Van het Oostelijk oorlogstooneel.
Scheidemann (soc.-dem.)
«Ik verklaar hier in opdracht van het be
stuur der sociaal-democratische Rijksdagfraetie
het volgendeLedebour had slechts in op
dracht, over het taai-artikel te spreken. (Hoort
HoortWat hij daarnevens zeide, komt
voor zijn eigen rekening en moet hijzelf al
leen verantwoorden.(Levendige toejuichen-
gen.)
Staatssecretaris Delbriick
«Dit oogenblik behoort voor ieder, die het
beleefde, tot de bitterste herinneringen. (Le
vendige toestemming.), daar de critiek van
Ledeoour ongrondwettig (toestemming) en in
den vorm kwetsend was (toestemming) en
aan de persoon van onze meest-gevierde le
geraanvoerders uitgeoefend werd.« (Toejui
chingen.)
Goede en slechte elementen.
De zenuwen. De gewonden.
Waaraan men wel en niet went.
De stemming der militairen.
Men schrjjft van Vlaamsche zijde:
Madam, kunnen wij hier overnachten
Met deze vraag kwamen een Feldwebel en
eenige Duitsche soldaten bij een burgervrouw
in Rousselaere.
Mijnheer, ik heb één kamer vrij. deze
van mijn zoon, die soldaat is in het Belgisch
leger. En die kamer is als een relikwie voor
mij. Sedert het vertrek van mijn jongen, heb
ik er niets op veranderd, en ik treed er alleen
binnen als 't harte mij te vol is en ik wee-
nen moet. Die kamer zou ik u dan moeten
afstaan.
Neen, neen, hernam de Feldwebel. Wij
zullen die kamer niet betreden elders vinden
we wel plaats. Ik begrijp uw gevoel.
En na beleefden groet ging de overste met
zijn mannen heen.
Wie hoort niet liever zoo'n staaltje ver
tellen dan verhalen van brutaliteit en geweld
Wij, Belgen, worden wel eens beschuldigd
van eenzijdigheid. Waarlijk, niemand moet er
ons van overtuigen, dat er onder het Duitsche
leger allerlei elementen, goede en slechte voor
komen ik heb zachte, goedige, eerlijke Duit-
schers ontmoet en hoe zou het anders kun
nen maar ook ruwe, brutale. Wat wij
schandvlekken is 't systeem eerst de schen
ding onzer neutraliteit, dan de gruwelijke
schrikaanjaging in iedere streek, waar het le
ger vertoeven moest rond Luik, Thienen, Di-
nant, Mechelen, Dendermonde, Rousselaere en
bij de Yser en eindelijk het laffe, dat een
groot leger komt leven op de welvaart van
een klein volk, dat altijd gedachten des vredes
had jegens naburen.
Goede en slechte elementen.Nog een
voorbeeld.
Een Duitsch deserteur toonde hier in
Zeeuwsch-Vlaanderen een rozekrans en ver
telde
Die heb ik van een twintigjarig meisje
gekregen. Het was rond Rousselaere ik moest
twintig man aanvoeren. Wij waren samen op
een hoeve. Eenige mijner mannen wilden zich
vermaken met de dochter. Ze sleurden haar
mee in den dans en drongen haar hun lief
kozingen op. Het meisje schreide. Ik trad hef
tig op, bevrijdde haar en dreigde de schul
digen met straf. Anderen mijner mannen
steunden me. Het meisje stak wat later deze
rozekrans in mijn handen en zei«Uit dank
baarheid.* Ik zal dit geschenk nooit weg doen.
Deze militair was gedeserteerd, nadat hij
bij Poelcapelle (niet ver van Rousselaere) in
de borst gewond was. Drie dagen had hij ach
ter 'n boscbje gelegen en ontzettend geleden.
Toen greep de gruw vooi* den krijg hem zoo
hevig aan, dat hij zijn herstelling niet me r
blijven kon »Ik zou gek geworden zrjn*,
verklaarde hij.
O, veel zenuwgestellen worden in die natte,
slijkerige loopgraven, onder dat waken en
wachten weken lang, in de schaduw van den
dood, die om de soldaten been maait en velt,
slaat en stormt, geweldig aangetast. En dik
wijls als ik de soldaten van het front hoor
vertellen, denk ik aan wat een Franschman
uit de loopgraven schreef: De verdienste, de
roem van ons zal nu zijn niet krankzinnig
te worden.
»'t Duurt lang*, «er is geen voort uitgang*,
»men zet niet door*, 't wordt met een zekere
onverschilligheid gezegdver van het front,
waar men alleen van den oorlog in de kranten
leest, Maar, wie nabij het front woont, huivert
weer eiken dag.
«Voor mijn deur«, vertelde me een vrouw uit
Rousselaere, «stonden automobielen met ge
wonden. Een lange rijIk kon er niet naar
zien en telkens moest ik weer. Daar lagen die
arme kerels in hun eerste verband, 't Waren
Duitscbers, het waren onze vijanden. maar
't waren toch iemands mannen, iemands kinde
ren. Voor ons lag er een te sterven. Een kame
raad kwam met een glas wijn. De gewonde
schudde het hoofd. De vriend bood een stuk
van een appel aanWeer dat treurig
hoofdschudden.O, die trek van lijden,
van pijn, die lijkkleuren als ge dan
zelf een geliefde in den oorlog hebtWij
lijden meer dan zij, die van den oorlog niets
zien
Een officier kwam even in mjjn huis. Hij
vroeg wat te rusten. Toen schreide hij. en
vertelde, dat hij te Passchendaele zooveel man
nen verloren had. 't Was verschrikkelijk, zei
hij. Wat zag hij er afgemat uitIk bood hem
voedsel aan. Maar hij aanvaardde alleen een
kop koffie met cognac, 't Was voor zijn ge
schokte zenuwen.
's Avonds hoor ik aan mijn deur kermen. En
'k zeg u waarachtiglijk, dat ik »manna« hoorde
roepen, 'k Ging zien. Een Duitsch soldaat
stond tegen den muur te kreunen, 'k Riep hem
binnen °n 'k verschrok, dat er hij nog zoo jong
uitzag. Hij was zeventien jaar, een vrijwilli
ger. Zeker in zijn woonplaats den kop zot ge
maakt van «Krieg* en »Sieg«, en dan getee-
kend, peinzend, dat hij op avonturen ging.
Hij had nu een vervaarlijk gezwel in den
nek 't was of 't brandde. Ik maakte er seffens
pap voor klaar en legde die er op. De jongen,
't kind eigenlijk, moest naar zijn kwartier,
'k Zei dat ie morgen terug mocht komen, om
dat gezwel te laten pappen 'k heb hem niet
meer weergezien. O, wat is de menschheid toch
wreed
't Is treurig te Rousselaere... O neen,'tis
niet alleen, omdat het werk er stilligt en de
drommen ondersteunden grooter worden niet
alleen, omdat veel schamele armen, die maar
niet besluiten kunnen, de hand uit te steken,
ellende lijden niet alleen omdat veel burgers,
achterdochtig geworden, niet meer schertsen
en slechts 't noodige zeggen dat alles werpt
als een waas over de eens zoo nijvere bewe
gelijke stad, nu 't doodsche Rousselaere mtt
zijn 250 uitgebrande huizen.
Maar die nabijheid van 't front en wat men
dus van de oorlog zietversche troepen, weg-
marcheerend naar de eens lachende streek,
Becelaere, Zonnebeke, Moorslede, Passchen
daele, Poelcapelle, nu een doodsvallei als
de huizen daveren van 't kanongebulder, te
weten, dat hedennacht of morgen treinen en
auto's weer gewonden aanbrengen de begra
fenissen, niet alleen van bezweken soldaten,
maar ook van oude burgers, gevlucht uit de
vechtlinie, doch niet meer bestand tegen ont
bering en ontroering, en daardoor toch te
vroeg gestorven. Dat maakt het vooral treu
rig in zoo'n stad. Altijd weer de verschijn
selen, die u doen denken wat is 't mensch-
dom wreed
Men wordt aan veel gewoon aan 't eten
van grauw brood, aan 't rantsoen, aan het
branden van hout, aan de verlichting met kaarsen
of tietslantaarns, enz. Eenige weken geleden
werd een burger 's nachts uit een logement
gehaald het was een vreemdeling, hij werd
verdacht brieven te vervoeren, al vond men
er geen bij hem. Over die spionnage, dat
verraden, het ooren hebben der muren, ver
wondert men zich niet meermen wordt er
ook aan gewoon en.is voorzichtig. Troepen,
die door de stad marcheeren, ach, men kijkt
er niet meer naar vroeger, ja, dan leidde men
hieruit voorspellingen af. Men is er ook aan
gewoon nu. Alleen wanneer aviateurs elkaar
bestoken boven de stad, staat men met den
neus in de lucht, maar niet meer voor een
een enkel aeroplaan.
Doch de meesten kunnen zich niet wennen
aan de menschenslachting, aan welke men
hier door de convooien gewonden steeds her
innerd wordt,
Er is iets gedrukts over de Duitschers ge
komen. Wij zeggen dit niet in overdreven
optimisme en we gelooven geenszins aan voel-
vuldige gevallen van desertie of dienstweigering,
al ziet men nu en dan een stoet Duitsche
gevangenen, de handen op de rug gebonden.
Neen, als 't bevel «Voorwaarts klinkt, dan
stormen de soldaten ook voorwaarts, als is
't naar den dood.
Maar de geestdrift is weg. Er wordt harte
lijk naar 't einds verlangd. Men mist den
prikkel der overwinning. En zeer veel sol
daten wanhopen aan »Sieg« en zijn bekom
merd om de achtergelatenen thuis, in verband
met de schaarschte ginds. Dit alles drukt de
stemming.
Aan de Zeeuwsch-Belgische
grens.
In de paar laatste dagen is de troepenver
plaatsing in België zeer groot. Volgens ge
tuigenis van personen (Belgische ingezetenen),
die wij gisteren, Zondag, aan de grenzen
spraken, komen er heele legers langs de groote
route, dat is langs de lijn BruggeBrussel,
af die in de richting Gent en Antwerpen
teruggaan. Ook langs de grenzen staan thans
geheele nieuwe posten naar wij vernamen,
zijn de vorige manschappen in de richting
van het fort vertrokken. De grensposten be
staan nu hoofdzakelijk uit bereden manschap
pen en in de naburige grensgemeenten liggen
ook vele tot de marine behoorende soldaten.
In de omgeving van Maldeghems grondgebied
zijn ongeveer 1300 soldaten ingekwartierd.
Ook te Brugge is het vol met soldaten van
verschillende regimenten. Auto's en verschil
lende voertuigen rijden af en aan van en
naar het front.
Mag men de Duitsche manschappen geloo
ven, dan gaan hun troepen in de richting van
Ostende terug. Nog sterker drukte er een zich
uit, die wist mede te deelen, dat de bondge
nooten op een dag van de afgeloopen week,
zoo ze nog een paar uren langer hadden kun
nen vechten en zij meer reserves bjj de hand
hadden gehad, doorgebroken zouden zijn. Zij
hadden binnen Oostende kunnen zijn, maar
voor de versche manschappen, die de Duit
schers konden aanvoeren, moesten de bond-
genooten terug.
Dat er in de laatste drie dagen hard wordt
gestreden, getuigt het kanongebulder, dat geen
oogenblik ophoudt. Zelfs bij nacht wordt steeds
doorgeschoten, Zondag tegen den avond werd
in de richting van Zeebrugge vermoedelijk
nog op een vliegmachine geschoten met ka
non- en salvovuur uit klein geweer. Er wor
den drukke verkenningen gedaan langs de
geheele kust.
Bede der boerenkinderen
op de oorlogsvelden
van Europa.
«Terwijl wij in de auto van het eene ver
woeste dorp naar het andere reden, zagen wij
niets anders dan af en toe een paar schuwe
boerenkinderen, die van verre reeds de handjes
omhoog staken«.
(Bericht uit een dagblad.)
Waar d' automobiel langs de wegen raast,
Langs 'trookende oorlogsveld heen,
Daar staan aan den boschrand een boerenknaap
En een meisje schuw bijeen.
Ze heffen van ver reeds de handjes omhoog,
Wjjl heel hun lichaampje beeft
En toonen deemoedig dat heusch geen van twee
Een sabel of schietgeweer heeft
En sidderend smeeken Ze: „Laat ons toch gaan,
„Wjj hebben toch immers geen kwaad gedaan I"
Ons vader ligt ginds in den rozengaard
Men bonsde op het venster te nacht,
En als men de deur verbroken had,
Werd vader naar buiten gebracht.
Nu ligt hij zoo stil op het tuinpad ter neer,
Zjjn oogen ten hemel gericht;
Daar gonsden veel vliegen hem om den mond.
Wij joegen ze van zijn gezicht.
Maar och, zie ons daarom zoo boos niet aan.
Wij hebben daarmee toch geen kwaad gedaan 1
Ons moederken is in ons huisje nog
Zij breidde met angstig geween
Haar armen, terwijl z'om genade bad
Om al hare kinderkens heen.
Toen klonk daar een schot en toen vloeide haar bloed
Dan heeft ze geen woord meer gezegd
Den zakdoek, dien 'kop mjjn verjaardag kreeg,
Heb ik op haar wonde gelegd.
Maar 'k bid u, laat ons toch in vrede gaan
Wij hebben daarmee toch geen kwaad gedaan!
Ons broerken bij haar in zjjn wiegje slaapt,
Dat is nu zijn grafje meteen
Ook heeft hjj geen zerk of geen kruis van doen
De muur van ons huis is zijn steen.
Wij hebben wat bloemekens afgeplukt
En die in zijn handjes gelegd
En op onze knietjes tusschen het puin
Elk twee Vader-onskens gezegd,
Maar k bid Ulaat nu ons beiden gaan
Wij hebben óók nog geen kwaad gedaan.
Ons dorpjen is heelemaal platgebrand
En, - is dat geen bittre spijt?
Mijn springtouw en mjjn popje Marie
Die ben ik nu allebei kwijt.
Ons kerkje, waar 'k altijd met Moeder bad,
Ligt nu verwoest; en Ons Hoer
Ligt met zjjn zeeg'nende handen stuk,
In stof en steenen terneer,
Waarom moest men Hem ook in stukken slaan
Had Christus dan ook al wat kwaads gedaan
Hier achter het woud, in een lange rij,
Tot ver door dat korenveld heen,
ï^aar liggen veel mannen in-bont gewaad
Verpletterd en bloedend dooreen.
Die bovensten drukken met hun gewicht
De ondersten zeker wel zwaar
Nog gisteren waren ze vreeselijk boos,
En nu nu omhelzen z'elkaar
Die mannen, in stapels opéén gelaan,
Zog, hadden die allen zoo'n kwaad gedaan
Gy deftige heer, en gij ook mevrouw
Gij reist nog zoo welgemoed,
Uw kleederen zijn nog zoo welgesteld
En geen van u beiden bloedt.
O, ware het ook, dat ge uw leven lang
Nog nimmer één mensch hadt bemind,
Zoo stort nu toch tranen van medelij
Om 'thulp'looze Belgische kind.
Want wien er de oorlog ook aan moog gaan,
De kinderen hebben geen kwaad gedaan 1
Bovenstaand gedicht, lezenswaard om vorm
en inhoud, is ontleend aan het Februari
nummer van het maandblad Licht en Liefde
onder redactie van Hilbrandt Boschma te
Ruurlo ^Gelderland). Het gedicht zelf is
afkomstig van den redacteur, die tevens
evangelist is.
Nieuwe ontferieeërs.
Verleden Maandag is de eerste onderzeeboot
te Antwerpen-Hoboken te water gelaten. De
machinerieën moeten er echter nog in ge
plaatst worden. Deze worden niet te Antwerpen
gemaakt en moeten uit Duitschland aangevoerd
worden. Het is onwaar, dat de Antwerpsche
metaalbewerkers aan de duikboot werken.
Geen enkele Belg, uitsluitend gemilitariseerde
Duitschers worden op de scheepswerven van
Cockerill en van de Ohamtier Naval, waar de
onderzeeërs vervaardigd worden, toegelaten.
Er zijn dezer dagen nog een paar honderd
Duitsche werklui, meest uit Wilhelmshaven
en Hamburg afkomstig, te Hoboken aange
komen om nieuwe onderzeeërs op stapel te
zetten.
Russisch tegenbericht.
PETROGRAD, 20 Maart. (P.T.A.) De Groote
Generale Staf berichtAan den rechteroever
van de Njemen werden de Duitschers na het
gevecht van Tauroggen teruggeslagen naar
de overzijde van de grens.
Nog een andere Russische afdeeling heeft
na een verwoeden aanval op 18 Maart te 8 uur
's avonds Memel bereikt en zich na een straat
gevecht, waaraan de bewoners deelnamen, mees
ter gemaakt van de stad. Aan den linkeroever
van de Njemen werd de vijand ten gevolge
van de gevechten van de laatste dagen genood
zaakt het vlek Pilwiszki en de streek ten
oosten van de linie Ozero-Dusia-Kopciowo
te ontruimen.
Aan den rechteroever van de Nare.f behou
den de gevechten hun partieel karakter. Een
aanval der Duitschers bij Myszinec in de rich
ting van Kadzilo werd afgeslagen. De Duit
schers hadden sterke colonnes in het veld
gebracht en leden ontzaglijke verliezen.
Aan den linkeroever van de Weichsel is
niets veranderd.
In de Karpathen hebben wij, volgens na
dere berichten, door onzen tegenaanval ten
zuiden van Cienkowitsj een zware nederlaag
toegebracht aan de 39ste honved-divisie
In de streek bezuiden Gorlisj hebben wij
in een tegenaanval op Oostenrijksche eenheden,
die een krachtigen aanval deden, meer dan
300 krijgsgevangenen gemaakt.
Bij Moldawska hebben wij een versterkte
hoogte genomen. De tegenaanvallen van den
vijand, zoowel als zijn herhaalde aanvallen in
de streek van Rozanka zijn zonder resultaat
gebleven.
In Oost-Galicië is een gevecht begonnen in
de richting ten Noorden van Nadworna. De
vijand houdt daar een zeer sterke stelling
bezet.
De vijand heeft in den ochtend van 18
dezer uit Przemysl het vuur geopend op onze
stelling en dit voortgezet en daarbij een tot
dusverre ongekend groote hoeveelheid muntie
verschoten.
Op 19 dezer te vijf uur 's ochtends, deed
een sterke troepenmacht van het garnizoen
een uitval in oostelijke richting naar het
front Medyka-Bykow-PIessowitsj. Tegen twee
uur 's middags werd de vijand, die onze
loopgraven niet had bereikt maar zware ver
liezen had geleden, teruggeworpen op de
fortenlinie,
Wij namen ongeveer 3000 man, waaron
der 78 officieren gevangen en maakten zeven
mitrailleuses buit van de 23ste honved-divisie,
die den kern uitmaakt van de bezetting der
vesting.
ST. PETERSBURG, 21 Maart. (Pet. Tel.-
Ag.) Mededeeling van den grooten generalen
staf
Ten westen van de midden-Njemen wo»dt
onze aanvallende beweging met goed gevolg
voortgezet.
Op de andere gevechtsterreinen op den rechter-
en den linkeroever van den Weichsel en in
Oost-Galicië zijn geen veranderingen van be-
teekenis.
In de Karpathen hebben onze troepen in
de streek van Avidnik en Smolnik een belang
rijk resultaat verkregen door eenige gedeelten
van de hoofdstelling van den vijand te nemen
en 2400 man met 46 officieren gevangen te
maken en 2 kanonnen en 5 mitrailleurs te
vermeesteren. Alle aanvallen van den vijand
in de richting van Uszok en van Mounkatch
zijn met goed gevolg afgeslagen.
Bij Przemysl wordt het artillerie-gevecht op
krachtige wijze voortgezet. Op het westelijke
front hebben wij bet dorp Krassitchine bezet.
Aan den geheelen omtrek van de vesting werd
het garnizoen in de richting van de fortenlinie
teruggeworpen.
ST. PETERSBURG, 21 Maart. (Reuter.
Part.) 20,000 granaten werden dagelijks uit
Przemysl gevuurd, voordat de jongste uitvallen
met noodlottigen afloop werden ondernomen.
Dit alles wordt beschouwd de laatste opflik-