IUÜEZ0HDS1T STUKKEU. BINNENLAND. den heer Bongaerte, zooals dit is ontvouwd in zijn Nota bij het Voorloopig Verslag. In zijn denkbeeld ligt iets nieuws, dat al vanzelf aan trekt. Spreker heelt daarom getracht dit denk beeld ernstig te studeereu en heeft nagegaan of hij het kan steunen. De heer Bongaerts zoowel als de Minister willen beide bereiken een groote landaanwin ning, een beteren waterstaatkundigen toestand voor eeu groot deel van ons land en verbete ring van de scheepvaart en spoorwegverkeer. Beiden willen een afsluiting van den grooten waterplas, beiden willen een bergboezem, het IJselmeer. Ue Minister sluit nu alleen af de Zuiderzee, terwjjl de heer Bongaerts een veel grooter gebied afsluit, ul. ook een deel der Waddenzee. Tevens wil hij niet de IJsellaten uitmonden in het IJselmeer, zooals de Mini ster, maar door eeu zeesluis tusscben Vlieland en Ameland. Bevat de IJselboezem veel wa ter, dan loopt het vanzelf over in het IJsel meer. De heer Bongaerts wenscht het IJselmeer te gebruiken 'om het water op te vangen op gezette tijden wordt het geloosd door sluizen. Het meer zal echter in het systeem- Bongaerts niets hebben uit te staan met de loozing der polders. De polders zouden door syphons worden verbonden. Spreker maakt den heer Bongaerts zijn compliment over dit plan. De Minister van zijn kant wil het IJselmeer bovendien ook dienst laten doen als vergaar bak voor het water dat de omliggende polders moeten loozen, hetzji door suatie, hetzij door afmaling. Zeker zou aan bet stelsel-Bongaerts de voorkeur worden gegeven als niet financieele bezwaren daartegen moesten worden aange voerd. Ook de defensie-belangen komen hier in aanmerking. De heer Bongaerts wil steeds hetzelfde peil hebben voor liet IJselmeer en bijjheeft dit geheel inde hand. De Minister wil liever twee peilen hebbeneen hoog voor de watervér- versching en een laag voor het jopnemen van het aflossingswater. Nu zijn die twee peilen steeds een bezwaar. Hoeveel aantrekkelijks het plan-Bongaerts echter ook moge hebben, de groote vraag is wat zullen de kosten er van zjjn. En hier mede houdt de aantrekkelijkheid van het plan- Bongaerts voorspreker op. Wat kost het plan De heer Bongaerts meeat, dat zjjn afsluiting niet aan grooter risico is verbonden dan die van het wetsont werp. Spreker moet eerlijk zeggen dat dieper indruk dan de becijfering van den heer Bon gaerts op hem geeft gemaakt het antwoord van den Minister, die de kosten raamt op f 200.000.000. Dit zoo belangrijke verschil in de kosten wordt nog veel grooter als men rekening houdt met het renteverlies gedurende den tjjd die moet verloopen eer de eerste op brengst van het nieuwe terrein is te verwachten Dat is in het plar. der Regepring 14 jaar, in het plau-Bongaerts 25 jaar. Spr. heeft zich opzette] jjk uiet vooraf met den heer Bongaerts in verbinding gesteld, om niet te worden beïnvloed. Hy zal gaarne afwachten, wat de heer Bongaerts zal aanvoeren tot verdedediging van zijn plan ea tot verduidelijking van de door hem geraamde kosten. Dit heeft als een koudwaterdouche op spreker gewerkt en heeft zijn practische belangstelling doen plaats maken voor een theoretische. De heer Bongaerts meent, dat het IJselmeer kleiner kan worden dan 145.000 II. A. De Minister meent dat nog 25.000 H. A. kunnen worden iugepolderd. De heer Bongaarts wil de eigenlijke Zuiderzee in tal van polders verdseltn, die successievelijk moeten worden ingepolderd. De heer Bongaeres doet het voorkomen of bet IJselslib geheel zou worden geloosd op de Noordzee. Daarvan gelooft spreker niets. De nadere inpolderingen van het IJselmeer kunnen volgens het plan-Bongaerts in 50 jaar tot stand worden gebracht. Te zijner tijd zal het geheele suatie-systeem moeten worden gewijzigd, wat eenige millioenen zal kosten. De Wadden zullen aangroeien met IJselslib of wel met zand. Maar in bet plan-Bongaerts zal de aanslibbing van de Wadden niet zoo spoedig tot stand komen. Niemand, zal aan nemen, dat het slib zich gelijkelijk zal ver deden. Het is bekend, dat de slibafzetting plaatseljjk geschiedt. Een bewering als van den heer Bongaerts te dezen aanzien zou zeer zeker in een vergadering van technici niet zjjn gelanceerd. De heer Bongaerts heeft zijn plan aan trekkelijk gemaakt door er de waterwegen in op te nemen. Hij berjjdt hier een stokpaardje de heer Bongaerts wil nu de zee ook al op die wijze in het hart van het land brengen. Alle ingenieurs hebben stokpaardjes; dit is het zijne. Zijn plannen zijn practisch en ver nuftig, maar spreker gaat er niet mede mee in de gegeven omstandigheden en in verband met de financiën acht hij het niet wenscl\elyk. Op deze wijze zou er wederom van de drooglegging van de Zuiderzée niets terecht komen en zou een zekere groep menschen in het land, die steeds zeggen, dat de Kamer niets zakelijks weet te doen, voor de eerste en eenige maal gelijk hebben. De tjjd van handelen is aangekomen. Laat deze Kamer het zich tot een eer maken, deze wet in het Staatsblad te brengen. Eet «preekt vanzelf, dat spreker hoopt, dat rekening zal worden gehouden met de in het amendement, neergelegde wenschen. Een enkel woord over hetgeen in dit wets ontwerp is neergelegd over het tijdstip van aanvang óer werken en over de defensiemaat regelen. Door de Regeering is in het ge wijzigde wetsontwerp eenige elasticiteit ge bracht waardoor het niet veel meer waaide zal hebben dan een motie. Spreker is het te dien aanzien eens met de meening van den heer Vissering die zegt dat de militaire au toriteiten dit werk zullen kuunen tegenhouden omdat zij het Dog niet eens zijn over de lessen uit den tegenwoordigen oorlog te trekken. Mag men bij een dergelijke groote onze kerheid een zoo groot belang op den achter grond schuiven Dat is een zeer zwakke zijde van het ontwerp. Wat de defensiebelangen betreft, de stem ming over de Defensiewet zal zoo onzuiver mogelijk zjjn. Het is toch niet aan te nemen, dat als de inpolderingen zullen zjjn tot stand gebracht, de.Staten-Generaal niet zouden willen medewerken met den Minister van Oorlog. Spreker vreest niet dat de Minister zal over vragen. Het wil spreker voorkomen dat met het amendement-IJzerman een brug zal kunnen worden geslagen waarover de Minister van Oorlog ons te gemoet zal komen. Ten aanzien van de defensie bestaat drieërlei standpunt. Het eerste is, dat de droogleg ging der Zuiderzee moet ten goede komen aan de defensie, zooals de kapitein Prey be toogt. Met dezen officier kan spreker niet meegaan. Spreker herinnert aan hetgeen indertjjd de oud-Minister van Oorlog generaal Eland heeft gezegd ten aanzien van de haven van Sche- veningen. Men moest zooveel mogeljjk ver mijden, dat de militaire belangen in botsing zouden komen met de belangen van handel en njjverheid. Dat was flinke taal en het doet spreker leed, dat Minister de Jonge, die hier niet meer is, deze woorden van zjjn voor ganger niet kan hooren en ze morgen moet lezen. Het gesprokene woord heeft allicht meer uitwerking. Het derde standpunt is, eerst besluiten eco nomische werken tot stand te brengen, en daarna overwogen, hoe of, met de beschik bare middelen, de betrokken defensiebelangen kunnen worden verzorgd. Al was er geen enkel soldaat meer disponibel, en geen cent meer over voor meerdere lorten, dan nog zou ik er geen enkel oogeublik aan denken, inijn stem aan dit wetsont werp te onthouden, ul schaar ik mij niet ouder de antimilitaristen in den sleehten zin van het woord. Het grootste gedeelte van ons land kan immers niet ernstig ver dedigd worden Waarom dan zooveel drukte gemaakt voor de verdediging van de nieuwe polders Natuurlijk, moet in bepaalde verzwakking van de bestaande landsverdediging ten gevolge der drooglegging worden voorzien, maar veel verder behoeft men toch niet te gaan. Ue vette zeeklei van Zecuwsch-Vlaan- deren, die heel wat beter is dan die welke ooit in de Zuiderzee zal worden gevonden, is immers ook niet verdedigd Er wordt al 25 jaar gedelibereerd over een ver- b ndingsweg, tussclien West- en Oost- Zeeuwsch-Vlaanderen, die uit een mili tair oogpunt onmisbaar is. Er zijn tal van streken in ons vaderland die met Zeeuwsch- Vlaanderen gelijk te stellen zijn. Vele streken zijn praktisch onverdedigd. De Minister beloofd, heeft dat binnen twee jaar een ontwerp voor de defensie zal worden in gediend. Hoe dat mogeljjk is. begrijpt spre ker niet. Uit dezen oorlog zjjn thans nog geen lessen te trekken. Spreker gelooft er dan ook niets van. Zóó vlug gaat het uiet en spreker hoopt niet dat zoo oppervlakkig met 's lands belangen zal worden omgesprongen. Een enkel woord nog over de schadeloos stellingen. De Regeering wil die alleen aan de Zuiderzeevisschers heeft, maar andere groepen van benadeelden moeten daarvoor ook in aanmerking komen. Daarvoor heeft spreker met den heer Duymaer van Twist een amen dement ingediend. De schadeloosstelling moet wettelijk roorden ge"egeld. De zaak moet worden voorbereid door een Commissie. Spreker weet dat de heer Duymaer van Twist het amen dement uitvoeriger zal verdedigen. Ten slotte wil spreker opmerken, dat hij er niet voor is, dat de volgorde der werken in het wetsontwerp wordt opgenomen. Vooraf moet gaan de afsluitdjjk. Het spreekt van zelf dat die volgorde al leen mogeljjk is, wanneer de Kamer de motie van den heer Bongaerts en mij aanneemt be treffende de hoogte van de meerdjjken, en dat de Minister zich daar niet tegen verzet en die niet onaannemelijk verklaart. Ik wil hier niet worden misverstaan en er uitdrukkelijk op wijzen, dat ook al wordt het amendement van den heer Bongaerts en mjj betreffende het vrjjlaten in de volgorde van uitvoering niet aangenomen, de motie toch nog alle waarde behoudt. Ue motie drukt uit, dat een doorbreken van den afsluitdjjk niet moet geljjkstaan met de groote kans van het verlies van duizenden menschenlevens. Ik wil mjjn rede eindigen met den wensch, dat tusschen Regeering en Kamer omtrent dit wetsontwerp volledige [overeenstemming worde verkregen. Over de toekomst na den oorlog ligt een sluier. Maar toch is die sluier in zooverre doorzichtig, dat reeds nu kan worden inge zien, dat er een wedstrijd tusschen de volke ren zal ontstaan op economisch gebied. Het volk van Nederland dat zicb in staat acht, om een dergelijk grootsch werk als hier voor ons ligt ter hand te nemen en te voleindigen, zal door die onderneming bewust worden van ziju kracht. Daarvan zal een groote opvoedende kracht uitgaan. Menschen van groote zaken belmoren ten slotte tot de meest energieken. Door groote zaken wordt men energiek en worden slttimeraars wakker. Zoo gaat het ook met een volk dat groote zaken weet aan te vatten. Ik hoop dat de Kamer en Kegcering met mijn opmerkingen zal kunnen en willen rekening houden, waarna ik aan het wetsontwerp natuurlijk gaarne mijn stem zal geven. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Boerenbedrog Zeer Geachte Heer Redacteur. Verzoeke beleefd een plaatsje io uw geacht blad. Bjj de overdenking van de door de Regee ring gestelde prjjzen voor landbouwgewassen, miste ik de prijsregeling van suikerpeeën oogst 1918. Waarom is deze nog niet offici eel bekend Op onderzoek uitgaande is mjj uit zeer vertrouwbare bron gebleken dat dit zijn oorzaak vindt, in inferieure handelwijze van coöporaiieve suikerfabrikanten. (Met ie mand aan het hoofd met 27 betrekkingen). Bljjkbaar moet ook deze tak van ons volks bestaan nog dienstbaar gemaakt worden, aan de zucht naar geld van enkelen. Want wat is hier het geval, n.l. dit, dat speculatieve fabrikanten gaarne f30 per 1000 K.G. zouden willen willen betalen, maar heeren coöpera tieve fabrikanten bestrijden dit, en willen niet hooger gaan dan f 27, en waarom Ten eerste om de vele leden dewelke bjj de coö peratieve zijn aangesloten, en geen, of geen voldoende land bezitten om hnune aandeelen vol te kannen leveren, in de gelegenheid te stellen goedkoop aan suikerpetën te helpen en dit, ten koste van die landbouwers dewelke niet io de gelegenheid zijn lid eeuer coöpe ratieve fabriek te zjjn, en ten tweede overleg de eindrekening aan de ledeD der coöperatie eene boogere prijs te kuunen uitkeeren als door de speculatieve is betaald hetvrelke als reclamemiddel dipnen moet voor hunne fa brieken die zich coöperatief noemen, maar dit in werkeijjkheid niet zjjn, omreden eene zeer groot peicentage speculatief moet worden aangekocht om de noodige bieten te krijgen. Dus landbouwers weest op uw hoede. Zorgt door middel van uwe landbouworganisaties, dat gij de regeering aanspoort, uw belangen tegenover die enkele personen niet uit bet oog verloren worden en eisebt dat de prijs der bieten zal zjjn zoo als de heeren specu latieve fabrikanten dit zouden willen betalen, dan bijjft de concurrentie levendig eu dit is voor dit artikel io het bjizonder hoogst nood- zakeljjk. M. de R., met dank zoor de plaatsing. Hoogachtend, X. TWEEDE KAMER. Nadat in de mi'ddagzitting van l.l. Dinsdag nog was gesproken over de Iluuropzeggiugswet door de heeren Limburg (v. d., Groningen) van Schaich (R. K., lthede), De Geer c. h., Schie dam en Rutgers (a. r. Hilversum) werd be sloten de beraadheslagingen over dit ontwerp voort te zetten a.s. Vrjjdag bij dan aanvang der vergadering. De heer Ruijs de Beerenhronck (R. K. Gulpen) en van Hamel (u. 1. Amsterdam IV) bespreken na het ontwerp. De laatste spr. beroept zich op verschillende bepalingen in het Burg. Wet boek, waarbij inbreuk op het eigendoms recht wordt toegestaan. De Minister van Binnenlandsche Za ken de heer Cort van der Lindendeelt naar aanleiding van een vraag van den heer Rutgers mede, dat hjj een wetsontwerp in ge reedheid heeft gebracht, waardoor in ruime mate in den woningnood zal worden voorzien. De min. hoopt dit wetsontwerp spoedig by de Kamer in te dienen. In de avondvergadering zet de heer Teenstra (V. D., Zuidhorn) de algemeene beschouwingen over het wetsontwerp tot gedeelteljjK afsluiting en droogmaking der Zuiderzee in den avond vergadering van Vrjjdag door den heer De Muralt geopend voort. Sprekers bezwaar tegen het wetsontwerp is de verbooging der waterstanden op de kusten van Friesland en Groningen, waaraan spr. en de heer De Muralt door indiening van een amendement uiting hebben gegeven. Dat de minister dit bezwaar in de Memorie van Toe lichting totaal negeert, wekt geen vertrouwen. Da volgende spreker, de heer Foreest (v. 1., Alkmaar) hoopt, dat de Kamer de motie-De Mnralt niet zal aannemen. De gedachte is bij jspr. opgekomen dat vrees voor de bolsjeviki den heer de Muralt tot zijn motie heeft geïnspireerd. In elk geval is 't niet uoodig dat alle polderdijken hetzelfde waterkeerende vermogens als de afsluitdijk hebben. De heer Alberda (S. D; A. P., Enschede) zegt, dat de oplossiug van het moeityke Zui- derzee-vraagatuk zal moeten zyn de aanneming vau het ontwerp, omdat dit van groote eco nomische beteekenis is voor ons volk. De aan winst der gronden beteekent een groot voor deel voor den staat en voor handel en nijver heid. By eeu verstandige grondpolitiek kan de winst voor den staat groot zjjn. Bovendien wordt hierdoor het oppervlak vergroot, waarop voedsel voor ons volk kan worden verbouwd. De heer de Murult vreesde voor 't door breken van den afsluitdjjk. Maar voor onge rustheid bestaat geen vrees, mits inderdaad alle twjjfel van de veiligheid van de djjken wordt opgeheven. Daarom zal spr. vóór de motie stemmen. Voorts geve men lievfc eenige millioenen meer uit voor den meerdjjk te ver- hoogeu, dan dut men reden geve tot ongerust heid dat er gevaar voor overstrooming bestaat. Vervolgens dient s|*r. de volgende motie in De Kamer, van oordeel, dat bet wenscheiyic is, dat de regeering alsnog een onderzoek instella naar de mogeljjkheid, om van de provinciën, aan de Zuiderzee gelegen en van de eigenaars van de daarin gelegen gronden, aan wie tengevolge van de afsluiting en de droogmaking van de Zuiderzee geldeljjke voor- deelen zullen te beurt vallen, geldeljjke bij dragen te vorderen, guat over tot de orde van den dag. Nadat nog de heer Boogaerts (R.-K., Hel mond heeft gesproken wordt de vergadering verdaagd. In de zitting van Woensdag werd het le vensmiddelendebat hervat. Minister Poslhuma, zeide in de rede van den heer van Beresteyn, behalve objectiviteit, strikte oupartydigheid te missen en poogde dit met voorbeelden aan te loonen. Spr. noemt o. m. de overeenkomst met Duitschlaud, de broodkaartonlevering en de vleeschconserveering. De critiek van den heer Duys in zake den aanvoer van rjjst wordt door spr. onjuist ge noemd. De heer van Bsresteyn heelt den minister verkeerde inlichting van de Kamer vervreten. Volgeus spr. ten onrechte. De heer van Bere steyn scbjjnt spr. opzetteljjk te hebben mis verstaan o. a. in zake de peulvruchten. De minister dealt mede, dat de broodvoorziening tot Jali verzekerd is. Spr. doet een beroep op de landbouwers om geen graan voor men- schelyk voedsel achter te houden. Den heer Sannes verwijt spr., dat hjj de saboteurs indirect geholpen heelt. De minister verweert zich ook tegen het verwjjt van mystificatie met de rijsttuxaties, eveneens door den heer v. Beresleyt» te berde gebracht. Na de pauze behandelt de minister de vra gen, of met het distributiestelsel kan en mag worden voortgegaan, en of de organisatie van dien aard is dat zij aan andere handen moet worden toevertrouwd. Spr. betoogt, dat met de verstrekking vau levensmiddelen beneden den kostenden prijs onverminderd moet worden voortgegaan. De- uaaste toekomst moet zorgeljjk worden ge acht. Ondervoeding bestaat nog wel niet, doch het gevaar ervoor is dreigend. Bjj de duurte voegt zich thans de schaarschte. Wat de weerstandsgrens betreft, spr. heeft beproefd een practische regeling te dien aan zien te vinden. Het is hem echter niet gelukt. Hjj gelooft ook niet. dat de bezuinigingscom missie, die weldra zal worden ingesteld, daarin zal slagen. Spr. wil dat echter afwachten. Hjj zal echter nooit een lagere welstandgrens aan vaarden. Spr. ontkent, dat het ontbreken van de wel- standsgrens schade zou doen aan liet verant woordelijkheids gevoel van de natie. De miu. komt nu tot de beantwoording van de vraag, of de organisatie der distributie van dien aard is, dat zjj aan andere hauden dient toevertrouwd te worden. Spr. is door de kritiek niet ontmoedigd. In alle lauden ia hetzelfde waar te nemen. Hjj zal dan ook niet zonder meer capituleren, doch zyn beleid verdedigen. Hij behandelt eerst de grieven tegen het beleid van den minister als zoodaning. Spr. weerspreekt, dat produciie-politiek niet aan hel doel zou beantwoorden en te duur zou zyn. Kamerverkiezingen. De centrale verkiezingsruad van de Liberale Unie heelt de volgende candidatenljjst voor kieskringen Assen. Groningen en Leeuwarden vastgesteld, welke nog door de ulgemeene vergadering moet worden goedgekeurd 1. nr. P. Rink te 's-Gravenhage, 2. nr. H. Smeenge te Amsterdam, 3. J. Sibenga Mulder te Bus- sum, 4. A. Rauwerda te Leeuwarden, 5 mevr. van Balen Klaar te 's-Gravenhage, 6. E- Derke Hzn. te Meppel, 7. mr. A. T. Vos te Appin- gedara, 8. H. Eisma te Bolsward, 9.1. A. van Royen te Hoogezacd, 10. A. Engelsman te Leeuwarden,

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1918 | | pagina 6