Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. GmchWaardigd. Verdraagzaamheid. jNiet tot Het ttiterste. GEMEENTERAAD. De bespreking van de toekomstige haven werken van Ter Neuzen in de tweede kamer. No. 2430. Woensdag 17 December 1913. 24e Jaargang. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. Interc. No 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 6 regels 60 oent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Gfrootere letters naar plaatsi uimte- Redactie-adresNoordstraat 10, Ter Neuzen. Deze Courant verschijnt eiken Woeusdak- en Zater(la*mO r e II bfi den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen. Dr. Bos heeft Dog eens nader de portefeuille- kwestie behandeld. Voor wie vroeger nog mochten twijfelen, is thans wel alle twijfel weggenomen. Dr. Bos komt ongehavend nit den woorden strijd met den leider der S. D. A. P. te voorschjjn. Zoo goed Minister Cort v. d. Linden als de socialist Schaper bevestigden door hunne interruptie's (»juist« door den minister, »zeer juiste doör Schaper) de beweringen van Dr. Bos. Deze heeft opnieuw bewezpn, dat hij zijne reputatie van eeiljjk en oprecht politicus ten volle waard is. Zal men nu nog durven volhouden, dat het aanbod van Dr. Bos aan de S. D. A. P., om zitting te nemen in het kabinet, als mis leiding bedoeld was Dr. Knyper wilde met alle geweld twee zeer heterogene zaken aan elkaar koppelen, de zaak van het algemeen Kiesrecht en de oplossing der onderwijs kwestie. Zelfs kreeg bjj de coalitiebroeders geheel of gedeeltelijk mede. De minister wees dit af, maar wel wilde hij eene commisaie tot oplossing der onderwijs kwestie. Maar daar wilden geene coalitiemannen zitting in nemen. Dr. Knyper was zeer sterk tegen het aan- vaaiden van het lidmaatschap, door welke leden van rechts ook. Minister Cort v. d. Linden heeft gesproken in kalme, waardige taal, in verzoenenden geest. De R.-K. staatsman Loeff moest erkennen, dat de houding vau den minister conciliant was geweest. fin hjj zeide »Waar de zaak zoo staat, zon 't niet juist, niet oirbaar, niet verstandig en niet politiek zijn, wanneer wij op ons weigerend standpunt bleven staaD. Wij trekken deze weigering terug eu stellen ons beschikbaar, om, voor zoover men ons waardig keurt, zitting te nemen in eene staatscommissie*. De partij van den heer Loeff wenscht dus niet tot het uiterste met de sjacherpolitiek van Dr. Kuyper mede te gaan. Bet warme woord van den minister heeft blijkbaar eene goede plaats gevonden. Een zeer mooie toon bij de algemeene be schouwingen over de Staatsbegrooting voor 1914 sloeg zeker de heer Bos aan. Ook hjj sprak over het verwjjt aan de linker zijde gericht over verkiezingsmanieren. Het grootste evenement, aldus Dr. Bos, was de concentratie geweest. Men had dit het werk der Loge genoemd, voor spreker was het een werk der logica, door de omstandigheden ge boden wat de Loge is of deed spreker wist het Diet en verlangde 't niet te wetene Een onderzoek naar deze of andere, geestelijk of maatschappelijke orden wees hjj op onzen vrijen bodem afhjj was tegen alle inquisitie op elk gebied moet vrijheid bljjven heerschen. Was dit geen waardig antwoord op de baker sprookjes van deu clericalen heer baron Van Wijnbergen Ons is het nog niet duidelijk, hoe deze heer, die zelf zoo'n twijfelachtige reputatie, wat zijn optreden in de verkiezingsdagen be treft, heeft verkregen, over liuksche verkiezings manieren den staf durfde brekeo. In onze streek heeft het blad Zelaodia ge durig aan over de loge eu de vrijmetselarjj geschreveD, om haren lezers maar de noodige vrees in te boezemen, want bjj vele onont- wikkelden werkt het noemen van de namen alleen afschrikwekkend. Menschen niet een weinig ontwikkeling lachen natuurlijk om de praatjes, die Zelandia gedurig opdischte. Dr. Bos heeft mede door den algemeenen zin, waarin hjj deze zaak aanroerde, duidelijk aaDgetoond, dat de vrijheid het meest veilig is bg de vrjjzinnigen en verschillenden tegen standers eene mooie les ia verdraagzaamheid gegeven. Onze afgevaardigde, de heer de Muralt, heeft reeds gelegenheid gevonden, om op krachtige wijze op te komen voor de belangen van Ter Neuzen, in verband met de in de toekomst aan te leggen havens. Wij waar- deeren temeer dat de heer de Muralt deze werken in het parlement heett besproken, omdat het ons niet onbekend is dat de heer de Muralt nog niet geheel hersteld is, maar toch meende zich voor deze zaak beschikbaar te moeten stellen. Wjj meenen goed te doen de door den heer de Muralt gehouden rede in haar geheel te moeten afdrukken zooals de handelingen die ons doet kennen. De heer DE MURALT Mijnheer de Voor zitter Het zjj mij vergund eenige opmer kingen te maken naar aanleiding van de voor genomen werken nabij Ter Neuzen, namelijk de twee havenbassins, die daar zullen worden gebouwd. De in het Voorloopig Verslag ter zake voorkomende opmerkingen ik kan het den Minister wel zeggen ziju in hoofdzaak die, welke ook ik in de afdeelingen gemaakt heb. Ik moet zeggen, dat de beantwoording daarvan op blz. 13 der Memorie van Antwoord my in het geheel niet heeft bevredigd. In het Voorloopig Verslag zijn eigenlijk een viertal opmerkingen gemaakt. Vooreerst is opgemerkt dat de onteigening van de terreinen, noodig voor den havenbouw, niet krachtig genoeg wordt aangepakt. Het spreekt vanzelf, dat ik dankbaar ge stemd ben, dat er eenigszins in de richting van die onteigening zal gewerkt worden. Daarvoor is nu f 60.000 uitgetrokken, maar de geheele onteigening kan daarmede niet plaats vinden. Het is slechts een klein onder deel er van. Ik zeg dan ook, dat er veenigszins in de richting van onteigening* zal gegaan worden. Nu laat de Minister in zijn antwoord volgen, dat het wetsontwerp voor de geheele onteige ning reeds zyn Departement verlaten heeft. Ik wijs er op, dat het zeer goed mogelijk is, dat dit wetsontwerp vóór het zomerreces aan genomen zal zyn. Er blijven dan nog 6 maanden over om tot onderhandelen en aan koop der gronden te geraken. Nu viaag ik my af, waarom in die 6 resteerende maanden van 1914 niet de volledige onteigening tot stand kan komen. Het heeft my leed gedaan, dat slechts een klein gedeelte van het voor de onteigening benoodigd geld wordt aangevraagd, want ik zie er nu een soort van kapstok in. Wanneer later die onteigening niet op tijd in orde komt en de werken in 1915 niet worden aangepakt, dan zal kunnen gezegd worden de onteigeningen zyn niet op tijd gereed ge komen. Eigenaardig is ook, dat de Minister zegt, dat die havenwerken, die reeds in de vorige eeuw zijn beloofd, in 1915 tot stand zullen komen, »indien de geldmiddelen dat toelaten". Indien de Minister op een dergelijke wijze te werk gaat, kunnen wjj wel zeggen, dat er niets van komt. Altyd zal men kunnen zeggen »de geldmiddelen laten het niet toe* dat voelt iedereen. Op het oogenblik hebben wy een tekort van 10 a 12 millioen wie weet hoeveel dat in 1915 zal zyn dan kan men dus altijd zeggen ik heb in 1913 gezegd indien de geldmiddelen het toelieten en die laten het dan natuurlijk niet toe. Ik voorzie dan ook dat er in 19iö geen sprake van zal zijn dat die werken krachtig zullen worden aangepakt. In de tweede plaats wensch ik het volgende op te merken, in verband met door de Bel gische maatschappij MechelenTer Neuzen die de havens zal exploiteeren te heffen kadegelden. Ik blijf het betreuren dat Ter Neuzen de exploitatie van die havenbassins niet heeft gekregen. Er is vroeger wel gezegd en dit zal de Minister misschien ook antwoorden dat is indertijd aan Ter Neuzen gevraagd, maar dan durf ik zeggen, dat er geen enkel stuk is dat bewijst, dat aan Ter Neuzen ooit een goed omlijnd plan voor exploitatie is voorgelegd en gezegd wilt gjj dat op u nemen Er is wat anders gebeurd. Van de zijde van den waterstaat is den toenmaligen burgemeester herhaaldeljjk voorgehouden, dat de onder houdskosten van die havenbassins, wanneer ze in orde zouden zijn gebracht, zoo hoog zouden zijn. Er is niet bjj gezegd, dat het onderhoud van de waterstaatswerken, de kaai muren en de steigers, enz. voor het Rijk zou blyven. Wanneer in den tijd dat die zaak besproken werd te gelijk aan de gemeente was gezegd wanneer gij die haven wenscht te onderhouden, hebt gij alleen te zorgen voor de verlichting en voor het terreinonder- houd en voor de kranen, maar voor de werken zelf zullen wij zorgen, dan is er geen quaestie van dat de gemeente zou hebben geweigerd om de exploitatie op zicb te nemen. "Maar gedane zaken nemen geen keer. Het contract schijnt nu eenmaal met die vreemde maat schappij te zijn afgesloten, en ik zal er bij den Minister niet op aandringen daarop ge heel terug te komen, omdat ik vermoed dat dit niet mogelijk zal zjjn. Maar ik stel op den voorgrond dat dit zeer te betreuren is. Wat is er nu ook gezegd? Dat de maat schappij Mechelen Ter Neuzen die kadegelden noodig heeft voor het onderhoud van de ter reinen en voor de verlichting. Maar het is bekend dat op het oogenblik die maatschappij op haar kosten al die terreinen reeds verlicht, omdat zjj daar 's nachts laat werken. En de onderhoudskosten van die terreinen draagt die maatschappy, ook al, maar die zyn nihil, want ze doet er zoowat niets aan en dat zal in de toekomst precies hetzelfde zyn. Het lijkt inderdaad zeer onschuldig, dat een vreemde maatschappy exploitante zal worden van havens in Nederland, maar er zit meer achter die kadegelden. Er is hier een strijd van belangen die maatschappy heeft alleen belang by goederen die langs haar lijnen zullen worden vervoerd, en nu spreekt het vanzelf dat zij haar best zal doen om te zorgen dat haar klanten die kadegelden slechts schijnbaar betalen. Zy zal echter die lasten weten te verhalen op de schepen die hun goederen in de lichters of naar elders lossen, maar niet langs haar Ijjnen vervoeren. Daar zit dus juist het gevaar in. De Minister is er per soonlijk mee bekend die haven kan alleen tot ontwikkeling komen, indien er inderdaad vrij heid van beweging bestaat, en die vrijheid zou alleen gewaarborgd zyn wanneer die haven zou komen in handen van een Nederlandsche maatschappy, maar dat zal helaas niet het geval zjjn. In de derde plaats een enkel woord over het antwoord van den Minister naar aanleiding van het verzoek, gedaan in het Voorloopig Verslag, om een gedeelte van die kadegelden aan Ter Neuzen uittekeeren. Ongetwijfeld dat zal dr. Lely niet ontkennen want bij is er als ingenieur werkzaam geweest is Ter Neuzen door den aanleg van dat kanaal ach teruitgegaan. De Minister schudt van neen. Ik vergis mij daar dus in, de Minister was daar niet als ingenieur. In elk geval is Ter Neuzen door den aan leg van dat kanaal achteruitgegaan. Vroeger werd de inhoud van die groote schepen daar in kleine overgeladen, hetgeen veel werk gaf. Er heeft dus achteruitgang plaats gehad. Misschien geen merkbare achteruitgang, want Ter Neuzen is werkelijk iets vooruitgegaan, maar de gemeente zou in elk geval veel meer zjjn vooruitgegaan indien dat kanaal daar niet was gegraven. Een betrekkeljjke achteruit gang dus. Eu nu heeft de Regeering een ge legenheid om Ter Neuzen eenigszins te gemoet te komen en in verband met de vraag die ik in het Voorloopig Verslag heb gesteld om een deel van de kadegelden aan Ter Neuzen uit te keeren dan heeft die gemeente in elk ge val ook een stuk van de stokvisch. De Regeering schijnt op dit gebied niet te willen medewerken. Ik wil zeggen, dat het mjj zeer onaangenaam heeft aangedaan in eeD officieel verslag van de Kamer van Koophandel in Ter Neuzen een plaats in het district waarvoor ik afgevaardigde ben te lezen, dat een 'van de hoofdambtenaren van het De partement van dezen Minister, het idee om die kadegelden aan de gemeente Ter Neuzen te geven, een krankzinnig idee heeft genoemd. Het is niet aangenaam om dat te lezen, maar die overspannen ambtenaar heeft de zaak eigenlijk niet goed bekeken, althans niet op een wijze zooals dat behoort. Dat ik dat voorstel heb gedaan is volstrekt niet om die f 5000 alleen in de kas van Ter Neuzen te brengen, maar ook om aan de gemeente Ter Neuzen een recht van controle te geven dat is dien ambtenaar die meende dat ik een krankzinnig voorstel had gedaan, ontgaan. De deeling in de opbrengst van die kadegelden, zal maken dat Ter Neuzen kan controleeren of die gelden op rechtvaardige wjjze worden geheven en er geen privileges worden gegeven. Het is trouwens merkwaardig toen vroeger ook al eens over die kadegelden is gesproken, is er gezegd die vreemde maatschappij zal die kadegelden niet moeten heffen om het geld, want om die f 10,000 is het haar niet te doen, maar alleen om de orde, om de ex pediteurs en de handelaren te dwingen dat zij zullen zorgen dat de goederen niet on- noodig lang op die opslagplaats blijven, doch snel kunnen worden vervoerd. Nu echter eu dat is merkwaardig om een gedeelte van die gelden wordt gevraagd voor Ter Neuzen, wordt er geantwoordtneen, dat geld hebben wij noodig voor het onderhoud en de verlich ting van de terreinen. Het is een bewijs dat er iets anders in het spel is en men er de gemeente liever opzettelyk buiten houdt. Er is aan deze zaak nog een andere ge schiedenis verbonden die den Minister misschien is ontgaan. Men moet niet vergeten dat het volstrekt niet uitgesloten is dat heeft die krankzinnige ambtenaar, ik bedoel, dat heeft die ambtenaar die meent dat ik een krank zinnig voorstel heb gedaan, niet ingezien dat de Belgische Staat die lijn zal naasten. En wat zouden wjj dan krijgen De Belgische \EIZE\S(II Do Burgemeester der gemeente TER NEUZEN maakt bekend, dat Openbare Vergadering van den Gemeenteraad zal worden gehouden op Donderdag d-n 18 December 1913. des voormiddags te 10 ure. Ter Neuzen, den 15 December 1913. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1913 | | pagina 1