VLISSINGSCHE GOURAAT.
N.
1875. N°. 44.
Donderdag
3 Juni.
13do Jaargang.
rjongens.
KENNISGEVING.
iSimMlFiOSCIlE TIJDINIiEN.
elburg
drukkerij alkiet
rordeu
Middelburg en
plaatsen,
AN If OTTERT) AM:
aa: 31 's micid. 1.—
g 1 u 1-
kla? 2 1.—
rdag 3 'sraorg. 9.30
Usten van en naar Mid-
p.s, ZijpeZierikzee.
TE ROTTERDAM.
11.15. 12 50.
4.35. 6.25. 8.25. 9.30
urg en Zierikzee.
taatsspoorweg.
gordt aangelegd
r*
TAN ZIERIKZEE.
31 's rnorg. 7.
vaa net spoorwegstation
Irend."
an Rotierdam, Schiedam
12 unr.
urg—Vlissingen
plaatsen.
sn.
ure; nam. 1 3.30
1.10 nam. in plaats van
8.40.
ore; nam. 2.4.40
9.20.
en Rotterdam.
's Maandags van
eerd.
en Vlissingen.
aren.
•AN VLISSINGEN
lias 31 'smidd. 5.—
1 n 6~
2 Niet varen,
irclag 3 's raorg. 9.—
10.20, 1,45 6.—
.05, 10.40, 6.15
Gent.
n Gent: 8.17 12.15 7.25
4.15
4.28
4.40
a
a
o _a
o a
13
5.40
6 10
5 48
6.20
5.52
5.59
6.14
6.23
6.35
6.42
6.47
6.57
7.3
7.18
7.31
7.45
7.55
8.50
9.-
9.5
9.12
9.27
9.35
Nieuwendijk, wijk H n°. 101.
VLISSINGEN.
Advertentiën gelieve men aan den Uitgever in te zenden uiterlijk
Woensdag- en Zaterdag voormiddag 10 ure;
De prijs van 1—4 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10 Cents.
BUREAU:
F. H. SCHIFFER.
Dit Blad wordt tweemaal per weekDonderdags en Zondags uitgegeven.
Abonnementsprijs per drie maanden 1.franco per post ƒ1,15.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
Men Abonneert zieli bij alle Bookbandelaren en Post-Directeuren.
Abonnementen voor België 1,55Frankrijk 2,10Duitschland 2,30 per 3 maanden.
Ter provinciale griffie van Zeeland, in de abdij te
Middelburg, liggen ter lezing, de voorwaarden waarop
door den Schout bij nacht, Directeur en Kommandant
der Marine te Amsterdam, op den 9don Juni a. s.,
zal worden aanbesteed:
Eeu gebouw bestemd tot bergplaats van
Machinedeelen; het dichtmaken van
een der Brikskappen en eenebergpla ats
voor Geschut en Affuiten, op 's Rijks
werf te Amsterdam.
Onthielden wij ons tot dusverre, om van onze zijde
te wederleggen, wat de heer A. Bik, gezagvoerder van
het stoomschip Frieslandbenevens de heer D. H. van
der Heijde, oud-koopvaardij-kapitein, in een ingezon
den stuk in de Middelburgsche courant van 25 Mei, ter
waarschuwing voor gezagvoerders van stoom- en zeil
schepen, met bestemming naar de nieuwe haven van
ViissiDgen, ter algemeene kennis meenden te moeten
brengen, het was, omdat het doel vau hun schrijven
ons zoo tastbaar voorkwam, dat wij het onnoodig
vonden het in eenig opzicht tegen te spreken.
Nu het echter blijkt, dat het door voornoemde hoe
ren uitgekraamde hier en daar met zeker welgevallen
is begroet, en aanleiding heeft gegeven tot eene
scbeevo beoordeoling van de haven en t> autoriteiten
van Vlissingen," die niets anders dan hun plicht
gedaan hebbenhebben wij gemeend het stilzwijgen
te moeten afbreken en te moeten opkomen tegen het
aangevoerde in de Middelburgsche courant.
Het door ons ingesteld onderzoek naar de ware toe
dracht der zaak ons overvloedige stof gevende, om
alle belangstellende vrienden in het lot van »de stad
met eene sehoone toekomst in het verschiet" te kun
nen geruststellen, meenen wij onzen lezers nu niet
meer te mogen onthouden, wat tot opheldering die
nen kan van het vermelde door de heeren Bik en van
der Heijde. Wellicht kan dit ons schrijven tevens
strekken, om de bevreemding van de Middelburgsche
courant, dat»niemand de moeite genomen heeft'1 be
doeld ingezonden stuk sin eenig opzicht te wederleg
gen", en wel, na in een vorig nummer verklaard
te hebben, dat zij de belangen van Middelburg en
Vlissingen, welke zij zegt voor te staan, als één
beschouwt, eeuigszins te wijzigen.
Vooraf echter zij opgemerkt, dat ons op Maandag
24 Mei werd medegedeeld, dat er voor gezorgd was,
dat de zoogenaamde ongemakken van de Vlissingsche
baven in de Middelburgsche courant zouden worden
vermeld. Zelfs wisten wij toen reeds, door mededee-
hngvan gehoudene gesprekken in een koffiehuis, wat
de inhoud van het ingezonden stuk zou uitmaken en
tevens, dat de Rotterdamsche woordvoerders, alhier
bondgenooten uit Middelburg hadden aangetroffen.
Wetende dus, van weikon kant de wind waaide,
wachtten wij met de meeste gerustheid de mededee-
ling der feiten af. De Middelburgsche courant van 25
Mei verscheen, en zie, het bewijs werd geleverd, dat
onze zegsman waarheid had gesproken, en de belof
ten van »er voor te zullen zorgen,'1 trouw was nage
komen.
Dan ter zake. Op den avond van den 21 Mei jl.,
den dag, als wanneer volgens den Rotterdamschen
almanak de zon te 7 uren 56 minuten ondergaat, arri
veerde ongeveer een half uur na zonsondergang het
stoomschip Friesland; volgens verklaring van de hee
ren Bik en van der Heijde op korten afstand langs de
hoofden der oude haven en het marinedok naar de
nieuwe haven stoomendo. Het weder was volgens hen,
prachtig, geen wind en stil water, de mooiste denkbare
gelegenheid, om met een schip van die grootte binnen
te komen. De gele vlag (het teeken, dat de haven ver
sperd en dus het binnenloopen onmogelijk was) was
Biet aan wal geheschen. Loods en gezagvoerder en
ook de heer van der Heijde, wisten dus, althans moes
ten het weten, dat zij ongedeerd kónden binnenloopen.
Toch deden zij het niet. Integendeel stoomden zij
onder aanhoudend fluiten zachtjes aan tot dicht bij
de voorhaven" en werden zij, nota bena, 's avonds half
9 uren, toen het nog zoo goed als dag was, verblind
door de vele lichten van verschillende kleurendie
ons, zoo schrijven de heeren Bik en van der Heijde,
huiverig maakten, om de haven binnen te gaan. Bijna
een uur stoomden zij nog in hunne verblindheid op
de reede van Vlissingen rond, en hielden de stoom
fluit steeds gaande, altijd in afwachting van tijding
van wal, doch te vergeefs.'1
Bedriegen wij ons niet, dan pleit het aangevoerde
door de heeren Bik en van der Heijde waarlijk niet
veel voor hun gezond hersengestel. Doch wij willen de
beide Rotterdamsche gezagvoerders niet hard vallen.
Wij kunnen eenigszins begrijpen, dat zij liever te Rot
terdam waren gebleven en daarom niet wel gemutst
waren, toen zij kwamen op de reede der stad, die zij
voor schijndood hielden, toen er op het aanhoudend
fluiten geen boot kwam opdagen.
Hebben de heeren Bik en van der Heijde den moed,
wij zouden bijna zeggen de onbeschaamdheid gehad te
schrijven: »Wij waren verplichtten anker te komen,
en genoodzaakt met stoom op te liggen tot den vol
genden morgen", wij aarzelen niet, op grond onzer
genomene information te verklarendat zij zulks
niet verplicht waven.
Indien de gezagvoerder der Friesland, met den heer
van der Heijde niet verblind waren geweest op het
oogenblik, dat zij hij helder weder, dat het mogelijk
maakte, op grooten afstand van zich af te kunnen zien,
hadden zij met alle gemak binnen kunuen loopen.
Schijnbaar hebben zij dit niet gewild. Of wisten zij soms
niet, dat men geen loods vraagt door middel van de
stoomfluit, maar alleen door het hijschen der vlag aan
de top van de fokkemast? Aan wal deed men zijn
plicht. Men beantwoordde het fluiten niet met het
zenden van een boot of het geven van oen sein. Had
den er hindernissen in de voorhaven bestaan, voor
zeker had de gele vlag zulks voldoende aange
toond. Nu er geene bestonden, dat de gezagvoerder
had kunnen weten, ligt de schuld van het niet binnen
loopen in de haven aan niemand anders dan aan hen,
die, bij schier klaarlichten dag, het noodzakelijk von
den het anker te laten vallen en daardoor de Rotter
damsche Lloyd op onnoodige onkosten jaagden.
Hoe het zij, het heeft allen sohijn, dat beide heeren
er op uit geweest zijn, om aan de stad altijd prutte
lende dat er niets te doen is", nog meer reden tot
pruttelen te geven.
En is dit zoo, hebben zij door hunne niet te verdedi
gende handelingen het hunne willen bijdragen om het
benijd en belaagd wordende Vlissingen nog meer in
minachting te brengenten gunste dier stad, welker
woordvoerders de doorslaandste bewijzen als met den
dag leveren, dat eigenbelang en kleingeestige naijver
de drijfveeren zijn van bun spreken en schrijven, dan
vreezen wij, dat zij tot hunne schade en schande
ervaren zullen, dat zij, die een put voor een ander
graven, er zelf eerst zullen invallen.
Verre zij het van ons te willen ontkennen, dat er
nog veel te Vlissingen wordt gemist, wat elders in
overvloed wordt aangetroffen. De gemakken, welke
de handel en de scheepvaart te Londen en te Liver
pool aantreffen, zijn te Vlissingen nog niet in de door
de heeren Bik en van der Heijde gewenschte mate
aanwezig. Dit neemt echter niet weg, dat wij in ge-
moede aan eiken tegenstander van Vlissingen wel
durven vragen, of zij eene haven op het vaste land van
Europa weten aan te wijzen, die in ligging met den
aankleve van dien kan wedijveren, met die van Vlis
singen? Doch waartoe zouden wij uitwijden? De
feiten spreken, en die zeggen meer dan de hoog
dravende taal onzer grootste tegenstanders.
Alleen nog ditIndien er klachten in te brengen
zijn over het personeel van het Nederlandsche loods
wezen, dat, voor zoo verre wij weten, zich op uit
nemende wijze van hare taak kwijt, is de naam van
den heer Kleijnhens, inspecteur van voornoemd loods
wezen, ons een voldoende waarborg, dat voor de
tweede maal niet zal behoeven geklaagd te worden,
bijaldien namelijk de klacht gegrond bevonden wordt.
Hebben gezagvoerders van schepen aanmerkingen
te maken op datgene,waarin de haven- en sluismeester
zijn betrokken, de welwillendheid en de bereidvaar
digheid van de heeren Vermeer en Nerperus zijn te
overbekend, om oenigermate te twijfelen aan tekort
koming aan hunne roeping, om alles te doen, met in
achtneming hunner voorschriften, wat plicht en ge
weten voorschrijven.
In plaats van zich te wenden tot voornoemde
heeren, hebben de heeren Bik en van der Heijde naar
het blijkt, éclat willen maken en den goeden naam
van de haven vau Vlissingen in een min gunstig dag
licht willen stellen.
Of zij in hun streven, om willens of onwillens
»de stad met eene sehoone toekomst in het verschiet"
tegen te werken slagen zullen, zal de toekomst leeren.
Wij voor ons twijfelen aan den goeden uitslag onzer
zaak nietde leugen en hot bedrog, geschraagd door
de macht en werking van het geld mogen er in sla
gen, om nog voor eene wijle tijds elke onderneming
en ontwikkeling op het gebied van handel en scheep
vaart ten onzent tegen te houden. Geen nood. Het
doen en laten onzer tegenstanders, die hunne groot-
beid op de vernedering der Scheldestad schijnen te
willen bouwen, komen heldor aan den dag, en getui
gen van eene vrees, die hun de toevlucht doet nemen
tot het aanwenden van middelen, die den toets der
zuiverheid niet kunnen doorstaan.
Vlissingen, 2 JuniJ
De N. R. Ct. schrijft in haar nummer van Zater
dag 29 Mei het volgende
Herhaaldelijk heeft men in den laatsten tijd kun
nen hooren beweren dat het binnenvallen te Vlis
singen en lossen te Middelburg van schepers, wier
lading voor Rotterdam bestemd is, met minder kos
ten zou gepaard gaan, dan wanneer zij binnenkomen
te. Brouwershaven, aldaar gedeeltelijk lossen en dan
verder opvaren naar onze stad. Door de welwillend
heid van een zeer geacht handelshuis te dezer stede
is ons echter inzage verleend van de onkostenreke-
ning van twee schepen van gelijke grootte, het eene
te Vlissingen, het andere te Brouwershaven binnen-
geloopen; die rekeningen, hieronder afgedrukt,
vormen de welsprekendste wederlegging van eene
dwaling, die men om licht begrijpelijke redenen
tracht te verspreiden.
Mary, kapitein L. Pijl, 790 gemeten lasten, 30
Maart 1875 met volle lading producten vau Java te
Vlissingen binnengekomen, te Middelburg geheel
gelost en van daar in Mei (13) in ballast naar Java
geëxpedieerd.
Inkomende en uitgaande onkosten.
Loodsgeldenf 829,74
Sleeploonen- 300,—
Lichterloonen van Middelburg naar
Rotterdam a ƒ2,75 per last - 3204,56
Kanaal-en schutgelden Vlissingen - 254,06
Lossen en afleveren lading - 1377,59
Buiten vuur-, ton- en bakengeld - 44S,02
Commissie agenten Middelburg - 300,
Sleepdiensten, waakloonen, cargadoors
onkosten Rotterdam enz. - 50S,68
Lichterloon en assurantie provision
naar Middelburg- 80,25
Reiskosten equipage naar Middelburg. - 5S,
Drinkwater - 47,25
7408,15
Kenrieile Adrianakapitein Schuchard, 795 ge
meten lasten, 18 Maart 1872 met volle lading pro
ducten van Java te Brouwershaven binnengekomen,
na gedeeltelijke lossing naar Rotterdam opgegaan
TE VLISSINGEN.