Spreekbeurten m G. L. Janssen te Sas van Gent, Zaamslag, Axel, Hoek, Philippine en Westdorpe. Gemeenteraad van Ter Neuzen. Wij hebben bij deze aanbeveling bet hoofd geschud en dachten onwillekeurig aan de po litieke tram. Het zedenbederf neemt sterk toe in ons arme land. Wij zijn in staat gesteld den inhoud mede te deelen der rede, door den heer Janssen in de hierboven genoemde plaatsen gehouden. Geachte vergadering Wij leven in een bewogen tijd. Wij leven in een grootschen tijd. In een tijd, waarin de wonderen zóó machtig en zóó geweldig en zoo menigvuldig zijn, dat de gewone mensch verbazing te kort komt over de vindingrijkheid en het vernuft van zijn ras- en tijdgenooten. De zomerbloemen, die des winters de brui loftstafel sieren het ijs, dat op den warmsten zomerdag uw dranken verkoeltde voorjaars groenten, die met Kerstfeest zoo geurig en kleurig als waren zij pas geplukt den maaltijd smakelijk maken de blozende appel en de peer, die reeds in 't voorjaar den sinaasappel komen gezelschap houden op de vruchtenschaal, zij bewijzen u, dat de mensch de jaargetijden tot elkander weet te brengen, en zich van hen onafhankelijk maakt. Zie, een tengere vrouwenhand draait een knopje om, en daar straalt licht in uw kamer, licht in uw huis, licht in de straks nog duistere stad, licht, dat honderdmaal sterker is dan het kaarslicht onzer vaderen. Ge neemt een toestelletje ter hand, klein, licht en eenvoudig, en ge spreekt tot uw vriend, die uren en uren van u verwijderd is, - en de eigenaardige klank zijner stem bereikt uw oorge wisselt met hem woorden van hartelijkheid en vriendschappelijk gevoel, alsof hij bij u stond. De geleider van den electrischen spoortrein draait aan een kruk, en vóórt gaat ge, met een snelheid van honderd Kilometers per uur, voort op den yzeren weg, gespannen over 't vlakke veld, over rivieren en watervallen, dwars door bergen heen, en, om de hellingen kringelend, öpwaarts. In booten als monster- visschen vaart ge onder water, de zeeën door. Als reuzenvogels doorklieven wij de lucht, 60, 80 Kilometers ver in het uur en duizende meters hoog, over dorpen en steden, over bosschen en bergen. En des avonds, moe van onze dagtaak, ontvouwen we een bedrukt papier, dat ons enkele centen kost, en we lezen wat 's morgens de Sultan van Turkye heeft gezegd waar 's middags het schip zich bevond, dat één uwer verwanten heenvoert naar verre gewestenhoè ter beurze van New-York desdaags uwe papiertjes werden genoteerd, en welk slecht of mooi weertje het morgen wezen zal. De geleerden hebben de natuur bespied tot in hare uiterste schuilhoeken het gewapend oog bestudeerde het leven van het oneindig kleine, tot zelfs dat van de parasieten der bacteriën, en het oneindig groote, tot zelfs de eeuwige banen der verste planeten in het hemelruim. Onze eigen planeet, de Aarde, hebben wij onderzocht van buiten en van binnen, van de Noordpool tot de Zuidpool. En op dien Weidler een eenwigheid toe. Haar bleekheid en baar doodelijk stilzwijgen maakte hem angstig. „Het is nu voorby 1" zeide hy balf-luid. En tegelijkertijd voelde bij, dat hij driftig uit moest vallen, wilde bij niet door zijn ontroe ring overmeesterd worden „En die schurk van een Crotty heeft gelogen heeft alles van a tot z gelogen." „Maar alles was zoo waarschijnlijk zeide ze, voor zich heen. „Dat moet wel, anders had u niet gehan deld „O, maar ik was zelfs te laf om te doen, wat u denkt. Ik heb de diamanten alleen maar ergens gebracht, waar hij ze vandaan kon halen. Lncey Braley zag my naar be neden gaan en de deur van het nachtslot doen. Zij zag alles, maar ze begreep er niets van. Zij dacht aan beel iets anders. En zij meende mij te helpen, mij te redden met wat ze nu beeft gedaau 1" „Ik wist, dat Crotty hier was geweest." „Hoe kou u dat weten „Door do vingerafdrukken, die hij op de rozenhouten tafel in de vestibule heeft achter gelaten, toen hy de jnweelen wegnam. Een uurtje in het hoofdbureau heeft ma geholpen, om er achter te komen van wie die afdrukken waren en wat dat heer al zoo op zijn kerf stok had. afgeplatten bol, die de aarde is, bewegen zich j 1600 millioen menschjes, ieder slechts een tijdje, een wat korter, de ander wat langer, lloe lang of hoe kort weet niemand, want waar is het woord van den dichter, dat „elke klokkeloon ons ter begrafenis noodt van een die jonger was dan wij. En zoo zijn wij daar dan, U, ik, de menschen van deze plaats, van Nederland, van Europa, van de aarde, allen menschen van gelijke beweging, van gelijke behoeften, allen menschen van een dag. Allen menschen, menschen met een ziel, die hongert en dorst naar gerechtigheid en liefdeeen ziel, waarin de vonk gloort van het goddelijke, een vonk die uitgaat naar betzelfde mysterieuse vuur, waarin zij haar oorsprong nam. Allen menschen, die het gezamenlijk o, zoo ver brachten in de wetenschap die de wetten kennen, welke al 't bestaande beheerschen die de geheimen kennen van groei en bloei en wasdom van planten en bloemen en vruchten die de beweging van visschen in de diepzee en van vogels in de hooge luchten hebben doorgrond en nagedaan die den weg der winden weten, en den bliksem kunnen grijpen in zijn vaart. Niets lijkt ons langer onmogelijk En het is dan ook eenvoudig een wonder, zooveel verder als we zijn op het gebied van kennis en wetenschap en techniek, dan een honderd jaar geleden. Maar zijn we ook zooveel gelukkiger ge worden dan onze groot- en overgrootvaders Neen Helaas Neen En hoe komt dat De Menschheid is zich te weinig bewust geweest van haar éénheidZij heeft niet begrepen, dat de aarde en al wat haar goed en bewoonbaar maakt, dus ook de vruchten van kennis en wetenschap, gegeven zijn aan allen, voor allen. Dat begrijpen wij niet, en indien wy het al begrijpen, handelen wij niet naar dat begrip. Wij hebben over langs en over breed, schuin en concentrisch de Menschheid verdeeld, in nog kleiner vakjes en kringetjes, dan onze vaders deden. Daar is eerst de oude rassenverdeeling, iu blank en geel en zwart en bruin en rood. Dan ieder ras weer verdeeld in volkeren het gele ras in Chineezen, Japanners en Koreanen, het blanke in Russen en Duitschers en Franschen en Hollanders en Belgen enz. Dan verdeeling naar godsdienstChristenen, Boedhisten, Mohamedanen, Joden, etc. Dan de onderverdeelingen de Christenen, om bij ons landje te blijven in Roomsch- Katholieken en Oud-Katholieken, in Neder- landsch-Hervormden en Gereformeerden en deze laatsten in A weer en in B in Doops gezinden en Lutherschen en Remonstranten en Evangelischen en Ethisch-lrenischen enz. enz. enz. En dan de verdeeling naar politieke be ginselen de Roomschen, Anti-revolutionairen, Christelijk-Historischen, Christen-Democraten, Christen-Socialen, Christen-Socialisten, Vrij- Liberalen, Uniliberalen, Vrijzinnig-Demokra- ten, Sociaal-Democraten (van de S. D. A. P.) en van de S. D. P., en Vrije Socialisten en Anarchisten. En bij die allen gezwegen nog van het Sekse-verschil, dat al die partijen weer halveert in twee groepen met afzonderlijke belangen, die om erkenning en voldoening vragen. En ten slotte al die mannen en vrouwen weer gescheiden in rangen en standen en klassen, naar kennis of bezit. „Maar hoo zal dit eindigen," klaagde zyn. „Hoe kan het ooit eindigen?" Het is al uit, mevrouw Dunseith. Zooals ik u reeds zeide, ben ik opgehouden ou kon ik niet dadelijk aan uw roepstem gehoor geven, hoe dringend het ook scheen. Ik moest Crotty volgen, want ik wist, dat hij desteeuen nog uiet had durven verkoopon, dat hy ze nog bjj zich had. Van avond om een nur of acht kreeg Crotty twist met een kameraad uit East Side. Hy beschul digde dien man, dat hy zijn zakken had ge rold. Voordat de twist nog beslecht was, lag Crotty al onder, vlak by het Zelfmoordhoekje, by de Bowery, en vauavond om elf uur is hy ten gevolge van schedelbreak gestorven op do operatietafel in het hospitaal." „Hoe verkeerd is alles toch geweest," snikte mevronw Ünnseith in wanhoop. „Ja, het was beelomaal verkeerd," erkende Weidler. „Want het was geen vriend van Crotty, die zakkenroller, maar wel een vriend van my." „Van u „Ja," zeide Weidler, in zyn zak tastend en er het collier uithalend, een kort snoer van diamanten, gezet in schakels van platina. „Maar het allerverkeerdste was, dat u niet naar uw man bent gegaan en hem alles van hot begin af aan verteld hebt." Zy liet haar hoofd hangen, terwyl zij poogde, haar tranen in te bonden. Wanneer nu de Duivel aan het werk wil gaan dan blaast hij den mensch in Zie, gij zijl belijder van een bepaalden godsdienstgij schaart u bij een bepaalde sekte in dien gods dienst gij behoort tot een bepaalde politieke richting welnu) scheid u af van alle anderen schuw die anderen. Zoek steeds naar 't verschil tusschen u en den man van een ander ras, een ander nationaliteit en een anderen godsdienst en mijd hem zelfs bij 't aardappelpoten en bij 't geiten fokken. Zoek steeds naar 't geen verdeelt. Maar de betere stem zegt„Neen Niet naar wat verdeeld, maar zoeken moet ge naar wat veréént. Gij 'zijt allen Kinderen van éénen VaderGij zijt allen broeders en zusters. In vrede en eendrachtin liefde en wel- willendheid jegens elkander hebt hij te leven. Verdraagt elkander Draagt elkanders lasten Wentelt de steenen iveg, die ge tegenkomt op uw pad, opdat wie later komen niet struikelen. Houdt brandende de mysterieuse vonk in uw binnenste, en bedenkt, dat zij met alle andere zielevonken weerkeert tot hetzelfde hemelvuur dat zij één is van oorsprong bij U en bij den Indiërbij U en bij den Belg en den Duitscher, ijb U en bij den mensch vvn anderen godsdienst, kerkleer, politieke belijdenis, rang oj stand of sekse Maar de morgen daagt Hier en daar voorspellen lichte, rose strepen aan de donkeren hemel een blijden, een zonnigen dag. Zooals tegen het einde van een veldslag uit gebrek aan ammunitie, slechts van tijd tot tijd nog een kanonschot weerklinkt, zoo ver nemen wij nog slechts een enkele maal iets van den stervenden rassenhaat. De neger, de Javaan, de Japanner, zij zijn niet langer onze vijanden, omdat zij zwart of bruin of geel van huid zijn. Wij leeren van hen. leeren van ons. Wij begrijpen elkander. De Javaan begrijpt onze rustelooze werk zaamheid. Wij begrijpen zyn traagheid, zijn tevreden heid bij wat rijst en een vischje, mits hij slechts zitten en droomen kan. En zoo is 't met allen. Ook de godsdienstoorlogen zyn bezig te ver dwijnen. Wereldcongressen van den godsdienst komen er voor in de plaats, congressen, waarop blijkt, dat van alle godsdienststichters één was de kern der godsdienstige moraalgij zult een ander niet doenwat gij zelf niet gedaan zoudt willen zijn. Dat leerde Jezus, Mozes, Boeddha, Moham med, Confucius, LaoTze. De oorlogen uit Staten-belang zyn er nog. Maar ook hier zyn hoopvolle teekenen aan de lucht. Deuk aan de vredescongressen. Denk aan het arbitrage-hof. Denk aan het zichtbare teeken, hpt vredes paleis in Den Haag, waarvan de slanke toren naar den hemel wijst. In alle moderne Staten wordt nog klassen strijd gepredikt en gevoerd. Maar ook daar treedt helpend en louterend op het Roode Kruis der Sociale wetgeving. Bij ziekte en invaliditeit, bij ongeval, bij werkloosheid en hulpeloozen ouderdom wordt de man, wiens arbeidskracht zijn eenigste bezit is, niet langer overgelaten aan zijn lot. En in zijn stembiljet heeft hij het vreedzame wapen tot aanval en verweer. Ook de strijd der beide seksen woedt nog voort hier kalm en bezadigd als in Nederland, elders gloeiend en woedend en afkeurenswaardig als in Engeland. Maar nationaal en internationaal vereenigd, strijden de vrouwen voor wat ik haar goed recht noem het recht om mede te werken aan de wetgeving, die ook haar lot ten deele beheerscht, en waardoor eenmaal een eind gemaakt zal worden aan het feit, dat vele wetten het kenmerk dragen van gemaakt te zyn door den man, voor den man. Zoo zien wij dus, naast veel gróót kwaad, veel goeds. Wereldlegers van de besten der menschen, van de grootsten onder ons, trekken op om een eind te maken aan verdeeldheid om te zoeken naar wat vereent. En een land en een volk, die iets willen beteekenen in de rij der natiën, kunnen alleen dan iets beteekenen, als die groote eenheids beweging in het eigen land en by het eigen volk krachtig wordt doorgezet. „Ik zal het hem nog vertellen," zeide ze eindeljjk. „Ik zal hem alles nog vertellen." Weidler stood op en keek naar de gouden tressen boven den mooien blanken hals. Toen haalde hy dipp adem en knoopte zyn jas dicht. „En als u er niets tegen heeft, dan stap ik op en ga telegrafeeren, om uw kamenier zoo ganw mogelijk weer by u terug te kannen brengen." EINDE Wat voor Nederland hierop neerkomt, dat we den Mensch hebben te zoeken bij den aan hanger van welke partij ook, van welken godsdienst ook, van welke kerkleer, van welken rang of stand hij zij. Wij moeten in onzen evenmensch onzen broeder zien, en op onze broederlijke gevoelens te zijnen aanzien mag verschil van godsdienst of politieke overtuiging evenmin van invloed zijn als de kleur zijner haren. En ten aanzien van de nooden der arme broeders en zusters, arm dan naar lichaam of naar geest, hebben wy te handelen naar de spreuk van den wijzen koning de rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen. Zóó moeten wij leven Zóó moeten wij onze kinderen opvoeden. VergaderingOok wij, voor zoover wij kiezers zijn, staan aan den vooravond van een strijd. Van een vreedzamen, doch niettemin ge- wichtigen strijd. De uitslag van dien stembusstrijd zal be slissend zijn voor de richting waarin het Nederlandsche volk zal worden heengeleid in de komende jaren. Zal de jeugd, in openbare scholen, waar plaats is voor kinderen van alle ouders, worden opgeleid tot menschen die zoeken naar wat vereent 1 Of zal die jeugd, in sekte-scholen en schooltjes, èénige schooltjes soms in een enkel dorp, dat één groot gezin wezen moest leeren zoeken naar wat de menschen ver deeld houdt Zietdaar één der vragen waai-op de stembus zal antwoorden. Hoe zult pi?' daarop antwoorden menschen, wier jeugdherinnering heenvoert naar de openbare school Wordt vervolgd.) Zitting van 26 Mei 1913. Voorz dhr. J. Huizinga, burgemeester. Aanwezig dhrn Visser, Dees, Moggré, De Jager, Scheele, Lensen, Drost, De Feyter, De Bruijne, Donze, Eijke en Van Borssum Waalkes. De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd. I. Ingekomen stukken. a. Bericht van Abr. de Koejjer en van Th. Fermont, dat zy hunne benoeming tot plaats- verv. lid van het tweede stembureau aannemen. b. Kennisgeving van J. J. van Leeuwen, dat hij de benoeming tot lid van de commissie van toezicht op het lager onderwijs en idem van de commissie van toezicht op het middel baar onderwijs gaarne aanneemt. c. Bericht van C. A. de Looze, te Brielle, dat hij zyn sollicitatie naar de betrekking van directeur der II. B. S. intrekt. d Een schrijven van het Comité tot stichting van een muziektent alhier, met rekening en verantw. Daaruit blij kt, dat aan de gemeente 781.92 kan worden ter hand gesteld. Voorts bevat dit schrijven een dankbetuiging aan de Wielryders-club Ter Neuzen, die met een gift van f 125.den eersten stoot gaf, aan het Dag. Bestuur voor de medewerking en aan den Raad voor het loyale besluit, waardoor de stichtiog eener muziektent werd verzekerd. e. De Voorz. deelt mede, dat naar aanleiding van het schrijven van de Commissie van toezicht op het lager onderwijs betreffende het niet overgaan van vele leerlingen naar de zevende klasse van school B, Burg. en Weth. met het hoofd dier school een conferentie hebben gehad. Op de vraag wat de oorzaak was van het niet overgaan van die leerlingen antwoordde het hoofd der school, dat ziekte en school verzuim door andere redenen en verder niet voldoende kennis de oorzaak was. Dit kwam ook vroeger voor, maar dan kwamen die leerlingen in een hoogere klasse onder zijne leiding en trachtte bij wat ze achter waren in te halen. Nu hy bij de nieuwe regeling daarvoor niet meer in de gelegenheid zal zijn, vond hij het raadzaam die leerlingen niet te doen overgaan. Verder werd gevraagd of het hoofd der school bereid zou zijn die kinderen alsnog te helpen bekwamen in die vakken, waarin ze achterlijk waren, antwoordde het hoofd der school daartoe gaarne bereid te zijn, voor zoover het leerplan dat toeliet en er geen buiten gewone moeite voor vereischt werd. Deze mededeeling en de voorgaande zaken worden voor kennisgeving aangenomen. f. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. naar aanleiding van het in hun handen ge stelde adres van A. C. de Pauw e.a., bewoners van de Stationsweg, aan G. F. P. van der Peijl, die vergunning heeft gekregen het terrein aldaar met straatvuil te verhoogen, hebben aangezegd, dat hij aan de voorwaarden van die vergunning, dat is om het vuil telkens met een laag aarde te bedekken, moet vol- V V' V

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1913 | | pagina 2