VLISSINGSCME COHAN!
No. 92.
Zondag 15 November 1885,
23ste Jaargang.
MMmmRSTDOB.
1IERHA LINGS-ONDBR WIJ 8.
m S Si E® S
BINNENLAND.
BUREAU:
Kleine Markt I N°. 187.
Prijs per drie maanden 1,Eranco per post 1,15. Afzon
derlijke nummers 10 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhande
laren en Postdirecteuren.
UITGEVER
F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen.
PRIJS DER ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0.40,
Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Eenig agent voor Frankrijk, de firma G. L. DAUBE
Co., te Parijs.
Verschijnt WOENSDAG- en ZATERDAG-AVOND.
Abonnementen voor België, Duitschland, Engeland en
Frankrijk 1,65 per drie maanden.
Z?e burgemeester en wethouders van Vlis -
singen
brengen ter algemcene kennis
dat vier maal 'sweeks gedurende de winter
maanden, van 7 tot 9 uren 'savonds, de ge
legenheid zal worden opengesteld tot het
ontvangen van hephalings onderwijs in een
der schoollokalen van school B (Groenewoud),
voor hen, die het onderwijs aan een der lagere
scholen in de gemeente hebben doorloopen.
Leervakkenlezeü, rekenen, schrijven,
Nederlandsche taal en vaderlaudsche geschie
denis.
Schoolgeld: drie gulden per leerling,
voor den geheelen curcus. Onvermogenden
kosteloos
en worden zij, die van dit onderwijs gebruik
wcnschen te maken, opgeroepen, daarvan
schriftelijk of mondeling ter gemeente-secre
tarie te doen blijken védr of op 24 Novem
ber e. k.
Vlissingen, 11 November 1885.
De burgemeester en wethouders voor
noemd,
A. SMIT.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
BRANDWEZEN.
Algemeene Br andschouwing.
De burgemeester en wethouders vau
Vlissingen
gezien art. 57 der verordening op het
brandwezen, waarbij is voorgeschreven, dat
ten minste éénmaal in het jaar, door de
brandspuitmeesters, vergezeld door den com
missaris of een der beambten van politie, eene
algemeene braudschouwing zal plaats hebben,
maken bekend:
dat die algemeene brandscbouwing voor dit
jaar is bepaald op Maandag, Dinsdag, Woens
dag en Donderdag den 23, 24, 25 en 26 No
vember a. s.
en noodigen de ingezetenen uit om hen, die
daarmede zijn belast, tot het noodige onder
zoek in hunne woningen of gebouwen toe te
laten, en zich te gedragen naar hunne aanwij
zing, omtrent het aanleggen, veranderen, en
verbeteren van stookplaatsen, schoonmaken
van sckoorsteenen of bergen van brandstoffen
en petroleum, eu iu het algemeen overeenkom
stig de bepalingen voorkomende iu genoemde
verordening op het brandwezen, teneinde zich
te vrijwaren voor de toepassing der daarbij be
dreigde straffen.
Vlissingen, den 14 November 1885.
De burgemeester en wethouders voornoemd^
A. SMIT.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
III.
't Is mij eene behoefte, nog eens op
den herfst terug te komen. Te oordee-
len naar 't geen door mij aangaande
dit jaargetijde is gezegd, zou men al
zeer gereedelijk tot de gevolgtrekking
komen, dat ik hierin niets anders dan
treurige, sombere tooneelen zie, en daar
dit het geval niet is, wil ik mijne be
schouwingen nog eens van een ander
punt doen uitgaan, en zoodoende het be
wijs leveren, dat aan dit jaargetijde ook
aangename,opwekkende en verfrisschende
gezichtspunten te verhinden zijn.
't Is een gebrek van den stedeling,
dat hij zoo weinig aan wandelen doet
en zich, gesteld dat hij zich die lichaams-
beweging veroorlooft, meestal tot de
straten of wallen der stad bepaalt, en
't yrije veld onbezocht laat. Volgens de
zienswijze van verscheidene menschen,
valt er, om dezen tijd van 't jaar, wan
neer 't groen zijn heerlijkheid en pracht
heeft verloren, bitter weinig te zien en
te bewonderen.
Wanneer ik hem medeneem naar eene
uitgestrektheid gronds die in den zomer
bedekt was met aardappelstruiken, dan
is er aan die velden weinig schoons te
zien, want de plant zelve is verdord en
dikwijls is de geur, die van uit die
schijnbare doodenakkers opstijgt, niet
aangenaam voor fijne reukzenuwen. Toch
noodig ik u tot een bezoek derwaarts,
hoe prozaïsch het u moge toeschijnen.
Misschien gelukt het mij, u daaromtrent
andere denkbeelden in te boezemen.
Vergezel mij dan in uwe verbeelding
op die wandeling.
Eenige maanden geleden vertoonden
die akkers niets dan eene gelijke, zwarte
oppervlakte. Vlijtige handen hadden den
grond zorgvuldig omgespit, daarna geëgd
en van alle daarop niet behoorende plan
ten gezuiverd, die men daarom onbarm
hartig en wel wat ten onrechte onkruid
noemt.
Op zekeren middag kwam ik daar
langs en op den voorsten akker waren
een paar menschen, die den winter huns
levens reeds genaderd waren, op eene
eigenaardige wijze bezig. De een
maakte op gelijken afstand openingen
en de ander wierp in iedere opening een
kleinen aardappel, somtijds ook een stuk,
meer niet. Daarna werden alle openin
g-en dichtgemaakt en de teraardebestel
ling- van zooveel en zooveel aardappe
len was geëindigd.
Toen ze met hun werk gereed waren,
zeide ik tot het moedertje, die er de
aardappels had ingeworpen
Zie zoodat is weer klaar I
Ja, antwoordde zij, meer kunnen wij
niet doen. Nu moeten we 't verder over
laten aan Hem, die regen en zon geeft.
Die kalme toon, die toon van overgave,
van berusting, trof mij. Daar ligt iets
niet te beschrijven opmerkelijks in dat
vertrouwen, waarmeê men ieder jaar met
moeite en zwaren arbeid dien grond voor
bereidt. Nog maanden moeten er ver-
loopen, voordat de tijd tot oogsten daar
is. Wat kan er al niet gebeuren? Zal
het goed gaan of zal er misgewas zijn
Maar veel of weinig-, niemand, niemand
is er onder die honderde en duizende
planters en zaaiers, bij wien ook maar
een enkel oogenhlik twijfel opkomt, of
er uit dit zaad wel een plant zal voort
komen. Die onveranderlijke orde der na
tuur, het wijze en liefderijke Vaderbe-
stuur van Hem, die ons aller lot regeert,
wordt niet in twijfel getrokken. Hoe
menige onderneming door menschen be
gonnen, door hen voortgezet, van hen af
hangende, boezemt geen vertrouwen in,
terwijl dit telken jare terugkeert en er
nooit een zweem van wantrouwen be
staat. Alleen kan er vrees bestaan, of
de opbrengst zoo voordeelig- zal zijn als
men hoopt, en men hoopt altijd op veel!
Zoo zijn er maanden verloopen. Er is
nachtvorst geweest, die sommige jonge
plantjes, als kwamen ze te vroeg, ruw
aangreep en het verder bovenkomen eeni-
gen tijd vertraagde. Maar later kwamen
ze hooger en hooger en stengel hij sten
gel vertoonde zich en ze prijkten met
hloesemtrossen, maar toen was 't ook
gedaan met de pracht, 't Groen verflenste
en verdorde en akelig zag de akker er
uit. Voor 't uitwendige geen aanzien
meer waard.
Maar nu Nu gaan we andermaal naar
den akker, waar groote bedrijvigheid
heerseht. De vrouwen zijn niet thuis ge-
hieven. Integendeel; ze zijn druk bezig
en de kinderen gaan meê, want geen
kindermeid zal er thuis op passen. Een
ouder zusje of broertje houdt de wacht;
hier hij een zuigeling, daar hij een die nog
niet loopen kan of het in de kunst nog
niet ver heeft gebracht, of juist dubbel
opgepast moet worden, omdat hij of zij
niet te vertrouwen is. Overal hoort men
gepraat en gelach en alles is druk in de
weer. Nu is 't gewichtig oogenhlik ge
komen om te zien, wat de oogst zal zijn.
Misschien lacht deze of gene mij uit,
wanneer ik iets aardigs, neeniets tref
fends vindt in die bezigheid. Wat is er nu
veel aan te zien, dat iemand de spade
in den grond steekt, een pol omkeert,
hem uit den grond haalt en er eenige
aardappels en wat aarde afschudt?
Och neen I poëtisch is 't niet en niet
bizonder ook. Gij hebt gelijk; 't is alle-
daagsch. 't Hangt maar af van de wijze,
waarop men 't beschouwt. Maar ik bid
u, volg eens oplettend de hewegingdier
vrouw. Op haar gelaat staat het te le
zen, dat ze telkens, wanneer daar een
pol voor den dag komt, met de meeste
belangstelling nagaat, wat er aan zit;
welk een glans er in dat oog komt, wan
neer er veel aardappels te voorschijn ko
men. 't Is en blijft eene verrassing-Nie
mand weet, wat daar in den duisteren
schoot der aarde is verricht. Opmerke
lijk is 't, dat men zich in dezen zoo
dikwerf vergist.
Zie, wat is dat eene plant geweest
Dat bewijzen die lange stengels. Wat
een groeikracht en ik, die geen land
man ben, ik doe, wat honderde andere
inenschenkinderen doen, ik oordeel naar
den schijn en volgens mijne bescheide-
ne meening neen! ik ben er zeker
van is dódr een ruime opbrengst te
wachten. Ik ben er zoo zeker van, dat
ik mijne opinie lucht geef. 't Vrouw
tje kijkt me eens aan, als wilde ze
zeggen goede heerje moogt in 't een
of ander erg- knap zijn, maar dit is je
vak niet.'1
Daar gaat de spade er in, nog een
ruk en
Ochwat valt dat tegen I Zoo'n pol
en zoo weinig- aardpappelen J
Zou daar stof tot overdenking zijn?
Vlissingen, 14 November.
Van 7 tot 13 November zijn alhier uit
Queenboro met de mailbooten aangekomen
448 po daarheen vertrokken 447 passagiers.
Met het ontgraven van grond voor het ma
ken van een nieuw badhotel op de duinen al-
bier, is men thans zoover gevorderd, dat Vrij
dag een aanvaDg is kunnen gemaakt worden
met bet leggen der fundeeringswerken.
Naar bet zich laat aanzien, zijn de werk
zaamheden van het badhotel aan goedehanden
toevertrouwd en zullen die gedurende den
wintertijd zooveel mogelijk met kracht worden
doorgezet.
Gisteren namiddag wist een jonge stier,
staande op stal van den landbouwer D. alhier,
het eentonige leven waarschijnlijk moede,
zich van zijne banden los t.e wringen, om zich
vrijer in de opea lucht te kunnen bewegen.
De levenslustige stier zette bet daarop op
een loopje en sprong in dolle drift bij de aan
legplaats der stoombarge in het dok. Dit
koude bad hem echter niet schijnende te be
vallen, kostte het niet veel moeite, om, na on
der den opril van de Tonnenbrug te zijn door
gezwommen, den drenkeling, die het ter zijner
redding toegeworpen touw in zijn bek opving,
behouden langs de helling der werf van de
maatscb. de Schelde op het droge te halen.
Het afgekoelde dier werd daarop naar zijn
vroeger verblijf gebracht, waarna bet hem niet
gemakkelijk vallen zal voor de tweede maal
eigen zin en lusten op te volgen.
Het schip van den Middelburgschen beurt
schipper J. P., dat met den laatsten hevigen
wind nabij Tbolen gezonken was, is thans ge
licht. Het grootste gedeelte van de lading is
bedorven. Ook bet schip heeft veel geleden
het is op zijn anker gevallen, dat zelf verbrij
zeld en door den boeg heengegaan is. Het roer
is verloren, de luiken en de gaffel zijn verbrij
zeld, terwijl de top van den mast gebroken is.
In de buitengewone algemeene vergadering
van bet polderbestuur van Walcheren wijdde
de nieuw herbenoemde voorzitter, de heer D.
A. Droukers, eenige waardeerende woorden
aan den scheidenden griffier van den polder,
den heer J. P. van Visvliet, die tegen 1 Febru
ari 1886 zijn eervol ontslag heeft gevraagd.
De heer Van Visvliet was gedurende 27 jaren
in genoemde betrekking en toonde zich in
dien tijd steeds een welwillend en bekwaam
ambtenaar, in wien de polder een groot verlies
lijdt.
Het gevraagde ontslag werd eervol verleend,
onder dankbetuiging voor de vele en gewich
tige diensten den polder bewezen.
De jaarwedde van den nieuwbenoemden
titularis werd op f 1000 Js jaars vastgesteld.
Onder deelneming der vergadering, werd
alsnog medegedeeld, dat de heer jhr. mr. D.G.
van Teijlingcn, wegens vertrek naar elders, en
de heer I. J. I. Sprenger, wegens hoogen leef
tijd, zich genoopt gevoeld hebben bun ontslag
als bestuursleden van den polder te verzoeken.
De voorzitter drukte, onder instemming der
vergadering, zijn leedwezen uit over het ver
trek van deze geachte bestuursleden.
Benoemd tot ontvanger der dir. belastingen
invoerrechten en accijnzen te Domburg c. a.,
T. G. Versfeit, ontvanger der zelfde middelen
te Breskens c. a.; idem te Weert, C. R. J,
Bentfort, ontvanger to Aardenburg,