VUSSINGSCHE COLUU
No. 4.
Zondag 10 Januari 1886,
24ste Jaargang.
BUREAU:
Kleine Markt I N*. 187.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,15. Afzon
derlijke nummers 10 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhande
laren en Postdirecteuren.
UITGEVER
F. VAN BE VELDE Jr. te Vlissingen.
PRIJS DER ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0.40.
Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Eenig agent voor Frankrijk, de firma G. L. DAUBE
5 Co., te Parijs.
Verschijnt WOENSDAG- en ZATERDAG-AVOND.
Abonnementen voor België, Duitschland, Engeland
Frankrijk 1,65 per drie maanden.
DE WINTER.
in.
Terwijl de winter dus aan sommigen
genot en vermaak bereidt en met bet
oog daarop met verlangen wordt te ge-
moet gezien, is hij voor menigeen een
schrikbeeld. Wanneer de Oostenwind met
kracht blaast en onbarmhartig door alle
mogelijke reten en scheuren en openin
gen dringt en in de schamele vertrekken
komt, waar zijn ijsadem alles doet ver
stijven en verkleumen en bevriezen; wan
neer daar het lichaam uitwendig niet
voldoende verwarmd wordt bij gemis
aan de zoo noodige brandstof, en ook
niet inwendig van verwarmende spijzen
wordt voorzien; wanneer dekens zoo
schaarsch voorhanden zijn en die lange,
lange nacht nooit schijnt te zullen ein
digen; wanneer men de avonden moet
bekorten, omdat het licht duur en de
verdienste zoo gering is; wanneer alles
zóó is, ach I dan is 't waarlijk niet te
verwonderen, dat de arme beeft bij de
nadering van den wintervorst
Maar wanneer schuur en kelder goed
voorzien zijn; wanneer er geeh gebrek
is aan verwarmende kleeding, en men
zich daarenboven pelswerk en bont enz.
kan aanschaffen; wanneer dan de vroo-
lijke lach zich kan doen hooren onder
't schaatsenrijden of zittende in eene ge
makkelijk ingerichte slede, terwijl de
paarden, trotsch op 't prachtige tuig en
de blinkende bellen, de gescherpte hoe
ven met kracht in 't harde ijs of den
bevroren grond slaan; wanneer dan 't
zonnetje duizende diamanten te voor
schijn roept en alles getuigt van leven
en genot; wanneer alles zóó is, o! dan
is 't waarlijk niet te verwonderen, dat
de meer gegoede naar die afwisseling
verlangt 1
't Leven is vol kontrasten. Vooral in
den winter komen ze zoo duidelijk uit.
Ik heb getracht, dit in de volgende re
gelen voor te stellen.
KONTRASTEN.
De steenkool brandt, de kachel snort,
Wordt nu en dan eens opgepord,
Tot dat men zit te zweeten.
De thee is klaar, men schertst en praat,
't Is, of de winter niet bestaat;
De koude schijnt vergeten 1
Wat zijn die naakte muren koud 1
Men zoekt vergeefs naar turf en hout;
Geen kachel doet zich hooren.
Een oude stoof met luttel vuur
Geeft warmte voor een enkel uur.
En alles zoo bevroren 1
Het jonge volkje is onvermoeid,
Terwijl het lacht en speelt en stoeit,
En allen zich vermaken.
O, dat er nooit een einde aan kwam
Wat zal die lekkre boterham
Hun aanstonds heerlijk smaken
»0 God! mijn kindren roept de vrouw
Mijn Jan is in die hittre kou
Nog om een aalmoes vragen,
En.Klaas, die haast niet loopen kan,
Is toch nog uit, om met mijn' man
Een pak naar 't spoor te dragen
Komt, kindren staakt uw vroblijk spel;
Mij dunkt, het is nu waarlijk wèl;
Komt, schikt u aan de tafel
Hoezee roept een, die binnenkwam,
Hoezee 1 weg met de boterham
Yoor ieder staat een wafel I
Tien centen maar en 't brood zóó duur;
En nog geen enkle cent voor vuur,
't Is niet om van te leven.
Daar, jongens 1 deelt dat stukje brood l
't Is voor je tweeën wel niet groot,
Maar 'k heb niet meer te geven.
Nu ja, 't is goed. Wij gaan dan meê;
Gij zult dus voor de Poolsche sleê
En voor de stoven zorgen
Dat is een pretje voor mijn Chris
Als morgen 't weer maar vriezend is
Enfin Bonsoirtot morgen 1
Ach manwat blijft het vreeslijk koud
En dan geen licht, geen geld, geen hout,
Niets dan gebrek en zorgen
Kom, vrouw laat ons maar slapen gaan
Van daag is 't bitter slecht gegaan,
Maar weer gehoopt op morgen
De morgen kwam. 't Was vriezend weór.
De zon schoot hare stralen neör,
't Was alles lust en leven;
De Poolsche sleö en 't zwarte paard
Zag men in vogelvlugge vaart
Als over 't ijsveld zweven.
De morgen daagde en de avond kwam,
En wat de man ook ondernam,
1 Er was geen werk te krijgen.
En altijd hooger stijgt de nood;
De kindren schreien steeds om brood.
Wie brengt hen toch tot zwijgen
Er is op 't ijs een zwakke plaats,
Juist niet gevaarlijk voor een schaats,
Maar wel voor paard en slede.
Het ijs bezwijkt, de sleê zinkt neör,
En sleept, helaasden rijken heer
In zijnen afgrond mede.
Ook de arme werd aan hongerdood,
Aan strenge kou en hoogen nood
Aan alle leed ontheven.
Gods engel reikte hem de hand,
Om hem een ander vaderland,
Een beter lot te geven.
Een groote stoet verzelt het lijk,
Om door dat openbare blijk
Hem achting te bewijzen;
En spoedig zal een schoon gesteent'
Op 't kille graf en 't koud gebeent'
Des rijken mans verrijzen.
Daar staat de kist; zie zoo, H is klaar!"
Bij geen der dragers van de baar
Is leedgevoel te lezen.
O, mocht wanneer de kou verdwijnt,
En 't groen met nieuwe pracht verschijnt.
Een bloem zijn grafsteen wezen
Was hier hun stand ook ongelijk,
Daar, in dat groote koninkrijk
Woont arm en rijk te gader.
Daar, in dat betre vaderland,
Is geen verschil van rang of stand,
Bij kindren van één Vader
GEMEENTERAAD.
Zitting van Vrijdag 8 Januari
Voorzitter de heer A. Smit, burgemeester-
Tegenwoordig al de leden.
De zittiug geopend zijnde, wordt overge
gaan tot het installeeren van het herkozen lid
van den raad, den heer Th. van Uije Pieterse.
Deze door den secretaris binnengeleid, legt
in handen van den voorzitter de bij de ge
meentewet voorgeschreven eeden af, waarna
de voorzitter hem geluk wenseht met de keus
der kiezers,en namens de leden de verzekering
geelt, dat het hun recht aangenaam is hem
weder in deze vergadering te zien.
De voorzitter wenseht daarop de leden har
telijk geluk in deze eerste zitting van 1886 en
drukt de hoop uit, dat het hun gegeven zal
worden, in ongeschokte gezondheid dit jaar
ton einde te brengen en de belangen der ge
meente Vlissingen naar eisch te behartigen.
De heer Pot gelooft wel de tolk te zijn van
al de leden, als hij den voorzitter dank zegt
voor de door hem geuitte wenschen, waarbij hij
namens de leden den voorzitter toevvenscht,
dat het hem en zijn gezin moge wel gaan en
hem lust gegeven worde, om, evenals vroeger
werkzaam te blijven in zijne gewichtige be
trekking en met de leden, kan het zijn, dit
jaar eenige vruchten vaD den gemeenschappe-
lijken arbeid te zien.
De notulen der vorige zitting worden hierop
gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter deelt mede, dat door ged. sta
ten goedkeuring is verleend op het raadsbe
sluit betrekkelijk de inrichting der hulpschool
en het onderhandsch verhuren een er woning;
idem op dat tot onderhandschen verkoop
van gemeentegrond;
idem op eenige af- en overschrijvingen op
de gemeeutebegrooting voor 1885;
voorts de toezending van een afschrift der
door den raad vastgestelde verordening, hou
dende wijziging en aanvulling van de verorde
ning op het brandwezen in deze gemeente met
aanschrijving,waarbij de wenschelijkheid wordt
uitgesproken, ter plaatse waar zulks behoort,
hij te voegen de woorden op het grondge
bied;"
wijders dat is goedgekeurd de belasting op
het gedistilleerd en het gemaal over 1886;
dat de kas en de boeken van den ontvanger
zijn opgenomen en in orde bevonden
de ontvangst van een schrijven van de com
missie van toezicht en beheer van de bank van
leening, houdende kennisgeving van de be
noeming van den heer P. Goeree, als onder
voorzitter dier commissie;
de verkregen machtiging tot het beschikken
over de helft der posten van uitgaaf der ge-
meentebegrooting over 1886, alsmede tot het
ontvangen der inkomsten zoo uit bezittingen
als uit geldige belastingen en heffingen;
ten slotte de terugzending van 2 exempla-
plareu der begrooting van de dd. schutterij
over 1886 voorzien van het bewijs der vast
stelling dier begrooting in ontvangst en uit
gaaf tot een bedng van f 2048.5').
Al deze mededeelingen worden voor kennis
geving aangenomen.
Worden overgelegd een van den minister
van waterstaat, handel en nijverheid ontvangen
statistiek der scheepvaart over 1884 3 dl.bene
vens een afschrift van een door den genees
kundigen raad voor Zeeland aan ged. staten
gericht schrijven, betrekkelijk de oprichting
van een krankzinnigengesticht.
Alsnu stelt de voorzitter aan de orde de be
noeming van een wethouder. De heer Th. van
UijePieterse wordt als zoodanig met 9 stemmen
gekozen. Op den heer Verkuijl Quakkelaar
waren 4 stemmen uitgebracht; op den heer
van der Beke Callenfels 1, terwijl 1 briefje in
blanco was ingeleverd.
Op de vraag van den voorzitter, of de heer
Van Uije Pieterse bereid is de benoeming aan
te nemen, zegt deze het volgende
//Mijnheer de voorzitter. Het zal wel onnoo-
dj'g zijn te zeggen, dat het mij grooten strijd
gekost heeft mijne betrekking als raadslid te
moeten nederleggen.Wanneer men, zoo als ik,
vele jaren in die betrekking werkzaam was,
daarin zooveel doorleefde, zoovele bewijzen
van vriendschap ontving, kan het niet anders,
of het valt moeilijk zoodanigen werkkring te
verlaten,
Intusschen ik achtte dit aan mijzei ven ver
plicht.
Maar nu de kiezers mij weder tot die be
trekking terugriepen, kon dit niet anders dan
hoogst aangenaam zijn voor mijn gevoel; ik
nam de wederaanneming daarvan in ernstige
overweging en besloot aan die roeping gehoor
te geven.
En nu ik in dezen raad het bewijs mag on
dervinden, dat mijn wederkomst ook den raad
welgevallig is, en mij weder de gewichtige be
trekking van wethouder opgedragen wordt,
verklaar ik gaarne dat vernieuwd bewijs van
vertrouwen op hoogen prijs te stellen en ben
ik bereid die betrekking weder te aanvaarden.
Het doet mij goed dezen zetel weder te mo
gen inuemeD, omdat de belangen van Vlis
singen mij steeds zeer ter harte gingen eu zul
len blijven gaan. Ik hoop, dat God mij de
gezondheid en wijsheid geven zal om de mij
toevertrouwde betrekking naar eisch te ver
vullen.
Ik beveel mij in uwer aller welwillendheid
aan.//
Wordt overgegaan tot het benoemen van
een ambtenaar bij den burgelijken stand,waar
toe dc heer van Uije Pieterse met 13 stemmen
wordt aangewezen.
Tevens wordt de heer van Uije Pieterse als
lid der commissie voor de belastingen met 12,
en als lid van de zeemans- en visschersbeurs
met 11 stemmen herkozen.
Wegens periodieke aftreding vau den heer
F.C. Stewart Sehulz als regent van het burger
weeshuis, worden ter aanvulling der daardoor
ontstane vacature voorgedragen, de heeren F.
C. Stewart Schultz en J. A. de Wolff en met
14 stemmen eerstgenoemde als zoodanig her
kozen.
Evenzoo worden als regenten voor het alge
meen armbestuur voorgedragen, de heeren J.
A. de Wolff en P. G. de Veij Mestdagh, en
herkozen het aftredende lid, de heer J. A. de
Wolff met 13 stemmen.
Voor een lid, tevens voorzitter van het al
gemeen armbestuur worden op den heer Loois
uitgebracht 11, op den heer van Uije Pieterse
3 stemmen en op den heer Koppejan 1 stem.
Op de vraag van den voorzitter, op de heer
Loois bereid is zich deze benoeming te laten
welgevallen, antwoordt hij, op ditoogenblik
niet te kunnen besluiten en daarom de al of
niet aanneming in beraad wenseht te nemen.
Tot leden der commissie van toezicht op het
lager ouderwijs worden herbenoemd de heeren
I. Montagne en A. J. van Ockenburg.
Ter benoeming van een onderwijzer op
school B (hoofd de heer Op den Zieke) worden
voorgedragen de heeren F. C. H. Sasburg, J.
Schotsman en J. H. Kohier, respectievelijk
onderwijzers te Middelburg, Haamstede en
Groede en met algemeene stemmen benoemd
de heer F. C. H. Sasburg.
Voor onderwijzer op school C (hoofd de
heer van Kamer) de heeren W. Langebeeke,
F. C. H. Sasburg en J. Schotsman, respectie
velijk onderwijzers te Arnemuiden, Middel
burg en Haamstede en de heer Langebeeke
met 4 stemmen als zoodanig benoemd.
De raad in aanmerking nemende, dat het
wenschelijk is, om tegelijk met den aanleg der
rioleering in de Aagje Dekenstraat over te
gaan tot de demping van de sloot,gelegen langs
de kon. fabriek //de Schelde;" wordt besloten
daarvoor aan burg. en weth. een crediet te ver-
leenen van f 60.
Dit bedrag te bestrijden uit den post van
onvoorziene uitgaven vau ''85.
Gebruik makende van de gelegenheid, die
zich voordoet, om over te gaan tot iukoop vau