VLISSINGSCHE COURANT.
No. 26.
Zondag 28 Maart 1886,
-SCHELDE.
24sle Jaargang.
pn TE IIUUR gevraagd;
WO, gewaarborgde rerzor.
reau dezer Courant.
T 36 tN HIEHSV
mgen en Middelburg v.v
Werkdagen,
orni. 5.— 6. (remise, 7.5 (Zeil.
II.—, uam. 12 20, 1.40,3..
9 4')
irooïm. 5.30 (Groote Markt) 5.31
1.40, nam. 1.—, 2.20, 84ll,
20.
en Teatid&gen.
rin 6.— (remise) 7.5 (Zeilmsrk.
m. 12.20 1.—. 1.40, 2.20 (Had.
uarkt) 4.20 (badhuis) 4.— (Zeil-
7.40, 8,20. 9 40.
/onrm. 6.30 (Groote Markt) 7.i|
nam. 1.—1.4Ü+, 2.20. ».J
40, 6.20, 7,—, 7.40, 8.20, f.
waarvan de vertrekuren mat
H door naar liet Badhuis.
1
SS ,|L n C. E B E N S 't
lelburg au VlisBingeu vr
voorm 6,80f, 8,9,1 Of
Bag 1,30,t 2.30, 8,3ü,t 5,10. 6,30f,
oorrn, 8,—,f 9,10,f ll,_
2,30,f 8,30, i.bü-}-6,—7,'io),
sn waarvan de vertrekuren rueti
t aan de tusaeheiietaliona Abtili
stilgehouden
AVENDIENST
si ii gen en de Buiteosluii
onniddaga 6,10, 6,30 (naar kcR.
7 30, 45, 9,05 (via keenlm
11,15,11 45. Namiddags 1,25
0, 3,1 5, 3,30, 3,55, 4,20, 5,05
0, 7 00 (via keersluis), 7,45 I)
lorrnidditgB 6,20, 7,20, 7,46, (j
11, 11,30, Namiddag li;j|
,15, 3,40, 4.05, 4,36, 5,15, S,«
,10,
lOMliOOTDlENSÏ
tussuheu
ddelburg en Rotterdam
iheiiliggeude plaatsen
au vertrek in Maart.
;n. van Middelburg,
8.I Vrijdag 26 voorm
8.Maandag 29 9._
8.— I Woensdag 31 9.-
ROTTERDAM.
UttG. NAAR "VLÏSSINGEN.
9.j Donderd 25 voorm 9.—
9.— Zaterdag 27
9.I Dinsdag 3<j S.—
t-i
lorbootdienst
elburg en Zierikzee v.v,
j Maart.
RQ VAN ZIERIKZEE
Donderd 25 nam 8,—
Vrijdag 26 f
Zaterdag 27 12.—
Zoodag 28
Maandag 29 voorm 11.—
1 7.-
3
Dinsdag 30
Woensdag 31
idering.
Woensdag
en
Zaterdag.
voorm. 7
30 nam. !,45
8,
3.15
10,
30
11,
6,
12,30
6.
0
].-
Maart
v. te 7.50 «n 8.20
1.
te 6 u.
lormidda]
s te
10.30
n.
art
y.
te 2.4a
u.
Neuzen
fi.—
*12.40
5.80
jv. Geut
6 20
1.4
5.50
:aete
6.40
1.25
6.8'
7.25
2.15
6 56
*8 34
12.15
•8.13
iele
*9,15
M5
9.16
1 Gent
*9,25
1.20
9 23
Neuzen
10.—
2.—
M).—
Jïet teeken beteekent dat op M
j aangeduide gedeell» van bet tn'
en rijtuig»» 1ste »n 2d» U"*
BUREAU:
Kleine Markt I N#. 187.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post f 1,15. Afzon
derlijke nummers 10 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhande
laren en Postdirecteuren.
UITGEVER
F. VAN" DE VELDE Jr. te Vlissingen.
PRIJS DER ADVERTENTJENVan 1 tot 4 regels f 0.40.
Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Eenig agent voor Erankrijk, de firma G. L. DAUBE
Co., te Parijs.
Verschijnt "WOENSDAG- e& ZATERDAG-AVOND.
Abonnementen voor België, Duitschland, Engeland e
Erankrijk f 1,65 per drie maanden.
GEMEENTEBESTUUR.
Op nieuw vaststelling van eenige
strafverordeningen.
Verordening op het marktwezen in de ge
meente Vlissingen.
Ait. 1. De markten binnen de gemeeute Vlissingen
tc houden ziju*.
a. Ëeue jaarmarkt of Zoogenaamde kermis, in den
loop der maand Juli.
b. Twee weekmarkten: de3 Dinsdags en des Vrijdags.
c. Vier dagelijksche markten: des Maandags, Woens
dags, Donderdsgs en Zaterdags.
Art. 2. De bij het vorige artikel bepaalde markten
zullen evenwel geen plaats hebben, wauneer zulks bij
bijzondere gelegenheden nuttig, noodzakelijk of gepast
geoordeeld wordt, en zulks ter beslissing van burge
meester en wethouders voor wat de weck- en dagelijk
sche markten betreft, ea van den raad voor wat aan
gaat de jaarmarkt of kermis.
Art. 3, De kornm of jaarmarkt zal een aanvang
nemen op don tweeden dag der week voorafgaande aan
die, waarin de jaarmarkt te Middelburg begint, en
eindigen des Zaterdags in den avond van diezelfde
week, en bet begin eu einde daarvan op den middag
van bovengeuoemde dHgen door het luiden der klok
van den stads toren worden aangekondigd.
Bijaldien er te Middelburg geen kermis mocht wor
den gehouden, zal de kermis iu deze gemeeute aanvan
gen op den derden Maaudag van de maand Juli.
De week- en dagelijksche markten zullen aanvangen
gedureude de muanden Mei, Juni, Juli en Augustus
des morgens te 6 uren; gedureude dc maanden April
en September des morgens te 7 uren, ou gedurende
de overige maanden des jaars des morgen9 te 8 uren; zij
-sullen eindigen des middags te 12 uren.
Art 4. De dagelijksche markten zullen zich bepalen
tot den verkoop van groenten, fruit en boter.
Art. 5. De marktou zullen gehouden worden, te
weten
De jaarmarkt of kennis op de Groote Markt cn
Bierkaai.
De weekmarkten op de Groote Markt cn gedurende
de jaarmarkt of bij andere bijzondere gelegeohcden,
ter plaatse waar de dagelijksche markt zal gehouden
worden.
De dagelijksche markten op eene daarvoor geschikte
plaats, op voordracht van burgemeester en wethouders
door den gemeenteraad te bepalen.
Het wordt aan burgemeester en wethouders vrijge
laten om bij den nanvoer van aard- of boomvruchten
met schepen of vaartuigen, de uitstalling eu den ver
koop daarvan, vóór de schepen of vaartuigen zeiven
toe te staan; zullende in dat geval de kaai- of haven
zijde, alwaar zulks geschiedt, gedurende de voor de
markt bepaalde uren als marktplaats worden aange
merkt, en overigens de bepalingen van dit reglement
daarop toepasselijk zijn.
Art. 6. Geeue voor- of opkooping van levensmidde
len zal op de werk- of dagelijksche markten mogen
plaats hebben, tenzij gedurende de twee laatste uren
van de markt.
Art. 7. Geeue boter zal ter markt toegelaten wor
den, dan in behoorlijk geijkt vaatwerk, ol ia stukken,
hebbende een juist gewicht van vijf, o( vau twee eu
een half hectogram; zullende, wanneer bij de weging,
waartoe zoowel de commissaris van politie als de
marktiueeBter8 bevoegd zija, eeD verschil van meer
dau een twintigste vau het gewicht bevonden wordt,
de bolur in beslag kunnen genomen worden, om bij
den bevoegden rechter als bewijsstuk te dienen.
Art. 8. Geen aanvoer, verkoop «f afgifte van bedoT-
vene of voor mensehclijk voedsel schadelijk geoordeeld
Wordende groenten, fruit en andere levensmiddelen,
noch ook van oud en verlegen wild en gevogelte zal
mogen plaats hebben
Art 9, Wanneer bij het ontstaan eener heersehende
of besmettelijke ziekte het gebruik van deze of geue
soort van leveusmiddolen, door de daartoe bevoegde
autoriteit, wordt geoordeeld aan d« voortplanting en
verapreidiug dier ziekte bevorderlijk te zijn, zullen bur
gemeester en wethouders don aanvoer en verkoop daur-
van kunnen verbieden,
Art. 10. Gcenc kramen, tenten, loodsen, tlióuters,
stallingen of diergelijke meer zullen mogen opgeslagen,
noch tafeltjes, kruiwagens, stocleu, banken of wat dies
meer zij geplaatst en evenmin door het daarop neder-
liggen cn uitstallen van goederen on waren, eenigcu
giond iugenomon mo^cu worden, dau na daartoe gedane
aanvrage eu verkregeno toestemming van marktmeesters
cn alleenlijk overeenkomstig de öour ikzc beambten
gedane aauwijzing,
De personen evenwel, welke op de week- of dagelijk
sche markten gedurende een geheel jnat eene vaste
plaats bezeten hebben, kunnen die plaats, desverkiezendc,
jaarl(jks voor zich, hunne vrouwen, inwonende kinde
xen of bedienden voortdurende behoudeu,
Art. 11. Alle andere persoueu zullen, ten einde ter
markt en op dc daartoe bestemde plaatsen over de
door hen verlungde ruimte te kunnen beschikken, zich
san marktmeesters moeten aanmelden, en wel bij de
week- en dagelijksche markten vóór den aanvang der-
zelve, en bij de jaarmarkt uiterlijk op deu vierden dng
voor bet begiu dier jaarmarkt, en zulks betzij in per
soon, hetzij met gefrankeerde brieven, met opgave van
de lengte en breedte van don grond, welke men ver-
te beslaan, in NederlaacUch» maat uitgedrukt.
Marktmeesters zullen aan diegenen. Welke, zich bin
nen den hiervoron bepaalden tijd hebben aangemeld,
desverkiezendc, zooveel doenlijk cn wanneer dit ge
schieden kan zonder het verbreken eener behoorlijke
orde en regelmaat, dezelfde plaats beschikbaar stellen
welke door hei bij de onmiddellijk voorafgaaude uiarkt
op bekoineiie aanwijzing is bezet geweest, en markt
meesters in ieder ge<al gehouden zijn, bij de aanwijzing
der plaatsen dc meeste billijkheid in acht te nemen.
Iemand redenen meenende te hebben, om zich over
dc hamleliugen van marktmeesters ten hunnen aanzien
te b-klagen, zal zich deswegens tot burgemeester en
wethouders kunnen wouden, die op de bij hen inge
brachte bezwaren znllcu beschikken zooalB zij zullen
vinden te behooren.
Art. 12. Zij, die mochten verzuimd hebben zich op
de wijze cn binnen den tijd by het vorige artikel be
paald, aan te meldtb, zullen geetie aanspraak op eene
plaats kunnen maken, cn genoegen moeten nemen met die,
welke, wanneer er nog beschikbnre ruimle voorhanden
is, hen door marktmeeiters zal worden aangewezen,
zonder evenwel in dat geval recht te kuuuen voor
wonden tot het innemen dezer zelfde plaats bij eene
volgende markt.
Art. 13. Goochelaars, muziekanten, springers eu an
dere diergelijke personen meer, bij f van art. 3 der
wet van den 21 Mei 1819, \Slbl. no. 34) van patent
vrijgesteld, hun bedrijf niet op eene bepaalde plaats
maar langs de straten en pleinen, wegen, kaaien of
waar naders ook verlangende uit te oefenen, zullen
eveneens gehouden zijn, zich daartoe aan marktmees
ters aan te meldeu, naar wier aanwijzing zij zich zul
len moeten gedragen zullende echter ds hij dit artikel
bedoelde personen hnn bedrijf niet mogen uitoefenen,
dan voorzien van een bewijs van toestemming, afgege
ven door den commissaris van politie.
Art. 14. Niemand zal ter markt andere of meerdere
ruimte mogen innemen of bezitten, dau hem door
marktmeesters zal zijn aangewezen eu is het mitsdien
ongeoorloofd kiateil en koffers buiten de tenten, kra
men, loodsen, enz. te plaatsen, of buiten en met over
schrijding der toegestane ruimte, eenige voorwerpen of
waren cn goederen te stellen of te leggen.
De wagens eu karren, waarmede groenten. vruchten
of andere goederen ter markt worden aangevoerd, zul
len na ontladen te zijn, overeenkomstig de bevelen
van marktmeesters moeten geplaatst worden.
Art. 15. Geene tenten en theaters zullen voor het
publiek mogen opengesteld worden, dan nadat bij een
opzettelijk onderzoek, door of van wege burgemeester
eu wethouders, van derzelfder hechtheid voldoende is
gebleken. Wordt vervolgd)
III.
Even als de verdamping- de koude
opwekt, evenzoo veroorzaakt liet omge
keerde, de verdikking namelijk, ook
wederom de warmte. Hoe dichter een
lichaam is, des te minder warmte heeft
het noodig, om in zijnen toestand te
blijven, en wanneer men het nog dichter
maakt, dan het gewoonlijk is, laat het
eenige warmte los.
Bij eene sterke aanraking van staal
en steen wordt er zooveel warmtestof
ontwikkeld, dat de afspringende metaal
deeltjes werkelijk in de vuurvonken
smelten. Thomas Wedgewood nam een
stuk gewoon vensterglas en hield dit
met den kant tegen eenen draaienden
stpenna eenigen tijd ontdekte hij, dat
de deelen, die met den steen in aanra
king kwamen, gloeiend werden en bij
't afspringen zelfs buskruit deden ont
branden. Het is genoeg bekend, dat
somtijds door eenvoudige wrijving' de
wielen van eenen wagen in brand ge
raken.
De zonnestralen bezitten de kracht,
om bet in de aarde aanwezige vuur op
te wekken, en ons de warmte duidelijk
te doen gevoelen. Die warmtestof is
reeds in de aarde voorhanden, alvorens
de lichtstraal die opwekt, maar zij is nog
door chemische krachten gebonden. Het
licht der zon ontslaat haar van die boeien.
De ondervinding heeft overtuigend ge
leerd, dat hoe grooter de verhouding
van een lichaam met de aetherische
lucht en warmtestof is, dat wil zeggen
hoe vaster en donkerder een lichaam
is, hetwelk de zonnestralen opvangt,
het ook des te meer door deze verwarmd
wordt, terwijl daarentegen die lichamen,
die de lichtstralen ongestoord eenen
vrijen doorgang verleenen, zooals de
lucht, het water, dun glas enz., maar
zeer weinig verwarmd worden. Dit heeft
ook plaats bij een wit of glad lichaam,
hetwelk het'licht terugkaatst. De groote
Franklin nam een proef, ten einde te
kunnen beslissen, welken invloed de ver
schillende kleuren op de ontwikkeling
der warmte hebben; daartoe legde hij
verschillend gekleurde stukjes doek in
den zonneschijn op de sneeuw, en be
vond nu, dat de sneeuw onder het zwarte
het eerst smolt; daarop volgde het blauwe,
toen het bruine, maar onder het witte
was de smelting het geringste.
Gelijk wij straks aanmerkten, is de
warmtestof in verscheidene lichamen
wel aanwezig, maar chemisch gebonden.
Ons gevoel kan het vuur daarin niet
ontdekkeu, en dit is de reden, waarom
zoo menigeen zich verwondert, als hij
vuur ontdekt in lichamen, in welke hij
zulks volstrekt niet zou vermoed heb
ben. Wie zoude, bijv. gelooven, dat het
water een kind van het vuur, een voort
brengsel van de in zuurstof verbrande
waterstof is, en de brandbare lucht als
een hoofdbestanddeel met zich voert?
Wanneer het water zijne zuurstof aan
een vast lichaam mededeelt, dan heeft
deze stof de warmte niet meer noodig,
en er wordt eene groote hitte ontwik
keld, die gij gemakkelijk kunt bemer
ken, wanneer gij eenig water op onge-
bluschte kalk werpt. Wanneer de lucht
hare zuurstof aan een ander lichaam
mededeelt, dan worden het licht en de
warmte, welke noodzakelijk waren, om
haar in den gasvormigen toestand te be
houden, van hunne boeien ontslagen en
wij zien en gevoelen het vuur. Terwijl
de hitte bij de ontbranding hoofdzake
lijk uit de lucht voortkomt, ontspringt
het licht, dat zich gedurende dit proces
ontwikkeld heeft, hoofdzakelijk uit de
brandende lichamen zeiven, in welke het
in een gebonden toestand aanwezig- was.
Wij zien evenwel uit het windroer, dat
de lucht zoowel licht als warmte bevat.
Reeds bij den eersten stoot wordt er
zulk een groote warmte ontwikkeld, dat
een van onderen daaraan vastgemaakt
stuk tontel kan ontbranden, en wanneer
de kolf nog daarenboven met een glas
voorzien is, vertoont zich reeds bij de
eerste samenpersing der lncht eene sterke
ontwikkeling van licht. Evenmin bemerkt
men het licht in den harden steen, en
dit geschiedt alleen, wanneer men het,
met behulp van den vuursteen, daarvan
afscheidt.
Het hout, dat wij verbranden, zoude
zonder deu invloed van het licht niet
kunnen groeien, en het laatste heeft zich
in zijn bestaan geheel als ingeweven.
Planten, die in donkere plaatsen op
groeien, vertoonen ook nooit eene zekere
hoeveelheid harst noch olie, en derhalve
geene eigenlijke brandstoffen. Wanneer
sommige lichamen tot eenen staat van
broeiing overgaan, en hunne hoofdbe-
standdeelen zich met andere verhinden,
wordt daardoor zulk een aanzienlijk deel
van de zich daarin bevindende warmte
stof geheel vrij, dat zij werkelijk be
ginnen te branden. Menigvuldige voor
heelden daarvan ziet men in vochtig hooi,
olieachtige, vast te samen geperste wol,
steenkolen, kastanjes enz. en die licha
men verbranden niet door een aange
bracht vuur, maar door hetgeen zij in
zich zeiven bezitten.
Zonder de zuurstof, welke in de lucht
aanwezig is, zou geen lichaam kunnen
branden. Wanneer men de hoogst ont
vlambare phospbrus neemt, die onder
een glazen klok doet, welke in een schaal
met kwikzilver staat en dus gesloten is,
dan zal de aangestokene phospbrus in
den beginne vrooiijk branden, maar spoe
dig zal dit vuur verminderen en daarna
geheel uitgaan. Alle pogingen om de
overige phospbrus te doen ontvlammen
en geheel te verbranden, blijven vruch
teloos. Brengt men eenen vogel of een
ander diertje onder de glazen klok, dan
vallen die beesten dadelijk als dood ne
der, en zouden ongetwijfeld stikken, als
men ze er niet oogenblikkelijk uithaalde.
Wanneer men nu evenwel de lucht, die
in de klok besloten was, nauwkeuriger
onderzoekt, bevindt men, dat er van de
100 deelen 21 verteerd zijn en de 79
overgeblevene deelen eene geheel bizon-
dere gassoort vormen, die men stikstof
noemt, dewijl zij voor branden en ade
men geheel onbruikbaar is. Met het vol
ste recht noemt men daarom de zuur
stof vuur of levenslucht.
Waar zijn inmiddels die, 21 deelen
levenslucht gebleven? Zijn zij door de
klok gedrongen of geheel vernietigd?
Volstrekt niet. Zij hebben zich met de
phosphrus vereenigd en daardoor een
nieuw lichaam, het phosphruszuur, ge
vormd. Juist hetgeen de 79 overgeble
vene luchtdeelen aan gewicht hebben
verloren, heeft de phosphrus aan zuur
gewonnen.
De noodzakelijkheid van de zuurstof tot
branden kan ieder door een gemakke
lijk voorbeeld zelf nagaan. Neem daar
toe een bord, giet daarop een weinig
water, breng drie aangestokene was
kaarsen van verschillende lengte op dat
water en zet daarover eene glazen klok.
Spoedig zal de vlam der kaarsen kleiner
worden en eindelijk zullen ze uitgaan;
eerst de langste, dan de middelste en
dan de kortste, dewijl er van onderen
meer levenslucht was. Op dezelfde wijze
zou een mensch, die in een gesloten hol
werd geplaatst, zoo lang leven, tot dat
de zich daarin bevindende levenslucht
verteerd was, en bekwam hij, door ver
wisseling van lucht, geen nieuwen voor
raad zuurstof, dan zou het vlammetje
van zijne long even zoo uitgaan als het
licht der kaars. ca&acara.
Vlissingen, 27 Maart.
Van 20 tot 26 Maart zijn alhier uit Quoen-
boro met de mail booten aangekomen 375 en
daarheen vertrokken 536 passagiers.
Gisterenavond kwamen alhier per boottrein
van Beniheim aan H. K. H. de hertogin van
Albany, zuster van H. M. onze koningin, met
gevolg, die met het stoomschip Prins Hendrik
kapitein Brouwer, van de stoomvaart-maat
schappij Zeeland, de reis naar Engeland voort
zetten.
Heden namiddag te half 3 uren liep van de
werf der kon. m'i. de Schelde alhier met het
beste gevolg te water,het schroefstoomschip In
dustrie 11, gebouwd voor de Badische scbroef-
stoomvaartmaatschappij te Manheim en be
stemd om als rivier- en zeestoomboot voor het
vervoer van goederen te dienen tusschen Keu
len en Londen,