Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeland, Ec» bedenkelijk prapapadss. Eu leerzaam program. Wal most «ijs Hind worden |Cst Bioscoopgevaar. No. 2852. Dinsdag 12 Februari 1918. 29e Jaargang. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 cent, voor het buitenland met verhooging der bijkomende porto's. Advertentien worden aangenomen bij alle Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. luiere. No. 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 50 cent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letter naar plaatsruimte Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen. Deze Courant verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen. Dat belooft wat voor de verkiezingsdagen indien de Vrijzinnig Democraten voortgaan cresendo hun propaganda te voeren in de richting, die zjj de laatste weken blijkbaar hebben ingeslagen. In het weekblad »de Vrijzinnig Democraat van Zaterdag j.I. komt een open brief voor, gericht aan het adres van den heer De Muralt, met de kennelijke bedoeling om bet publiek te misleiden en het te doen voorkomen alsof, de afgevaardigde voor Oostburg is tegen de invoering van het Vrouwenkiesrecht. Heel Zeeland weet, dat de Muralt lid is van de bekende vereeniging voor Vrouwenkiesrecht en dat hij ook reeds vele jaren lid is van de Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht. Her haaldelijk heeft de heer De Muralt zelfs rede voeringen gehouden, waarin hij de noodzake lijkheid van de invoering van het vrouwen stemrecht heeft bepleit. Zeker wij hebben zelf bijgewoond, dat de heer de M. op een vergadering uitriep *de invoering van het Algemeen Vrouwenkiesrecht zal misschien nog verrassingen geven*. Stel bijv. dat de vrouweo, die 200.000 meer in aantal zijn, eens niet anders dan vrouwen kozen, dan kregen we een Vrouwenparlement! Maar het is bjj het gemeene af, om zoo iets uit te buiten en daaruit opzettelijk verke«rde mis leidende conclusies te trekken. Het is ons opgevallen, dat in het blad »De Vrijzinnig Democraat* de naam van den heer De Muralt in verschillende berichtjes wordt aangehaald. Het schijnt, dat de redactie van het blad nog al eens gebrek heeft aan copy en lange beschouwingen omtrent het doen en laten van den afgevaardigde van Oostburg als bladvulling noodig heeft, om de courant vol te krijgen. Wij kennen dien afgevaardigde van nabij en wij weten dat hij een zeldzame gave heeft om de zaken naast zich nepr te leggen, wanneer hij maar even vermoedt dat minder zuivere drijfveeren in het spel zijn. Hij zal ook wel niet zoo dwaas zijn, om zelf mede te werken om de V.D. aan bladvulling te helpen. Onder de verschillende programma's, die met het oog op de aanstaande ve'rkiezingen worden ontworpen, behoort ook het Ver kiezingsprogram van Patrimonium, door het Hoofdbestuur vastgesteld. Wij hebben hier te doen met een Rechtsch program. Het werpt een eigenaardig licht op de politiek, die ten aanzien van de Verzekeringswetten- Talma en de herziening der Ouderdomsrente is gevoerd. Sinds 1913 hebben woordvoerders van de rechterzijde herhaaldelijk aangedrongen op de invoering van Talma's Verzekerings wetten, die immers in het Staatsblad hadden gestaan. Cf dit slechts één dag voor de can- didaatstelling (nl. 5 Juni 1913) het |geval was geweest en of deze wetten dus tot stand waren gekomen op het oogenblik, dat het volk werd geroepen, om zich opnieuw over belangrijke politieke vragen te uiten, wierp daarbij voor hen geen gewicht in de schaal. Of Links ook belangrijke en overwegende bezwaren tegen het omslachtige en dan weer te beperkte dezer wetten in het midden had gebracht, evenmin. Men moest en men zou de wetten-Talma hebben met huid en met ihaar. Voor een verbetering van de wet op de ouderdomsrente was men niet te vinden. Het is bekend, dat het einde van het lied is geweest, dat ten opzichte van deze materie mietft tot stand 'is gekomen, wat anders had kunnen zijn, indien de stemming aan de Rechterzijde een andere ware geweest. De ouderdomsrente heette minachtend fstaatsbedeeling en verbetering van de onbillijk werkende wet, die niets geeft aan zelfstandigen ■die het hoog noodig hebben, werd zeer on welwillend besproken. Pleiten voor de recht vaardigheid hielp niet. Het biaef staatsarmen zorg heeten en dat wilde men niet. Maar nu komt Patrimonium en vraagt: „De invaliditeitswet worde spoedig ingevoerd. Opneming van kleine zelfstandigen, met over gangsmaatregelen ook voor hen, in den geest der artt. 369/70". Hier wordt de onbillijke werking dus gevoeld en wordt ais verkie- zingseisch gesteld, dat overgangsmaatregelen voor kleine zelfstandigen hetzelfde voorrecht zullen scheppen, dat anderen nu krachtens artt. 369/70 genieten. Dat klinkt wel wat anders, dan in de Tweede Kamer van Rechts was te vernemen. Een bezwaar tegen de invoering der onver anderde Talma-wetten was, dat zij op som mige punten te beperkt waren. Noch ouder domsrente, noch geneeskundige behandeling was er in opgenomen. Men wenschte dus vóór de invoering «herziening. Doch Rechts hield strak en stijf vol, dat het anders moest. Zij zouden ingevoerd zooals ze daar lagen. Ook hier is Patrimonium leerzaam. „Even eens worde een weduwenrente opgenomen. De ziektewet worde spoedig ingevoerd. Daarin worde met fiuancieele hulp van den Staat, de genees- eu heelkundige behandeling opge nomen." Vervulling van dezen wensch sluit dus herziening dezer wetten in en deze ge schiedt natuurlijk best vóór de invoering, opdat alles zich kunne aanpassen aan de her ziene wetten en alles terstond regelmatig kunne werken. Deze wenschen van Patrimonium werpen merkwaardig licht op hoogst gewichtige punten, die Rechts en Links in de afloopende periode verdeeld hebben gehouden. Men vraagt zich af, of de politiek die Rechts hier heeft gevoerd, ook in de oogen van de mannen van Patrimonium niet met leedwezen zal zijn gezien. Wij waren heel wat verder geweest in dit opzicht, wanneer de stem van Patrimonium in de Kamer liadde geklonken. Wij vermoe den, dat zij het daar beter had kunnen vinden met Links dan met Rechts. Het is slechts droevig, dat zoovelen in deze moeilijke dagen het slachtoffer zijn van politiek gekibbel, dat vooral in deze tijden achterwege had moeten blijven. Zou het hun geen leer zijn? Nog op een ander punt geeft dit program te denken. Wij lezen, dat de heer van Wijn bergen kort geleden het woord heeft gevoerd te Bergen op Zoom, voor een slechts matig bezette zaal. In zijne rede legde hij verband tusschen de moeilijke omstandigheden van dezen tijd en de verkiezing van 1913. „De straf voor de wegzending vau de Rechtsche meerderheid in 1913 door de- vrees voor het tariet, heeft zich door de hand Gods ten duidelijkste doen kennen door de toestanden, waarin wij thans leven. Toen heeft men Christus den rug toegekeerd om tejontkomen aan het dure brood, 'doch wij hebben het thans in veel ergere mate door den oorlog gekregen", heeft hij volgens een verslag in „De Zoom" gezegd. Het is te hopen, dat de oorlogvoerende volken niet doordrongen worden van de waarheid dezer redevoering, want zij zouden het ons allicht niet gemakkelijk vergeven, dat wij door onze verkiezingsactie in 1913 dezen verschrikkelijken krijg over Europa hadden ontketend, als een straf Gods voor hen, die tegen het tarief eu tegen bescher mende rechten op de eerste levensbehoeften waren. Zouden de mannen van Patrimonium zich nog met gerustheid aan zijue zijde durven scharen? Vermoedelijk niet. Hun verkiezings program toch komt met den eisch„Geen indirecte belastingen op eerste levensbehoeften". Ook in dit opzicht zullen zij zich beter thuis voelen bij Links dan bij Rechts. Toch staan zij rechts. Het is een zonderlinge wereld, die wereld van de Nederlandsche politiek. E. Wanneer de jongens er, meisjes den 13 of 14 jarigen leeftijd bereikt hebben, denken vader en moeder er eens overna, wat zoon of dochter zal worden. De keuzeis menigmaal moeilijk; men weet, dat de kinderen zoo langzamerhand zullen gaan medestrijden den strijd om het bestaan en hoe beter ze toegerust zijn, met zooveel te meer succes zullen ze dien strijden. Ze zullen dus moeten kiezen, op welke wijze ze in het later-leven in het onderhoud zullen voorzien. De keuze is voor de kinderen op dezen leeftijd in den regel zeer moeilijk. Ja, er zijn jongens en meisjes, die reeds op dien leeftijd een bepaalde keuze hebben, maar meestal denken ze meer aan spelen dan aan den strijd om het bestaan. En tochEr moet zoetjes aan gekozen worden. Als de kinderen hetzelf niet kunnen dan zullen vader en moeder het maar doen. Maar ook voor de ouders valt dit in den regel zwaar. Vele en velerlei omstandigheden hebben invloed op hun keuze. De lust en wil van hun kind is meestal bijzaak. De finantieele overwe gingen spelen meestal de hoofdrol. Liefst Iaat men zijn kroost opleiden tot een ambt of beroep, dat een onbekommerd be staan waarborgt, maar de opleiding hiertoe vordert van de ouders in den regel zooveel opoffering, dat men met een minder betaalde betrekking voor zijn jongen of meisje genoegen dient te nemen. En als dan na lang wikken eu wegen nog geen keuze gedaan is, komt menigmaal een advertentie in de bladen, waarin een oproep gedaan wordt, om zijn kinderen te sturen naar kweek- of normaalschool ter opleiding van onderwijzer, deze ouders te hulp. We richten ons vooral tot hen, die in bedoelde advertentie zien het beginsel van een schitterende loop baan voor hun kind. Tot hen, die meenen dat hun jongens en meisjes bij het onderwijs een positie zullen verwerven, waarin ze steeds onbezorgd het leven zullen doorkomeu. Vooral de »kleine luiden* rekenen het zich tot een eer, als hun kind ouderwijzer (es) wordtzij worden meestal in den val van ouderwijs ge lokt door de kostelooze opleiding. Wanneer de ouders echter eens goed na dachten, zouden zij al begrijpen, dat deze koste looze opleiding juist al een bewijs is, dut het onderwijzersambt niet zoo begeerenswaardig is, dat dit slechts een middel is om de jeugd te vangen, want t^t de betrekkingen, waaraan een flink salaris is verbonden, wordt men niet kosteloos opgeleid. Is de positie van den on derwijzer dan zoo begeerenswaardig dat het aanbeveling verdient zijn kinderen voor dit ambt te laten opleiden? Het was bekend, dat de Nederlandscue schoolmeesters armoede leden. Reeds vele malen werd in de Tweede kamer hierop de aandacht gevestigd. De regeering meende verbetering te moeten overlaten aan de gemeenten, deze aan de regee ring, met gevolg, dat niets gedaan werd. Niet tegenstaande de verkiezingen in 1913 de gelijk te kennen gaven, dat de positie der on derwijzers moest verbeterd worden, schoof een extra- parlementair kabinet de verbetering op de iangebauu en sprak zelfs minister Cort van der Linden zijn rede uit tegeD de motie Marchant, waarbij het minimum-salaris met f 100, zegge honderd gulden werd verhoogd. Intusschen werd eenige verbetering aangebracht door vele gemeentebesturen. Het minimum- salaris is in vele plaatsen gebracht van f 500 op 6 a 700 gulden. Eu menig ouder zal zich nu wellicht door deze schijnverbeteriug laten verlokken om zijn kind naar kweek- of normaalschool te zenden. Doch, eer het zoo ver is, overweeg dan goed, dat deze verbetering eigenlijk nog een verslechtering is, want wat is het geval? Alle levensbehoeiten zijn enorm in prijs gestegen. Volgens het Juni 1917 verslag van het Cen- traal-bureau voor de statistiek steeg het ver- houdingseijfer van de prijzen vau 29 ver- bruiksartikelen in den kleinhandel van 114 in 1913 tot 208 in Juni 1917. Dat wil dus zeggen dat de prijzen dier 29 artikelen ge durende den oorlog gestegen zijn met 82 °/0. De koopwaarde van een gulden is daardoor teruggebracht tot die van 55 cent voor den oorlog. Houdt men in het oog, dat sedert de duurte nog is toegenomen, dan mag men aannemen, dat voor alle artikelen berekend, oen gulden thans niet meer waarde heeft dan 50 cent voor den oorlog. Onlvangt een on derwijzer dus thans 6 ij 700 gulden dan is de waarde daarvan gelijfk aan die van 300 a 350 gulden voor den oorlog. Wanneer men nu bedenkt, dat de begin nende onderwijzer tegenwoordig minstens 40 a 50 gld. per maand kostgeld moet betalen, dan kunt ge wel narekenen, dat er voor stu die, kleeding en schoeisel, ontspanning niet veel overblijft. De ouders, die meenden hun kind een zelfstandige positie te hebben ver schaft, zullen begrijpen, dat, als ze niet flnan- tieel bijspringen, hun zoon of dochter er maar erg aan toe zal zijn. In niet veel gun stiger condities verkeeren de oudere onder wijzers. Men heeft over het werk van den onderwijzer steeds den mond vol lof. Men beweert zelfs, dat „wie de jeugd heeft, heeft de toekomst" en die jeugd, dns de toekomst vertrouwd men toe aan den onderwijzer, maar als het op belooneD aankomt, dan blijkt pas, hoe slecht men het werk van den onder wijzer waardeert. Zoo vraagt men te St.- Philipsland een veldwachter voor 800 en een onderwjjzer voor ƒ550. En wie nu meent, dat het onderwijs voor zijn dochter een ruim perspectief opent, heeft het eveneens glad mis. In bjjna iedere be trekking wordt meer verdiend en men schatte de zware, inspannende taak der onderwijzeres niet te licht, en wanneer dan uw dochter over 4 jaar de akte behaalt, meen dan niet dat ze onmiddelljjk geplaatst zal zijn. Reeds nu loopen minstens een 500 onderwijzeressen zonder betrekking rond en zult gij dit aantal nog gaan vergrooten door uw kind ondetwij- zeres te laten worden Ouders, overweegt het bovenstaande eens goed en ge zult met ons tot de conclusie komen „Ik laat mijn kind geen onderwijzer of on derwijzeres worden. Hoeveel avonden ik gedurende dezen winter vlak bij mijn hui-;, in het verenigingslokaal al niet het eentonig getik gehoord heb van de afloopeude film van de bioscoop, weet ik niet, Maar het zal wel een tiental keeren geweest zijn. En dan telk'nmale te tien a elf uur de uitstroomende menigte, vooral jongens en meisjes, gillend en gichelend, die nu laten we het maar hopen naar hui3 toe gaan. Altijd is de zaal stampvol, de meer gegoede burgerij of oudere menschen ziet men er niet. liet is altijd hetzelfde publiek, dat erin gaat, het jongere geslacht van de kleinere burgerij en den werkmansstand. In die bioscoop zit een groot gevaar. Niet in de bioscoop zelf natuurlijk. Het kan een prachtig raiddel zijn voor genoegen e.i voor ontwikkeling. Wanneer daar vertoond worden tatereelèn uit andere landan, tafereelen uit de geschiedenis, het"verloop van een goed boek, dan is de bioscoop een uitstekend leer middel. Of wanneer daar een dolle grap vertoond wordt, waarbij men de buik vasthoudt van het lachen, dan is dat wel niet zeer ver heffend, maar toch onschuldig. Maar daarvoor gaan de meesten niet naar de bioscoop. En de bioscoopvertooner weet dit ook wel. Het is hem niet te doen om volksopvoeding, om volksverheffing, het is hem te doen om het zoete winstje. Hij speculeert en moet speculeeren op het op sensaties be luste gevoel van het publiek. Eu daarom komen allerlei zeer onware, dramatische tafereelen, met echtelijke on trouw en echtbreuk, daarom komen allerlei dwaze voorstellingen van maatschappelijke overtredingen, daarom komen spannende de tectivesgeschiedenissen, die het jeugdige ge moed vullen met onware, dwaze, oververhitte fantasiën en die de jeugdige verbeelding rich ten op in de grond onzedelijke begrippen. Een verstandig, ouder mensch zal onder een dergelijke oioscoopvoorstelling niet ljjden met een kritisch oog en met zijn levens ervaring dooiziet hij terstond de dwaasheid der voorstelling en het onware ervan. Maar het nog niet gestevigde, nog niet vaste gemoedsleven van het kind, van de jonge man of vrouw, van den onontwikkelde wordt er door op onnatuurlijke wijze geprikkeld en bedorven. Onder den invloed der bioscoop is de mis dadigheid der jeugd in de steden al gestegen. Door de bioscoop wordt hun de weg gewezen. Eu wie zal de moreele nadeelen berekenen., 'ir^TSi

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1918 | | pagina 1