
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad
van Vlissingen, den 3 Maart 1886.
De voorzitter,
A. SMIT.
De secretaris,
F. N- VAN DER BILT, L.S.
Zijnde deze verordeniugen aan de god. sta
ten van Zeeland, volgens bun bericht van
den 12 Maart 1886 no- 1079 85, 3e afd. in
afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar
bet behoort don 20 Maart 1886.
De burg. en weth. voornoemd,
A- SMIT,
De secretaris,
F- N. VAN DER BILT, L. S.
PATENTEN.
Afkondiging van het kohier wegens het palent-
recht 4de kwartaal 1885/8Q.
De burgemeester vuil Vlissingen;
maakt bekond
dat bij hem is ontvangen en op heden aan den
rijks-ontvanger gezonden, het executoir verklaarde kohier
wegens het patentrecht over het 4de kwartaal 1885/B6;
do daarop voorkomende belastingschuldigen worden
uitgenoodigd, om hunne aanslagen op den bepaalden
tijd aan te zuiveren, ook om vervolging te voorkomen
en herinnert
ilat de bezwaarschriften binnen drie maanden na
heden behooren to worden ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied Waar het
behoort, deu 28 Mei 1886.
De burgemeester voornoemd,
A. SMIT.
IV.
,/Dat weet ik zelf 't best" antwoordt
Geerte-Mie, //bijna al me goedje is na
de lommert. Een menscb moet toch eten
mebeer 1"
z/Ja, goede vrouw, en dan zijn er nog
zooveel andere dingen^ niet waarl de
huur, bijvoorbeeld, hé?"
z/Daar heb je 't al" denkt Geerte-
Mie; ,/ik vreesde er wel voor." //Och
meheerzoo vervolgt zij, heb nog wat
geduld. Ik heb vroeger* altijd zoo goed
op mijn huur gepast, maar wat moet ik
doen? Betalen is me tot nog toe onmo
gelijk."
z/Ik wil 't gelooven, vrouwtje. Ik wil
ft gelooven. Vooreerst zie ik nog geen
kans, om ft voor jou te doen, en, zie je,
van zulke huurders kan ik ook niet le
ven. Ik heb van daag een timmermans
knecht bij me gehad; een knap, oppas
send jongmenscb, die met Mei zal gaan
trouwen en dan nog wel tien stuivers
per week meer wil betalen dan jij. Zie
je, dat wou ik je maar komen zeggen.
Je hebt nog een volle maand den tijd.
Nu, goeden dag, vrouwtjeZooals ge
zegd is. Intusschen wenscb ik je van
harte ft beste J"
De medelijdende man is reeds ver
scheidene huizen verder, alvorens Geerte-
Mie bemerkt dat bij is heengegaan.
Waarlijk, ze meent te droomen. Ach!
ze kan immers niet betalen! Hoeveel
weken beeft ze al niet met gebrek moe
ten worstelen ft Is waar, sommige goede
menschen hebben haar nu en dan de
kruimels hunner tafels gezonden, en ze
is er hun dankbaar voor, maar een week
heeft zeven dagen en vele weken maken
zoovele dagen. En ach! het medelijden
is wel groot, maar zoo voortdurend de
zelfde gunsten aan dezelfde persoon te
bewijzen, dat gaat ook niet altijd. Zoo
nu en dan moet eens een ander aan de
beurt komen.
Ze kan ft maar niet begrijpenZe
zal dan dat huisje moeten verlaten, waarin
ze zoo lang heeft gewoond, waar haar
man is uitgedragen naar de plaats, waar
zoo velen met hem rusten; dat huisje,
waar ze baar laatsten stond bad willen
verbeiden. En nu waar zal zij eene
andere woning vinden?
Weder gaat de deur open en Trui
komt ongevraagd binnen.
„Wel mensch!" zegt ze, „heb je al
zoo vroeg bezoek gehad?"
Geerte-Mie antwoordt niet, maar er
komen twee groote tranen van onder den
ouden knijpbril te voorschijn, en rollen
langs de vermagerde wangen.
Wel nou nog mooierGut mensch
wat scheelt je is de hartelijke vraag
van Trui.
En Geerte-Mie deelt haar meê, wat
de lezer reeds weet.
„ft Is bard, mensch 1" zegt Trui. „ft Is
hard en dat op je ouwen dag. Zoo benne
die huisbazen; als ze geen splint zien,
dan is ft maarverkassen I Zoo lang
heb je trouw je huur betaald, en 't
buisje wat knap bewoond, dat mot er
van gezeid worden. Maar zoo gaat het.
We motten maar zien, dat we wat anders
voor je opsnorren. Zie je, als m'n zwa
ger nou dat achterkamertje niet had,
dan kon jij dat krijgen, maar nou gaat
dat niet. Wat je doet, niet huilen hoor I
Houd je maar goedIk heb nog een
kleinigheid voor je meêgebracht. Mijn
mau krijgt zoo nou en dan van menheer
een zak van die lekkere koffieboonen
en nou krijg jij er ook wat van. Zet
daar een lekker sterk kop koffie van,
dat zal je goed doen en dat verzet wat
voor een menscb! En moed houden, hoor
we zullen wel voor je uitkijken, kom,
daar hennen nog kamertjes genoeg te
krijgen
En daarop vertrok de hartelijke buur
vrouw. ft Was gemakkelijk voor Trui,
die eene woning had, om met woorden
iemand te willen troosten, die er niet
een had. Die troost had echter bij Geerte-
Mie niet veel ingang gevonden. Eiken
avond, wanneer ze haar hoofd neèrlei
en eiken morgen, als ze weer opstond,
en honderdmaal op een dag rees telkens
diezelfde beangstigende vraag bij haar
opwaar moet ik heen Het antwoord
liet zich wachten, maar de dagen snel
den voort en zoo was de maand April
spoedig ten einde.
Het is de avond van den laatsten