jta moet maar darten. jtad Gioiittc ydijlj Van het Westelijk oorlogstconeel! Van het Oostelijk oorlogstooneel. Op het Zuidoostelijk oorlogstooneel BINNENLAND. Die ingedijkte gronden hebben millioenen in de schatkist gebracht, ten eerste direct door verkoop van de gronden, en ten tweede indirect door groote bijdragen aan inkomsten belasting, vermogensbelasting en grondbelas ting. Ik heb een staatje gemaakt van hetgeen op die wijze in de staatskas gekomen is, maar zal dat, met het oog op den tijd, niet voor lezen, hoewel het overzichtje interessant is. Er is inderdaad een nationaal belang in deze zaak betrokken. Intusschen heeft het Kijk, dat zeer groote inkomsten uit de betrokken streek genoten heeft, er niet aan gedacht Zeeuwsch-V laanderen te helpen aan den zoo dringend noodigen weg. Velen in Zeeuwsch- Waanderen hebben mij opgemerkt, dat, indien Zeeuwsch-Vlaanderen niet tot Nederland be hoorde, maar tot het land ten Zuiden gele gen, het vanzelf spreekt, dat er allang een weg zou zijn gemaakt. Het zou eenvoudig idioot zijn, dit te ontkennen. Dat ziet ieder een, die de kaart beschouwt en de toestanden plaatselijk kent Maar de Zeeuwen, ook die daar wonen, willen beslist Nederlanders blij ven, doch zij wenschen niet langer door de Regeering als bewoners van een wingewest te worden behandeld. Ik heb verleden jaar aangetoond op welke gronden het noodig is, dat die weg er spoe dig komt. De Minister heeft daarop niet ge antwoord, zooals ik opmerkte, vermoedelijk om bijzondere redenen want ik kan niet aao- nemen, dat Zijn Excellentie opzettelijk niet geantwoord heeft, dat zou in het Parlement niet gaan. Ik heb toen aangetoond waarom die weg dringend noodig is en ter bekorting wensch ik bescheidenlijk naar mijn rede van verleden jaar te verwijzen. Ik zal dus wat ik toen zeide niet herhalen, maar toch wil ik op een historisch feit wijzen, dat mij toen ni»t bekend was, maar waarvan ik later ken nis heb gekregen. Toen nl. bij gelegenheid van den watervloed in 1906 H. M. de Ko ningin het vierde en vijfde district van Staats- Vlaanderen heeft bezocht, wenschte H. M. ten Zuiden van den Braakman van Oost naar West te gaan. De burgemeester van Philip pine moest echter tot H. M. zeggen, dat zij niet verder kon, tenzij H. M. op Belgisch gebied wenschte te komen. Er zijn toen al lerlei formaliteiten noodig geweest om de Koningin en gevolg te veroorlooven over Bel gië van het eene gedeelte van haar land naar het andere te komen. De ervaring, die toen de Hooge Landsvrouwe met tal van formaliteiten heeft gehad, hebben de bewoneis daar dagelijks, al zijn de douane formaliteiten enz. van anderen aard Maar de bewoners gevoelen die dagelijks en hunkeren daarom ook dagelijks naar den weg, die al de telkens terugkeerende moeiljjkheden zal onder vangen. Mijnheer de Voorzitter! De Minister weuscht, dat blijkt, dat de meer direct belanghebbenden pogingen in het werk stellen om den weg te krijgen. Welnu. Mijnheer de Voorzitter, herhaaldelijk is daar blijk van gegeven. Ik blijf er bij, dat ook zonder dit blijken de Staat de verbinding had moeten aanleggen, maar ik wil er toch op wijzen, dat de belanghebbenden reeds stap pen deden. Den Ssten Juli 1862 werd reeds in de Staten van Zeeland met 27 van de 30 stemmen in beginsel aangenomen een weg aan te leggen, terwijl de Staat zich bereid had verklaard subsi die te geven. Als kapstok om den weg aan op te hangen werd toen gebruikt het feit, dat de aanleg van spoorwegen ter hand was genomen in ons land. In 1908 kwam de zaak weer in de Provin ciale Staten en toen werd als kapstok gebruikt de tram, die tusschen het vierde en vijfde district van Zeeuwsch-Vlaanderen werd gelegd. Het vorige jaar is de zaak weer in de Zeeuwsche Staten aanhangig gemaakt, toen werd de oorlog als middel gebruikt om de zaak te keeren. Het doet wel zonderling aan, dat toen de Gedeputeerde Staten van Zeeland den weg .niet bepaald noodzakelijk* hebben genoemd, maar dat was zóó bedoeld, dat, in verband met den oorlog het was September 1914 andere zaken voorgingen, al kon de minder gelukkige redactie iets anders doen vermoeden Een paar dagen geleden is dan ook in de Staten van Zeeland aangenomen, met overgroote meerder heid, dat aanleg van den weg urgent is, en Gedeputeerde Staten zullen zeker met de Re geering overleggen om tot de wegverbinding nu te geraken en ik verzoek dringend den Minister om welwillend mede te werken. Mjjnheer de Voorzitter! In Juli van het vorige jaar is in Zeeuwsch-Vlaanderen een eomité opgericht, gevormd uit de burgemeesters en tal van andere autoriteiten, ter bevordering van de totstandkoming van den weg. Een kleiner comité is daaruit gevormd, om nader de zaak bij de autoriteiten voor te brengen. De Kamerleden ontvingen van het gemeente bestuur van Ter Neuzen een adres over den weg. De gemeente Hoek zond een adres aan den Minister van Landbouw, om indijking van een deel van den Braakman te krijgen en daar door ook tot een weg te komen. Na den oor'og is dat zeker wenschelijk. Ik zal krachtig dit streven steunen. Maar, Mjjnheer de Voorzitter, wanneer die indijking plaats vir.dt, zal er nog best een weg bij kunnen worden gemaakt. Deze zeer urgente indijking mag weer niet als kapstok worden gebruikt om een eveneens zeer ur- genten weg ten Zuiden van den Braakman te verkrijgen. Wij hebben al kapstokken genoeg gehad. Het comité zond ten einde raad een adres aan U. M. de Koningin. Mijnheer de Voorzitter, Zeeuwsch-Vlaanderen trekt in de dagen waarin wij leven meer dan anders de aandacht. De bewoners stellen dit op prijs, maar de Zeeuwen geven meer om daadwerkelijke belangstelling dan om plato nische liefde. In de vergadering van de Provinciale Staten van Zeeland heeft de heer Mr. Dielemau een uitnemend betoog gehouden, tot verdediging van de groote urgentie van aanleg van den weg. Mij wordt hier in deze vergadering zeer begrijpelijk niet de gelegenheid ge geven, zoo diep op de zaak in te gaan, zoodat ik den Minister gaarne naar de rede van den heer Dieleman verwijs. In de »Middelburgsche Courant* van 8 December 1915 komen arti kelen voor van den heer Hamacher en een artikel onderteekend »een inwoner van Zeeuwsch-Vlaanderen*, waarin de behoefte aan den weg wordt uiteengezet. Wie wil weten of de bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen recht hebben op een betere behandeling van de zijde der Regeering in dezen, ik zeg in dezen, want veelal voor andere zaken is goed gezorgd, vooral door dezen Minister leze de uit nemende verhaudeljng getiteld »Zeeuwsch- Vlaanderen, de Wester-Schelde en Nederland* van de hand van den hoofdredacteur van de »Middelburgsche Courant*, den heer J. H. üeibel, voorkomende in »De Gids*, no 8, 1915. De heer Lely, Minister van Waterstaat Mijnheer de Voorz tter Laat ik beginnen met den heer De Muralt mijn verontschuldiging aan te bieden dat ik het vorige jaar onwille keurig verzuimd heb hem te beantwoorden. De richting, die ik aan mjjn antwoord zou hebben gegeven, was, meen ik, wel eenigszins af te leiden uit de Memorie van Antwoord. Ik ben in het algemeen voorstander van krachtige bevordering van locale wegen en zeer zeker zal ik dat zijn waar het geldt de verbinding tusschen twee gedeelten van Zeeuwsch-Vlaanderen, die aan de grens van ons gebied zijn gelegen en daar een geïso leerde positie hebben. Ik verheug mij er dan over, dat kort geleden een adres aan de Re- geering is gericht met het verzoek om deze zaak tot een goed einde te brengen. Naar aanleiding daarvan wordt een onderzoek in gesteld en ik hoop, dat dit er toe zal mogen leiden, te voldoen aan hetgeen de geachte af gevaardigde op zoo welsprekende wijze heeft gepleit. De heer De Muralt verkrijgt voor de tweede maal het woord en zegtMijnheer de voor zitter Ik wensch in de eerste plaats den Minister dank te zeggen voor de mededeeling, dat het vorige jaar aan een toeval te wijten is geweest, dat ik geen antwoord van hem heb gekregen. Verder wensch ik den Minister hartelijk dank te zeggen voor zijn toezegging van krachtige medewerking voor het tot stand brengen van den door mij besproken weg in Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik weet zeker, dat de Zeeuwen daar die toezegging van den Minister met groote vreugde zullen begroeten. De Standaard sprak ook eenige woorden in de zaak van De Telegraaf. Zooals we gewoon zjjn, zoo onwelluidend mogelijk. De Standaard spreekt het vermoeden uit, dat er wei eens Engelsch geld achter die zaak kon zitten. Niet, dat het blad zoo iets weet - neen, dat niet, maar hef zou wel kunnen zijn. Wie De Telegraaf in zijne vaak scherpe uitlatingen gevolgd heeft «n die eenigen kijk op het menschelijk karakter heeft, werpt deze gedachte, zonder eenig nader bewijs, verre van zich. Het is bekend, dat het geld in de verschil lende landen een groote rol heeft gespeeld, om de denkwijze der inwoners te beïnvloeden. Maar ieder weet, dat tot in Amerika toe zeker niet het minst met Duitsch geld geschar reld is. Dat een blad als de Standaard op zoo'n wijze vuil tracht te werpen op een tegenstander moet niemand verwonderen, die zich de ons land compromitteerende lintjeszaak herinnert, die elf duizend gulden in de anti-rev. partij kas deed vloeien. En zoo'n blad durft onbewezen, we mogen wel zeggen, onware beschuldigingen opwekken bij zijne lezers tegenover een ander blad, dat, wat het mogelijk ook te veel of verkeerd ge daan moge hebben, in zedelijken moed en hoogheid van karakter verre boven de Stan daard staat. Merkwaardig was zeker in den Rijksdag de vraag van Liebknecht omtrent den neutraal- gezinden Giolitti, vroeger ministerpresident in Italië. Deze had, toen hij nog minister was, be weerd. dat Oostenrijk reeds in 1913 Italië gepolst had om Servië te overvallen. En de moord van Serajewo had pas in 1914 plaats. De rijkskanselier heeft hier niet op willen antwoorden, Wij hebben vroeger reeds op die uitlating van Giolitti gewezen en constateeren thans met nadruk, dut noch de Oostenrijksche, noch de Duitsche regeering, noch zelfs de pers in die landen een démenti heeft gegeven van Giolitti 's woorden. Zoodat we mogen gelooven, dat deze de waarheid zeide. Want men vergete niet, dat het ongeveer een jaar geleden is, dat Giolitti deze gedenkwaar dige woorden sprak. DE OORLOG. LONDEN, 19 Dec. (Reuter) Officieele me dedeeling. Vanochtend heeft de vijand een gasaanval gedaan op onze linie ten noordoosten van Yperen, vergezeld van een hevige beschie ting. Behalve op enkele plaatsen, waar de vijand werd teruggeslagen, voor hij er in ge slaagd was onze linie te bereiken, werd der vijandelijke infanterie belet uit haar loopgraven te komen. Onze maatregelen tegen het stikgas bleken afdoende te zijn. Onze linie is overal onge schonden. De vijandelijke artillerie is ongewoon actief ten oosten van Yperen en ten westen en ten zuiden van Meessen. PARIJS, 19 Dec. (Reuter.) De kennisgeving van hedennacht bevestigt de Engelsche mede deeling over de gevechten in België. De Fran- sche artillerie is mede bedrijvig geweest in Artois, tusschen Somme en Oise en in Cham pagne. Vijandelijke loopgraven zijn verwoest en ploegen van de genie verstrooid. BERLIJN, 20 Dec. (Wollf.) Officieele mede deeling uit het groote hoofdkwartier Het vuur van onze kustbatterijen heeft de vijandelijke monitors die gisterenmiddag Wes- tende beschoten, verdreven. Aan het front, naast levendige bedrijvigheid van de artillerie, verscheidene geslaagde mijn- ontploffingen door onze troepen. Een van onze eskaders van vliegtuigen viel de plaats Poperinghe aan waar talrijke ver bindingslijnen van den vijand samenkomen. Een Engelsche tweedekker is in een lucht gevecht bij Brugge neergeschoten. De inzitten den zijn dood. Een torpedoboot tegen twee watervliegtuigen. (Officieel Fransch communiqué). PARIJS, 18 Dec. (Reuter.) Een communi qué van de admiraliteit meldt Een torpedoboot achtervolgde twee water vliegtuigen, die bij de Ratelbank, ter hoogte van Nieuwpoort, op het water dreven Eén ontsnapte, de andere werd getroffen en kan telde. Er werden twee marine-officieren ge vangengenomen. In een volksbuurt van Berlijn. Onze bjjz. correspondent te Vlissingen schrijft ons Een Duitsche vrouw en haar vijf havelooze, bleeke kinderen zitten te eten. 't Dankbaar aanvaarde voedsel schijnt lekkernjj. Haar man is een Engelschman. 't Gezin woonde in een volksbuurt te Berlijn. Bij 't uitbreken van den oorlog werd de man ge ïnterneerd. Na zestien maanden in een kamp vertoefd te hebben, genoot hij de gunst uit gewisseld te worden. Nu is hij in Engeland. De moeder en de kinderen reizen hem achterna. De vrouw laat me een boekje zien. »Tweemaal per dag, moest ik me te Berljjn op 't politiebureau aanmelden, vertelde ze. Ik, een Duitsche, die een broer in 't veld heb en van wie twee neven gesneuveld zijn, werd in mijn vaderland behandeld als een straat deern. Iedere maal bij de aanmelding werd dit boekje afgeteekend. Vóór 8 uur mocht ik niet op straat komen na 7 uur 's avonds moest ik binnen zijn. En dat alles, omdat mijn man een Engelschman is. Buren sloegen mijn ramen in, gooiden steenen tegen de deur, scholden me uit. En mijn kinderen haar stem schokte nu zijn dikwijls gesla gen. Vervloekte Engelschen Duizendmaal hebben ze t moeten hooren. Dat was geen leven. En mijn grootste vrees was, wat er met ons gebeuren zou in geval van oproer. »Oproer", herhaalde ik. »0, neen, dat vertellen de kranten niet. Die spreken van geestdrift Geestdrift? Rouw en droefheid en ellendeOveral weduwen en treurende ouders. En ontevredenen Zoo dikwijls hebben er opstootjes plaats. Winkels werden geplunderd. Bereden politie of ulaneu chargeerden de benden oproerige vrouwtn, sloegen er soms met de sabel op in. Maar neen, Jat schrijven de kranten niet. En el lende. De rijken eten wel, maar de werkende stand en de kleine burgerij lijden veel ont beringen. Brood slecht, geen vet meer tegen redelijken prijs, melk zeer duur, aardappelen ook. la, mijn grootste vrees was voor ons lot in geval 7an oproer. De »vervloekte" En gelschen zouden het eerst te verantwoorden hebben. Men gloeit van wraakzucht bij het woord Engelschman. Ik ben blij weg te zijn. Duitschland is een land van rouw en gebrek nu. (Tel.) BERLIJN, 20 Dec. (Wolff.) Officieele mede deeling uit het groote hoofdkwartier Toestand onveranderd. ST. PETERSBURG, 19 Dec. (St. P. T. A.) Mededeeling van den grooten generalen staf. len noorden van het Mjadzjol-meer is een vijandelijke kolonne onvoorzichtiglijk in de zone van ons artillerievuur gekomen. Zij werd met groote verliezen uiteengejaagd Den 17den dezer heeft de vijand tegen tien uur s avonds tweemaal een aanval ondernomen op het station Podsjerwitsji, maar hjj werd door ons vuur teruggeworpen. Van het gevechtsterrein op den Balkan. BERLIJN, 20 Dec. (Wolff.) Officieele mede deeling uit het groote hoofdkwartier Bij de gevechten ten N.O. van de Tara zjjn, naar achteraf gemeld wordt, 3 berg- en 2 veldkannen buitgemaakt. Gisteren zijn bij Majkowats nieuwe, voor de Oostenrjjksch-Hon- gaarsche troepen gunstige gevechten geleverd. Verscheidene honderden gevangenen zijn bin nengebracht. Van de Duitsche en Bulgaarsche legeraf- deelingen niets nieuws. Uit Albanië. BERLIJN, 20 Dec. (Korresp. Norden.) Het Berl. Tageblatt ontleent aan de Nouvelliste het bericht uit Parijs, dat de Italiaansche troepen, die in Walona ontscheept werden en die ongeveer 30,000 man sterk zijn, naar het binnenland van Albanië vervoerd werden. In afwachting van ve dere versterkingen moet hun werkzaamheid hierin bestaan, een concentratie basis voor te bereiden voor de naar Montenegro en Albanië gevluchte Serviërs, de provian- deering dezer troepen en die der Servische burgerbevolking te verzekeren, de wegen in gereedheid te brengen voor een later offensief, en den opstand van Albaneesche stammen den kop in te drukken. Griekenland en de mogendheden. BERLIJN, 20 Dec. (Korresp. Norden.) Uit Athene wordt aan de Lokal Anzeiger geseind, dat in de laatste 8 dagen door de geallieerden te Saloniki 5000 man werden ontscheept ter versterking van de omstreken van Saloniki. Daar met verschillende maatregelen door de geallieerden genomen, de grenzen overschreden waren van de Grieksche concessies, ontving generaal Sarrail uit Parijs de opdracht, die grenzen te eerbiedigen. Volgens ontvangen berichten heeft de re geering van Griekenland slechts formeel ge protesteerd tegen het oprukken van Duitsch- Oostenrijksche troepen, die op Grieksch grond gebied de vervolging der geallieerden zullen voortzetten, doch ziet zij van eiken maatregel van geweld af. Oproeping landstorm lichtingen 1912 en 1916. In de Memorie van Antwoord over de Oorlogsbegrooting deelt minister Bosboom mede, dat het eerste gedeelte van de land stormlichting 1912 (dat zijn dus de vrijge stelden en vrijgeloten van de militielichting 1912) zal worden opgeroepen tegen begin

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1915 | | pagina 2