VLISSIÜGSCIIE COURANT.
1875. N°. 5.
Zondag 17 Januari.
I3llü Jaargang.
GI5MEE1NTË BESTUUR.
MENLNNDSCDE TIJDINGEN.
burg en Zierikzee.
Staatsspoorweg.
wordt aangelegd
zet.
VAN ZIERIKZEE.
og 15 's midd. 2.
dag 16 's morg. 11.—
2.—
17 's raidd.
van liet spoorwegstation,
de reizen van Middelburg
i reizen van Zierikzee.
Vester-Schelde.
U. M. U. M.
orm. 6.30 nam. 3.
7.— 3.30
VRIJDAG
1 voorm.
isk.
rt
rt 's midd,
nsk. nam.
12.—T
5.—
8,50
12.13
5.16
8,59
12.35
5.50
9,8
12.45
6.4
9,16
1.—
6.22
9,29
1.6
6,32
9,35
1.16
6 49
9,44
1.21
6.56
9:49
1.33
7.11
10,—
1.42
7.28
10,8
1.50
7.41
10,16
2.5
8.3
10,29
2.11
8.10 10,35
2.15
4.20
8.18
10,36
2.25
4.30
8.30
10'45
3.10
1 3.20
9
0
5.40
5.49
5.52
5.59
6.13
6.22
9.25
9.35
2.S0
U. M.
7.45
8.15
10.30
11.—
11.30
12.—
12.30
1.—
s midd. 12.
nam. 12.30
M. u. M. u. M.
7.45
8.15
6.30 rm. 10.30 nm.
8.15
8 45
11.15 3.—
stoomboot te Neuzen
den worden, moet op het
t gewicht en de waarde;
daarenboven moeten ge
loopen zij gevaar door
n geweigerd.
In en Vlissingen,
AN vlissingen:
8 's midd. 2.—
ag 9 3.-
u rgVI issingen
plaatsen.
rK*
- ure; nam. 1 3.30
•1.10 nam. in plaats van
8.40.
ore; nam. 2.4.40
en en Rotterdam,
's Maandags van
erd,
I
6.44
6.50
7.—
7.6
7.21
7.34
7.45
7.55
naar Middelburg een
Donderdags, alsdan
wanneer daar reizigers
10.20, 1,45 6.—
j, 10.40, 6.15
Gent: 8.17 12.15 7.25
TE VLISSINGEN.
BUREAU:
F. H. SCHIFFER,
Dit Blad Wordt tweemaal per week, Donderdags en Zondagsuitgogoveu.
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.franco per post f 1,15.
Afzonderlijke nummors 5 Cents.
Men Abonneert zich bij alle Boekbaudelaren en Post-Directouren.
Abonnementen voor Belgib 1,55Frankrijk 2,10Duitscbland 2,30 per 3 maandon.
Nieuwendijk, wijk II n°. 101.
VLISSINGEN.
Adverteutiün gelieve men aan den Uitgever in te zendon uitef lij k
Woensdag- en Zaterdag voormiddag 10 ure;
De prijs van 1—4 regels is 40 Cents, voor elke regel meer 10 Cents.
No. 5. GRONDBELASTING.
Afkondiging van het kohier der Grondbelasting
dienst 1875.
De BURGEMEESTER van Vlissingen, maakt
bekend:
dat het op heden bij hem ontvangen kohier der
grondbelasting, dienst 1875, ter invordering aan den
Rijks-Ontvanger is verzoadeu.
en noodigt mitsdien de daarop voorkomende belas
tingschuldigen uit, om hunne aanslagen op de daartoe
bepaalde termijnen aan te zuiveren.
Eu is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 14 Januarij 1875.
De Burgemeester voornoemd,
WINKELMAN.
Men verzekert ons van goed ingelichte
zijde dat de overeenkomst tot afstand der
voormalige Marinewerf alhier met de hee-
ren scheepsbouwmeesters Smit, door de
Regeering gesloten is, zoodat binnen kor
ten tijd met de exploitatie van dat etablis
sement zal worden aangevangen.
Vlissingen, 16 Januari.
Donderdag hebben de heeren Pincoffs, Borsius
en Fransen van de Putte bij de behandeling der
spoorwegbegrooting in de Eerste Kamer kracht
dadig aangedrongen op de productiefmaking der
haven- en spoorwegwerken te Vlissingen, waarop
de minister zijne vroeger daaromtrent gedane toe
zeggingen herhaalde.
De heer PincofT» zeide alstoen, sprekende over
de havenwerken van Vlissingen: Deze hebben
groote sommen gekost, die blijmoedig besteed zijn.
Waar is echter dat geld voor uitgegeven? wij blij
ven ten opzichte van Vlissingen aanhoudend draaien
in denzelfden cirkel. De een zegt: dat er te Vlis
singen geen schepen zijn; de ander zegt, dat zoo
lang Vlissingen niet aan 't doel der haven beant
woordt, om de schepen te kunnen dokken en repa
r eer en, er geen schepen hinnen komen.
En nu wil spr. deu bestaanden toestand consta-
teeren, niet om eene acte van beschuldiging te rich
ten tot de vorige of tot deze Regeering, maar een
voudig met het verlangen, om daardoor misschien
tot eenige verbetering te kannen geraken.
Spr. gelooft dat de havenwerken van Vlissingen
uitmuntend, zijn maar ofschoon de schepen, als zij
cr komen niet worden weggejaagd, staat c|e toestand
toch bijna gelijk, omdat men de schepen uitermate
bemoeielijkt en dan is 't ook niet billijk te zeggen
dat Vlissingen niet aan zijn doel beantwoordt,
wanneer men het daartoe niet in staat stelt.
Vlissingen heeft in de eerste plaats te kampen
met de ellendige regeling van het havengeld. Aller-
belemmerendst is dat voor groote stoomschepen.
Voorts wijst spr. op de hooge kosten, die betaald
moeten worden voor de lossing en berging van de
goederen. Er komt nog bij, dat men "cje goederen
wel te Vlissingen kan bergen, maar z$ ér niet van
daan kan halen, omdat de spoorwegaalisltiiting niet
behoorlijk is geregeld.
Is het dan billijk te zeggen dat Vlissingen niet
aan zijn doel beantwoordt, wanneer het die factoren
mist voor zijne ontwikkeling? Als een voorbeeld
daarvan, wijst spr. er op dat, onlangs bij de strem
ming in de vaart, een stoomschip voor het transport
van Vlissingen naar Rotterdam/15 moest betalen,
terwijl het transport van Vlissingen naar New-York
/18, kost per 1000 kilo.
Spr. komt derhalve op tegen de beschuldiging
die men hier en daar hoort, alsof Vlissingen zich
niet zou kannen ontwikkelen, en verklaart het open
lijk, dat hij de kleingeestige jaloezie tasschen de
verschillende hoofdsteden wil doen ophouden. Lon
den en Liverpool zijn niet achteruitgegaan door den
aanleg van andere havens en door den bloei van
Portsmouth. Spr. wil dus dat Vlissingen ook be
hoorlijk in staat gesteld worde aan zijn bestemming
te beantwoorden. Hij herhaalt het, iedere gulden
voor zulke werken uitgegeven is productief, maar
hij acht het niet doelmatig, dat zooveel geld worde
uitgegeven zonder dat men de noodige middelen
aanwendt om het doel te bereiken.
Spr. zegt nogmaals geen beschuldigingen te wil
len inbrengen tegen het vorige en zeker niet legen
het tegenwoordige kabiuet, maar hij sprak in 't al
gemeen belang. Intusschen heeft hij toch ook nog
eenige opmerkingen. Hij acht even als de minister
noodig eene behoorlijke regeling van de exploitatie
van de havenwerken te Vlissingen. Wat daarbij aan
de particuliere nijverheid kan overgelaten worden,
moet zoo geschieden. De Regeerings-ambtenaren
moeten niet b. v. den tijd bepalen voor opslag van
goederen enz. In de tweede plaats is dringend noo
dig eene wijziging van hel 'contract met de Exploi
tatie-Maatschappij. Spr. dringt dan ook bij den
minister aan, om die zaak niel uit liet oog te verlie
zen en hij hoopt dat de veranderingen zullen leiden
tot opheffing van den ongelukkigen toestand, waarin
Vlissingen verkeert en Nederland in staat stellen te
toonen, dat het belang stelt in een behoorlijke
exploitatie van de groote werken ts Vlissingen.
De heer Barsius dankt den vorigeu spreker
voor zijn rede, en hem te meer, omdat de rede van
den spreker, die zijn standpunt inde handelswereld
te Rotterdam inneemt, het beste dementi ge^ft
aan de beweering omtrent de bestaande jaloezie,
tusschen de handelssteden.
Spr. voegt bij het gesprokene waarbij hij
zich met dankbaarheid aansluit een woord van
dank aan dezen minister, dat de voorziening in de
behoefte van zoet water te Vlissingen een onderwerp
van regeeringszorg zal uitmaken.
Over het droogdok zal spr. na het hier gebeurde,
niet spreken. Bij de ie verwachten uitbreiding van de
maildiensten zal de behoefte aan dat droogdok meer
en meer blijken en dan zullen, naar spr. hoopt, de
gronden vanlapportuniteit vervallen. Inmiddels ver-
keeren wij thans in een trar.siioiren toestand. Het
bestaande dok kan voor de zeilschepen voldoende
worden gemaakt, indien het in goeden toestand
wordt gebracht.
Die toestand bestaat thans niet, gelijk spr. tracht
aan te toonen. Hij verzoekt das den minister den
staat van dat dok nader te doen onderzoeken en voor
beter onderhoud te zorgen; en in de tweede plaats
om het gebruik van dat dok aan voorwaarden te
verbinden, cenigszins meer in overeenstemming met
hetgeen de wetenschap in deze heeft geleerd. De
tegenwoordige regeling heeft dat absurd gevolg, dat,
hoe slechter het dok is, hoe duurder de betaling.
Spr. hoopt dus, dat de minisler in een en ander zal
voorzien.
De heer Franseei vau «le Puitc, wijst op de
noodzakelijkheid der uiibreiding van hel spoorweg
net en bestrijdt ook zijnerzijds het denkbeeld ooi
daaraan te doen voorafgaan een nieuwe regeling
van de exploitatie. Hij meent, dat voor alle lijnen
niet dezelfde wijze vun aanleg kan plaats liebbui.
Voor groote verbindingslijnen acht hij Staatsaanieg
noodig. Spr. drukt voorts den wensch uit, dat thans,
uu de tijd nog daar is, in 1S75 of 1876, de over
name door den Staat van de lijnen Roosendaal
Moerdijk en RoosendaalBreda tot stand mag
komen. Wat de zaak van Vlissingen betreft, be
toogt ook spr. de noodzakelijkheid om alles te doen
wat tot ontwikkeling dier haven kan strekken en
daarom wil hij regeling van de exploitatie die z. i»
aan de "particuliere nijverheid moet worden over
gelaten.
De Itliiiistcr deze sprekers beantwoordende
merkt op, dat de schepen, die last breken overal kaai-
geld moeten betalen. En watde berging der goederen
in loodsen betreft, merkt de minister op, dat niet alleen
geen enkele klacht daarover bij de Regeering is inge
komen, maar dat, tijdens zijn bezoek aan Vlissingen,
de minister ui'drukkelijk en met aandrang gevraagd
heeft of er klachten waren. Die vraag werd ont
kennend beantwoord. Wel werd geklaagd over ge
mis aan geschikt werkvolk en dat is toch geen zaak
van regeeriugszorg.
Wat liet geinis aan spoorwegverbinding betreft,
de minister merkt op, dat die verbinding er wel is:
maar liet bedoelde bezwaar is, dat de verzending
van goederen moet geschieden volgens tarieven vau
het locaal verkeer. Daarover kan men de Exploita
tie-Maatschappij niet lastig vallen, zij leeft haar
contract na, maar het contract zelf vereischt
wijziging.
Maar wanneer er zoo weinig overvoer is, kan
men niet vorderen dat de Maatschappij voor een be
trekkelijk klein winstje hare tarieven verandere. Er
zijn intusschen verbeteringen, er zijn gunstiger
verschijnselen. Behalve dat te Vlissingen een ge
regelde dienst op Engeland zal lot slund komen,
neemt de lust tot bouwen aldaar toe.
Men moet echter niet te veel vergen en de minis
ter gelooft, dat de Regeering beter de zaak kan be
vorderen door billijken afstand van terreinen voor
pakhuizen enz., dan door rechtstreekscno aanvaar
ding van de exploitatie, die overal een zorg der par
ticuliere nijverheid is. Daaronder rangschikt de
minister echter niet de zorg voor behoorlijk Biet
water. Dat is een behoefte, waarin in ieder geval
voorzien moet worden.
Wat den toestand van het dok betreft, de minister
zal dien toestand onderzoeken, de zaak ter hand
nemen, en zoo mogelijk verbeteren. Dat dok is aan
gelegd op vrij groote schaal. Het is indertijd ge
maakt op de maat van het grootste linieschip.
Maar 't is een houten dok, het is niet gemetseld.
Dat voor het dokkeu van schepen moet betaald
worden, spreekt van zelf, want het exploiteeren van
dokken is een zeer winstgevende zaak van particu
liere nijverheid. Ook daarin moet men niet te ver
gaan.
Blykens een eergisteren door de Regee
ring medegedeeld telegram uit Atcliin, ge-
dagteekend 31 December jl., zijn negen
versterkingen met vier kanonnen van
Longbattak genomen, doch niet zonder
hevigen wederstand.
Behalve 21 gesneuvelden zijn daarbij ge
wond de majoor Romswinckel, de kapitein
van Haatten en de luitenants Bonuemoii
en Roüll, alsmede 61 minderen.
De vijand verloor 171 dooden.
Longbattak is door de onzen bezet. Het
eskader is vertrokken (naar de Westkust).
Ter Westkust is de gezondheidstoestand
verbeterd. Een gedeelte van Pedir heelt
aangeboden zich te onderwerpen.