Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeland.
p« Staatspensionnceriitgswet
epniettwjtt|tdictil
DeVredesbeweging en
de politieij.
P* grootste Vijand.
No. 2850.
Dinsdag 5 Februari 1918.
29e Jaargang.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 cent, voor het buitenland met verhooging
der bijkomende porto's.
Advertentien worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. Interc. No. 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 5 regels 50 cent; elke regel meer
10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letter naar plaatsruimte
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen.
Deze Courant verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen.
Zeer vele Vrijzinnigen, en ook Sociaal
Democraten, in den lande waren ontevreden
over den loop van zaken met het Staatspen-
sionneeringsvraagstuk in de Eerste en Tweede
Kamer der Staten-Generaal. Na de ontbinding
van de beide Kamers weigerde de nieuwe
Eerste Kamer (in den zomer 1917 herkozen)
het in de vorige Tweede Kamer aangenomen
wetsontwerp betreffende de ouderdomsrente
te behandelen. Staatsrechterlijke bezwaren ver
zetten zich daartegen. Toen heeft de linker
zijde in de nieuwe Tweede Kamer terecht er
bij Minister Cort van der Linden op aange
drongen, om de ouderdomswet opnieuw in te
dienen. Bij monde van een motie verklaarde
de Kamer zich vóór die wederindiening. Toen
trad de rechterzijde op, met Nolens en Rutgers
vooraan, om aan te toonen, dat het ontwerp-
ouderdomswet een politieke wet was, die der
halve, zich houdende aan het accoord bjj de
verkiezingen (laat zitten wat zitaangegaan,
niet in behandeling mocht worden gebracht.
Natuurlijk was deze voorstelling geheet onjuist.
Iutusschen trok Cort van der Linden in dezen
de zijde van Nolens. Dat de Minister-presi
dent herhaaldelijk zich door de Roomschen
laat leiden is overbekend (denk maar eens
aan de kwestie over de Helmondsche EL B. S.)
De Regeering diende dus de ouderdomswet
niet meer in. Tot groote teleurstelling van
duizenden in den lande.
Hulde nu aan de mannen DuijsMarchant
de Muraltt Van Raalte, Teenstra en Troelstra
die niet langer geaarzeld hebben en (hans op
eigen initiatief het ontwerp van wet op de
Staatspensionneering zelfstandig hebben inge
diend. Op waardige wijze lichten deze Kamer
leden, waaronder het lid van het Hoofdbestuur
van den Bond voor Staatspensionneering,
Jhr. de Muralt, natuurlijk niet ontbreekt,
hun initiatief voorstel toe. Wjj nemen de
toelichting hierover geheel over:
,,Het voorstel van wet, hierbij aan de
Kamer aangeboden, is woordelijk gelijk
luidend aan het ontwerp van wet tot ver
leening van ouderdomsrenten, zooals het
luidde na de stemming daarover, op
18 Mei 1916. door de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
Het is aan de Kamer bekend, dat dit
wetsontwerp bij de Eerste Kamer niet
in behandeling is kunnen komen, doordien
deze Kamer van oordeel is, dab de voor
stellen van wet, bij haar aanhangig op
het tijdstip van de laatste ontbinding der
Staten-Generaal, door die ontbinding zijn
vervallen.
De voorstellers zijn van oordeel, dat
aan de Eerste Kamer niet de gelegen
heid mag worden onthouden om over
het wetsvoorstel zich uit te spreken. Het
eenige middel om den toestand, be
staande vóór de ontbinding der Staten-
Generaal, te herstellen is, het voorstel
opnieuw bij de Tweede Kamer in te
dienen.
De Regeering heeft zich hiervan ont
houden. Zij week voor bezwaren, uit den
boezem van de rechterzijde der Tweele
Kamer opgeworpen De indiening van
het wetsvoorstel zou in strijd zjjn met
de voorwaarde, waaronder de politieke
partijen waren overeengekomen, na de
ontbinding der Staten-Generaal zich van
deelneming aan een verkiezingsstrijd te
onthouden.
Deze bezwaren kunnen de voorstellers
niet als gegrond erkennen. Zij achten
zich volkomen vrij, rechtens en moreel,
om door de indiening van het wetsvoor
stel de formeele handeling te verrichten,
welke noodzakelijk is om de verhouding
te herstellen, waarin men tegenover
elkander stond vóór de ontbinding en
die de politieke partjjen als grondslag
hebben aanvaard voor hare overeen
komsten.
Indien dit standpuut van de voor
etellers wordt gedeeld, zal de Kamer
weinig tijd behoeven om het wetsvoor
stel; dat de Kamer, in vijjwel dezelfde
samenstelling als de tegenwoordige,
grondig heeft behandeld, bi) de Eerste
Kamer opnieuw aanhangig te ofaken.
Deze zal dan niet door toedoen van de
Tweede Kwamer gedwongen zijn tot de
onthouding, welke zij krachtens hare
staatsrechtelijke beginselen zich zelf heeft
moeten opleggen. Zij zal het op prijs
stellen, dat het Nederlandsche volk niet
langer in onzekerheid verkeere omtrent
de raeening, welke zjj over dit wets
voorstel koestert.
Ter bereiking van het gestelde doel
waren de voorstellers verplicht, het voor
stel in te dienen, volkomen gelijkluidend
aan het door de Kamer reeds eenmaal
aangenomen ontwerp Zij hebben daarom
elke begeerte tot wijziging moeten
onderdrukken".
De twee voornaamste artikelen van het
wetsontwerp laten wij hieronder volgen
Artikel 1.
„Ieder die den leeftijd van 70 jaar
heeft bereikt of overschreden en aan-
namelijk maakt, dat hij zouder een ge
regelde uitkeering boven zijn iukomsten
niet kan voorzien in het onderhoud van
zich en zjju gezin, heeft recht op een
uitkeering, ouderdomsrente genaamd.
Hij die tot aan het bereiken van den
leeftijd van 70 jaar ingevolge de Inva
liditeitswet verzekeriugsplichtig eD ver
zekerd was, behoeft niet aannemelijk te
maken, dat hij zonder een geregelde uit
keering boven zijn inkomsten niet kan
voorzien in het ouderhoud vau zich en
zijn gezin. Aan zoodanigen persoon wordt
echter geen reute toegekend, indien uit
de omstandigheden blijkt, dat hij zonder
een geregelde uitkeering boven zijn in
komsten in het onderhoud van zich en
zijn gezin kan voorzien.
Artikel 2.
Van het recht op ouderdomsrente zijn
uitgesloten zij die
a. tef zake van een feit, gepleegd
na het bereiken van den leeftjjd van
60 jaar, bjj een vonnis, dat onherroepelijk
is geworden, zijn veroordeeld tot ge
vangenisstraf of tot plaatsing in een
Rijkswerkinrichting, een en ander voor
een jaar of langer, tenzij de rechter bij
de veroordeeling tevens het bevel heeft
gegeven, dat de straf niet zal worden
ondergaan en de bij dat bevel bepaalde
proeftijd verstreken is, zonder dat de
tenuitvoerlegging van de straf is gelast;
b. misbruik van drank plegen te
maken of op andere wj)ze een bekend
slecht levensgedrag leiden".
Wij hopen van harte, dat de wakkere
Kamerleden, die natuurlijk mede namens hun
parfijgenooten het wetsontwerp indienden,
succes zullen hebben Onzen Zeeuwschen afge
vaardigden Van Raalte en Jhr. de Muraltzij
sterkte toegewenscht. Wij zullen afwachten
of do Eerste Kamer dit wetsontwerp zal
durven sfstemmen. Voorshands gelooven wij
het niet.
Groote gebeurtenissen werpen haar schaduw
vooruit - zoo ook de Evenredige Vertegen
woordiging. Ja, het zijn inderdaad schaduwen,
welke dit nieuwe stelsel in ons staatkundig
leven doet verrijzen. In allerlei kringen ont
staat een streven naar het op-den-voorgroud-
brengen van groepsbelangen en -belangetjes,
naar belangenpolitiek. Meu gaat „eigen" can-
didaten stellen, niet om daardoor aan te
geven de richting, in welke men het land
bestuurd wenscht te zien, maar de [afzon
derlijke belangen, welke men behartigd wil
hebben. Net alsof het, afgescheiden nog van
verschillende theoretische en practische be
zwaren, mogelijk zou zjjn in een Kamer van
honderd leden elk vak, elk bedrjjf, elk belang
door een „eigen" man of vrouw te doen
vertegenwoordigen. Maar, de Evenredige Ver
tegenwoordiging is hier te lande nog in haar
eerste kinderjaren, il faut que la jeunesse se
passé, en wij moeten de nadeelen van dit
stelsel tegelijk aanvaarden met de voordeelen,
die nu althans nog overwegend lijken.
Naast deze belangen-candi laturen wordt
ook de wenscheljjkheid besproken van het
op den voorgrond brengen van candidaten
met het oog op belangrijke speciale vraag
stukken, zooals staatspensionneering, geheel
onthouding e.d. In dien zin is dan ook het
denkbeeld geopperd van het stellen van een
z.g.n. vredes candidaat, wiens taak het zou
moeten wezen de vredesbeweging meer dan
tot dusver geschiedde in de Volksvertegen
woordiging naar voren te breugen.
Hoewel dit denkbeeld ons om meer dan
één reden ongewensebt, ja zelfs practisch
onuitvoerbaar voorkomt, willen wij toch niet
verhelen, dat het op het eerste gezicht sym
pathiek is en verklaarbaar.
Sympathiek voor wie zou Je vredes
beweging, d.w.z. het streven naar een duur-
zatnen vrede, het gaan in de richting van
arbitrage en ontwapening, niet sympathiek
zijn? De principieele en practische
voorstanders en bewonderaars van het behoud
van den oorlog, niet als een in hunne oogen
noodzakelijk kwaad, maar als een heilmiddel,
dat niet ontbeerd mag worden, zouden die
er velen zijn?
En dat het denkbesld van een „vredes-
candidaat" verklaarbaar is, dat moet, gezien
de wijze, waarop tot voor kort de buiten-
landsche verhoudingen in het Parlement be
handeld en niet behandeld werden, zeksr
worden erkend. Zonder ook maar in de
geringste mate aibreuk te willen doen aan
de bekwaamheid tot het behandden van
internationale vraagstukken van verscheidene
Kamerleden in vroeger jaren, mag toch zeker
wel in het algemeen gezegd worden, dat de
debatten over Hoofdstuk III der Staatsbe-
grootiog niet altijd van bepaald hooge
strekking waren en dat het wel voorkwam,
dat uitvoer van hooi of melk tot de meest
belangwekkende punten van de besprekingen
behoorde. Laten wij echter onmiddellijk
dankbaar coostateeren, dat ten deze in de
laatste jaren een algeheele verandering is
gekomen en dat thans de kwestie der bniten-
Iandsche verhouding zoowel in als buiten de
Kamer een publieke zaak is geworden.
Maar de ontstemming over de wjjze, waarop
dergelijke zaken, voor ous land en volk en
trouwens voor de geheele wereld van zoo
eminent belang, behandeld werden, is in de
kringen der vredes-vrienden nog niet geheel
geweken. Vandaar ook het denkbeeld van
een of meer »vredes candidaten*.
Sympathiek, verklaarbaar, maar verkeerd.
Als practisch bezwaar komt al dadelijk de
spitsingsgeest van deze tijden om de deur
kijken: één vredes-ljjst Maar weet men
dan niet, dat er naast den Algemeenen Neder-
laudschen Vredesbond >Vrede door Rechts
ook nog een Roomsch-Katholieke Vredesbond
bestaat, of is men dan vergeten, dat het
zitting-nemen van den heer Schaper in het
bestuur van den Nederlandschen Anti-Oorlog
Raad door verschillende van zijn partijgenooten
al heel slecht werd opgenomen Eén vredes-
ljjst, och kom, dat zouden er minstens een
drietal moeten wezen, en dan hebben we ook
nog die vredesvoorstanders, die tevens zijn
anti-militairist, anarchist enz.
Nog een practisch bezwaar, een uit vele.
Zou b.v. elke anti-revolutionaire vredesvriend
zijn stem uitbrengen op een pacifist, die tevens
unie-liberaal was.
Maar er zijn andere overwegingen tegen
soortgelijke planneu. Niet de politiek in de
vredesbewegingen, maar de vredesbeweging in
politiek
Meer en meer moet de vredesbeweging een
»topic of the day* worden, en juist ook inde
practische politiek. Zij mag niet een stokpaardje
van enkelen, maarzij moet worden het doelwit
van heel het volk, van al de volkeren. Want
de volkeren in hun geheel, het is onze vaste
overtuiging, wenschen niet den oorlog, maar
den vrede, den duurzamen vrede, al heerscht
er nog veel onkunde en wanbegrip over de
mogelijkheid daarvan. Zoodat reeds het voor
leggen van de denkbeelden van abitrage en
ontwapening aan de groote massa, aan de
volkeren en de daarmee gepaard gaande pro
paganda tot het beoogde doel kan leiden.
Welnu, wat zou ten deze van grooter belang
kunnen zjjn dan de steun en medewerking
van de politieke partjjen
Hier is den vredesvrienden reeds de weg
aangewezen door de hoofdbesturen van »Vrede
door Recht* en den Nederlandschen Anti-Oor
log Raad. Deze toch hebben er bij de politieke
partjjen in een uitvoerig schrjjvea op aange
drongen een pacifistische paragraaf in hun
program op te nemen. In het bijzonder zouden
daarin naar voren dienen te komen de arbi
trage, de beperking der bewapeningen en de
democratiseering der buitenlandsche politiek.
Dit is de richtiug, in welke de beide hoofd
besturen wenschen, dat zal worden gegaan.
De taak voor de pacifisten is nu aangegeven.
Elk trachte in eigen politieke partjj het
plaatsen vaD een paragraaf in bovenstaanden
geest in het program te bevorderen.
Niet dus bjj de verkiezingen een of meer
personen als voorstanders van den duurzamen
vrede, maar geheele partijen met deze denk
beelden als devies.
Zoo zullen de volkeren gewonnen worden.
J. B. AMENT.
De Nederlander (Chr.-Hist.) bevatte ruim
14 dagen geleden de volgende officieele mede-
deeling van de Christeljjk-Historische Unie:
Daar van verschillende zijden bjj voortduring
de bewering wordt gehoord, dat de vroegere
stembus-coalitie van de Christeljjk-Historischen
met de Roomsch-Katholieken en de Anti-
Revolutionairen nog steeds bestaat, heeft het
Hoofdbestuur der Unie mjj gemachtigd openljjk
het volgende mede te deelen j
1. Het Hoofdbestuur is van oordeel, dat
de vroegere bovenaangeduide stembus-coalitie
met de nieuwe kieswet anvereenigbaar is.
2. Het acht zich evenwel niet bevoegd dat
punt zelf te beslissen, daar alleen de Alge-
meene vergadeiing der Unie daartoe bevoegd is.
3. Het is niet voornemens aan die Alge-
meene Vergadering eenig voorstel te doen tot
voortzetting van een vroeger bestaan hebbende
stembus-coalitie, of het aangaat van eene
nieuwe.
Tot zoover het bericht, dat we niet zonder
eenige twjjfelmoedigheid lazen.
Wel weten wjj, dat het bondgenootschap
der coalitie bjj de Chr.-Hist. minder vurige
voorstanders telde dan bjj de Anti-Rev. en R -K.
Maar we weten ook, dat in critieke dagen
de leiders der Chi.-Hist, al hun gewicht in
de weegschaal wierpen, om de schaal te doen
overslaan naar de zjjde van het clericalisme.
Zoo moesten bjj de verkiezingen voor de
Proviuciale Staten in het district Huist enkele
jaren geleden de gezaghebbende namen van
Lohman en Vercoutereu de positie, dio voor
de coalitie dreigend scheen, redden.
Thans schjjnt de leidiug met het uieuwe
stelsel der Evenredige Vertegenwoordiging de
stembus-coalitie op zjjde te willen zetten.
De stembus-coalitie, men lette ter dege op
deze benaming.
Omdat ze de gelegenheid openlaat voor eene
coalitie na de stembus.
In deze meening worden wjj versterkt door
eene discussie tusschen »De Standaard* (anti-
rev.) en »De Tijd* (R.-K.)
De »8tandaard« wilde n.l. reeds vóór de
stembus een gemeenschappeljjk program voor
de drie partgen van rechts, om als program
van actie voor de verkiezingen te dienen.
Het R.-K. dagblad »De Tjjd* is het daar
mede niet eens.
Als rechts in de meerderheid komt, wil ze
een gemeenschappelijk program opstellen.
Men begrjjpt de badoeling. De Katholieke
Staatspartjj zal in zetels vooruitgaan. Zelfs
is het te voorzien, dat zjj alleen meer zetels
bekomt dan Chr.-Hist. en Anti-Rev. samen,
iets, wat ronduit gezegd, deze bevriende par-
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD