VLISSINGSCHE COURANT. Vervoer. 8-— 1874. IV0 32. Donderdag 19 Maart. 12de Jaargang. F. Si SCHIFFER. KONINKLIJKE NEDEIiLANIISCHE ZEEMACHT. BINNENLAND» TIJDINGEN. i74. in Middelburg en n liggende plaatsen van botterdam: ijöag 13 's morg. 10,8Q jjdiensten van en naar Mid« -Goes, Zijpe—Zierikzee. JlGEN TE ROTTERDAM. I !.55, 9.55. 1.35, 6.10, 7.30, 8.25, 10.35 50, 1.10, 3.25, 6.10, 8.10. alburg en Zierikzee. j Staatsspoorweg. en Aordt aangelegd, tigezet. VAN ZIERIKZEE. Ijdag 13 Niet varen, ierdag 14 's midd. |èn van het spoorwegstation |or de reizen van Middelburg reizen van Zierikzee. tellingen, zal op 25, 26, 27 ■der gevaren worden dan tot Lot in plaats van 2,15 m. I VLISSINGEN vertrekken. Wester-Schelde. U. K. U. M. voorm. 6.nam. 3. 6.30 3.30 V. M. voorm. 7.30 Bkenskerke 10.30 veert 11. Horden n 11-30 Jveert 'smidd. 12, kenskerke nam. 12 30 1.— 2.15 tigen n 2.4o Jsiale stoomboot te Neuzen inden worden, moet op bet jet gewicht en de waarde; lig, daarenboven moeten ge- jen loopen zij gevaar door den geweigerd. ken en Vlissingen. varen. O VAN VLISSINGEN: 13 's midd, 3,— 14 4>- ïgen en Rotterdam. s Maandags van keerd. —Vlissingen. Ë0 12.— B0 12.13 fc3 12.35 12.45 1.— 1.6 1.16 1 1.21 1.33 1.42 l 1.50 J 2.5 3 2.11 1 2.15 4.S 8,50 8,59 9,8 9,16 9,29 9,44 4.50 5.8 5.50 6.7 6.27 6,40 6 58 7.4 9:49 7.22 10,- 7.39 10,8 7.52 10,16 8.17 10,26 8.25 10,89 8.35 10,35 2.25 4.30 8.50 10,45 endaal. 12.20 3.10 5.15 12.31 3.20 5.24 12.41 5.27 12.54 5.34 1.19 5,49 1.40 5.58 1.56 6.13 2.5 6.21 2.14 6.27 2.30 6.37 2.37 6.43 2.59 6.59 3 31 7.12 3.48 7.22 1 4.— 7.33 -Mecbelen. I 6.30, 10.20, 6.— j 7.—, 10.40, 6.15 IR, TE VLISSINGEN 1 Nieuwendijk, wijk H Qo. 101, VLISSINGEN. Advertentiën gelieve men aan den Uitgever in te zenden uiterlijk Woensdag- en Zaterdag voormiddag 10 ure; de prijs van 1—4 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10 Cents. BUREAU: Dit Blad wordt tweemaal per weekDonderdags en Zondags uitgegeven. Abonnementsprijs per drie maanden 1.franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 Cents. Men Abonneert zich bij alle Boekbandelaren en Post-Directeuren. De Minister van Koloniën, ad interim Minister van Marine, brengt ter kennis van belanghebbenden 1°. dat, van af den 20slen Maart tot den laatsten December dezes jaars, aan ben, die voor 3, 4 of 5 jaren zich in 's Koning3 zeedienst verbinden, naar ge lang van. de kwaliteit waarvoor de aanneming plaats beeft, worden toegekend de premiën en aanbrenggel- den hieronder vermeld Premie Annbreng- op eene voor geld voor soldij van elk jaar elk jaar Bootsmansmaats 25 's maands 50 10 Schiemansmaats 25 50 10 Kwartiermeesters van de kapiteinssloep 25 50 10 Kwartiermeesters 22 50 10 Konstabelsmaats 22 50 10 Matrozen der lekl. 18 50 10 id. 2e 15 32 8 id. 3e 11 16 6 Vuurstokers le 45 32 8 id. 2e 30 24 6 id. 3e 20 17 4 Het aanbrenggeld wordt aan den aanbrenger uit betaald terwijl aan hen, dio zeiven zich aanmelden, dat bedrag als verhoogde premie wordt uitgekeerd; 2°. dat vuurstokers der 1ste en 2de klasse, die zon der genot van premie en aanbreuggeld zich uitslui tend voor binnenlandsche dienst en voor onbepaalden tijdwenschen te verbinden, omtrent de voorwaarden bij dn direktiën der marine te Amsterdam, te Willemg» oord en te Hellevoetsluis, zoomede bij de kommiesen van aanneming der marine te Rotterdam en te Vlis singen de noodige inlichtingen kunnen inwinnen. De kantoren van aanneming, waar men zich voor de zeedienst kan verbinden, zijn gevestigd: te Amsterdam, op 's Rijks wert, te Willemsoord, id. te Hellevoetsluis, id. te Rotterdam, Nieuwehaven, wijk 12, no. 21, te Vlissingen, bij den kommies van aanneming aldaar. Vuurstokers, die vroeger niet in die kwaliteit bij de marine in dienst zijn geweest, kunnen alleen te Am sterdam, Willemsoord en Hellevoetsluis worden aan genomen, na aldaar de vereisebte proeven te hebben 's Gravenhage, den lOden Maart 1874. De Minister voornoemd, PR AH SEN VAN DE PUTTE. pptwanneer daar reizigers Jh—Gent, E Bent: 8.17 12.15 Vlissingen, 18 Maart. OORLOG MET ATCHIN. Een telegram van Reuters Office van den 14en Itaer uit Penang meldt: In berichten uit Atchin wordt bevestigd, dat Igeneraal van Swieten onder de kleine radjahs aan de ILst proklamaties tracht te verspreiden, waarin hij |<feonderwerping der Atchineezen aankondigt en ook |de radjahs tot onderwerping aanspoort, hen belo- I^nde, dat Nederland den handel beschermen en |tan godsdienst eerbiedigen zal. Over 't algemeen weigeren de radjahs hieraan ge- Poor te geven en gaan zij voort tegenstand te bieden. Het gerucht, dat Panglima Polim zou gestorven is niet bevestigd. Hij bouwt geduchte versier ingen in de nabijheid van den kraton. Men verzekert, dat de Atchineezen hunne krach ten verzamelen tot een grooten aanval op de positie der Nederlanders. Met betrekking tot bovenstaande telegram, maakt het Handelsblad in zijn nommer van gisteren de volgende opmerkingen z/De inhoud van dit telegram luidt niet zeer gunstig voor den spoerligen afloop der expeditie. Reeds vroeger is officieel gemeld, dat de opperbe velhebber, door middel van proklamatiën, de ver schillende vorsten tot onderwerping heeft aange maand. In die aanmaningen zal wel niet „de onder werping der Atchineezen aangekondigd" zijn, maar wel de val van den kraton, die als een heilige plaats beschouwd werd en welks inneming dan ook groot gewicht moet hebben in de schatting der inlandsche bevolking. Het bericht spreekt ongetwijfeld slechts van de ongunstige stemming der vorsten aan de oostkust, die tegenover Penang gelegen is. Aan de westkust is reeds, gelijk bet vorig telegram van den opperbevelhebber mededeelde, de aanmaning tot onderwerping met beteren uitslag bekroond. „De dood van Planglima Polim, die in den kra ton bevel voerde, is vroeger door luitenant-gene raal van Swieten op vrij stellige wijze gemeld. Er bestaat daarom grond om de tegenspraak van dit overlijden niet zoo gaaf als juist aan te nemen, even min als het gerucht dat er *t zij dan door dit hoofd der oorlogspartij of door anderen, in de nabijheid van den kraton sterkten worden opgerichtvan zulk een gewichtig feit zou generaal van Swieten zeker niet onkundig zijn en hij zon een vijandelijke sterkte in de nabijheid onzer nieuwe vestiging niet ongestoord laten oprichten. „Dat een nieuwe aanval op de stelling onzer troe pen zou plaatshebben en dat de oorlogspartij daar toe al hare krachten verzameldt, is minder onwaar schijnlijk. "Voor een bespoedigden afloop van den oorlog ware zulk een aanval wellicht niet onge- wenscht. De uitslag toch kan niet twijfelachtig zijn, daar de Atchineezen noch in het open veld, noch in het belegeren van eea sterkte tegen onze troepen bestand zijn. Mislukt zulk een aanval, gelijk te voor zien is, dan zal daarmede de tegenstand wel voor goed gebroken zijn. „Iutusschen vereischt dit geheele telegram nadere bevestiging. De berichten uit Penang zijn niet altijd gebleken juist te zijn en daarom zien wij met te meer belangstelling nieuwe mededeeliugen van den opperbevelhebber tegemoet. Uit een telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië van den Sen dezer niet op de Atchineesche aangelegenheden betrekkiug heb bende, blijkt dat overleden zijn: aan de bekomen verwonding de kapitein P. E. F. H. von Mauntz (ge boren te Keulen) en aan de cholera de tweede lui tenant H. A. de Wit, beiden van het wapen der infanterie. Genoemde kapitein werd op 5 Januari jl, bij de iuneming van den Missigit gewond. {Staats-courant.) Blijkens een rapport van luitenant-generaal van Swieten is het aan drie der vier volgelingen, die Mas Soemo Widikdjo vergezelden bij zijne zending tot overbrenging van een brief aan den sultan van Atchin, gelukt aan de handen der Atchineezen te ontkomen. Omtrent hun wedervaren wordt het volgende medegedeeld. Het gevolg van Mas Soemo Widikdjo bestond uit den inaleijer Ma-Asrah van Serdang, de Java nen Mas-Kerta Soedira, Soero Melangi en den jeugdigen raden Tegoeh. Zij vertrokken den 23 December uit hetbivouak; nabij de missigit gekomen, werden zij aangehouden door een troep volk, dat, toen zij hun doe! hadden bekend gesteld, een der hoofden ging roepen. Wel dra verschenen de panglimaas der XXVI en der XXV Sagis, benevens Toekoe Talang, die de brie ven aannamen met de beweering, dat zij de radjaas waren. Onder het omstaande volk gingen stemmen op om de gezanten te vermoorden en dat advies werd sterk ondersteund door een kettingganger, een Chinees en een Batavischen huisjongen, die van Poeloe-Nassi naar den vijand moet zijn overge- loopen. Aan Mas Soemo Widikdjo werd zijn zilveren sirihdoos ontnomen. Gelukkig kwam er een hadji tusschen beide (waarschijnlijk Toekoe Radja Pakik), die zeide, dat ten tijde van den vorigen sultan nooit leed mocht worden gedaah aan een brenger van een brief. Zij werden hierop teruggezonden, zelfs was er een jongmensch, die berichtgevers Toekoe Leman noemen, die aan Mas Soemo Widikdjo zijn gouden kalkdoosje gaf, als vergoeding voor de hem afgenomen zilvereD sirihdoos. Zij hadden nog geen kwartier uurs den terugtocht aangenomen, toen Mas Soemo Widikdjo en de zijnen werden teruggehaald, van hunne wapens en kleinoodiën be roofd en gevankelijk opgebracht naar de kampong Batok (Langbattah), waar zij twee dagen gevangen bleven in een soera» (langgar), die Toekoe Talang tot zijn tijdelijk verblijf scheen te hebben gekozen. In den laten avond van 25 December werd Mas Soemo Widikdjo van daar weggehaald; bij die ge legenheid werden alle gevangenen gebonden, maar, uitgenomen Widikdjo, die z<5ó weggevoerd werd, werden allen spoedig weder losgelaten. Toekoe Talang deelde hun mede, dat men tot den dood van Widikdjo besloten had, omdat hij een voornaam persoon was. Widikdjo lachte toen ongeloovig, maarden anderen dag kreeg zijn gevolg de tijding, dat hij verdronken was. Raden Tegoe werd eenige dagen later naar Pang- lima Polims verblijf overgebracht. De drie anderen bleven bij Toekoe Talang, die hen als volgelingen gebruikte om zijn geweer en sirihdoos te dragen. Zij kregen weinig en slecht eten, maar hadden geene bepaalde mishandelingen te ondergaan; alleen moes ten zij van 's morgens tots namiddags in de^ zon zitten ten aacschouwe van het publiek. Den 11 Januari jl. werden ook zij gebonden, met de mededeeliugen, dat zij den volgenden dag zouden vermoord worden. Hunne welgeslaagde poging tot ontvluchting was daarvan het gevolg. Mas Kerta Soedira beet zijne banden stuk, maakte toen de beide anderen los, en omstreeks 7 uur 's avonds vluchten zij in de rivier, die zij eerst den volgenden ochiend om 5 uur nabij onze voorposten verlieten. Alleen Soera Melangi waagde zich een oogenblik aan wal, maar had het ongeluk in handen van eenige Atchineezen te vallen, die hem weder naar de rivier brachten en onder water hielden, tot zij hem dood waanden. Zij gaven hem ten overvloede nog twee lanssteken in den borst, en legden hem vervolgens in een kuil, waarover eene laag aarde werd verspreid. Soera schijnt toen te zijn bijgekomen, verliet zijn graf, en haalde weldra zijne makkers in. Hij be reikte onze voorposten, waar hij uitgepat nederzeeg. Naar de hoofdambulance overgebracht, stierf hij des anderen daags aan zijne wonden. (Jap. Ct.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1874 | | pagina 1