YLIKSIXGSCIIE
C 0 I R V X T.
1875. IV0. 741.
Donderdag 16 September.
13d0 Jaargang.
GEMEENTE-BESTUUR.
Nieuwendijk, wijk PI n°. 101.
VLISSINGE N.
Ad verten tiën gelieve men aan den Uitgever in te zenden uiterlijk
Woensdag- en Zaterdag voormiddag 10 ure;
De prijs vau 1—4 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10 Cents.
BUREAU:
F. H. SCHIFFER.
Dit Blad wordt tweemaal per week, Donderdags en Zondags uitgegeven.
Abonnementsprijs per drie maanden 1.—, franco per post 1,15.
Afzonderlijke nummers 10 Cents.
Men Abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post-Directeuren.
Abonnementen voor België, Duitschland en Engeland 1,65; Frankrijk 2,10; per 3 maanden.
No. 73. INKWARTIERING.
Ter inzage leggen van de lijst van hen die voor het ver-
leenen van inkwartiering in aanmerking komen.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Vlissingen;
gezien artt. 17, 18 en 19 der wet van den 14 Sep
tember 1866, Staatsblad no. 138)
maken bekend
dat de herziening heeft plaats gehad van de lijst
bevattende de namen der inwoners, die voor het ver-
Ieenen van inkwartiering en onderhoud van krijgsvolk
in aaumerking komen
dat die lijst is aangeplakt en een dubbel daarvan
gedurende 14 dagon, te rekenen van heden, op de
Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage is
nedergelegd;
en dat de bezwaren der inwoners schriftelijk aan
Burgemeester en Wethouders kunnen worden inge
diend, binnen 14 dagen na afloop van den tijd voor de
inzage der lijst bestemd.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 14 September 1875.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd
WINKELMAN.
De Secretaris
P. FORBES WELS.
No. 74. TONNENSTELSEL.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Vlissingen
noodigen bij deze de ingezetenen uit die voor het
verzamelen van beer het tonnenstelsel hebben inge
voerd, daarvan tot het geregeld doen weghalen aan
den heer A. KLAJJSEN, aauuemer van het ophalen
der beer en mestspeciën in deze gemeente, kennis te
geven, terwijl voor hen, die bedoeld stelsel wenschen
in te voeren, een model-ton bij den Gemeente-Bouw
meester te bezichtigen is.
Wordende de eigenaars in hun belang aangeraden
die tonnen te merken met de wijk en het nommer
hunner woning waar die gebruikt zullen worden.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, d.en 14 September 1875.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd
WINKELMAN.
De Secretaris
P. FORBES WELS.
Maakten wij in het vorig nummer onzer courant
met genoegen melding van het plan van den heer Pot,
om in de eerstvolgende zitting vau den raad, een
bepaald voorstel te doen betreffende het stichten van
een nieuw bad-hotel van wege de gemeente, of tegen
eene tienjarige rente-garantie, wij drukten daarbij
tevens de hoop en het vertrouwen uit, dat de heer
Pot in zijn onvermoeid streven, om daar waar bij kan,
de belangen der gemeente en barer ingezetenen te be
vorderen, slagen zou.
Dat we hierdoor bewezen in te stemmen met het
aangevoerde dpor den heer Pot ligt als voor de hand.
Hierbij echter mag het van onzen kant niet blijven.
Eu dat wel vooral niet, omdat het hier geldt de belan
gen onzer stad en die harer ingezetenen, welke wij,
zooveel in ons is, trachten voor te staan.
Met het oog dan op het belang der zaak, die weldra
ter tafel zal komen van den gemeenteraad willen wij
in de volgende regelen trachten aan te toonen, dat het
stichten van een bad-hotel met den aankleve van dien,
üiet alleen wenscbelijk en begeerlijk, maar door de
omstandigheden, in welke onze stad verkeert, drin
gend noodzakelijk is te achten.
Niemand toch zal kunnen ontkennen, dat onze eer
tijds zoo welvarende stad door de verstopping der
bronnen van welvaart, die toenmaals leven en bedrij
vigheid om zich henen verspreidden, thans in een
toestand verkeert, die dringende voorziening ver-
eischt. Niet dat wij de dagen van vroeger, als wanneer
men met niets of weinig uit te voeren, een stil en
vreedzaam leven kon leiden,.dat op den keper be
schouwd veel overeenkomst had met het leven der
planten, terugverlangen; integendeel, ook wij wen
schen met den geest des tijds mede te gaanvooruit
is ook onze leus.
Echter is het ons geenszins onverschillig, hoe men
leeft en tracht vooruit te komen. Zoo als de zaken in
onze stad thans staan, ja, leven wij in den natuur
lijken zin van het woord. De meer gegoede ingezetenen
mogen in ruime mate de genoegens van het leven
kunnen genieten, die het oplevert en zoo noodig
elders zoeken, wat hier niet te vinden is; de groote
meerderheid, de kern van het volk, de burgerij moet
belast en bezwaard haar levensweg bewandelen, ter
wijl de weg, om vooruit te komen, als met den dag
wordt afgesneden.
Van de soms zoo zuur verdiende ponningen, moet
een grnot deel geofferd worden op de altaren van hot
lieve Vaderland en van de Gemeente, en niet zelden
hooren wij dientengevolge dezen en genen welgezin-
den staatsburger de klacht uiten: »De lasten zijn
zwaar om te dragen."
Niet ten onrechte en nL*t zonder grond wordt dan
ook naar cene verandering ten goede gehaakt, en wor
den naar middelen uitgezien, die het hunne kunnen
bijdragen, om aan dien onhoudbaren toestand een
einde' te maken.
Eu wie zal zulks kunnen wraken? Voorzeker hij
niet, die weet, hoe men hier jaren lang wacht en nog
blijft wachten op de heropening der levensbronnen
onzer stad, welker lot jaren lang afhankelijk is ge
weest van de inzichten en belangen dergenen, die wel
zeggen, veel over te hebben en veel te doen tot bevor
dering van maatschappelijke Welvaart, maar wier
daden vau het tegendeel getuigen.
Dit mag niet alzoo blijven. Het wachten, het
afhankelijk blijven van de inzichten en bedoelingen
der machthebbenden, die door den invloed van op hen
werkende kwade geesten niet zeldeu tot niets doen
worden aangezet, moet tot de geschiedenis gaan be
lmoren. En dat wel te meer, omdat de omstandig
heden het dringend eischen.
De tijden, dat de raven Vlissingen brood brachten
zijn voorbij. Wil men althans blijven, wie men is,
dan moet het oude stelsel als versleten worden ter
zyde gezet en de handen aau den ploeg worden ge
slagen, om te doen, wat de hand vindt te doen.
Het arbeidsveld is voor ieder, die niet te lui is om
te werken, zeer uitgestrekt. En daarom behoeft onze
stad nog niet te leven van aalmoezen of gunstbetoon.
Neen, in en door zichzelve is zij in staat het hoofd te
bieden aan eiken hinderpaal, die haren bloei en hare
ontwikkeling in den weg staat. Maar zal zij worden,
wat zij eenmaal wezen moet, dan moet zij, onzes
inziens, op eigeu beeneu gaan leeren staan. Door de
ervaring geleerd, dat men niet te veel moet vertrou
wen op beloften en mooie praatjes van hare zooge
naamde vrienden, moet zij, dankbaar erkennende de
teekenen van vooruitgang, die zich in den laatsten tijd
aan haren zoo lang benevelden gezichteinder voor
doen en die aanvankelijk stof tot blijdschap geven,
nu vooral niet op haar lauweren gaan inslapen. Zoo
ooit, dan is het vooral in dezen tijd, dat haar telkens
wel mag toegeroepen wordenHoud waardiglijk wat
ge hebt, opdat niemand uwe kroon ontroove.
Worden de zaken ten onzent met wijsheid en door
zicht bestuurd en behandeld, dau bestaat hiervoor
geen vrees en zal de stad, naar welke zich dagelijks
meer en meer vreemdelingen begeven, geen reden
geven, dat men schouderophalend haar verlaat, om
elders te vinden, wat hier te vergeefs wordt gezocht.
Dat onze meening in dezen gedoold wordt, heeft de
zitting van den gemeenteraad op 7 Sept. voldoende
bewezen. In die zitting toch, werd met het oog op het
een en ander den wensch uitgedrukt, om van, of door
de gemeente, eene inlichting in het leven te roepen,
die naar den eisch des tijds ingericht en met beleid en
kennis van zaken bestuurd, eene rijke bron van wel
varen voor onze stad worden kan en ruimschoots
vruchten afwerpen moet.
Wij hebben dan ook niet geaarzeld om luide het
denkbeeld van den heer Pot toe'te juichen. Vooral
omdat wij overtuigd zijn, dat de oprichting van eeno
bad-inrichting van wege de gemeente of tegen eene
tienjarige rente-garantie een krachtdadige hefboom
zijn zou, om niet alleen de finauciën der stad, maar
tevens ook die der ingezetenen in een beteren staat te
brengen
Tegenspraak verwachtende, deelen wij onzen lezers
de gronden mede, op welke onze overtuiging berust
en die wij grootendeels te danken hebben aau een
geacht Vlissinger in den vreemde, die meer van de
wereld gezien heeft, dan menigeen ooit zien zalf en
wiens hart warm klopt voor de belangen zijner.geboor
testad, die door eene te groote bekrompenheid van
inzichten nog zoo ten achter staat bij menige andere
plaats, die op veel minder bogen kan, dan Vlissingen.
Hij schrijft ons, dat hij zich verheugt, dat men in
Vlissingen begint in te zien, dat het meer dan tijd
wordt, zelf de handen aan den ploeg te slaan, en het
laissez faire aan anderen over te laten en niet het minst,
dat het denkbeeld is opgeworpen, eene bad-iurichting
van gemeentewege op te richten.
Hij ziet daarin een teeken van vooruitgang en twij
felt er niet aan, of Vlissingen,dat voor eene badplaats
zoo vele gunstige eigenschappen bezit, zal daarin vin
den het middel om zich op uitgebreider schaal te kuu^
nen ontwikkelen.
Wijzende op Schoveningen en Katwijk iu ons land,
benevens op de bad-inrichtiugen onzer na,buren op de
Vlaamsche, Fransche en Engelsche kusten, als allen
bloeiende en zich verheugende iu hier en elders gemist
wordende welvaart, haalt hij het naburige Blauken-
berghe aan, waarop Vlissingeu wel eens het oog mag
vestigen.
Hij schetst de gunstige ligging onzer stad aan de
zee, die onze betergelegen en voor den noordenwind
beschutte stranden bespoelt. Terwijl men elders tot
veraangonaming van het leven van den vreemdeling
behoorlijke wandelwegen met houtgewas bezet mist,
zoodat de badgast zich verplicht ziet met het bran
dende zand zich te vermaken, worden daarentegen op
Walcheren bijna overal in de nabijheid der zee de
schoonste wandeldreven aangetroffen, die door haar
lommerrijk houtgewas, den vreomdeling tot zich trek
ken. Voegt hierbij de ligging van ons strand in de
nabijheid van Vlissingen en Middelburg, uit welke
men dagelijks op verschillende uren van den dag per
spoor of per stoomvaart-gelegenheid zich heinde en
ver kan begeven; het heerlijke land- en zeegezicht
op de duinen, dan is het niet gewaagd te beworen
Dat Vlissingen alleen ontbreekt: goede leiding, door
oudervinding rijke personen."
Laat ons daarom, zoo schrijft hij ous, niet bij de
pakken neêr blij ven zitten, maar laat ons de handen
ineen slaan en zonder aarzelen naar één en hetzelfde
doel streven, dat niet het belang van deze of gene
partij, maar alleen en uitsluitend de welvaart van
ieder ingezete beoogt.
De uitslag kan niet twijfelachtig wezen. Blanken-
berghe riep in het jaar 1858 met modewerking van
het gemeente-bestuur wel eene badinrichting in het
leven, niettegenstaande Heijst, Oostende en Nieuw-
poort op de Vlaamsche kust tegenover haar stonden.
En waarom zou Vlissingen thans onder gunstiger om
standigheden niet hetzelfde kunnen doen?
Had Blankenberghe reeds in de 15de eeuw de aan
dacht tot zich getrokken als gunstig gelegen voor het
nemen van zeebaden; in 1785 kwam lord Lorrington,
afgezant van Groot-Brittanj9 bij het hof van Albert
Casimir en Maria Christina, vergezeld van zijne familie
en talrijke volgelingen aldaar aan, om de baden te
gebruiken.