MARGELLA GRAGE,
FEUILLETON.
Staat geeft er dan niets om, of dat lijntje
Mechelen—Ter Neuzen iets opbrengt, maar
die vreemde Staat zal dan onder, misschien
onder een anderen naam, de exploitant worden
van een Nederlandsche haven. De Belgische
Staat geeft dan om dat goederenvervoer langs
de havens niets, maar hij zal trachten te zorgen,
dat die groote schepen die nu Ter Neuzen
aand> en en, als de haven gemaakt zal zijn in
de toekomst daar zullen komen, voorbij varen
naar Gent, Zeebrugge en Antwerpen.
Ik hoop dat de Minister, als het reglement
zal worden opgesteld en de verdere details
van de havens nog zullen worden behandeld,
ook rekening zal houden met de-Kamer van
Koophandel die bij het opmaken van het con
tract geheel is gepasseerd, en ook met de
maritieme vereeniging. die daar bestaat, ook
met de gemeente Ter Neuzen.
In de vierde en laatste plaats een enkel
woord over de heffing van kadegelden en over
de goederen die op den oostelijken kanaaldijk
worden gelost.
Het moet worden erkend, dat over t alge
meen het heffen van die kadegelden, waarover
vroeger wel is geklaagd, inderdaad den handel
in Ter Neuzen niet heeft benadeeld. Maar
ik vraag mij at, of de Minister of zijn adviseurs
wel goed op de hoogte zijn van de wijze waarop
de houthandel in Ter Neuzen wordt uitgevoerd.
De hout- en ijzerhandel en ook eenigszins de
steenkolenhandel, bloeien juist, omdat de
maatschappij MechelenTer Neuzeu op het
oogenblik nog vrijheid geelt van opslag. Al
die goederen kunnen daar maanden gratis
blijven liggen en daarom is het ook mogelijk
voor den houthandel om te concurreeren met
de verschillende havens van België. Maar
wanneer na voltooiing der havens, die hout
handelaars verplicht zullen worden hun hout
en ijzer te gaan lossen in die havens, en na
tweemaal vier en twintig uur, vooral als zij
niet in de pas staan bij maatschappij Meche
len —Ter Neuzen, kadegeld moeten gaan be
talen, dan spreekt het vanzelf, dat de concur
rentie met het buitenland niet meer kan worden
volgehouden en dat de bloeiende houthandel,
die nu niet alleen voor arbeiders maar voor
menschen uit alle standen in Ter Neuzen een
bron van inkomsten is, spoedig tot het verleden
zal behooren. Ik hoop dus, dat de Minister
deze quaestie ernstig onder de oogen zal zien.
De houthandel in Ter Neuzen is een depot-
handel en deze moet in stand worden gehouden,
waartoe de Minster kan medewerken.
Het is mij bekend, dat verschillende expedi
teurs er prijs op stellen om, desnoods op eigen
kosten, steigers en kaden te maken langs het
kanaal om goed te kunnen lossen. Wanneer die
menschen nu aan den waterstaat vergunning
vragen, eerst ondershands en daarna officieel,
dan zijn de heeren van den waterstaat er direct
bij om te zeggen wij zullen het niet kunnen
toelaten, dat in een internationaal kanaal
steigers worden gemaakt. Maar dan antwoorden
die vergunningvragers, dat er nooit een klacht
van België gekomen is. Vraagt men dan
waarom toch geweigerd wordt, dan wordt
eenvoudig geantwoord, dat er wel eens klachten
«zonden kunnen komen«.
Die schepen liggen er nu te lossen onder
zeer moeilijke omstandigheden. Zij moeten
de goederen met een steiger voeren over een
tien meter breeden dijk, dan over een sloot
en dan over een rijweg om zoo op het terrein
te komen. En al antwoordt de waterstaat of
de Regeeringja, maar de Belgen konden
eens gaan klagen, terwijl dit nog nooit is
geschied, dan is men er niet mede af. Ik
Een roman uit Ierland.
ROSA MULUOLLAND.
li)
Het was zqn gewoonte den naam zijner
vrouw, half uit znetit om te pochen, half ook
omdat hjj nog steeds vol liefde aan haar dacht,
in elk gesprek te mengen, onverschillig met
wien bij het voerde. De buren wisten dat en
zeiden dan, „ja Mr. Grace, dat zegt gij wel"
en namen er verder geen notitie van maar
Mrs. O'Kelly dacht dat hij deze vertrouwe
lijke medeeling juist in 't bijzonder aan haar
deed, en vond dat zeer merkwaardig. Had
iemand hem op hare komst voorbereid In
elk geval vereffend deze openhartigheid zijner
zijds den weg voor haar eigen mededeelingen
vrjj wat. „Dat weet ik Mr. Grace daar weet
ik alles van," zeide zjj, terwijl zij haar best
deed om eenen beschermende toon aan te
slaan, en haar zenuwachtigheid niet te ver
raden, „het is juist over uwe vrouw, dat
ik eens met u kom spreken."
Grace keek plotseling op en legde toen
zou daarom den Minister ernstig willen vragen
of hij mij wil beloven te probeeren, of hij
niet aan de particulieren, die vragen qm
steigers aan te leggen, dat kan toestaan, op
die wijze, dat zij de steigers zelf aanleggen
en dat daartoe desnoods vergunning wordt
gegeven tot wederopzeggens toe, zoodat,
wanneer België dan in de toekomst inderdaad
gaat klagen dat de scheepvaart want het
is een Belgisch kanaal wordt belemmerd,
dan beeft de Minister het direct in handen
om te zeggen in uw contract staat »tot
wederopzeggens toe« en gij moet nu de steigers
opruimen. Dan weten de belanghebbenden,
dat het zwaard van Damocles hun steeds
boven het hoofd hangt en dan zullen zij er
wel voor zorgen, dat de lossing zoo geschiedt,
dat er geen sprake is van eenige belemmeripg
van de scheepvaart. Als de Minister op een
en ander niet bevestigend kan antwoorden
en ik nul op het request krijg, hoop ik dat
de Minister ten minste dit laatste van mjjn
vraag omtrent de kadegelden in ernstige
overweging zal nemen. Dan heb ik ten minste
iets gewonnen.
Verder nog een enkel woord. In de Me
morie van Antwoord lees ik op bladz. ld:
«Daar de beschikbare ruimte nagenoeg steeds
wordt ingenomen en de vraag naar opslagterrein
voortdurend toeneemt, heeft de praktijk aan
getoond, dat de opslagterreinen aan hun doel
beantwoorden en de handel geen ernstige
belemmering door bet heffen van opslaggelden
ondervindt.
Deze conclusie kan onmogelijk van een
in'genieur, dus ook niet van den Minister af
komstig zijn. Met verbazing vraag ik mij
af, wie hier den Minister heeft ingelicht.
Welke zijn die opslagterreinen Men stelt
zich er niet mede tevreden, maar men berust
in den onmogelijken toestand, omdat die een
maal niet anders wordt gemaakt. Ik heb
zelf gezien, boe een schip met de diepte waar
mede het in het kanaal kwam, zeven a acht
meters uit den wal moest blijven. Met behulp
van een lange stelling werd de dijk bereikt.
De goederen, moesten dan over den tién
meters breeden kruin worden vervoerd, daar
na over een rijweg, en ten slotte over een
sloot. Eerst dan kwam men op het terrein,
waarvoor de handelaren zelf moeten zorgen.
Het is inderdaad natuurlijk niet met opzet
misleidend mede te deelen dat«de opslag
terreinen aan hun doel beantwoorden*. Men
berust in den naren toestand. Voila tout
Tot slot weusch ik den heer Minister te
wijzen op de groote noodzakelijkheid, om de
brug te Sluiskil electrisch te doen bewegen
De groote brug wordt dikwijls niet geopend
en men stelt zich tevreden met de kleine brug.
Een en ander zeer ten ongerieve van \le
cokesfabriek.
De heer De Muralt werd krachtig gesteund
door zijn vriend den heer Smeenge. De/e
vertrouwde dat naar aanleiding van hetgeen
de heer De Muralt in het midden had gebracht,
de geschiedenis van een en ander weer naar
voren zal worden gebracht.
De heer Smeenge liet vooral uitkomen, dat
door de havengelden misschien de handelaren
geen nadeel ondervinden, maar de schippers
er de dupe van worden.
De Minister van Waterstaat de heer Lely
beantwoordde den heer de Muralt vrij uitvoerig.
Z. Exellentie, wilde vooral ontloopen het geven
van een deel der kadegelden aan Ter Neuzen.
Wij drukken hieronder het antwoord van den
minister af
kalm het stuk grasgroen raoirée ter zijde,
waar hij, terwjjl hij sprak, voortdurend aan
alle kanten het licht bad laten vallen.
„Het is mij niet duidelijk, wat gij van haar
kunt weten," zeide hij, „daar geen van haar
standgenooten er zich een oogenblik om be
kommerd heeft waarheen zij ging en nie
mand zich al in die jaren, voor zij zich zoover
vergat, dat zij de vrouw van eerlijk wever
werd, met haar beeft ingelaten. Geen enkele
dame is ooit Mrs. Michael Grace op kou/en
zoeken, Mevrouw. Zij, die baars gelijken waren
bemerkten het niet dat haar arm hartje brak
hier in eene woning, die geen geschikt ver
blijf voor haar was nu kotut mevrouw,
om over haar te spreken wat hebt gij dan
wel te zeggen
„Dit alleen maar, dat ik nu pas ontdekt
heb, dat uwe vrouw de dochter van mijnen
eigen neef was. Gij moet het mij niet kwalijk
nemen, Mr. Grace ik heb haar nooit gezien
en haar vader is de eenige, die te veroordee-
len is."
Grace stond zijne bezoekster en bescherm
ster een oogenblik versuft met gevouwen han
den aan te starentoen richtte hij zich met
zekere waardigheid op.
„Het komt er nu niet meer op aan, wie te
veroordeelen is, mevrouw," zeide hij„ik deed
mijn best voor haar en nu is zij heengegaan,
daar waar alle nichten ter wereld m'ets meer
voor haar kunnen doen de engelen zingen nu
De heer LELY, Minister van Waterstaat
Mijnheer de Voorzitter! Ik wil natuurlijk
gaarne voldoen aan de verschillende vragen
door beide geachte sprekers gedaan om som
mige onderdeden nog in nadere overweging
te nemen, bepaaldelijk wat betreft hetgeen
de geaehte afgevaardigde uit Oostburg gevraagd
heeft omtrent verleenen van een vergunning
tot gebruik van rijkskanaalgrondeu.
Wat de opslagterreinen aangaat, moet ik
er op wijzen, dat indien ik althans wel met
de zaak bekend ben, die terreinen, die privaat
eigendom van den Staat zijn, zoo mogelijk
aan belanghebbenden verhuurd worden
De groote klacht van den geachten afge
vaardigde van Oostburg was, dat de gemeente
Ter Neuzen niet krijgt wat hij haar gaarne
zou toewenschen. Wij hebben hier echter te
doen met de uitvoering van overeenkomsten
en daaraan kan ik natuurlijk niet tornen. Ik
ben eenvoudig verplicht die te handhaven.
Dat die overeenkomst nu niet zoo geheel in
strijd kunnen zijn met de belangen van Ter
Neuzen, zou ik daaruit afleiden, dat zij bet
gevolg zijn van voorstellen van een commissie,
die in 1900 is ingesteld en die in 1901 een
verslag heett uitgebracht. In die commissie
was ook als lid opgenomen de toenmalige bur
gemeester van Ter Neuzen. Ik stip dit slechts
terloops aan, want hoe het ook zij, zooals
gezegd, heb ik met overeenkomsten te doen,
waaraan niet meer te veranderen valt.
Die overeenkomsten zullen alleen dan ver
vallen, indien het Rijk niet besluit tot uit
voering van de ontworpen werken, want in de
nieuwe overeenkomsten is de ontbindende voor
waarde opgenomen, dat zij zullen vervallen,
indien de Staten-Generaal de gelden niet toe
staan tot uitvoering van die werken.
Nu geloof ik, dat het grootste bezwaar van
den geachten afgevaardigde uit Oostburg hierop
neerkomt, dat bij een zekere vrees heeft, dat
de Regeering die werken niet met den noodigen
spoed en de noodige kracht zal doen uitvoeren.
Hij grondt die vrees op een uitdrukking in
de Memorie van Antwoord, nl. dat de werken
zoo krachtig mogelijk zullen worden aangevat,
als de geldmiddelen dit toelaten.
Mijnheer de VoorzitterIs het nu niet
meer geoorloofd iets afhankelijk te stellen van
de beschikbare geldmiddelen? Ik meen dat
de Regeering bescheidenlijk dat voorbehoud
moest maken, waar zij de geldmiddelen moet
aanvragen aan de Staten-Generaal. Worden
die in ruime mate gegeven, de geachte afge
vaardigde kan er gerust op zijn, ik zal dan
niet talmen de werken zoo spoedig mogelijk
te doen uitvoeren.
De geachte afgevaardigde schijnt te meenen,
dat niet genoeg geld ia aangevraagd voor de
onteigening en hij leidt daaruit af, dat de
Regeering niet de noodige voortvarendheid
heeft betracht. De ontwerp-onteigeningswet
beeft het Departement verlaten, ik wil aan
nemen dat zoo spoedig als de geachte afge
vaardigde zich voorstelt, dus in dezen zomer,
de wet tot stand komt, maar dan zijn wij er
nog niet, dan kannen wij nog geen geld uit
geven, dan komt nog de tweede tervisie-legging
en daarna de eindaanwijzing der perceelen.
Eerst wanneer die eindaanwijzing heeft plaats
gehad, is het regel, dat wordt overgegaan tot
aankoop in der minne en respectievelijk tot
gerechtelijke onteigening der noodige perceelen.
Toen ik deze begrooting kort na mijn
optreden ter hand nam, zag ik dadelijk dat
er niets kon komen van het uitgev-n van veel
geld in dit jaar voor het onteigenen van de
terreinen. Ik heb echter toch gemeend een
voor haar, mevrouw; maar toch ben ik u
dankbaar voor uw aanbod.
„Maar, Mr. Gracp, hoewel ik voor haar
niets meer doen kan. zou ik het toch wel voor
hare dochter kunnen.
Bij deze woorden onderging het gansche
voorkomen van den wever eene merkwaardige
verandering. Alle gevoel, alle waardigheid
verdween uit zijn trekken, eene mengeling van
list en triomf tintelde in zijn oogen en zijne
geheele houding drukte uit, dat hjj plotseling
begrepen had dat hier iets was, waaruit hij
voordeel zou kunen trekken.
„Dat mag zijn, zooals het wil mevrouw,
maar gij moet niet vergeten, dat zjj mijne
dochter ook is. Wat dacht gij voor haar te
doen mevrouw
„Uwe buitengewone openhartigheid maakt
mjjne taak lichter dan ik gedacht had," zeide
Mrs. O'Kelly. „Mr .Grace, ik zal even openhartig
zijn ais gij. Ik ben eeu kioderlooze vrouw en ik
heb er over gedaebt uwe dochter als kind
aan te nemen. Ik zal haar dan die plaatsin
het leven bezorgeD, waartoe de natuur haar
bestemd heeft, en die ook de plaats barer
moeder geweest is, en ik zal haar bij mijnen
dood goed bedenken."
„Zoo, zoo," zeide Grace, in de lappen zijde
woelende, terwjjl hij deed, alsof hij maar half
luisterde naar 't geen de oude dame zeide.
„Dat zou eene goede positie voor haar zijn. En
wat denkt gij dan voor mjj te doen, mevrouw
zekere som daarvoor op de begrooting te moeten
behouden, ten einde eventueel in de gelegen
heid te zijn de onderhandelingen omtrent den
aankoop van eenige perceelen te openen. Ik
wil er bij voegen, dat, indien de mogelijkheid
mocht bestaan meer terrein aan te koopen
dan het beschikbaar bedrag toelaat, ik geen
oogenblik zal aarzelen gelden daarvoor aan
te vragen, want het spreekt vanzelf, dat,
wanneer de Staten-Generaal bewilligen in het
onteigeningsvoorstel, zij tevens bewilligen in
het toestaan van de gelden, die noodig zijn
om den aankoop der gronden te betalen.
Waar van te voren te vqorzien was, dat in
dit dienstjaar niet veel voor aankoop van grond
besteed zou kunnen worden, heb ik niet de
volle daarvoor geraamde som op de begrooting
gebracht, doch is slechts f 60,000 aangevraagd,
met de bepaalde bedoeling, indien noodig,
later meer uit te trekken.
De beer De Muralt bleet het antwoord niet
schuldig
De heer DE MURALT: Een paarwoorden
tot den Minister aangaande de quaestie van
het contract. Zeer zeker, het contract met
de Belgische maatschappij is afgesloten en
wanneer de werken daar reeds waren, wanneer
die havenbassins reeds waren gebouwd en de
geheele zaak in werking was, zou er aan het
contract niet gemakkelijk meer kunnen worden
getornd Maar die werken moeten nog worden
gemaakt. Het duurt volgens den Minister
nog twee jaar, maar volgens mij zal het langer
duren voor zij worden aangepakt. Ik vertrouw
bet niet.
IndieD er beleidvol wordt opgetreden is het
zeer goed mogelijk tot een oplossing te komen,
vooral met de Belgen, want dat zijn goede
kooplieden. Wanneer men de detailpunten
van de havens gaat bespreken en hun eenig
ander voordeel aanbiedt, wanneer men zegt
gij moet de helft van dat kadegeld afstaan
aan Ter Neuzen gij krijgt er dit voor in de
plaats, dan zullen de Belgen, wanneer zij
daarin voordeel zien, wel toestemmen.
Het is iets nieuws, dat een contract niet
zou kunnen gewijzigd worden wanneer het
eenmaal gesloten is. Dat hangt er van af.
Men maakt vaak weer andere contracten,
men maakt soms wel twee, drie contracten,
daarnaast. Nu zou ik het bijzonder aangenaam
vinden wanneer de Regeering de Maatschappij
Mechelen -Ter Neuzen kon overtuigen, dat
het noodzakelijk is, dat zij een gedeelte van
de kadegelden afstaat aan Ter Neuzen. Ik
herhaal het nogmaals, het is niet te doen om
de f 5000 die Ter Neuzen in de gemeentekas
zal krijgen, maar om te verkrijgen, dat de
kadegelden behoorlijk worden ingevorderd,
zoodat er geen knoeierijen kunnen plaats
vinden. Ik hoop dat de Minister met de
Belgen alsnog in onderhandeling zal willen
treden, om hen te overtuigen van de nood
zakelijkheid, om een gedeelte van de kade
gelden aan Ter Neuzen af te staan. De Belgen
zijn goede kooplieden, daarmede valt met
goed beleid wel te bandelen.
Het is ons bekend dat het voortvarend hoofd
van onze gemeente niet stil zit, en alles doet om
het toekomstig havenbedrijf voor Ter Neuzen
zoo voordeelig mogelijk te doen worden. Naar
wij uit goeden bron vernamen, heeft de goede
samenwerking van onze afgevaardigde met den
burgemeester reeds dit ten gevolge gehad, dat
zeker bij de inrichting van de haveninrichting
enz. overleg zal worden gepleegd met het
gemeentebestuur.
Ook zal de kamer van koophandel en de
„Maar, Mr. Grace, gij zjjt geen bloedver
want van mij."
„Neen, mevrouw, ik ben ook niets van dat
meisje dat gij van mij wilt wegnemen na
tuurlijk, van dat kind, dat de troost van
mijnen ouden dag zou zijn, maar och, ik
zal nu wel zoo lang niet meer leven
Hierop volgde een lang gesprek, waarvan
de slotsom was, dat Mrs. O'Kelly den wever
vijftig pond per jaar aanbood, als hij haar
zjjne dochter afstond, op voorwaarde dat hjj
baar niet meer zou zien, behalve bij enkele
gelegenheden, wanneer zij het goed vond
dat Marcella hem een bezoek bracht. Maar
dit aanbod wees Grace verontwaardigd van de
hand.
„Zij komt morgen terug, dacht hij bij
zichzelven, dan biedt zjj mjj het dubbele, en
onderwijl praat ik er met het kind over. Dat
is zeker, wij znllen er een aardig slaatje uit
halen. Maar wij moeten niet te vlug zijn met
onze voorwaarden te maken. In elk geval is
het duizendmaal beter, dan het kind tegen
haren wil te laten trouwen, en dan de rest
van mijn leven van mijnen schoonzoon afhan
kelijk te zjjn. En als het meisje maar eens
gewend is bü de oude dame, komt zjj iederen
dag haren vader afhalen met haar rijtuig..
Gij zult nog wel eens met den onderkoning
eten, Michael Grace, voor gy sterft. De dulve
hale me, als 'i Diet waar is
Daar zij bemerkte, dat de oude man hoe
NAAR HET EnGELSCH VAN