Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Ontwerp Ouderdomswet Van
Minister Trenb.
MARCELLA GRACE.
No. 2447.
Woensdag 18 Februari 1914.
25e Jaargang.
FEUILLKTON.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 95 cent bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren. Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. latere. No 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 5 regels 50 oent; elke regel meer
10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courant verschjjnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen by den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen.
Die Treub is een manntjesputterzoo
hoorden wij terecht een dezer dageD uitroepen.
Met een spoed, zooals nog nooit te voren door
een minister betracht, heeft dezen bekwame
vrijzinnige minister het zoover weten te brengen,
dat reeds nu een ontwerp van wet op staats-
pensioenneering bij de tweede kamer is inge
diend. De clericalen, die in het bijzonder
onze afgevaardigde de heer de Muralt zoo
dikwijls voor volksmisleider hebben uitgemaakt,
omdat hij zich verstoutte met kracht de staats
pensioenneering te propageeren, zetten nu een
zuur zoet gezicht. Het volk, zoo menigmaal
door hun laster aan het wankelen gebracht, leest
in de bladen en hoort luide verkonden, dat
de wet op de staatspensioenneering werkelijk
bij de tweede kamer is ingediend, ten spijt
van alle booze voorspellingen van de z. g.
politieke christenen.
Het is intus8chen eigenaardig op te merken,
dat de linkerzijde, toen minister Talma zijn
wet voor ouderdomsverzekering met gedwongen
premiebetaling verdedigde, reeds een deel van
de staatspensioenneering tijdelijk in de wet
hebben geforceerd. En dat natuurlijk tegen
de bedoeling van Talma in Het bekende
amendement, van de heeren Tydeman, Drucker
en Goeman Borgesius, dat bedoelde aan alle
70-jarigen die het noodig hadden 2 gulden
per week te doen uitkeeren viel wel is waar,
maar de heer Duijs, wist toch heel handig een
amendement aangenomen te krijgen op artikel
369 van de wet Talma, waarbij werd vast
gesteld, dat reeds 6 maanden na de atkondiging
der wet in het staatsblad, artikel 369 in
werking zou treden, waarbij aan ieder 70-jarige,
die gedurende de laatste tien jaren 156 weken
in loondienst was geweest en niet in de ver
mogens belasting was aangeslagen, ƒ2,per
week zou krijgen.
Wij herinneren er even aan dat dit artikel
slechts een overgangsmaatregel inhield dat alleen
zou gelden voor de zeventigjarigen die vóór
December 1916 dien leeftijd zouden hebben
bereikt. Volgens genoemd artikel zou niemand
toch, die na Dec. 1916, 70 jaar zou zijn, worden
Een roman uit Ierland.
ROSA MULHOLLANI).
24)
Kilmorey wierp zijne maar al te zeer ge
gronde voorgevoelens van naderend onbeil
ver van zicb, als eenen mantel, die zjjne
vaart belemmerde en reed voort in bet vroo-
1 ijk zonnelicht met iets van het gevoel in zicb
dat eene ziel moet hebben, die plotseling en
onverwacht het paradijs binnentreedt. Deze
nienwe indrukken die zjjne droefgeestige stem
ming volkomen onderdrukten, waren even
friscb als de geur der heidebloemen, die door
den wind tot hem gevoerd werd. Toch was
zfjoe gewoonte om zicbzelven te peheerschen
zoo sterk dat het machtige gevoel dat pas
in hem ontwaakt was zich slechts openbaar-
de in den helderen glans zijner oogen en den
vrooljjken trek om zjjnen mond als hij met
de zweep klapte en opzag naar de rotsen en
bauken die door het zonlicht met een purpe
ren gloed werden overtogen of naar den hel
deren hemel boven hem geheel doorgedrongen
van het genot dat lieve gezichtje vlak bij
zich te hebben half naar hem toegekeerd,
een geheel kostelooze uitkeering hebben ge
kregen, hoe behoeftig hij ook zoude zijn.
W ij weten nog goed, hoe heftig de heer Koel-
mans in de verkiezingsdagen door den heer de
Muralt werd aangevallen, omdat hij in een bro
chure door zich vaag uit te drukken den indruk
had trachten te verwekken, dat alle behoeftige
zeventigjarigen een uitkeering volgens de wet
Talma in den vervolge zouden hebben gekregen.
Die verkeerde indruk icerd gewekt, doordat de
heer Koelmansbij vergissing in de bro
chure had vergetente vermelden dat een en
ander slechts voor lien gold die voor Dec. 1916
70 jaar werden en slechts loonarbeiders betrof.
Hoe misleidend het was, om het in de ver
kiezingsdagen te doen voorkomen, zooals in
genoemde brochure is geschied, dat de be
hoeftige arbeiders van 70 jaren een ui keering
zouden krijgen, volgt wel hieruit, dat de uit-
keeringen die Talma en de schrijver der bro
chure bedoelde totaal op £'/s millioen werden
geraamd, terwijl nu blijkt, dat de uitkeering
volgens de wet Treub en dat nog wel met
uitsluiting der bedeelden, een uitgave van
14 millioen per jaar zal vorderen.
Wel is waar zijn de uitkeeringen volgens
art. 369 der wet-Talma veel hooger dan 2'/a
millioen opgeloopen, door de vrijgevigheid
bij de toepassing van het artikel aan den
dag gelegd, maar het blijft een feit, dat de
wet-Treub, die zells de bedeelden uitsluit,
ettelijke millioenen meer kost dan art. 369
der wet-Talma. De voorstelling, in de ver
kiezingsdagen van rechts, alsof alle behoef
tige arbeiders van 70 jaar een uitkeering
zouden krijgen volgens art. 369 was geheel
en al valttch
Dat inderdaad de heer Treub, die eigenlijk
uit beginsel niet voor staatspensioneering was
en nog niet is, vanzelf met een wet op de
staatspensioneering moest komen, volgt duide
lijk uit de Memorie van toelichting die het
wetsontwerp vergezelt. Wij lezen daarin
»Nu artikel 369 is ingevoerd geheel on
afhankelijk en los van de verdere bepalingen
der Invaliditeitswet, heeft dit artikel van een
overgangsbepaling alleen deD naam, het etiket,
en heeft bij zijn invoering ook de zooeven
bedoelde rem (n.i. de eisch van bet in loondienst
arbeid verrichten, Red.) ontbroken. Het derde
vergunde hij zich zeiven toch slechts af en
toe een blik 'er op te werpen. Eindelijk hield
hij het paard in op den top van eenen heuvel
en zeide
„Wanneer gjj nn even op wilt staan, Miss
O Kelly, zal ik u wijzen waar Dietrosna aan
dezen kant aan mijne eigene bezittingen en
aan die van Mr. O'Flaberty grenst. Ik zeg
mjjne eigene bezittingen want ofschoon nage
noeg alles wat wij van hier af kunnen zien,
uit mijne banden in die van mijne pachters
als hun eigendom is overgaan, is dit ge
deelte het kostbaarste wat ik bezit is het
om zoo te zeggen mijn oogappel. Ik kan n
niet zeggen, met welk een ongeduld ik af
wacht, of mijne plannen slagen zullen.
„Hebt gij er tot nu toe al voldoening van
gehad?" vroeg Marcella, die op de trede jan
het karretje stond, en zich met eene hand aan
de leaning om de bank vosthield, terwijl zjj
met de andere hare oogen tegen het zonlicht
beschutte, om beter in de vroolijke valei voor
zich te kannen zien in de richting, die Bryan
met zijne zweep aangaf.
„Kijk hierdoor," zeide hij, haar eenen kijker
aanbiedend „en uwe oogen zullen u het ant
woord op uwe vraag geven. Aan deze zijde,"
waar gij witte muren en nieuwe rieten daken
ziet en waar hier en daar die vuile ongezonde
mesthoopen bij de deuren ontbreken en alles
erover t geheel netter uitziet, wonen eenigen
van mijne pachters, die zelf grondeigenaars
lid van art. 411 der Invaliditeitswet, in
houdende, dat de overige artikelen dier wet
uiterlijk drie jaren na de inwerkingtreding
van art. 369 van kracht zullen worden, kan
zelfs den schijn, dat de art. 369 en 370
werkelijk overgangsbepalingen bevatten, niet
redden.
Het verband, dat daar tusschen het inwer
king treden van art. 369 en dat van de ove
rige artikelen der Invaliditeitswet wordt ge-
legd, is louter uiterlijk. Voor de voorbereiding
van de invoering der overige artikelen der
wet, was en is het tijdstip der inwerkingtre
ding van art. 369 geheel onverschillig. Die
overige artikelen staan daarmede zoo weinig
in verband, dat zij in werking gesteld zouden
kunnen worden, al ware art. 369 zells niet
in de wet opgenomen. De gesplitste inwer
kingstelling van art. 369 en van de overige
artikelen der Invaliditeitswet beeft alleen tot
gevolg, dat, indien die wet ongewijzigd bleef,
een nieuwe willekeurige scheiding zou worden
gemaakt tusschen meer en minder bevoor
rechten, naast de onbillijke grenslijn, waarop
hierboven reeds werd gewezen. Zij toch die
voor Dec. 1916 zeventig jaar worden, zouden
indien zij overigens aan den eisch van art. 369
oj art. 370 voldoen kosteloos een ouderdoms
rente ontvangen. De later komende 70 jarigen
zouden die rente slechts deelachtig worden na
gedurende korteren of langeren tijd premie te
hebben betaald.
In het ontwerp der Invaliditeitswet, gelijk
bet door de vorige regeering werd ingediend,
was de regeling op het stuk der inwerking
treding van art. 369 rationeel. Deze zou
plaats hebben tegelijk met het van kracht
worden van den verzekeringsplicht. Irrationeel
werd de regeling eerst, toen toegegeven werd
aan den aandrang tot vervroegde invoering
van art. 369, d.i. voor het in werking stellen
van den verzekeringsplicht. Die aandrang
was van de zijde der voorstanders van de
zoogenaamde Staatspensionneering verklaarbaar
genoeg. Toen er aan werd toegegeven, ivaren
dezen in beginsel meer dan hal/weegs tot hun
doel genaderd.
Het zou, terecht, als een onrechtvaardig
heid zijn g voeld, als later van de nieuwe
70jarigen betaling zou zijn gevorderd voor
het bekomen eener rente, die aan hunne
oudere en gelukkigere lotgenooten als een
geworden zjjn. Aan den anderen kant, waar
gjj door eene oude mand rook ziet opstjjgen
uit de helling van den benvel, ligt Distresna
en helaas zult gjj velen uwer onderdanen vin
den die als mollen in holen in de den grond
wonen".
„Waarom
„Omdat zy u zullen vertellen, (als zij ten
minste den moed hebben om te spreken), dat
de ondervinding vau allen, die, zoover hun
geheugen reikt, beproefd hebben eenige ver
betering in hun lot te brengen, bewezen heeft
dat ieder, die zjjne woning maar eenigszins
fatsoenlijk of netjes inricht, zijne pacht on-
middeljjk verhoogd ziet, voor bjj den tjjd heeft
om zelf eenig voordeel van zjjne verbeterin
gen te trekken, totdat bjj eindelijk gedwongen
wordt, om zjjne woning te verlaten en plaats
te maken voor eenen rijkeren pachter."
„Maar gij hebt hen toch nooit zoo behan
deld. Dat zoude gjj niet hebben kunnen
doen
„Ik moet helaas bekennen, dat er bjj het
leven van mijnen vader zoo gehandeld werd,
en dat men van mij verwachtte, dat ik het
voorbeeld van zoovele anderen in mjjnen stand
zon volgen. Ik vond de oudere lieden daardoor
volkomen onhandelbaar en wantrouwend. En
wat het jongere geslacht aangaat de beste
ouder hen beschouwen mjj reeds ais hunnen
vriend."
„En toch vind ik het jammer om de oude
vrije gift was toegevallen. Tegen zulk een
meten met twee maten zou, zoodra het in toe
passing zou ziju gebracht, het in het volk lévende
gevoel vooy recht en billijkheid krachtig in op
stand zijn gekomen.
Vandaar dat er, na de afzonderlijke invoe
ring van art. 369, naar het oordeel van on-
dergeteekenden geen keuze meer is. Die af
zonderlijke invoering heeft het pleit ten gunste
der kostelooze ouderdomsrente beslist."
De minister eindigt dat betoog met deze
conclusie
Waar aan het te niet doen der aanspra
ken, die aan art. 369 worden ontleend, niet
valt en niet viel te denken, bleef niet anders
over dan de scheidsmuren, welke dat artikel
tusschen bevoorrechten en uitgeslotenen optrekt,
omver te halen.
Wij hebben in het betoog van minister
Treub enkele uitspraken gecursiveerd, omdat
zij geheel bevestigen, wat door de voorstanders
van Staatspensionneering meermalenjis beweerd.
Toch moeten wij, in hetgeen de minister in
zijn memorie van toelichting ten beste geeft
voorzichtig zijn.
Nu de rechterzijde toch klop heeft gehad,
lijdt het geen twijfel, of er zullen wel enkelen
zijn, die behebt met de twjjfelachtige gave
tot het geven van vage voorstellingen zooals
wij die bij bovengenoemde brochure-schrijver
aantroffen, het zullen doen voorkomen, alsof
het inderdaad de bedoeling van Talma was
geweest om met zijn wet tot de staatspensioen
neering te komen. Daarom zij er uitdrukkelijk
op gewezen, dat Talma geheel onbewust zonder
het dus zelf te willen voor links den weg
naar de staatspensioenneering beeft gebaand.
Was echter rechts aan het bewind gebleven,
dan zou hiervan geen sprake zijn geweest.
Dan zou Talma ook wel gezorgd hebben, dat
de uitvoering van zijn artikel 369 niet meer
dan de raming, d. i. 2'/g millioen, zou hebben
gekost. Toen rechts gevallen was en dit
wordt den minister zeer ten kwade geduid
werd door minister Talma aan de bedoeling
van artikel 369 een geheel andere uitlegging
gegeven, dan de maker der wet zelf vroeger
had bedoeld. Immers ware het artikel bedoeld,
zooals 1 alma ze als demissionnair minister nog
liet uitvoeren, dan moet de raming van uitgaven
die het artikel zou medebrengen al zeer mis
leidend zijn geweest.
betrekking van landheer en pachter geheel
uit te laten sterven," zeide Marcella. „Het is,
dunkt mjj, zulk eene goede instelling als men
van beide kanten zjjnen plicht doet."
„Als men zjjnen plicht doet," zeide Kilmorey.
„Ongelukkig denken menschen, die eenige
macht kannen uitoefenen er meer aan, om hun
nen wil dan hunnen plicht te volgen, en in afge
legen plaatsen, zooals deze, is iedere eigenaar
van een paar morgens grond er aan gewoon ge
raakt zicbzelven als een sultan te beschou
wen. Wat mjj zeiven betreft, ik dacht lang
over de zaak na en kwam tot de slotsom
waarschijnlijk hebben vele menschen bjj het
begin van hunne loopbaan even edelmoedige
gedachten gehad als ik. Hoe weet ik, dat
ik mijn volgend leven niet gehecht zal wor
den aan den een of anderen vorm van zelf
zucht, die mjj de dingen in een geheel ander
licht zal doen beschouwen dan nu.
Ik wil daarom mjjzelven de macht ontnemen
om mjjne medemenschen te kunnen vervolgen.
Ik moet bekennen, dat mjj eene aangeboren
lust om als landheer op te treden zeer in den
weg heeft gestaan; en zelf nu nog gevoel ik,
dat wanneer ik de heerschappij over de rest
mjjner bezittingen kan behouden, ik dit zeker
doen zal. Maar niet als ik zoodoende niet
evenveel goed kan doen voor mjjne pachters,
als wanneer ik ze onafhankelijk maak. Ik
wil geen slaven onder mjj hebben."
Marcella antwoordde niet. In haar hart
TER NElMSd VOLKSBLAD.
NAAR HET EnGELSCH VAN