Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen, JOHANNES. feuilleton. No. 2513. Zaterdag 10 October 1914. 25e Jaargang I DE OORLOG. ABONNEMENTSPRIJS Por 3 maanden 75 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent bij vooruitbetaling, Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. Interc. No 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 50 sent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte. Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courapt .erschijnt olken Z&tftrd&gmorye 11 bjj"~deD Uitgever M. DE .TONUE t. T.. K. Het bombardement van Antwerpen. Woensdagnamiddag een uur werd door den bevelhebber der Duitsche troepen aangezegd, dat hedennacht te drie uur met de beschieting der stad zal worden aangevangen, zoo deze zich niet in dien tijd heeft overgegeven. Het hevige schieten van diennacht veroor zaakte groote paniek, vooral onder de lagere bevolking. De stations werden bestormd en de treinen naar Nederland waren overvol vluch telingen. In Roosendaal is het stampvol met gevluchte Antwerpenaars. De Duitschers hebben met zwaar geschut de Nethe geforceerd; Lier en Cuntich zijn in brand geschoten. Door de bres tusschen Con- tich Vieux Dieu ('Ouden God) dringen zij nu voorwaarts en beschieten do tweede fortenlinie. Sinds gisteren is zwaar Engelsch scheeps geschut in actie, maar zonder veel hoop. He* bombardement van de stad Antwerpen aangevangen. ROOSENDAAL, 8 October. (Part. B.) Van nacht om twaalf uur is het bombardement van de stad Antwerpen begonnen. Ik heb vluchtelingen gesproken, die de granaten over hunne hoofden hebben hooreu fluiten Het kanongebulder is hier duidelijk te hooren. De karavanen vluchtelingen trekken eindeloos voort. De stad brandt aan den kant van Borgerhout in de richting van de Zuiderstatie. Dok het personeel van de Belgische Staatsspoor komt met de gezinnen gevlucht. Later Een der petroleumtanks is in brand geschoten. Het vuur heeft zich meegedeeld aan de Zuiderstatie. Daarna heeft men de petroleum uit de andere tanks laten weg vloeien. Vermoedelijk tengevolge van den bomaan- slag op het hoofdstation te Antwerpen ver trekken de treinen met vluchtelingen uit Eeckeren (ten N. van Antwerpen). Het zijn meeren-deels treinen van 40 rijtuigen, die tel- kens ruim 3000 menschen aanvoeren, Soldaten loopen hier rond met mandjes ge smeerde boterhammen. Een automobiel heeft 5 gewonden aangebracht. Een Antwerpsche spoorwegautoriteit deelde mij mede, dat een hom den koninklijken trein heeft beschadigd, die steeds in reserve staat aan het hoofdstation. LONDEN, 8 Oct. (Part.) Jones, de corres pondent van de Daily Chronicle te Antwerpen seinde gisteren, hoe in weerwil van den uit tocht van talrijke menschen het rustige ver- ti ouwen onder de bevolking heerschte dat zoo zegt hij de Duitschers de stad nooit zullen vermeesteren. Een groot aantal forten houden zich met groote hardnekkigheid staande en men meende, dat het bombardement, waarmede gedreigd is, slechts een door wanhoop ingegeven list was om te pogen de stad tot overgave te dwingen en haar tevens voor be schadiging te behoeden. Indien het werkelijk zoo is, dan zullen de Duitschers, verklaart de correspondent, zeer ontnuchterd worden, want de stad zal tot het uiterste verdedigd worden. Ook niettegenstaande er velen zijn gevlucht, nog vol met volk is, wat hij zoo verklaart, dat de bevolking gedurende de laatste weken is toegenomen met de uit de oostelijke, doör de Duitschers bezette plaatsen gevluchte in woners. Alles wordt gedaan om de verdediginsmid- delen te versterken en het leger te vermeer deren. De laatste 24 uren hebben de Duitschers met veel verorderingen gemaakt. Na hevige gevechten zijn zij er echter ingeslaagd tot Broechen (oostfront van de stellingen) op 7 mijlen afstand door te dringen. 1 en Oosten van Duflel (Zuidoosterfrond, a/d. Nethe) zijn de Duitschers vijftien malen door een moorddadig vuur van de Belgische mitrail leurs teruggeslagen en elke keer kon men de verliezen bij honderden tellen. Ook de Belgen hebben van het Duitsche geschutvuur zwaar geleden. In de streek om Waelhem (zuidfront, en ten Z W. van Duffel) is het geheele land onder water gezet. Wanhopige pogingen deden de Duitschers om door de Belgische linie langs de Nethe tusschen Duffel en Lier te breken, doch de Belgische mitrailleurs beletten hun steeds de rivier over te komen, terwijl de Belgen alle bruggen hadden laten springen. 6) Het grauwe schemerlicht van den morgen valt op een bleek, beschreid gezichtjede donkere wimpers liggen vast op de bleeke wangen om den mond echter speelt een gelukkig lhcbje zij droomt van het eenzame jagersbuis in het woud. Hoor, de klokken luiden, het is paschen. Plechtig zweven de tonen over de stad heen naar buiten over het bloeiende veld. hn toch is het heden geen door de zon vergulde paaschdag. Grauwe wolken verdonkeren den hemel, het heeft 's morgens in de vroegte geregend en aan de bladeren hangen de droppels nog als pas geweende tranen de lacht is echter zeer zoel en zacht en de viooltjes geuren waarlijk bedwelmend door deD tuin het is ten dier lentedagen, waarop men meent de ontwikkeling, het ontluiken der uatnur met de oogen te kunnen volgen het is, alsof ieder blad en blaadje zich ontplooit, de omhulsels der küoppen losspringen en lang zamerhand de bloesems te voorschijn komen. Dit zijn gezegende lentedagen, als er zulk een regen gevallen is, zoo zacht, zoo mild, dat zy zelfs bet meuschenhart weekmaken en tranen in de oogen lokken. Over den ouden stadsmuur buigt zich een meisjeshoofd en staart met wijd geopende oogen onafgebroken in de nevelachtige verte het is nog vroeg in den morgen, de laatste tonen der klokken sterven juist weg. Zy heeft nog nooit gemist in grootmoeder's kerkbank op zulke hooge feestdagen heden evenwel moest de oude dame alleen gaan, want teuida beeft hoofdpijn. Suse's vlierthee hielp niet; zy wil liever een weioig in den tuin wandelen. En zoo stond zy nu en zag naar het woud, voor het laatst, zoo als zy zich zelf beloofde; want, na de kerk zal johannes komen eu dan mag geen blik, geen enkele ooit weder vol verlangen naar ginds zweven, nooit weder. Eu al hangen ook haar oogen vast en gloeiend daar aan de overzy, de gedachten komen en gaan verward door elkander; het hart verzet zich met geweld tegen het besluit, dat haar edelmoedigheid en medelijden haar hebben afgedwongen. "'Johannes wil geen medelijdenhy wil bemind zijn en als gy zyn liefde niet kunt beaotwoordeo, zeg bet hem dac is dat oiet duizendmaal beter, dan dat gy hem liefde oelooft en voorliegt klinkt het verlei delijk in haar hart. Zy schudt treurig het Ook de Duitschers bedienden zich, behalve van hun kanonnen, van mitrailleurs, die zij op elk hoog gebouw plaatsten, waaruit de gevechtsliju van de Nethe werd bestreken. De Belgen antwoordden met elk hoog gebouw, waarvan zij konden veronderstellen, dat de Duitschers zich bij hun oprukken zouden kunnen bedienen, op te blazen. Het was later bekend geworden, dat de aanvallers er in geslaagd waren de Nethe in het oosten over te steken en dat zij slechts door het wanhopigeverzet van de Belgen verder in bedwang werden gehouden. Dit succes zou den Duitschers echter 20.000 man ge kost hebben. Hevig had de vijand sedert het dorp Linth (zuid-oostelijk van Antwerpen, tusschen de Nethe eu de binnenste fortenlinie) gebombar deerd. De plaats werd bezet gehouden totdat het geheel in vlammen stond. Om Dendermonde woedt het gevecht nog hevig en trachten de Duitschers te vergeefs de Schelde over te komen. Het is van het grootste gewicht voor de Belgen, dat zij de verbinding tusschen Antwerpen en Gent'naar het zuiden openhouden Gisteren (Dinsdag) tufte ik vertelt de correspondent nog - naar Waerloos dat op 18 K.M. van Antwerpen gelegen is en ik geloof, dat ik mij zeer goed verder had kunnen wagen. De aanval der Duitschers scheen tot stand te zijn gekomen. Aan mijn rechterhand wierp een Belgische batterij granaten in Mechelen, doch de Duitsche artillerie antwoordde niet. Aan mijn linkerhand, in de richting van Lier, werd zwaar geschutvuur gehoord, wat op een voorwaartsche beweging van de Duitschers duidde. 8 Van Waerloos terugkeerende, zag ik de Belgen nog juist een molen en een kerk op blazen. Het waren voorbehoedingsmaatrege- len, om de Duitschers bij een opdringende beletten als observatieposten te gebruiken. De strijd had zelfs bij het invallen van de duisternis nog niet opgehouden en den geheelen nacht bulderden de kanonnen van het fort van Berchem (van de binnenlinie) in Oostenlijke richting. De Duitschers zouden volgens dezen corres pondent al hun 42 c. M. mortieren steeds op slechts één fort tegelijk richten. hoofd. Neen, neen, by zal het nooit bespeuren, dat zy niet mot een blij gemoed zyn verloofde werd het is nameloos zwaar, maar zy wil het volhouden. Zy weet, dat hy ongelukkig wordt als zy hem afwyst en zy gaat immers met hem, want hier neen. hier kan zij niet biyven. Wat hij zeggen zal, als hij hoort, dat zij hem ontrouw werd Ontrouw Ach neeu, tusschen hen was nog niets van liefde en trouw gesproken. Need, zy brak geen gegeven woord; geen verwyt kon haar treffen. Als een zoete heerlyke lentedroom was deze eerste liefde geweest, en deze droom zou nu geëindigd zijn Zou by om haar treuren Ja, slechts dat ééne wenschte zij te weten, of hy haar ooit zou kunnen vergeten. Zy zal hem nooit vergeten, nooit Den dag, toen zy hem ia het woud ont moette, den dag, waarop zy den tak en 't vers hier op den ouden muur vond, al de gelukkige, met verlangen verbeide uren, waarin zy naar den hoefslag van het paard luisterde, om zich dan met een kloppend hart, schuw, half achter het groen te verbergen en blozend zyn groet te beantwoorden Deen, dat ver geet zy niet, zelfs al werd zy zoo oud als grootmama. En luister Daar klinkt het als paardegetrappelvefbleekend ziet zy om ach God, hy is het werkelyk, z(j herkent reeds zyn donkere oogen, die vroolijk naar haar omzien. De uittocht te Antwerpen. Den ganschen dag door donderden die lange, ange treinen uit Antwerpen, met de Belgische locomotieven er voor, maar eindeloos aan tnsschen de perrons van het station Roosen daal. Dat is een groote stad van enkele honderdduizenden inwoners, die op den droeven raad van den bevelhebber der versterkte stelling, wel gansch leeg schijnt te jachten naar het Noorden en het Noordoosten, verbijsterd van angst voor het geweld der Duitsche'kanonnen. Ik zou u de bevolking van zoo'n groote stad moeten beschrijven, van al wat daar woont in de koopmanspaleizen en de krotten, in villa's en de achterbuurten, in de weeshuizen, de kloosters, de hospitalen, de krankzinnigenge stichten, om u een indruk te geven van dien niet te stelpen stroom vluchtelingen, die ons land nu uit de genoemde richtingen overwel digt, zoodat er geen helpen, geen ordenen aan schijnt. Langs den overweg zie je ze aankomen uit den donkeren avond, die eindelooze reeksen van in duister gelaten coupé's van goederen en beestenwagens, dat de machines slechts zwaarstampend vorderen met hun overal dicht samengedrongen last van vluchtelingen en al die inderhaast bijeengegaarde dingen uit de aan de beschieting overgelaten woningen. Zoo n groote volkstrek in verbijstering en schrik en hoe ze dan als schuw samendrom- mende kudden rondzoeken en vragen door het gedrang aan dit toch misschien wel uitge strekte station van ons land, ik kan het u niet beschrijven, u geen denkbeeld geven van deze oorlogs-ellende, onder de allerarmsten en de voornaamsteu van een burgerij, plots weg gejaagd uit hun huizen, hun zaken, hun be zittingen, hun stad en hun land. Die uit elkander gedrongen, smartelijk rondzoekende leden van een gezin, die gebrekkigen, die zieken, slap neergelegd op de steekwagens met bedden, zakken vol bagage geladen, omzwermd van gesluierde nonnen. De krijtende zuigelingen, en ach, die zielige vluchtende zwarte weesjes, de sombere monniken, en gruwzaam die vier derde klasrijtuigen vol met daar in donker opgesloten zinneloozen onder bewaking van de geestelijke broeders. En telkens weer honderden drommen, bleek, verkommerd. en telkens hoogere stapels tasschen, zakken, bundels en doeken, in lakens Een oogenblik kwam de gedaehte by haar op, weg te yleD, maar zy bleef staan, alsof de voeten in den grond geworteld waren t volgend oogenblik brengt het paard hem dicht bij den muur en het frissche mannelijk gelaat staart haar van heel naby aan. „Een lentegroet uit het woud," sprak hij en houdt haar een donkeren dennetak met smaragdgroene naalden voor; onwillekeurig strekt zy de hand er naar uit en grypt hem daarby wordt haar hand vastgehouden en' als in een droom hoort zy haar naam fluiste ren „teuida, myn teuida Zij staart hem aan met verbaasde blikken met een roosklenrigen blos wendt zich het bekoorlyk gelaat naar hem toedaar vertoont zich een doodeJijke schrik in haar trekken, zy stoot zyn hand byna heftig terug en snelt de kleine trap af; alsof zy zich bezint, blijft zy beneden staan en drnkr haar hand tegen het voorhoofd. Daar klinkt de hoefslag vaa een snel zich verwyderd paard tot haar door. „Koeneaad klinkt het aanstig van haar bleeke lippen en de armen worden uitgestrekt alsof zy hem vasthouden kon „koeneaad koeneaad I" Maar geen antwoord; rondom heerschte weder stilte, - de plechtige stilte van den Zondag. Uren zyn voorbijgegaan en nog aityd zit het meisje onder den ahorn, de dennetak vast in de gevouwen handen, het hoofd gebogen

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1914 | | pagina 1