Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
j)t staatsbegroting en
de gemeente Ter flenzen.
©I
pc Troonrede.
No. 2405.
Zaterdag 20 September 1913.
24e Jaargang
FEUILLETON.
BINNENLAND.
UIT ONZE OMGEVING.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 7 6 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 95 cent bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. latere, No 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 5 r jgela 50 cent; elke regel meer
10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen.
Uit de staats begrooting voor 1914 zijn voor
Ter Neuzen zelf van belang Hoofdstuk IV
(Justitie) en Hoofdstuk IX (Waterstaat).
Uit Hoofdstuk IV blijkt, dat we in de naaste
toekomst een kantongerecht weer zullen hebben.
Het heet daarin, dat de gemeente Ter Neuzen
voor den bouw van een kantongerecht een
goed gelegen terrein aangeboden heeft in het
midden.der stad. De minister stelt zich voor,
dat terrein voor bedoelden bouw te bestemmen.
Dat klinkt dus hoopvol, maar niet minder
hoopvol en met nog meerdere stelligheid klinkt
artikel IX, wat onze plaats aanbelangt.
Er zijn namelijk gelden uitgetrokken voor
verschillende haven- en kade werken enz. te
Ter Neuzen, zoomede voor aanlegplaatsen voor
diepgaande zeeschepen daar ter plaatse.
Laatstbedoeld plan beoogt het maken van
een havenemplacement waarin twee havenbas
sins, in de gemeente Ter Neuzen, gelegen
tusschen het stationsemplacement aldaar en de
staalfabriek, aan de oostzijde van het kanaal.
De raming van het geheele werk bedraagt
ƒ600,000.
Een wetsontwerp ten behoeve der verklaring
van het algemeen nut van het werk zal
worden ingediend.
Met het oog op de mogelijkheid, dat in
1914 met den aankoop van de benoodigde
terreinen zal kunnen worden aangevangen, is
een bedrag van f60,000 uitgetrokken.
De prov. Zeeland heeft een bijdrage in de
kosten toegezegd van f 10,000 gedurende 12
jaar. De eerste termijn dier bijdrage zal in
1914 worden betaald.
Met de spoorwegmaatschappij Mechelen
Ter Neuzen is eene overeenkomst gesloten,
volgens welke deze de exploitatie der kaden,
steigers en andere werken op zich neemt.
Hieruit blijkt dus, dat de overeenkomst met
de spoorwegmaatschappij MechelenTer Neu
zen reeds gesloten is, laten wij hopen op
bevredigende wijze voor de belangen van de
plaats onzer inwoning.
Maar ook, dat thans, na jaren sleepend
gehouden te zijn, de zaak thans krachtig zal
aangepakt worden.
Zwitsersche vertelling van
ERNST ZAIIN.
8)
Dat waren een paar nijdigaards, die zoo
praatten. De burgemeester, de Capucijner en
nog eenige anderen lieten zich er door niet
van de wjjs brengen. Maar bij velen vond
dit gesnap toch wel ingang, en zoo kwam
van lieverlede het aantal van Jhkob's bewonde
raars in omgekeerde rede te staan tot zijne
aangroeiende eerzucht. Zachtjes aan begon
bij te bespeuren dat h(j aan macht over de
dorpers verloor. En dit brandde hem nu veel
meer in zijn hart, dan indertijd het afsheid
van Kathrine. Hij begon zijne plichten als
boer te verwaarloozen, trok roet zijne viool
de omliggende dorpen af, sloeg angstig
acht of de hem daar toegeklapte bijval wel
Inid en warm genoeg was, en begon thnis op
te halen van zjjne triomfen buitenaf bij
die anders de stilste en bescheidenste was
geweest. Kwamen te Alpien toeristen, dan
wacbtte hjj niet meer tot hij geroepen werd,
maar liep zelf er heen en trachtte zich met
Het is laat, in verband met de opening der
nieuwe sluizen te laat geweest.
Maar als deze zaak thans flink wordt aange
pakt, kan nog veel terecht komen.
In ieder geval onze plaats en onze streek
kunnen zich over den inhoud der staatsbe-
grooting oprechteliik verheugen.
De verschillende bladen zoo rechts als links
bevatten min of meer uitvoerige beschouwingen
over de troonrede en naar gelang de partij,
die de verschillende bladen voorstaan, is de
toon goed- ol afkeurend.
Over het algemeen is men rechts niet best
te spreken over deze troonrede.
Zelfs in de meest gematigde bladen aan de
rechterzijde, de Chr.-hist. b.v. vindt men nog
den onvoldanen naklank over de verkiezingen
van dezen zomer.
Met buitengewone belangstelling is deze
troonrede tegemoet gezien, juist om de onge
wone wijze, waarop eindelijk een ministerie
tot stand kwam.
Wie het oor te luisteren legde, kon zoo
bemerken, hoe men aan de rechterzijde hoopte,
dat dit extra-parlementaire kabinet met eene
troonrede voor den dag zou komen, lijnrecht
in strijd met de gevoelens door links in den
verkiezingsstrijd geopenbaard.
Of zooal niet mede er in strijd, dan toch
geene bevrediging schenkend aan den geest,
die in de Junidagen ons vaderland beheerschte.
Ook links wist men niet, in hoeverre het
ministerie-Cort v. d. Linden hoop zou geven
op een vruchtbaar en vooruitstrevend werken
in de toekomst.
Welnu, de troonrede gelezen hebbend, mag
geconstateerd worden en het blijkt ook uit
de stemmen der pers, dat de linkerzijde tevreden
mag wezen over het programma, in de troon
rede ontwikkeld.
Zelfs bij het Volk en andere organen der
S. D. A. P. klinkt de toon niet onwel
willend.
Men kan zoo tusschen de regels door lezen,
dat ze de troonrede, al wordt het niet met
zooveel woorden erkend, minder democratisch
hadden verwacht.
Want de troonrede is werkelijk in den
geest van onzen tijd, ze is democratisch, zij
z(jne viool onder den arm op den voorgrond
te dringen, tot hjj bereikt had wat h(j wilde
eene uitnoodiging om te spelen. En daar hij
nog altoos, meer dan vroeger zelfs, dat innerlijke
vnur in zich had, dat uitsloeg in zjjn spelen
zoo lieten de vreemdelingen verbaasd, het aan
luide, dikwijls overdrevene toejuichingen zelden
ontbreken. Dan had bjj wat hjj wilde. Maar
dan had hij ook, wat hjj vroeger nooit had
gekend een dorst naar meer, altjjd nog Daar
meer, onverzadigbaar.
Eenmaal slechts, oo een avond, toen h(j in
de Gouden Ster voor een heel gezelsch toeristen
speelde, kreeg hfj een bitter woord te hooreu.
Daar zat er onder de vreemde gasten geknie-
broept en gealpiniseerd, een met een gouden
knijpbril op den neus en eene stemvork in
den zak. Op het visitie kaartje, dat met een
paar tafelburen wisselde, stond zjjn naam
Juptus Schneider, Muziekdiricteur. Toen nu
Jakob Troger zjjne viool weglegde, appaudis-
seerden allen om bet hardst. De muziekdirecteur
alleen glimlachte meewarig, en toen men hem
Daar zjjne raeening vroeg, haalde hjj de schou
ders op en zeide, terwjjl hjj Jakob een bescher
mend knikje toewierp „Van kunst, weet u,
kan hier natuurljjk geen sprake zijn. Maar
nu ja wat men op reis en in zoo'n
schoone streek al niet bewondert
Jakob hoorde goed. Hjj verstond elk woord.
Stil pakte hjj zjjne viool in en ging weg.
Hjj vergat zelfs te groeten. Hjj was zeer bleek,
het ook gematigd en rekening houdend met
de omstandigheden.
De punten van het concentratieprogram, ze
zijn geen doode letter gebleven in dit staats
stuk.
En daarom moet het ministerie in zijn
pogen gesteund worden met alle kracht.
Hoe sterker de Tweede Kamer zich uit
spreekt voor de in te dienen wetten van dit
ministerie, hoe minder het de clericaal ge
bleven Eerste Kamer zal lusten, om struike
lingen in den weg te leggen.
Dat geprobeerd zal worden in die Eerste
Kamer het ministerie te doen duikelen, dat
leeren ons de artikelen in de bladen ter
rechterzijde, dat leert ons ook de keuze van
Dr. Kuyper als lid dier Kamer en daar dus
voortaan leider zijner fractie, als zijn gehoor
hem niet andermaal in den steek laat.
Vooral in de finautiëele politiek zal veel
zijn recht te zetten.
Maar als we ons niet ganschelijk vergissen,
dan hebben we thans een man, die niet alleen
van woorden houdt, maar ook daden zal toonen.
Zoo voor ons vaderland als voor de koloniën
mogen wij het oogenblik zegenen, dat aan
het heerschend régime een einde kwam.
Moge het nieuwe bewind omzichtig, met
beleid, maar ook met kracht ten goede keeren,
wat door eene vorige regeering in verkeerde
bedding was geleid.
Na het lezen der troonrede zeggen wij
Dit ministerie verdient steun, niet alleen van
links, maar ook van die mannen ter rechter
zijde, die met ons gelooven, dat in eenheid
onze kracht ligt.
Vrouwen kiesrecht-befooling.
In »De Twee Steden* te 's Gravenhage
betoogden Donderdagochtend 300 dames voor
de gelijkstelling van man en vrouw in de
grondwet. Vooraf boden de dames Drucker
en Versluijs den minister van binnenlandsche
zaken een adres aan inhoudende de eischen
der dames. De minister antwoordde op die
betuiging van ontevredenheid dat de gewone
wetgever vrouwenkiesrecht kan brengen. De
burgemeester heeft de betooging der dames
Donderdagmiddag op het Binnenhof verboden
zij zouden nu in groepen van 25 over het
toen hjj de straat overstak naar zjjne woning.
Dat kwamen echter de Alplenaars al spoedig
óók te weten dat daar in de Gonden Ster
een beer, die het weten moest, van Jakob
Troger's spel had gezegd dat er niets bjjzon-
ders aan was. Langzaam aan kromp Jakob
Troger weer ineen tot den man, dia voor zijn
ouders dood voor het dorp was geweesteen
gewone, alledaagsche. Er werdea ook weêr
gezegden hoorbaar als eertjjds toen Jakob
nog in den aanvang stond van zjjne kunst:
„Houdt toch op met je gekras! Laat toch
dat eeuwige gefiedel 1"
Maar nu niet meer, zooals iu vroegere
jaren, liet Jakob Troger zich deze gezegden
glimlachend of onverschillig aanlennen. Zijn
onrustigheid sloeg un in schuwheid om.
Hij staakte zjjne tochten naar de nabnrige
dorpen. EeDS nog trachtte hjj voor de Alple
naars in de dorpstraat te spelen, zeoals vroeger.
Bennet, de burgevadcr zat bjj hem; en een
paar vrouwen kwamen langzaam aangesloft
om te luisterenen ook de Capucjjoer vertoonde
zich en gaf van zjjne belangstelling weer blijk.
Maar het werd geen gemeente moer. En Jakob
brak plotseling af.
„Wat doe je?" vroeg de onde Bennet.
Hjj antwoordde Diet. Met het hoofd op de
borst keerde hij zich om en verdween in zjjn
huis.
Van no af speele hij niet meer voor anderen.
Van uit zjjne kamer achter meestal geslotene
Binnenhof trekken en 40 dames hebben op
de tribune de Kamerzitting bijgewoond.
Eene belangrijke gebeurtenis.
Op Donderdag 18 Sept., 's middags te drie
ure, waren in de ruime gymnastieksehool van
de H. B. S. verschillende personen aanwezig
voor de plechtigheid van de opening der beide
onderwijsinrichtingen, welke onze gemeente
thans rijker geworden is. Het waren de
Commissaris der Koningin, het lid der Ged.
Staten, dhr. Van Niftrik, de Inspecteur van
het Middelbaar Onderwijs, dhr. Ten Brugge-
cate, de Distr.s schoolopziener, dhr. Heeringa,
de arr.s schoolopziener, dhr. Gratama, de Burge
meester, de Weth. Visser, de gemeentesecretaris,
verschillende raadsleden, eenige leden der Com
missie van Toezicht op het Lager en Midd. Ond.,
de directeur der H. B. S., dhr. Godée Mols-
bergen. verschillende leeraren, het hoofd der
M. U. L. O. school, dhr. Wieberdink, de
gemeentebouwmeester, de aannemers van het
gebouw, vele ouders van leerlingen, en niet
te vergeten, de leerlingen zelf.
De Burgemeester hield, namens den Raad,
eene mooie rede, waarin hij allereerst eene
geschiedkundige uiteenzetting gaf van alles
wat aan de zaak voorafging, de eerste
mislukte pogingen in 1891/92 om eene
H. B. S. van Rijkswege te krijgen, gevolgd
door eene tweede poging in 1903/04, de
aanvulling der Commissie in 1910, het eerste
Raadsbesluit van 11 Aug. 1910 gevolgd door
een korten tijd van inzakking, waaraan een
einde kwam door het werken vooral van dhr.
Drost, bijgestaan onder meer door de heeren
Le Nobel, Speetjens, M. de Jonge en Mulder
om maar enkelen te noemen, wier arbeid
leidde tot het Raadsbesluit van 28 Sept. 1911.
Dit besluit bleet niet onaangevochtendenkt
slechts aan de raadszitting van 9 Maart 1912,
waarin men het wenschte in te trekken
vervolgens op 3 Juli 1912, werd bet besluit
genomen 2 inrichtingen te maken met één
en hetzelfde doel. Ook nu had men naast
de voor-, weer tegenstanders de strijd in de
gemeente was dikwijls vrij scherp, maar ge
lukkig, 't eind was goed.
De tegenstanders hebben wel niet het hoofd
in den schoot gelegd, maar ze zien toch, dat
vensters, konden zjj zjjne viool nog hooren.
En toen begonnen zjj te merken dat er iets
niet in orde met hem was. Hjj verkocht zjjn
vee en kocht geen ander. Ook een paar stokken
van zjjn grasland deed hjj van de hand. Ea
na pegonnen zjj een zwaar hoofd in hem te
krijgen.
„Wat scheelt er aan Jakob? Wat ga je
beginnen vroeg hem deze en geene.
„Ik heb geen last in 't boeren meer"'
antwoordde hjj. Ea daarbij zag hjj er uit
alsof hjj ook geen lnst in 't spreken meer
had. Want hjj ontliep een ieder, die hem in
een langer gesprek verwikkelen wilde.
„Herrgott, hjj kan 't toch nog het
fiedelen!" zeide af en toe de een of de ander.
Vooral de vrouwen slopen nog vaak onder
zjjn vensters en luisterden en roemden
hem.
„Maar voor de mnzikscbool was hjj toch
niet mans genoeg", wierp dan weer
een er tnsschen. En zoo maakten zjj hem
terstond weer klein wanneer hjj opnieuw tot
aanzien scheen te komen. En hoezeer hij
zich ook terugtrok, hun gebabbel kwam bern
tóch ter oore want in geen enkel dorp is
gebrek aan ronddragers. Eens op een morgen
was hjj nit het dorp verdwenen. Het duurde
een paar dagen, voor de Alplenaars vernamen
waar bjj gebleven was en reeds ging het
praatje door bet dorp „Hjj is in den laatsten
tjjd zoo raar geweest net niet recht bjj
TER \EIZEYSI I! VOLKSBLAD.