VLISSINGSCHE COURANT. 1875* N°. 93. Zondag 21 November. 13de J.aargang, v l i s s IN G e n. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL WEKELIJKS BERICHT AAN ZEEVARENDEN. AD VAN VLISS1MEN. Nieuwendijkwijk H n°. 101. BUREAU: F. H. SCHIFFER. Advertentiën gelievo men aan den Uitgever in te zenden uiterlijk Woensdag- en Zaterdag voormiddag 10 ure; De prijs van 14 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10 Cents. Dit Blad wordt tweemaal per week, Donderdags en Zondags uitgegeven. Abonnementsprijs per drie maanden 1.franco per post 1,15. Afzonderlijko nummers 10 Ceuts. Men Abonneert zich bij alle Boekhaudelaren en Post-Dirocteuren. Abonnementen voor België, Dutschland en Engeland 1,65; Frankrijk 2,10; per 3 maaudon. Aan het Bureau van Politie is een bijl als ge vonden gedeponeerd. UITGEGEVEN DOOR DE Afdccling Ncd. Ilydrograpliie. 1 Nov. 1875. No. 8. De lengte wordt gerekend van Greenwich. Dij de maximum lichtafatandeD wordt verondersteld 4l/2 meter voor de hoogte van het oog des waarnemers. De opgegeven zeemijlen zijn minoten of Engelsche mijlen van Geographische of Duit3che mijl. HOEK VAN HOLLAND. Kicuwe Maasmond. In de afgeloopen week is de waterstand op den droge voor den Waterweg bevonden bij gewoon laag water (of 7 decim. A.P.) als volgt: Langs den Noorddam 39 decim. op de geleide- licbtlijn 38.5 decim. De witte Uiterton tegen den buitenkant van de droogte aanliggende, is verwisseld tegen een witte Herbertston, met roode top en bol, die gelegd is in 12 decim. gewoon, laag water, op de merken 3o bakeu op den Noorddam (van binnen gerokend) in hoogen staak op duin-, eu wrak van 'HdJSö'n Adélstein een windboomlengte benoorden de lichtwachterswo- ning (zwart huis op duin), zuidkant Waterweg. .lil ÉJjV|1 ZITTING van Woensdag 17 November. Voorzitter de heer Winkelman, burgemeester. Secretaris de heer P. Forbes Wels. Afwezig de heer de Grooff wegens ongesteldheid eu de heer J. J. P. Hector, die, na het lezen der notulen en onder het behandelen der eerst aan de orde gestelde- punten ter vergadering komt. De notulen der raadszitting van 16 October, boue- vens die der buitengewone vergadering vau 23 October worden gelezen en goedgekeurd. De rekeningen der d.d. schutterij en van de kamer van koophandel, die volgens de besluiten van de voor laatste zitting vau den raad verzonden moesten wor den naar de commissie van financiën, komen ter tafel. Evenzoo de rekening van de kamer van koophan del, waarop de commissie van financiën eeuige aan merkingen heeft gemaakt, en dicutengevolge de goed keuring der rekening aan de raad overliet. Aan de orde wordt gesteld de begrootiug over het dienstjaar 1876. Na het voorlezen van het rapport der financiëele commissie, die voorstelt eenige art. te wijzigen en van het daarop uitgebracht advies door burgemeester en wethouders, opent de Voorzitter de algemeeue be schouwingen over de begrooting, en zegt de heer Pot: Ofschoon overtuigd, dat de begrooting door het dagelijksch bestuur met de meeste zorg is saamge- steld en zuinigheid daarbij heeft voorgezeten, zal ik toch, indien de gelegenheid mij daartoe verschaft wordt, hij de algemeene beschouwingen in navolging van andere gemeenten mijne gedachten over don toe stand onzer financiën en de-daartoe leidende oorzaken in enkele trekken mededeelen. Ik doe dit 1°. op aanbeveling van do redactie der Gemeentestemten 2°. op indirect verzoek van den beer Pols, lid van den gemeenteraad te Rotterdam. Ook doe ik zulks eensdeels om de vele verkeerde denkbeel den en beschouwingen, die bij vele ingezetenen hecr- schende zijn en anderdeels om de door de hooge regee ring toegezegde wijziging van bet belastingstelsel en de wet op bet lager onderwijs allen wijzigingen, die, ofschoon teu bate der schatkist toch weder bezwarend voor de gemeente zouden kunneu worden. Er komen toch posten van uitgaaf op de begrooting voor, dio sedert eeuige jaren outzachlijk zijn vermeerderd en ook nu weder noodwendig moeten verhoogd worden, terwijl de inkomsten in de laatste jaren successivelyk zijn verminderd, zoodat wij, ondanks ons zelveu, de lasten der ingezetenen tot zulk eene bezwarende hoogte hebben moeten opvoeren, als ze nu ziju. De voorname oorzaak (en hierin zullen wij het wel allen eeus zijn) vind ik met den heer Pols in de verhouding tusschen de financiën van het Rijk en die van de gemeenten. Terwijl bij de Wetgevende macht bet verschijnsel zich voordoet, dat men er thans slechts op bedacht is, hoe de overschotten te besteden, hebben bijna alle ge meenten meur en meer moeite, om de tekorten te dek ken. Eu welke zijn nu de oorzaken vau dezen toe- st-aud? Ik antwoord met den heer Pols wiens rede ik in zooverre op onze gemeente toepasselijk volg: Eene der voornaamste oorzaken is, dat de Wetgevende macht de regelen vaststelt, waarbinnen wij ons bij bet opmaken onzer begrootingen moeten bewegen, en dat »men zich daar niet altijd even goed rekenschap schijnt te geven van de behoeften der gemeentelijke huishoudingen. Er is over deze zaak veel gesproken bij de gemeente accijusen. Toen begreep men aan de gemeenten een behoorlijk equivalent te moeten verschaffen, en wilde men daartoe aanvankelijk niet onkel een aandeel in de personele belasting besteramen, maar ook nog andere rijksmiddelen ten deele doen dienen. Men zag daar evenwel later van af en bepaalde er zich toe, om aan de gemeenten 4/5 te schenden* "A, belasting cp h:t per soneel. Ik geloof met den heer Pols, dat de tijd reeds lang gekomen is, om uit de ondervinding het bewijs te leveren, dat, dit equivalent voor de gemeente niet alleen groote maar ook gemeenten als de onze bepaald onvoldoende is, en meer, dat bij de behandeling der gemeentebegrootingen hier en elders de tijd is aangebroken, om hierover eene-stem te doen opgaan en bij de Wetgevende macht op verbetering in dezen toestand aan te dringen. Doch niet alleen dat onze middelen alzoo buiten onze schuld onvoldoende zijn, ook onze uitgaven zijn, juist door toedoen van het algemeen gezag, zoo hoog geworden. Er was een tijd, dat de middelen in de meeste gemeenten, in verhouding tot die van het Rijk, oer ruim te noenieu waren, eu sedert dien tijd is de Wetgevende macht steeds voortgegaan om meer en meer ten laste dor gemeeute-finauciöu te brengeu. Ook deze begrootiug levert het bewijs, boe vele uit gaven voor het algemeen Rijksbelang tot een vroeger ongekende hoogte door de gemeente gedragen wor- deu. Daaronder zijn er zeker verscheidene, waarin ook de gemeenten overgroot belangstellen, en die wij, nu het Rijk zich daarvan blijft onttrekken geen oogen- blik geaarzeld hebben voor onze rekening te nemen. Als wij zien om ons tot eon paar posten op deze begroeting te bepalen hoe de uitgaven voor de politie en het onderwijs op onze huishouding drukken, dan geloof ik met deQ heer Pols dat men erkennen zal, dat het tijd wordt om daarin verandering te brengen. Ik zeg niet, dat er voor'beiden minder behoorde ge daan te worden, doch ik beweer, dat de uitgaven voor deze algemeene belangen ook voor een deel op bet Rijk behoorden te drukken. Bij elke nieuwe regeling van onderwerpen, thans reeds ten laste der gemeente gebracht, worden die lasten verminderd, zonder dat de algemeene wetgever er zelfs aan schijnt te deuken daarna zijn rechtmatig aandeel op zich te nemenin de vaste meeniug als zij verkeeren, dat lager en meer uitgebreid onderwijs enkel van locaal belang zoude zijn, wat echter toch moeielijk te verdedigen zoude zijn. Voor ditmaal eindig ik met den wenscb, dat de hoop door den heer Pols uitgedrukt, niet beschaamd worde en ook onze stem mot die van andere gemeenten ook eeus daar moge gehoord worden, van waar verbetering in dezen toestand te wachten zij 1" De Voorzitter vraagt, of de heer Pot dienaan gaande een voo rstel of eene mededeeling te doeu heeft. Deze vraag ontkennend beantwoord zijnde, wordt overgegaan tot do behandeling der verschillende arti kelen van uitgaaf, op de begrootiug voorkomende» Even als in liet vorige jaar was in de commissie van financiën door een der leden voorgesteld art. 5 pre sentie geld van do leden vau den raad, ton bedrage van 400 to doen vervallen, op grond, dat naar zijne meening een bedrag van/400 bij een bekrompen finau- ciëelen toestand, oneindig beter te besteden is. De beer Seliraver zal niet behoeven te zeggen, dat hij bet lid is, die dat voorstel heeft gedaan. Hij vraagt den Voorzitter, of het dagelijksch bestuur voor of tegen het toestaan vau presentie geld van do ledeu van den raad is. De Voorzitter zegt, dat B. en W. niet anders hebben kunnen doen, dan dit artikel onveranderd voor te stellen en zich onbevoegd achten daarin eenigo ver andering te brengen. Overigens laten zij het oordeel hierover aan den raad over. Na in stemming gebracht te zijn, wordt art. 5 van Hoofdst. I, Afd. I, mot 7 tegen 4 stemmen op de be- grooting behouden. Voor de heeren Pot, Ockers, Callenfels, Verkuyl Quakkelaar, do Kruijff, J. G. Hector en vau Uije Pie- terse. Tegen do heeren Kleijnhens, Laernoes, J. J. P. Hec tor en Schravor. Afd. I, Hoofdst. I bedraagt alzoo 5S00. Art. 12 van Afd. II: jaarwedde vau do amblenaren belast met hot toezicht op de invordering der plaatse lijke belastingen, beeft aau de commissie van fiuanciëu aanleiding yogevLuL hot doen vau oen voorstel cu wel 1° om de jaarwedde vau den controleur met ƒ200 te verminderen en alzoo te brengen op ƒ300; 2° om de betrekking vau commies belast met de leiding van den dienst" op te heffen eu deu tegonwoordigen titu laris over de eerstvolgende vier jaren een wachtgeld toe te keuneu, gelijk staande aan de helft zijner jaar wedde, ten bedrage van ƒ262,50 per jaar. Volgens het oordeel van B. eu W. moet de bezoldi ging van ƒ500 voor deu controleur behouden worden en wel voornamelijk met het oog op de gemeente zelve, welke door eenegoede bezoldiging van dien ambtenaar, het meest bij do heffing harer belastingon zal gebaat zijn. Wat het tweede punt aangaat, achten zij de tijd nog niet gekomen, om tot eene reorganisatie, zooals die thans is voorgesteld, over te gaan eu geven zij iu over weging het bestaande personeel, belast met de invor dering der belastingen te behouden tot tijd en wijle der vestiging van den nieuw benoemden controleur, waarna waarschijnlijk later, ua diens ingewonnen advies tot eene vermindering wol zal kuuneu overge gaan worden. De heer Vcs'kïiyl Osiakkclaai» verklaart zich tegen het voorstel van de commissie van financiën. Hij acht de bezoldiging van 500 voor een controleur, die ziju plicht doet, niet te veel eu zal daarom tegen bet voorstel stemmou. De heer E£le5jiaBiens is het geheel eeus met den heer Verkuyl Quakkelaar. 200 ecouomie kan een groot nadeel aau de gemeente toebrengen. Wauueer de controleur zijn dienst doet, zooals hij behoort te doen, dan acht hij 500 niet te hoog, daarentegen 300 te woiuig, vooral daar hij spoedig voor eene reorganisatie zal staan, die veel werk eu tijd zal ver- eisclieu. Daarenboven is het te verwachten, dat op iemaud, wiens voorgauger 500 genoot, het uadee- ligen invloed zal uitwerken, als bij slechts 300 ge niet. Ook mot hot oog op do aangestelde rijks-com miezen, wier bezoldiging van f 25 waarlijk niet te veel is, acht hij bet dringend noodzakelijk, dat do aan sporing tot getrouwe plichtsbetrachting uiet ver flauwd worde. Wil men vrucht hebbeu vau de 250, die de gemeen to aan de rijks-ambtenaren ten koste legt, dan dient de controleur goed bezoldigd te wor den. Onvoorzichtig zou bij het noemen, bijaldien de raad bezwaar maakte de voorgestelde bezoldiging tpe- testaau. Met 8 tegen 3 stemmen wordt besloten de jaarwed de van den controleur te behouden op 500.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1875 | | pagina 1