Vlissingsche Courant ire, is marketentster geween iets met de juslicie te ver. i een terugstootend uiterlijk, ite is 18, de oudste 57 jaar 't zijn uwe leerlingen. BU.YQE.GSEC, VAN DE ^ala^a, (s) idem. 11 Jan,! rd, Headcock idem Kelleary, (s) Ball Proven, Hanzen, beiden naaii Zondag 14 Januari 1872No. 4. blarïs, langloia Lucïe, Lettelliei pa Antwerpen. Elisabeth Wilhel. •igteu. Januari, Walcheren hadden wij heden een ji op ƒ14.vastgehouden, Nieuw» p betaald. p 9.verhandeld, p dito 5.45 a 5,75 naar deugd pe puike harde soort tot f 14.25 lombekke dito 14.Afwijkend» vraag 7.25 a 7-50. puike kooksoorten bezwaarlijk be- ouders nog niet eens tot die koe» en ook weinig getoond. ,e voorgaande weken, aanvoer et voorraad zeer ruim en de kooplust vorige en voor Haver en Erwten Vervolg- van de Zitting der Gemeenteraad. De voorzitter merkt op, dat eene feestviering eenvoudig en te gelijkertijd waardig kan zijn, daar het meer op het inwendige dan op het uitwendige aankomt. De heer Oekers is het eens met den heer Kleijnhens, die een flinke feestviering wenscht, doch terecht heeft opgemerkt dat de bijdrage op dit oogenblik daartoe uit de gemeentekas te verleenen, nog met kan bepaald worden. Maar evenzeer stemt hij, den heer van Uije Pieterse toe, dat de ingezetenen behooren voor te gaan. Daarom moet eerst het resultaat der rondgezonden inschrijvings- billetten afgewacht worden, waarna de bijdrage uit de gemeente kas ter aanvulling kan strekken. De heer van Uije Pieterse heeft tegen dit laatste bezwaar, omdat de ingezetenen dan bij hunne inschrijving op die aanvulling uit de gemeentekas zullen rekenen. De heer van der Heijden zegt, dat hij 300.— heeft hooren voorstellen als bijdrage uit de gemeentekas, maar als men de armen, die zeker bij een dergelijke feestviering in de eerste plaats wel in aanmerking mogen komen, slechts een stukje vleeseli wilde bezorgen, zou eene bijdrage van 300.zeker veel te gering zijn. Hij is he.t eens met den heer Kleijnhens, dat de raad zoo Apodig een goede greep in de gemeentekas moet doen, vertrou wende dat ieder ingezetene, die de zaak goed begrijpt, het niet op de gemeentekas zal laten aankomen. De voorzitter meent nog te moeten opmerken, dat behalve de te verstrekke bijdrage later voor de feestviering wellicht nog gelden einig voorkomt, geveild. De meest»! Ie kwaliteit en te hooge vraagprijs, tebodeu. we van 11.25 12.11.75L - T. - - .f Wintergerst de beste monsters uit de gemeentekas noodig zullen zgn, bijvoorbeeld voor ïllumi- 5.25 a f 5.Haver 3.5(1 no Ho -iron bot. vfl.nrllmis nf vfi.n dan toren, waaromtrent thans noer 5.2ó a 5.Haver 3.50 kei 7.6.75, voorts/6.50-; elïecten. Januari. aid 21 pet. 57»/* 3 66 o 4 4 2'ti 5 983/, 5 69' 8 serie 5 m. 860 4l/2 89 4 cli. 5 229 5 623/, i3/.j tlians 3 32*/., 3 32*/i6 3 27 s(4 n./Julij 5 o 623/s ril/Oot. 5 62 ei/Nov. 5 537|j8 r./Ang. 5 53 T 1 is i\. BOVENHUIS uur, voorzien van natie van het raadhuis of van den toren, waaromtrent thans nog niets kan worden bepaald. De heer de Groof vraagt, of het niet beter ware het programma van de commissie in. te wachten alvorens een beslnit te nemen. De heer Verkuijl Quakkelaar zegt, dat gesproken wordt van een programma der commissie, maar de loden der commissie be schouwen zich niet als pupillen van den raad en achten zich vol strekt niet verplicht om vooraf mededeeling te doen van be- staande plannen. De commissie doet het verzoek om medewerking -alleen in de onderstelling dat de raad daartoe bereid zou zijn, daar hij reeds vroeger zijne medewerking heeft toegezegd. De heer van Uije Pieterse acht het niet wenschelijk om met het nemen van een besluit te wachten, totdat de commissie een pro- Igramma zal hebben vastgesteld. De commissie kan even goed 'zeggen, dat zij eerst de beschikbare fondsen moet kennen alvorens |te kunnen beslissen waarin de feestelgkheden zullen bestaan. De heer J. J. P. Hector geeft in overweging, om eene commissie uit den raad te benoemen, en aan deze op te dragen om, onmid- j "delijk nadat de inschrijvingsbiljetten van de ingezetenen zullen zijn ingekomen, met de commissie voor de feestviering in overleg ;e treden ten aanzien van het programma, en alsdan in de vol- ;ende raadszitting een bssluit te nemen. De voorzitter acht dit niet wensclielijk, omdat de benoeming an bijzondere commissiën in den regel niet leidt tot bespoediging f vereenvoudiging der zaken. Ten slotte wordt zonder hoofdelijke omvraag besloten, aan de 'eest-commissie te kennen te geven dat de raad, met het oog op jzijn in de vorige zitting genomen besluit, het bedrag der toelage niet kan bepalen, alvorens hij hekend zij met de deelneming van kle zijde der ingezetenen. in verdere gemakken/ Thans is aan de orde de benoeming van leden voor de vaste lden van Vlissinssn. pommissi&i uit den raad. rant. LMTH0ÜT Voordat daartoe wordt overgegaan, betoogt de heer Kleijnhens, even als in de maand September van het vorige jaar, dat naar zijne meening de burgemeester, geen lid van den raad zijnde, niet benoembaar is tot voorzitter eener commissie, bedoeld bij de le alinea van art.. 54 der gemeentewet. Hij beroept zicb daartoe ook het geachte publiek te- op art. 149 dier wet, luidende: »De raad benoemd uit zijn midden gevestigd als Huis* een of meer personen tot waarneming der betrekking van ambte- ^amerbehanger- haar van den burgerlijken stand. De burgemeester, ofschoon geen Iers annst onder beloft« van c'eu raacb is tot ambtenaar van den burgerlijken stand be diening jhoembaar." Laatstgenoemde bijvoeging komt niet voor bij art. n°. 53. sel. li'ER TE VLISSINGEN. 54, hetgeen wel het geval zou zijn geweest, indien de wetgever had bedoeld dat de burgemeester, als hij geen lid van den raad is, - voorzitter eener vaste commissie kan zijn. Ue voorzitter antwoordt dat de wet tot eene tweeledige opvat ting aanleiding kan geven, maar evenzeer bestaat ook verschil Span gevoelen over de vraag welke commissiën viste commissiën Z'ju. Daar de burgemeester echter lid is van het dagelijks bestuur en als zoodanig aan de voorbereiding van alle zaken deelneemt» meent spreker dat het in de bedoeling der wet ligt dat de burge meester, al is hij geen lid van den raad, voorzitter eener vaste commissie kan zijn. De heer van Ug'e Pieterse merkt op, dat art, 54 der gemeentewet de benoeming van vaste commissiën facultatief stelt. De raad kan zoodanige commissiën benoemen. Doet de raad dit echter niet, dan komen alle voorstellen en adviezen onmiddelijk van het dagelijkscb bestuur, waarvan de burgemeester ook voorzitter is. Hij herhaalt bovendien het reeds vroeger aangevoerde, dat eene commissie de zaken slechts voorbereidt, aan welke voorbereiding de burgemeester als lid van het dagelijks bestuur ook deel kan nemen; bij het nemen van een besluit onthoudt de burgemeester zich echter van de stemming indien hij geen lid van den raad is. De heer Kleijnhens volhardt in zijne meening, welke wordt gedeeld door de heeren Verkuyl Quakkelaar en Callenfeis. De heer. Pot kan zich echter niet met deze wetsuitlegging vereenigen. Bij het bestaande verschil van gevoelens stelt de heer Kleijnhens voor, om de questie uit te maken door bij hoofdelijke stemming te verklarendat do raad van oordeel is dat de burgemeester, geen raadslid zijnde, geen voorzitter kan wezen van de commis siën bedoeld in de le alinea van art, 54 der gemeentewet. Dit voorstel wordt aangenomen met 9 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren van Uije Pieterse, Pot en J. G. Hector. De heer de Groof was bij deze stemming afwezig. Alsnu wordt overgegaan tot de benoeming der vaste commis siën, waarbij worden gekozen Tot leden der commissie voor de strafverordeningen, de heeren Callenfeis met 12, Pot met 11, J. G. Hector met 10 en van der Oe met 9 steinmen. Tot leden der commissie voor het belastingstelsel, de heeren de Kruijff, Oekers en van der Heijden ieder met 11, van Uije Pieterse met 8 en Kleijnhens, bij tweede vrije stemming, met 10 stemmen, 'lot voorzitter dezer commissie wordt bij tweede vrije stemming benoemd de heer van Uije Pieterse met 7 stemmen. Tot leden der commissie voor de financiën, de heeren Oekers met 10, Pot en de Kïujjff, ieder met 9, Schraver met 6 en van Uije Pieterse, bij tweede vrije stemming met 8 stemmen. Laats noemde wordt tevens niet 9 stemmen tot voorzitter gekozen. Tot leden der commissie van fabricage, waarvan de 1 meester ambtshalve voorzitter is, de heeren de Kruijff, van der Heijden en Laernoes ieder met 10 en van der Os met 8 stemmen. Tot leden der commissie voor de gasfabriek, waarvan de bur gemeester ambtshalve voorzitter is, de heeren de Kruijff met 8, Oekers met 7, Laernoes met 6 en van der Os, hg tweede vrije stemming, met 8 stemmen. Tot leden der commissie belast om burgemeester en wethouders behulpzaam te zijn bij het opmaken der kohieren van den hoofde- 1 ij ken omslag, de heeren Callenfeis met 9, Oekers en de Kruijffieder met 8 stemmen. De heer Pot vraagt verlof tot het doen eener interpellatie naar aanleiding van de redenen die hebben geleid tot het door hem genomen ontslag als lid der commissie tot onderzoek der voor stellen betreffende de R. K. weézen. De voorzitter merkt op, dat de tijd reeds zoover verstreken is. Indien de raad bereid is om het gevraagde verlof thans te verleenen dan is ook hij er toe bereid, doch liever zou hij zien, dat de inter pellatie werd uitgesteld indien dit kan. De heer Pot antwoordt dat voor hem geen dag, zelfs geen uur uitstel mogelij k is. De raad besluit het gevraagde verlof te verleenen. De heer Pot. zegt, dat in de zitting van den 22en December jl. door den heer Kleijnhens tot de commissie van onderzoek der voorstellen betreffende de R. K. weezen eene interpellatie is ge richt, die ook op hem een onaangenamen indruk heeft gemaakt, te meer omdat 8 leden zich met het gevoelen van den heer Kleijn hens vereenigden, en wel zonder eenig onderzoek en zonder eenig bewijs. In die zitting is ook hem ten laste gelegd, dat hij in de zaak der hervormde weezen zijne roeping niet zou hebben begrepen en zijne bevoegdheid zou zijn te buiten gegaan, als zou een onder zoek zijn ingesteld naar hetgeen den hervormde weezen rechtmatig toekomt, met andere woorden naar hunne bezittingen. Hij zal niet in beschouwingen treden, of hij, om aan den opgedragen last te voldoen, tot zulk een onderzoek al of niet bevoegd was. Zoodanig onderzoek is echter niet ingesteld. De interpellatie, en nog veel meer het daarop genomen besluit, heeft hem tegenover het publiek zoo in als buiten Vlissingen in een allerongunstigst daglicht ge steld. Hij noodigt daarom den voorzitter vriendelijk uit, den heer Kleijnhens te verzoeken, dat hij zijne woorden intrekke ofwel die door bewijzen stave. De voorzitter merkt op, dat dit punt niet op de agenda staat, zoodat hij in bedenking geeft om in de volgende zitting aan den heer Kleijnhens over te laten of hij op de gedane vraag wenscht te antwoorden. De heer Kleijnhens zegt dat hij, indien het uur niet reeds zoo ver gevorderd ware, bereid zou zijn reeds nu te antwoorden. Hij zal dit evenwel in de volgende zitting doen en hoopt alsdan, kan het zijn, den blijkbaar bestaanden verkeerden indruk geheel weg te nemen. De zitting wordt gesloten.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1872 | | pagina 5