VLISSINGSCHE
COURANT.
«O. 62.
J 842.
Woensdag
25 Mei.
De uitgave dczci Courant geschiedt geregeld driemaal per week. De prijs van liet
abonnement is voor drie maanden f 2,25 en franco per post f 2,5o. Men abonneert
zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in hel Rijk.
Adverienticn worden geplaatst c 20 Ct. de regel, uitgezonderd Huwelijks-, Grlioorte-
cn Doudbehcndniakingenwaarvan de prijs van i tot 6 regels f i,ao is en voor elkea
regel daarboven 20 Ct. behalve 35 Ct. zegelregt voor iedere plaatsing. Ciicvcn lianro.
ONTWERP VAN WET OP HET
FONDS VOOR DE» LANDBOUW.
Werd in een vorig N°. dezer Courant gesproken van
den heilloozen invloed der bureaucratieop dezamenstelling
en den geest der wetten welke met name ook van het
Departement van Binnenlandsche Zaken afkomstig zijn
het onderhavige ontwerp levert er wederom het treurigste
bewijs van. v
Daarin vindt men niet den vrijzinnigen het wart volks
belang op het oog hebbenden Schimmelpf.nmnck zoo als
hy zich langen tijd in 's lands vergaderzaal deed kennen
en onderscheiden men bespeurt er den oudenzich
krampachtig aan een verkeerd stelsel aan een valsch
beginsel vasthoudenden geest des heeren Netscher in
welke nu zoo wij ons niet vergissen zijne stijfzinnige
begrippen op eene waardige wijze ziet vertegenwoordigen
en voortplanten door den vroegeren nijverheids-referendaris
den heer Bakker Korff.
Wij kunnen niet zwijgen waar onze verontwaardiging
zoo in de hoogste mate is gaande gemaaktwegens de
onbarmhartige wijze waarop men den vaderlandschen
Veehouder uit zyn eigendom uit een fonds door zijne
belastingen bijeengebragt wil behandelen.
Het is zyn eigendom zeggen wij er is niet ééne wet
houdende uitschrijving van belasting voor het fonds of
zij zegt dit uitdrukkelijk. Er is ook niet ééne dier wetten
of zij onderstelt bepaaldelijkbij het ontstaan van de
runderpest of van andere besmettende veeziekten minstens
eene der twee volgende handelingen
1°. Kraohtdadige stuiting der ziektedoor de bij de
wet voorbeschrevene maatregelenmet spoedige en vol
doende vergoeding van het zieke onteigende en gedoode
vee aan de Veehouders. (Men zie de publicatie van 26 Dec.
1799geinhaereerd in de opgevolgde decreten en wetten
voorts in het bijzonder het decreet van 1 October 1809
en art. 7 der wet van 6 Januarij 1816waaraan wederom
die van 12 July 1821 en 18 Maart 1826 zich refereren.)
2°. Bij het niet aanwenden of slagen van deze maatre
gelen eene billijke vergoeding aan de Veehouders ook
voor zoodanige beesten welkegestorven zijndeop last
worden begraven zonder daarvan iets te mogen behouden.
Men zqeke slechts in -de genoemde wetten en decreten
rond te beginnen met de publicatie van 26 December 1799
tot op de wet van 30 Mei 1840 toe, allerwege zal men
aangenomen vindendat voor 't minst ééne der boven
omscbrevene handelingenbij het uitbreken van eene
besmetlende veeziekte zal plaats hebben.
Daar nu dit fonds een eigendom van den landbouw' is
daar men aan dezen stand bovendien bij vernieuwing eene
belasting voor hetzelve oplegtzoo mag die stand ook leregt
vorderen dat eene der beide handelingen bhjre plaats vin
den zoo neen dan ontneemt men denzelven het gebruik
van zijn eigendom op eene wederregtelijke wijze.
En wat doet nu dit ontwerp?
Het bepaaltbij art. 1 dat de tweede handelwijze
niet meer zal mogen plaats vinden.
Maar de eerste dan het afmaken van het zieke vee
het stuiten daardoor der ziekte, en de billijke vergoeding
voor de daartoe onteigende runderen Het ontwerp zunjgt
tr van het laat aan de regering vrij en onverlet of zij
dooden wil of niet, dat is tevens, of zij den getroffen
Veehouder aan zijn lot zal kunnen overlaten al of niet.
Maar deze vrijheid mag niet beslaan of de geheel? hoofd-
hestemming van het fonds gaat verloren en de belasting
wordt opgebragtzonder dat de Vee-man er eenige hulp
voor genietzonder dat deze hem altans op eenigcrlci
wijze is gewaarborgd.
Waarvoor zal dan de belasting dienen? t. w. zoo men
niet vergoedt voor gestorven ree en de zieken niet afmaakt
om den voortgang der besmetting te stuiten Otn de veeart-
•enij school en andere inriglingen en voorwerpen tot de
Wetenschap betrekkelijk te onderhouden de commission
van landbouw en de veeartsen te bezoldigen Maar wat
haat aan den landman dat alleswanneer verwoestende
kiekten, waartegen de wetenschap niets vermag, welke do
veerartsen niet kunnen genezen en de commission van
landbouw bij gemis aan toereikende magtniet kunnen
weren wanneer zulke ziekten zeggen wij den vee
houder zijn vee wegslepen en hem aan den bedelzak
brengen Is dit voldoen aan de stellige voorschriften aller
besluiten en wetten van af het extenderen van hot fonds
tot een fonds voor deu landbouw tot op heden dat liet
fonds ten behoeve en gebruikc van den landbouw en de
veeteelt zal moeten dienen Beteekenen dan de land-
bouio de veeteelt in zoo rampvolle tijden minder dan de
vjeartsenij-school de veeartsen de commissien van land
bouw en de kabinetten met instrumenten of zijn de
laatste slechts middelen ten dienste der eerste En zoo
jamoet en mag meu dan het doel aan de middelen
opofferen
En inderdaad bij het voorgedragene ontwerp ligt de
redenering tot grondslag dat de landbouwde veeteelt er
zijn om het fonds, om de veeartsenij-school enz., niet dat
het omgekeerde waar is. De landbouw de veeteelt zullen
veilig kuDnen te gronde gaan: dddrlegen bevat het ontwerp
gcene waarborgen. Maar het fonds, de veeartsenij-school
enz. zullen in stand blijven dddrvoor behelst het ontwerp
waarborgen door het afsnijden der hoofdbestemming van
het fonds cn het bestendigen der belasting voor den
veeman welke niets zal ontvangen.
Een wo ïderlijk motief waarlijkvoor de afschaffing der
vergoeding van gestorven vee benevens hut vrijlaten der
regering om al of niet te doodenen het desongeacht
blijven heffen eener belasting van den veehouder I
Het fonds is ontoereikend zegt men men zalzoo
voortgaande hetzelve geheel opteren."
Wanneer dit zoo ware zou hel slechts aan zijn doel
aan zijne bestemming hebben beantwoord. Er ware niets
tegen te zeggen en het Rijk kon wanneer het de vee-
artsenij- en landhuishoudkundige wetenschap wilde zien
uitbreiden zich de kosten daarvan getroosten gelijk het
zich die zelfs getroost der kunstreizen van schilders
beeldhouwers enz.zoomede de bekostiging van instituten
kabinetten en dergelijken.
Wil men het fonds niet langer aan zijne Zioo/V/bcstcmming
lateu beantwoorden (de bescherming van den veeman tegen
de rampen van besmettende ziektenmen schalfe dan ten
minsto de belasting af, en deele nog uitwat er is.
Wil men het fonds in stand houden men late het dan
*ijne hoofdverpligtingen vervullen men stuite de niet te
genezene besmettende ziekten door het dooden en begraven
of men vergoede de verliezen aan het afsterven geleden
wordende. Dan kan de veehouder niet het slagtoffer wor
den dier ziekten, hetgeen hij anders worden moet, eo
zulks, terwijl er een fonds te zijner bescherming beslaat,
voor hetwelk hem. eene belasting wordt opgelegd.
Dan ook eerst kan het doel der belasting worden be
reikt en deze gereglvaardigd.
Het is hier de plaats nog nietuiteen te zetten hoedanig
opder het befieer van den heer Netscher ongeacht de
krachtigste waarschuwingen en vertoogen ten aanzien der
sluiting van de longziekte is gehandelddit zal echter
verder geschieden opdat het blijke of het fonds hier
indertijd is gebezigdwaarloc het hoofdzakelijk bestemd
was.
Men weet zooveel van deze ziekte (die toch waarlijk
een volksramp is bij Binnenlandsche Zaken dat men
het ontstaan derzelve in dc toelichtende Memorie opgeeft
te hebben plaats gevonden in 1836terwijl zij reeds
drie jaren vroeger in Gelderland geheerscht en vrij wat
schade op sommige stallen had aangerigt. (Zie de Algem.
beschouwing van Professor Numan ever de Longziekte.)
De Memorie behelst ook eene onwaarheid wanneer zij
zegt Dit beginsel is.dan ook voortdurend door de rege
ring gevolgd." [om alleen voor óp last gedood" vee te ver
goeden.] De wet .waarbij een bepaalde maatstaf cd
regelen voor de vergoeding van gestorven runderen werden
vastgesteld dagteekent eprst van 30 Mei 1840 maar in
de drie jaren 1837, 1838 en 1839 waren reeds zeer aan
merkelijke sommen voor vergoedingen van gestorven vee
verstrekt, krachtens een koninklijkbesluit op voordragt
van den heer Netscher genomen.
Moet Dien dan nu aan de Tweede Kamer komen wijs
maken dat voortdurend door de regering dat beginsel
is gevolgd en die Kamer doen gelooven zoo als de Memorie
poogt t« doen dat eerst toen de hieromtrent ingekomen
vertoogen en de beraadslagingen bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal hebben geleid tot dc bepaling der
wet van 30 Mei 1840 volgens welke ook schadevergoeding
wordt gegeven voor runderen welke san de longziekte ge-
storven zijn men bij de regering van dat beginsel is afge
weken
Was dan de regering toen niet, rf.f.ds drie jaren lang
op haar eigen houtje, van dat, in haar oog en zoo zij
wil doen aannemen volgens- dc vroegere wetteo alleen
geoorloofde beginsel afgeweken? en zoo ja, zoo zij dit
deod wat behelzen dan de woorden dit beginsel is dan
ook voortdurend door de regering gevolgd anders dan
onwaarheid 'l
Waren er ook zelfs niet vroeger, hij eene sterfte onder
de schapenvergoedingen voor deze gestorvene dieren ver
leend Zoo neendan is dit ons van eene tamelijk
officiële zijde ten onregte verzekerd zoo ja dan is de
onwaarheid nog des te grooter.
Maar eene waarheid is deze dat de Administratie voor
de Nationale Nijverheid (onder den heer Netscher het
ook nu weder voorgestane beginsel zóólang volhield als zy
kon. Dat zij toen de longziekte begon hare verwoestingen
aan te riglen niet liet afmaken (terwijl men toch
alles behalven zekerheid had dat de ziekte niet primitief
besmettend wasmaar men veeleer het tegendeel moest
vreezen omdat dit geld aan het fonds kosten moesten
dat men den getroffen veehouder voor zijne gestorven runderen
gcene vergoeding gaf wederom omdat dit geld aan
het fonds kosten moestdat men dus aan geene der
hoofdverpligtingen beantwoordde, bij de wetten, decreten
en besluiten, houdende uitschrijving der belasting, aan het
fonds opgelegd of daarbij van de regering bepaaldelijk
als te vervullen verondersteld doch dattoen men eindelijk,
met art. 7 der wet van 6 Januarij 1S16, in verband ge
bragt met de uit vroegere decreten blijkende hoofdbestem
ming van liet fonds voor den landbouw in de hand optrad
de heer Netscher zich zóódanig van de gegrondheid der
gemaakt wordende aanspraken oyertuigd gevoelde, dat
ZllEGestr. aan den Koning meende te mogen en te moeten
voorstellen om altans en ten hoogste f 30.voor elk.
gestorven rund te vergoeden hetgeen men bij de wet van
30 Mei 1840 tot f 25.heeft weten to reduceren.
De zaak is dus deze dat de regering van het beginsel
afweek zoodra de omstandigheden en eene moedige partij
die zich op de wetten beriephaar daartoe verpügtten
zoodra zij zich hoorde te gemoet voeren Gij inoet de
besmettende ziekte stuiten, door hel dooden, en daarbij vcr~
goeden of laat gij de ziekte voortwoeden en de beesten
o afsterven, dan vergoedt gij de gestorvene beesten. De
veehoeder moet in elk geval tegen zijnen ondergang door
besmettende ziekten uit het fonds beschermd en geholpen
worden daarvoor bestaat het fonds zoo het zich name-
lijk niet aan zijne verpligtingen onttrekt."
En waarom zoo het fonds anders m >est te niet gaan
de belasting van 10 cent niet gebragt op het d^ie- of de»
noods tiendubbele? Met f 1,per rund voor het veefonds
te betajen zal geen veehouder te gronde gaan of verar
men maar door niet te" dooden ,tot stuiting vaü den
voortgang des kwaads, door de ziekte te laten voortwoeden
en zijne slagtoffer» wegslepen en daarbij als eene ware
aalmoes, een gulden vijf, zes voor de begravene huid te
gevendaarbij zal wol degelijk menig eerlijk es nijver
veehouder worden geruineerd.
Men komt ook in de Memorie weder met het oude
versletene en reeds lang wederlcgdc argument (1) voor
don dag dat de vergoeding voor gestorven vee schadelijk
zou zijn voor den veestapeldat de veehouder er tot
zorgeloosheid door gebragt zou worden.
Bij hel uitzigt van over eenige maanden of soms
nog minder dan 1/5 (want f 25 voor een rund van f 130
a f 140 waarde is nog niet 1/5 terug te ontvangen van
hetgeen men verbeken kan zal men onverschillig en
zorgeloos w orden omtrent dit vérlies I Men zal geene vrees
(1) Men zie a. de Vlifsiagscha Courant van den 18 eu ai
April i84o h'» 47 en 48.