V ^oT^ZS Zitting van Maandag 12 Mei. Voorzitter de heer H. P. Winkelman Burgemeester Afwezig dc Heer W. de Kr u ij ff, Ka voorlezing en goedkeuring der notulen van de vorige zitting wordt mededeeling gedaan dat bij brief van Gedeputeerde Staten van 25 April jl. is ingeko men, de koninklijke beslissing omtrent punt la van 's raads besluit dd. 18 Mei 1872 betreffende de voogdij der roomsch katholieke weezen. 's Konings besluit is van don navolgenden inhoud Overwegende dat bij gemeld besluit o. a. sub luis bepaald dat luet ultimo Juni 1872 regenten van het arm-, gast- en weeshuis worden ontslagen van do voogdij over de r. k. weezen in de gemeente Vlissingen. dat bij art. 421 le lid van het burgerlijk wetboek - is bepaald dat in een gesticht van weldadigheid opge nomen verpleegden, zoolang zij zich daarin bevinden of daartoe bohooren, onder de voogdij van de regenten van het gesticht verblijven, dat de raad der gemeente Vlissingen door regenten van het arm-, gast- en weeshuis van de voogdij over dei*, k. i veezen in die gemeente te ontslaan, heeft be schikt over hetgeen algemeen rijksbelang is en alzoo beeft gehandeld in strijd met art. 150 van de meentewet. GeM op onze hesluiten van 7 Juni en 20 Oktober 1872 waarbij dat besluit tot 1 Mei 1873 is geschorst, en gelet op art. 153 der gemeente: hebben goedgevonden en verstaan het hierboven aangehaalde gedeelte van 's raadsbe sluit te vernietigen. De Voorzitter stelt voor dat besluit voor kennis geving aan to nemen tot dat beslist zal zijn op het raadsbesluit betrekkelijk het Fonds-Friezen, aldus wordt besloton. Vervolgens wordt voor kennisgeving aangenomen de mededeeling 1° dat het kohier van den lioofdelijken omslag over 1873 is goedgekeurd en afgekondigd. 2° dat is goedgekeurd het besluit tot beschikking op den post van onvoorziene uitgaven voor een bedrag van 100, voor het opmaken der 10-jarige tafels van den burgerlijken stand: doch dat de beslissing op het besluit tot betaling van eene verjaarde rekening van den heer F. Wibaut, ad 54, in nadere overweging wordt gehouden. 3° dat ton geschenke is ontvangen uit de nalaten schap van den heer Schorer te Middelburg, eenige zeer merkwaardige stukken, betrekking hebbende op de gemeente Vlissingen, waarvoor bereids dank is be tuigd. 4* dat door den heer H. P. Winkelman aan het gemeente-archief is geschonken, een exemplaar van een door Z:Ed. Achtb. uitgegeven werk, getiteld: De viering van het 3e Eeuivfeest te Vlissingen, 6 April 1872. 5° dat de boeken en kas van den gemeente-ontvan ger zijn opgenomen en accoord bevonden, en 6° dat is ontvangen het jaarverslag der gemeente Vlissingen en van de kamer van koophandel en fabrie ken over 1872. Wordt voorgelezen een koncept van een gewijzigd reglement voor de kamer van koophandel en fabrieken ,te Vlissingen, naar aanleiding van haar voornemen om de vergadering der kamer voortaan in navolging van andere steden in het openbaar te houden, hieraan is ook verbonden oen verzoek om het locaal barer ver gaderingen daartoe in te richten door het plaatsen van een afsluitingshok voor het publiek. Deze stukken worden ter onderzoek gesteld in han den eoner kommissie waartoe zonder stemming wor den gekozen de heeren Verlcuyl Quakkeïaar, Pot en J. J. P. Hector. Op voorstel van den Voorzitter wordt hierna beslo ten om den inventaris van het raadhuis tegen brand schade te vorwaarborgen voor de door burgemeester en wethouders geschatte som van f 13000. Omtrent het verwaarborgen van het raadhuis zelve, waartoe mede door den raad was besloten is een brief ingekomen van den dirocteur der registratie en domei nen, kennisgevende dat bij de regeering geen bezwaar bestaat tegen het plaatsen van bliksemafleiders op het dak van het gebouw, en dat do gemeente wordt uitge- noodigd zich te verbinden om het raadhuis voor hare rekening te doen verzekeren bij eene Nederlandsche maatschappij voor minstens 50000; en wanneer het gebouw geheei of gedeeltelijk door brand vernield wordt, bet in zijn vorigen toestand te doen opbouwen of herstellen ten genoego van den Minister van Fiuan- tiè'n. De Voorzitter verzoekt hierop namens burge meester en wethouders: 1° machtiging om tot het doen plaatsen van bliksemafleiders de noodige stap pen te doen, en geeft 2° in overweging dat de assuran tie door de gemeente wordt gesloten voor de som die door het rijk zelve zal worden bepaald, en om aan de regeering het voorstel te doen, dat bij eventueele brandschade aan het raadhuis, het rijk zich zoude be lasten met de herstelling of wederopbouw-voor de som die door de assurantiemaatschappij zal worden uitge keerd. Na eenige diskussie, waarin door den heer Kleiju- hons was aangetoond dat de bepaling van wederop bouw door het rijk bezwaarlijk voor inwilliging vat baar zal blijken te zijn, vooral nadat de heer Verkuyl Quakkeïaar de opmerking had gemaakt dat voor de som van 50000, het raadhuis onmogelijk iu den tegenwoordigen toestand zal kunnen gebracht worden, bij eventueele vernieling door brand, wordt zonder hoofdelijke stemming het voorstel van den Voorzitter aangenomen, en het dagelijksch bestuur tot het plaat sen van bliksemafleiders gemachtigd, waartoe bereid-: eene aanbeveling is ingekomen van den heer Funkier, fabrikant te Haarlem. Zijn ingekomen de hieronderstaande missiven: lo van de brand- en onderbrandspuitmeesters en 2o van de opperbrandmeesters en brandmeesters te Vlissin gen, naar aanleiding van het gesprokene in do vorige zitting door den heer W. de Kruijff. Ondergeteekenden brand en onderbrandspuitmees «ters met smart en leedwezen kennis genomen heb- bende van het verhandelde in uwe vergadering dato 2 April jl., de houding der brandweer in het algemeen »en inzonderheid hun als superieuren betreffende, nemen de vrijheid UEd. Achtbare onder de aan- dacht te brengen dat naar hunne (bescheiden) meening, zij zich met manschappen en spuit ten zeerste gehaast hebben het brandende perceel te bereiken; dat zij zich vast overtuigd houden een ieder, (behou dens mogelijk nader onwederlegbaar betoog), op dien stond zijn plicht heeft betracht dat de verschillende natte kleedingstukken daar opgedaan, de vrees voor bespatting hun aangeleund, «genoegzaam wedorlegtimmers dat allen, naafloop, druipnat huiswaarts keeren zal toch waarlijk door »UEd. Achtbare wel niet'worden gevorderd; «dat waar eenpersoon, als voorbeeld van nauwgezette «plichtsbetrachting met name wordt genoemd, zij UEd. Achtbare moeten opmerken, die persoon, hoe overigenszijnenijver, rechtgeplaatst, waarderende, als inzetter tot geheel andere werkzaamheden was ge roepen «dat soortgelijken ijver, huns inziens, juist oor- zaak is van hetgeen daar ter' plaatse, en te recht, even wel niet meer dan bij vroegere gelegenheden, te wen- schen overliet; hierbij echter niet uit het oog te verliezen den söms »t,eugeloozen ijver welke onze manschappen in de ure des gevaars bezielt «dat waar de immer gereedstaande spuit der marine bij onze .aaqkomst, hoe tijdig ook, meestal ï-ocda wat er guefL liet om 3 niet mogelijk isonzeinan- schappen hierin tegen te gaan, zelfs al is meerder water soms gehéél overtóllig dat zij het betreuren, (zich geen plichtsverzuim be wust en bovendien geldende het eene onbezoldigde betrekking), zoodanige zaak in het openbaar en op «die wijze is besproken geworden; nog daargelaten de aangehaalde klacht van derden, ter beoordeeling hunner inziens geheel onbevoegd salie redenen waarom adressanten bij deze van de op hen geworpen smet wenschen te worden gezui- verd en UEd. Achtbare verzoeken, in het openbaar sin hunne eer te worden hersteld dit toch achten zij noodzakelijk, zal, bij mogelijk gevaar, hun'werk met s nieuwen lust en ijver kunnen worden vervuld, bij ge- »breke waarvan zij zich zouden genoopt zien UEd. Achtb. huns ondanks eerbiedig ontslag te verzoeken." (Volgen de handteekeningen.) «De ondergeteekenden, uitmakende de direktieder brandweer te Vlissingen, gel ezen hebbende het verslag van den gemeenjoeraad. (Zjtting van 2 dezer) gevoelen zich gedwongen hunne ontevredenheid te betuigen over het in die zitting gesprokene aangaande den brand bij den heer G. van Breen. »In de eerste plaats verwondert en teil anderen grieft het hen dat daarin 'is gesproken over plichts- verzuim van brand- en onderbrandspuitmeesters die, hunne roeping niet schijnen te begrijpen, en die, ja- wel zich naar de plaats des onheils begaven, maai' daar s aangekomen zieh met de regeling volstrekt niet be- moeiden, ja zich zelfs zoo ver mogelijk terugtrokken s om niet bespat te worden. Indien het waar is dat brandspuitmeesters het «blusschen vau den brand aan anderen overlieten en «zich bij hunne spuiten terugtrokken dan hebben zij naar ons bescheiden oordeel getoond, wel degelijk hun plicht te kennen daar art. 66 der verordening op het hrandwezen hun voorschrijfthunne spuiten in he- «hoorlijke stelling te plaatsen en acht te geven op het uitleggen der slangen, terwijl zij voorts hooge nood zakelijkheid uitgezonderd, niet dan op bevel van den burgemeester of oppev-brandmeester zullen water geven: van verdere regeling is bier geen sprake, en mogen zij ook gehandeld hebben in strijd met «het laatste gedeelte van dat artikel zoo verdient «deze handelwijs ons bedunkens eer goed- dan afkeu- ring, dewijl toch herhaaldelijk in andere plaatsen is «gebleken dat, had men don brand in zijn begin krachtiger bestreden de gevolgen minder verschrik- i kelijk zouden geweest zijn, immers toch konden brandspuit- en onderbrandspuit-meesters moegelijk I op een bevel wachten, aangezien de opperbrand- meester uit de stad was en de twee brandmeesters eerst een half uur na het uitbreken van den brand hiervan kennis kregen, en moge de politie zich op »de plaats zich van den brand beijverd hebben orn «dezen te blusschen wenschelijker zou bet geweest «zijn indien zij terstond bijafwezen van den opper. brandmeester ook den brandmeester hadden kennis «gegeven, dan toch had de regeling wellicht eenig. zins anders kunnen zijn. Intussehen grieft het hen dat de vraag door een »cter leden van den gemeenteraad gedaan, of ook de «opper-brandmeester en de brandmeesters hun plicht »niet, hebben gedaan onbeantwoord is gelaten daar- «door komt men toch tot de konklusie dat ook zij «hunne roeping niet schijnen te hegrijpen, en wat is «geschied? «Niet zoodra hadden brandmeesters de tijding door den bode van het hrandwezen vernomen, of zij «spoedden zich naar de plaats des onheils. «Daar gekomen zijnde, bemerkten zij alras dat to «veel spuiten in werking waren, waarop door een «hunner in overleg met den burgemeester hevel is ge- geven, om ze op één na allen te doen stoppen. Ver svolgens is door hem tot driemalen een onderzoek «ingesteld ter plaats waar de brand was ontstaan, alwaar een der onder-brandspuitmeesters en de gc- meen te-bouwmeester bezig waren middelen aan te «wonden tot verdere stuiting van den brand. «Uit een en ander blijkt hunnes inziens dat noch van den direkteur noch van de brandspuit- of onder- brandspuitmeesters sprake kan zijn van plichtsver- «zuim. «Ondergeteekenden verwachten dat U dengemeen- «teraad zult verzoeken het in hare zitting van den «tweeden dezer met betrekking tot het hrandwezen «openlijk gesprokene te herroepen en de gekrenkte «eer der direktie alsmede die der brandspuit- en «onder-brandspuitmeesters in het openbaar te hand- shaven". (volgen de handteekeningen.) De Voorzitter maakt de opmerking dat naar het hem voorkomt beide brieven op een verkeerden grond berusten, daar het gesprokene door één lid niet kan beschouwd worden als een bosluit van den raad; temeer daar op het door den heer de Kruijff gespro kene geen besluit van don raad is gevolgd. Juist om de diskussiün daarover tegen to gaar., heeft hij in die zitting voorgesteld om de zaak aan hem over te laten. Hij heeft met de direktie der brandweer dan ook eene konferentie gehad, houdt zich verzekerd dat sommige onregelmatigheden zich voortaan niet meer zullen voordoen en verklaart dat hij zeer tevreden is over de inrichting der brandweer. Hij stelt dus voor over te gaan tot de orde van den dag. De heer Sc5»i*aver kan zich niet met het voorstel van den Voorzitter vereenigen maar wenscht de be handeling der beide brieven aan te houden omdat de heer de Kruijff niet tegenwoordig is, tot eene vol gende vergadering, om dan den heer de Kruijff iu de gelegenheid te stellen zijne woorden in te trekken of nader toe te lichten. De heer J. Jl. P. Hector verklaart zich voor het voorstel van den Voorzitter. De heer Kleijiiliciis is het mede eens met den Voorzitter, dat de raad niet verantwoordelijk is voor het door één lid gesprokeneal stellen wij du diskussie uit tot dat de heer de Kruijff tegenwoordig is, zooals de heer Schraver verlangt, dan nog kan aan het verzoek der adressanten niet worden voldaanwan neer de heer de Kruijff al genegen mocht zijn zijne woorden te herroepen, kan hij dit altijd in eene vol gende zitting doen. De heer van Uije Pictcrsc merkt op dat het gesprokene door den' heer de Kruijff een treurigen indrukheeft gemaakt bij burgemeester en wethouders, en was hunne meening dat de heer de Kruijff zich had ingelaten met een zaak die den burgemeester als hoofd der brandweer alleen is gedemandeerdmaar toch moest men uit een mond bekennen dat het geene zaak is die in den gemeenteraad te buis behoort en dat de raad onbevoegd is de verantwoordelijkheid van het gesprokene door één enkel lid, op zich te nemen. Do heer Schraver is het niet eens met den heer Kleijnhens, dat de heer de Kruijff altijd zijne woorden kan herroependoet hij dit een volgende zitting dan is het te laat, want dan zullen brandspuit- en brand meesters hun ontslag hebben ingediend, hetwelk hij zeer zou betreuren. De heer Pot is het eens met den voorzitter, doch zou het ook een treurige zaak vinden indien de brand- weer-direktie haar ontslag nam, om dit te voorkomen zou hij voorstellen een votum van vertrouwen uit te spreken. De heer Jf. Hector is er voor de behandeling der zaak geheel aan den burgemeester als hoofd der brandweer over te laten. De heer Callcnfcls meent ook dat het hier geldt de private opinie van één lid, waarop geen besluit is genomen, en dat het voor den raad zeer gemakkelijk os zich van do zaak af to maken, maar daar is de zaak zoo niet mede uit, en stelt hij mitsdien voor dat aan adressanten de| betrekkingen het vertrouwenl aanmerkingen z De heer K1«J raad zich de zl uitgemaakt of aanmerkingen v heeft zich gest sproken, wil zi ontslag te neme op een verkeert noegzaam is ge geven aan de af] Kruijff; hij vert den burgemeeste| santen maar hun\ Het voorstel x omvraag gebraej nomen. De heer| den tegen. PARIJS, 12 Ml Banc, ieder 75,00' 25,000 stemmen, f ALGIERS, 12 •de hertog van Cb| ben eenige kwaad! aangeplakt, waarq Geeft ons onze heeft die biljetten dio het aanplakki twee maanden ges 1 waren vele officie naderden het rijti de onderprefekt n sehuldigiug aanboi De uitslag de In het departemen (ïiiyot; au het dept I Lesguillon; in hetJ I den heer Georges Pi 1 reute-Inferieure, del LONDEN, 12 lijn, onder dagteek gemeld. Een afdei voorhoede van genfi delijken stam van f mrteld. Ook zijn L 'door Kïrghisen geval f ,77 Bo regeeriüg f pdijb behoefte -bestd rij'zigingon te brengt gemakkelijker te ni| "•al dadelijk te dezel aoinotvan Pesth PORSTMOUTH, 'doretis zal heden n rie nemende -een Meldhatterij. Het r"ne kust gestatïonee 'ogen. 00 Toeken, n Me lertegenwoordigers v pditanstalt, de Ed fisfer-president bege- F te nemen tot bel Fis ter beurze. De i'| ^g, dat de regoeri inde middelen tot maken. Met MADRID, 12 Kei. 1 ®csteu dag der v{ S TOerde federalen. I fTOsveroietbekendJ der federale jpwhaid als zekerl 4Jea is van onbeté geinen, 3 radical 111 Unitaire repnbl «snltaat op 350 tóS:fgersvaJ ^d2Me'- GistJ tot ophpffij

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1873 | | pagina 2