Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeland. De tragedie van een zilveren lepe Aan onze Lezers. Lijkverbranding. No. 2943 Zaterdag 11 Januari 1919 30e jaargang ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 90 cent, voor het buitenland met verhooging der bijkomende porto's. Advertentien worden aangenomen bij de Redactie, den boekhandelaar M. De Jonge te Ter Neuaen en den drukker A. P. Huijbregsen te Goes, ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 60 cent; elke regel meer 12 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letter naar plaatsruimte Redactie-AdresGroote Kade 27, Goes. Telef. No. 74. Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagavond en wordt uitgegeven door de N. V. Zeeuwsch Nieuwsblad, gevestigd te l'er Neuzen. Bij den aanvang van het jaar 1919 zgn we noodgedwongen tot den maatregel moeten overgaan de uitgave van ons blad in te krim pen en ons blad voortaan éénmaal 's weeks en wel Vrijdagsavonds te doen verschijnen. De papiernood en hooge exploitatiekosten noopten ods daartoe. De beperking der uitgave tot éénmaal 's weeks hebben de lezers reeds aan bet hoofd van om blad kunnen lezen. Het is ons een behoefte hier nog een enkel woord aan toe te voegen. Wij vertrouwen, dat al onze lezers zullen beseffen, dat deze maatregel onvermijdelijk was en dat niemand er aanleiding in moge vinden zijn abonnement op te zeggen. Integendeel, wjj wekken hen ten krachtigste op ons blad te blijven steunen niet alleen, maar mede te werken het aantal abonné's uit te breiden. Ook roepen wjj hunne hulp in, opdat meer advertentie's in het «Zeeuwsch Nieuwsblad» geplaatst worden. Zjj, die in ons blad adverteeien, mogen hiervan goede resultaten verwachten, daar bet de geheele provincie door gelezen wordt. Door te adverteeren wordt ook de exploitatie van een blad gemakkelijk gemaakt, het voortbe staan er van verzekerd. En dat voortbestaan is noodig, is onmisbaar voor onze beginselen. Wjj moeten een orgaan hebben, waarin we geregeld onze ideeën tot uiting kunnen bren gen, een blad, waarin we voortdurend voeling kunnen houden met onze geestverwanten. We moeten hebben een strijdbaar wapen bij de verkiezingen. Als we een blik terugwerpen in het ver leden, dan vragen wij ons af, waar we gestaan zouden hebben zonder een orgaan ter ver spreiding van de vrijzinnige gedachte. Jaren lang bestond dit blad onder anderen naam en in beperkter kring. Zou b.v. in O.-Zeeuwsch-Vlaanderen de vrij zinnige partij zoodanig zjjn vooruitgegaan, als in den loop der jaren gebleken is, zonder dit strijdmiddel En dient er nu niet nog meer kracht van nit te gaan, kan er niet nog meer verkregen worden, nu het zijne werkzaamheid in zjjn nieuwen vorm uitstrekt over eene gansche provincie Heeft het blad in het verleden vaak op FEUILLETON. Naar het Italiaansch van GABRIELE d'ANNÜNZlO. 4. o Toen begon Candida Harcanda zich overal te vertoonen op straat, 't Leek wel, of ze gegroeid was fier droeg ze het hoofd omhoog en keek iedereen recht in het gelaat, met een gezicht zoo triomfantelijk, of ze zeggen wilde «Zie je nou wel, daar heb je 't al.» De menschen in de winkels, die haar zagen voorbijgaan, fluisterden elkaar een paar woor den toe en gichelden dan onder elkaar. Filippo La Solvidie, die een glas superfine aquavita stond te drinken in Angeladens café, riep Candida toe «Hola! Wil je ook wat Je hebt 't wel ver diend, dat moet ik zeggen Een groepje nietsdoeners stond zich voor het café te vermaken in het geval. Filppo La Selvi keerde weer tewug tot zjjn gezelschap en zei, terwijl Candida van haar likeurtje genoot „Zjj kan 't hè Zoo'n siimine vos 1" En waardeerend klopte hp haar op" de schouders. Magnafane, een kleine, ongelukkige, stot terende bultenaar, die wel iets had van een nar in zjjn wjjs-onwjjs optreden, bracht den wjjsvinger van de rechterhand naar dien van de linkerhand met veelbeteekend gebaar en succesvolle wjjze aan zjjne roeping voldaan, het wil, trouw aan dat verleden, voortgaan die roeping te vervullen en krachtig mede helpen aan den groei onzer schoone idee in de toekomst. Maar om ten volle die roeping te vervullen, heeft het den steun en medewerking van meerderen, van velen, van allen noodig. Waar wjj hen dank brengen, die ons steun den in het afgeloopen jaar, daar vragen wjj dien steun en die medewerking van hen en van al onze geestverwanten in den jaarkring, dië Ihans begonnen is. Den lezer heil in 1919 Heil ook ons blad Bjj de behandeling van de Staatsbegrooting voor 1919 in de Tweede Kamer, is dit on derwerp door twee leden, behoorende tot de Anti-Revolutionaire Partjj, ter sprake gebracht, te weten dooi de heeren Scheurer en Beumer. Deze laatste afgevaardigde heeft zells kans gezien het onderwerp bij twee begrootings- hoofdstukken, Justitie en Binmmlandsche Za ken, te behandelen. Deze Helde van den heer Beamer, met zoozeer voor de lijkverbranding als wel voor de bespreking daarvan, is niet onaardig aangeduid door Minister Heemskerk, toen deze zeide «de heer Beumer heeft wat van hem kon worden verwacht een woord gewijd aan de lijkverbranding». Wjj willen thans dit onderwerp niet op zich zelf behandelen, maar wel een enkel woord zeggen over de houding, welke beide anti revolutionaire Kamerleden daartegenover heb ben aangenomen. Daarbjj zai dan tevens ge legenheid zjjn de vraag onder de oogen te zien in hoeverre er ten aanzien van dit punt overeenstemming bleek te bestaan tusschen hem en den anti-revolutionairen Minister van Justitie. Het uitvoerigst is de zaak behandeld door den heer Scheurer. Wjj zouden zells willen vragen, of, bij de algemeene beraadslagingen over de Justitiebegrooting, zoo diep op de kwestie, of juister gezegd, buiten bet eigenljjke vraagstuk om, diende te worden ingegaan als deze afgevaardigde deed. De heer Scheurer voerde zijn gehoor terug tot de dagen van Abraham en beriep zich voorts op Karei den Groote. Doel van zjjn betoog 3cheen klaarbljjkeljjk aan te geven de stotterde „Ca-ca-ca Candia La-La Cinigia Ja, die twee verstonden elkaar opperbest. Men begreep hem volkomen en juichte luide dezen goeden inval toe. Candida stond nog binnen in het café, maar als bjj intuïtie snapte ze, wat daar buiten plaats had dat zjj beschpldigd werd van in verstandhouding te staan met La Cinigia en zoo woest driftig werd ze toen ineens, dat de woorden haar in de keel bleven steken. Recht streeks vloog ze op den kleinen man toe, pakte hem bp de schouders en gaf er hem van langs. Onmiddelljjk „vormde zich een groep nieuws- gierigen om hen heen, die er een wreed ge noegen in hadden, het tweetal tegen elkaar op te hitsen als bjj een dierengevecht. Mag- nafana, die ten zeerste verschrikt was door dien onverwachten aanval, deed wanhopige pogingen om te ontkomen, maar Candida hield hem vast, met jjzeren greep en slingerde hem rond in dolle vaar-t, zoodat bjj eindeljjk met het gezicht voorover op den grond lag. Toen liep Candia weg onder het gesis en gefluit van de menigte en sloot zich op in haar eigen kamertje Ze wierp zich daar op bed en snikte en beet zich op de vingers in haar groot ver driet. Die nieuwe beschuldiging griefde haar nu nog meer dan de eerstevooral ook omdat ze zich eveneens heel goed in staat voelde tot een dergelpke manier van uitvlucht zoeken. Hoe kon ze nu nog ooit de waarheid aan het licht brengen Het nare van het geval was juist, dat er geen enkele moeilpkheid had gronden, waarop spr. zich als tegenstander van de lijkverbranding wilde doen kennen. Daargelaten of deze zaak thans in dien vorm aan de orde was, wekt het toch altjjd pjjnlijke verbazing, wanneer men, zooals ook ditmaal weder, in een politieke vergadering een poli tiek onderwerp met het aanhalen van bijbel teksten hoort besprekeu. Want nogmaals, het ging om de vraag, welke houding van Re- geeringswege hier dient te worden aangenomen en minder om de meening, welke de heeren Scheurer en Beumer ten opzichte van het vraagstuk zelf mochten zjjn toegedaan. Hier zjjn wij tevens genaderd tot de quin tessence van ons betoog. De heer Scheurer is tegen lijkverbranding dus dient deze hier te lande te worden verboden. Doet de Regee ring dit niet, dan is zij du oorzaak dat on christelijke beginselen intreden in ons Chris telijk volksleven, dan diaagt zjj bij tot ont kerstening van ons volk. Een niet geringe verantwoordelijkheid. Ziet hier het anti-revolutionaiie standpunt, ziet hier de onverdraagzaamheid. Wjj kunnen den heer Scheurer verzekeren, dat er onder de vrpzinnigen op politiek gebied velen zjjn, die voor zich persoonljjk en ook op de gronden door den geachten afgevaar digde ontwikkeld, tegenstanders zjjn van lijk verbranding. Maar en hier openbaart zich in politicis het verschil tusschen een vrijzin nige en een anti-revo!utionair die vrijzin nigen wenschen niet, dat hun inzicht door den Staat aan andersdenkenden zal worden opge legd, doch dat voor allen een zoo groot mo- geljjke vrjjheidjjzal bestaan. De vrpzinnigen, ook zjj, die persoonljjk voorstander zijn van begiaven, verlangen dat hier te lande lijk verbranding wetteljjk zal worden toegelaten, opdat volgens de overtuiging van een ieder gehandeld zal kunnen worden. De beer Scheurer grondt zjjn meening ten deze op godsdienstige overtuiging. Wjj blijden volhouden, dat zulks heel goed kan geschieden zonder dat daarvoor in een politieke vergade ring de Bijbel als een politiek handboek ge bezigd wordt, maar wjj zouden dien geachten afgevaardigde willen vragen hoe het dan in zjjn systeem moet gaan met de ovtrtuigiug van degenen, die wellicht, evenals de heer Scheurer, op godsdienstige gronden van oor deel zjjn, dat lijkverbranding dient plaats te hebben En met de voorstanders daarvan uit maatschappelijk of hygiënisch oogpunt? llad de heer Scheurer het voor het zeggen of wel de heer Beumer, dau zouden de min- bestaan, die den diefstal onmogeljjk zou maken. De toegang tot de binnenplaats was altijd vrij door de deur, die gebruikt werd om vuil of rommel weg te gooien, dus alvast verviel het argument„Hoe zou ik er nu in hebben kunnen komen Toch wist ze een heel vernuftige verklaring te bedenken van het feit, hoe die lepel daar zoo naast den waterput zou zjjn gekomen en dat vertelde ze overal rond. De menschen hoorden haar wel aan en amuseerden zich met haar, maar eindigden altijd met een spottend: „Zoo, zool Ja juist, waaruit ze dus dadeljjk begreep, dat ze het toch met geloofden en dat ai haar redeneercn weer voor niets was geweest. Maar met groote vindingrijkheid bedacht ze steeds weer wat nieuws heele nachten lag ze wakker, om zich te bezinnen op een nieuw verdedigingssysteem en haar hersens tobde ze af en haar geest liet ze geen rust, zoo ver vuld als ze was van die eene gedachte aan den zilveren lepel. Voor het dageljjksch leven was ze tenminste verloren 1 Het v irlangen, zich te kunnen rechtvaardigen, werd haar idee fixe, ze verzuimde er haar werk om. waschte slecht, scheurde het linnengoed, raakt stukken kwjjt en verarmde zoo totaal. Als ze gezamenljjk met de andere wasch- vrouwen onder de ijzeren brui, aan hei spoelen was, praatte ze voortdurend, maai s'eckts over den zilveren lepelDe anderen na oen dan een loopje met haar, bi gonnen liedjes te zingen, rjjmpjes te maken over het bewuste geval, terwjjl Candia dan al harder ging schreeuwen en gesticuleerde als een bezetene. derheden maar onderdrukt moeten worden. Dat is nu eenmaal het standpunt van deze heeren men plaatst eigen overtuiging, mee ning of inzicht op het voetstuk van den Staat en gaat dan maar decreteeren. Het antwoord, dat beide fanatieke driivers zoowel van den Minister van Binnenlandsche Zaken als van dien van Justitie ontvangen is voor hen, die eerbied hebben voor de overtui ging van anderen, niet zonder hoop, dat ook van de zijde der Regeering daarmede rekening zal worden gehouden. De heer Ruijs de Beerenbrouck zeide, dat de Kamer den heer Scheurer daukbaar mocht zjjn voor diens principieele beschouwingen over het vraagstuk. Zij zullen door de Re geering ernstig worden overwogen. In hoe verre de Minister hier uit naam van de Ka mer sprak, willen wjj niet beoordeelen, maar wel constateeren, dat de aandacht in dat geval niet in overeenstemming met de dankbaarheid was. Er waren zelfs leden, die in de couloir meer belangstelling toonden voor de verbran ding van hun sigaar dan voor de principieele beschouwingen des heeren Scheurer over de verbranding van lijken. Van groot ^belang is overigens de verkla ring van de Regeering, dat het hier een zaak van teeren aard geldt en dat zjj zal trachten de gewetens zoo weinig mogelijk aanstoot te geven. Minister Heemskerk, die zich den vol genden dag bij de behandeling van zjjne be groot ing geheel bjj deze woorden van zjjn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken aan sloot, verklaarde openhartig, dat de Regeering zich hier in geen aangename positie bevindt. Hjj sprak voorts de hoop uit, dat, indien de Regeering met eene oplossing komt, zij links en rechts waardeering zal vinden voor de moei lpkheid, waarin zij verkeert. Wjj voor ons kregen den indruk, dat deze laatste woorden meer voor rechts dan voor links bestemd waren. In ela geval behoeft thans van vrjjzinnige zijde geen bezwaar te gen de houding van de Regeering in deze gemaakt te worden. Maar wel bestaat er reden ook onzerzijds de aandacht op dit vraagstuk gevestigd te houden. Mocht de Regeering onverhoopt door de heeren Scheuref en Beumer in hunne rich ting gedrev n worden, dan zullen de vrpzin nigen, afgescheiden van de meening, welke zjj persoonlijk over het vraagstuk der Ipkver- branding mogen hebben, moeten opkomen te gen de onderdrukking van de vrjjheid. Het zal ook mogeljjk kunnen zjjn dat de Regeering Ze verloor dus al haar klanten en enkelen zonden haar uit medeljjden nog wel eens iets om te eten, rraar ze begon echt armoe te lijden en liep over straat met de vodden aan 't ljjf. De kwajongens riepen haar achterna „Toe Candia, vertel nog eens van dien zilveren lepelWp hebben 't nog niet gehoord Soms sprak ze onbekende voorbijgangers aan en deed hun het heele verhaal om nogmaals haar onschuld te betuigen. De deugnieten op de hoeken van de straten wierpen haar een halven stuiver toe en lieten haar het heele relaas dan nog eens vertellen ja, tot drie a vier keeren, terwjjl ze haar tel kens nieuwe moeilpkhedeu in den weg legden en ze eindeljjk verdrietig het hoofd schudde en haar troost ging zoeken bjj de andere bedelaressen, die ze dan nog eens op het ver haal tracteerde. Onvermoeid en zonder op houden redeneerde ze dourvooral tegen een doove, kreupele vrouw, die haar dus zoo gauw niet ontloopen kon Op een winter kreeg ze zware koorts en werd met de grootste zorg opgepast door de kreupele. En op haar ziekbed praatte ze nog steeds over den zilveren lepel, hief zich op haar ellebogen op en begon te oreeren met vele gebaren. De kreupele dekte haar weer toe en verpleegde haar trouw. Toen Candia's oogen al dof waren geworden, fluisterde ze nog «lk heb 't heusch niet gedaan, Signora Heusch niet! Dat komt...,, de zilveren lepel EINDE.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1919 | | pagina 1