Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. (Wcr twee Vragen. No. 2348. Woensdag 26 Februari 1913. 24e jaargang BINNENLAND. UIT ONZE OMGEVING. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 96 cent bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. Interc No IS ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 6 regels 50 cent; elke regel meer 10 cent. By abonnement ^aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letters na«r plaatsruimte- Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zate rdagmorgen by den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen. Op haar gewonen laatdunkenden toon tracht Zelandia het bidden van kindertjes in de scholen voor de verkiezingen te verdedigen. Het begin: >Het bidden om een goeden uitslag der verkiezingen brengt heel wat pennen van ongeloovigen en van afvallige Katholioken in beweging. Men ziet het, ieder katholiek, die niet met de Zelandia-club medewil, wordt een afvallige genoemd en alle protestanten buiten de coalitie zijn ongeloovigen. Die inferieure taktiek zijn we trouwens van dit z. g. Christelijke orgaan gewoon. We zullen er dus niet veel van zeggen. Het blad zegt, dat de vrijzinnigen »te keer gaan als wilde beesten, nu onze Bisschoppen openbare gebeden hebben uitgeschreven voor het welslagen der verkiezingen.* Zelandia stelt aan ons twee vragen le. Waarom mag niet gebeden worden voor de zegepraal der Christelijke beginselen en 2e waarom mogen de Katholieken daarvoor niet bidden en mogen de Anti-revolutionairen het wel doen Voor wie ons artikeltje »Te erg* gelezen heeft, zullen die vragen, vooral vraag No. 2 tameljjk gek klinken. Wat de eerste vraag betreft, zouden wij wel eens willen weten, of het politiek ge scharrel, dat we nu een jaar of vijf bij de Christelijke regeering en hare meerderheid hebben kunnen waarnemen tot ergenis. van ieder eerlijk mensch, ook van de waarachtig geloovigen aanspraak mag maken op den naam van Christelijke beginselen. Maar Zelandia kennende, begrijpen wij, dat het blad aldus oordeelt, dat het alles, als bet maar met een Christelijk etiket beplakt is, Christelijk neemt. De vlag moet ook hiel de lading dekken. Bovendien deugt de vraag ook hierom niet, omdat wij juist het sterkste hebben veroordeeld het strooien van het zaad der onverdraag zaamheid in onschuldige kinderharten. Dat bidden voor de verkiezingen door kindertjes der Lagere school, wie durft dat in bescher ming nemen. Als Zelandia met ons antwoord niet tevreden is, dan leze ze maar het oordeel van den Katholieken professor Struijcken in het Kath. dagblad >De Tijd.* Deze verdedigt dit gedoe niet. Van dien on verdachten partijgenoot kan dus de schetterende Zelandia nog wat leeren. De 2e vraag is bepaald in hare onnoozel- heid amusant. Als de Anti-revolutionairen in hunne scholen ook kindertjes voor de ver kiezingen laten bidden, dan keuren wij dat even sterk af. Ons zijn hiervan tot nog toe geen voorbeelden bekend. Dat de Anti-rev. op hunne vergaderingen bidden, weten wjj en dat dit ons meer dan eens, gegeven de strijdwijze en de gestelde candidaten, profaan in de ooren klonk is ook waar. Cit het geheele artikel van Zelandia (niet minder dan bijna 3 kolommen), maar vooral uit deze zoo onjuist (diplomatisch is bij deze doorzichtige bedoeling al te mooi) gestelde vragen, blijkt, hoe zwak Zelandia staat in de verdediging van wat wij veroordeelden. Misschien kan het genoegen doen aan het blad, dat wij nog sterker haast afkeuren de houding van Minister Heemskerk en den heer Blum, die door te zwijgen, waar spreken plicht was, het kwaad in de hand hebben gewerkt. Op henj en hunne aanhangers drukke dan ook het volle gewicht der verantwoordelijkheid voor wat gebeurde, en dezen zomer nog staat te gebeuren. De Koningin op reis. De Koningin heeft het voornemen, zich Woensdagavond te half acht met de Prinses en gevolg in den Koninklijken trein te be geven aan het station der Staatsspoorwegen te 's-Gravenhage. De trein zal hierna op een dood spoor worden gebracht, ten einde de Prinses in de gelegenheid te stellen zich ter ruste begeven, terwijl ook H. M. in den trein blijft. Eerst te 9 uur 43 min. zal de trein naar Duitschland vertrekken. Te Hoek hield Jhr. R. de Muralt, ingenieur te Zierikzee, candidaat voor het lidmaatschap der 2e kamer zijn aangekondigde rede voor »de tariefwet en dwangverzekering*. Spreker ving aan met de tariefwet en bracht vooraf in herinnering het onderscheid tusschen vrijhandel en bescherming Vrijhandel beteekend de burgers van het land in de gelegenheid te stellen daar te koopen waar zij het goedkoopst terecht kunnen. De concurentie wordt onbelemmerd toegelaten ja zelfs bevorderd. De vrijhandelaar meent daardoor de belangen van het algemeen te dienen, de welvaart te bevorderen en vooral de export industrie zonder kunstmiddelen te steunen. Bescherming bedoelt de buitenlaudsche goe deren zoo veel mogelijk te weren. Daardoor hoopt de beschermer dat de goederen die vroeger uit het buitenland betrokken werden nu in het land zelf zullen worden geproduceerd. Daardoor zal de industrie althans die niet van export leeft gaan bloeien of meer gaan bloeien als reeds nu bloei te constateeren valt. De beschermer meent dat hierdoor de loonen zullen stijgen, de werkloosheid zal verminderen of worden vóórkomen en de ge heele welvaart zal toenemen. Daarna vraagt spreker of er eenigen rede is voor Nederland om van handelspolitiek te veranderen Als het dan niet door de vrij handel is dat Nederland zoo in welvaart is toegenomen dan is hot zeker ondanks de vrij handel. Spreker gaat na de geschiedenis van ons land van 1815 tot 1845 en concludeert dat de hooge tarieven in die periode zeer zeker niet bevorderlijk voor onzen welvaart zijn geweest. In de veertiger jaren tierde eigenlijk alleen de smokkelhandel, maar de schatkist was berooid, 's lands crediet was zoek, Nederland werd toen nauwelijks meer genoemd in de rjjen der natiën. Toen stonden mannen op van vrijzinnige richtingen. In 1845 zien wij weer de eerste, wel is waar zeer bescheiden stap zetten in de richting van den vrijhandel. In 1862 en 1877 werd in die goede richting voortgegaan. Spreker wijst er op dat in 1895 de liberale minister Sprenger van Eijk wel is waar door bijzondere maatregelen een paar millioen meer haalde uit de tarief dan te voren. Maar toch hadden die maatregelen niets te maken met een veranderd standpunt van ge noemde liberale minister. Het was niet meer dan een technische herziening van de wet van 1877 en het was de plicht van die minister de ontduikingen die door de slechte redactie der oude wet plaats vonden, te voorkomen. Wijders toont spreker aan dat ons land verbazend in welvaart is toegenomen, juist onder de vrijhandel. Per hoofd is de handel in ons land grooter dan in eenig land ter wereld. De handelsvloot ging de laatste 10 jaren in ons land veel meer vooruit dan in eenig land om ons heen. In 1887 besloeg de Rijn haven 30 H. A. en de Waalhaven zal spoedig 310 H. A. beslaan. Wie had durven voor spellen dat in 1912 in de Rotterdamsche haven het 10.000 schip zou binnen varen in een jaar Zeker zou de onlangs overleden heer Dobbelman, het uit vroegere dagen zoo bekend protectionnistisch [kamerlid, dit nooit hebben durven voorspellen. De toename van bevolking, de groote uitvoer, (landbouw voor meer'jdan 200 millioen per jaar) de officieele geschriften uitgegeven door het departement van land bouw enz. alles wijst op onze enorme toename in welvaart. Dr. Kuijper zeide zelfs bij de behandeling van de militiewet van minister t'olijn dat ons land zoo in welvaart toeneemt dat onze naburen er jaloersch op zouden worden. Daarna komt spreker tot de tariefwetten. Hij onderscheid in het algemeen drie soorten tariefwetten. le. Het z. g fiscale of belasting tarief dat alleen bedoelt om geld in de schatkist te brengen en juist geen vermindering van invoer wenscht. 2e. Het Protectionnistisch of beschermend tariefwaarvoor de baten in de schatkist slechts nevenzaak zijn. In de eerste plaats wordt dan door de hooge tarieven aan de grenzen bedoeld, om de invoer van vreemde artikelen te doen verminderen. 3e. Het twee ledig tarief dat zoowel fiscaal als protectionnistisch werkt. De be staande tariefwet die ongeveer 15 millioen in de schatkist brengt is inderdaad over het algemeen ecu fiscaal tarief. Minister Kolkman wil nu door verhooging en uitbreiding van de tariefwet, een nieuwe tariefwet tot stand brengen, die zoowel fiscaal als beschermend zal werken. Spreker toont aan hoe moeilijk het debat- teeren is over een tariefwet die zoowel fiscaal als beschermend werkt. De voorstanders van de protectie maken bijna altijd misbruik van die tweeslachtigheid der wet. Toont men aan dat eenig artikel, na invoering der wet niet meer zal worden ingevoerd en daardoor de schatkist van de belasting op het artikel niet zal profiteeren, dan zegt de debater dat het juist zoo gewenscht wordt want dat immers de wet Kolkmau bedoelt beschermend te wer ken. Toont men elders met een artikel aan, dat de invoer niet zal verminderen en dus van bescherming geen sprake zal zijn, dan beroept de man van rechts zich er op dat de wet Kolkman in de eerste plaats bedoelt »geld in te brengen in de schatkist.Zelfs de minister ontziet zich niet misbruik te ma ken van de tweeledigheid van zijn wetsvoor- dracht, om zoo te trachten recht te praten wat inderdaad krom is. Hierop toont spreker in den breeden aan waarom een fiscaal tarief door de vrijzinnigen niet kan worden aanvaard en waarom het wenschelijk is ons tarief van invoer eer te verlagen dan te verhoogen. Een fiscaal tarief toch slaagt alleen, indien zij belast die artikelen die door het geheele volk worden gebruikt. Zulk een tarief is daardoor een indirecte belasting, die het meest drukt op die schouders die het 't minst kunnen dragen. Dergelijke belastingen hebben wij al genoeg in de vorm van accijnzen op verbruiks arti kelen. Niet noodig die onbillijke belastingen waarvan de middenstand en de arbeiders de dupe zijn, nog meer te verruimen. Het hoofdbezwaar tegen een fiscaal tarief ligt echter in het feit dat het volk naast een belasting voor de meeste verbruiks artikelen tevens een nog veel grootere belasting betaald aan eenige particulieren. Die heeren spelen er dan mooi weer van dit lijkt dan op welvaart, maar het is niets anders dan verplaatsing van het bezit van zeer velen die al niet veel bezaten, naai de brandkast van slechts enkelendie toch al tot de meest bedeelden behoorden. Met een voorbeeld toont spreker aan hoe door de verandering van de tarra aftrek bij de invoer van geraffineerd zout, wij eigenlijk met de wet Kolkman een verhooging van het invoerrecht van het zout zullen krijgen, waar door ongeveer 6000 gld. in de staatskas zal komen en ongeveer 162.000 gld. in de zakken van 47 zoutzieders. Misschien dat dan het zout, dat nu wordt ingevoerd, na de wet-Kolkman in Nederland zal worden gemaakt. Spreker verwacht hierdoor voor ongeveer 11 arbeiders meer werk, dat is dus len kosten van ruim 14000 gld. die het Nederlandsche volk zal Jhebben op te brengen per arbeider om aan 11 arbeiders meer werk te geven in de zoutindustrie. Daarna zet spreker het misverstand recht, alsof de invoerder, dit is de buitenlander het invoerrecht zou betalen. De inporteur schiet het invoerrecht voor, dat is alles en de consument dat is het Ne derlandsche volk, betaalt het. Ook met het beschermend tarief kan spreker zich geenzins vereenigingen. Vooral voor ons land niet, dat leeft van handel en land bouw. Bovendien is bekend dat de industrie die zoo tiert voornamelijk exportindustrie is. Die exportindustrie bloeit zoo omdat zij de grondstoffen als overproductie van vele lan den voor een spotprijs koopt. De buitenlan der verkooft hier zijn ijzer, ledercement enz. goedkooper dan in zijn eigen land, ja zelfs beneden aanmaakprijs. Hetgeen hij er op verliest laat de buiten lander de burgers van zijn eigen land betalen, hetgeen hem mogelijk wordt gemaakt door de hooge tarieven in zijn land die de concu rrentie van het Buitenland voor hem onscha delijk maken. Spreker toont aan hoe export-industrien zoo als schoenfabricatiescheepsiverven enz. allen alleen kunnen bestaan en bloeien door onzen vrijhandel en als gevolg van de hooge invoer rechten in de meeste landen om ons heen. Om het geroep om bescherming voor de industrie behoeft men zich niet veel te be kommeren. Het is loos alarm. In 1895 werd in de motie van Dobbelman om graan rechten en om bescherming van de industrie gevraagd. Vooral Tilburg schreeuwde het hardst. Ziet nu naar Tilburg. Zonder be scherming heeft deze stad zich uitgebreid als bijna geen stad in Nederland. En dat de landbouw niet kwijnt dat weet ieder. Het land is op het oogenblik in Nederland zelfs duurder dan in het buitenland dat er vlak aan grenst. (Groningen en Oost Pruisen) n.l. in het beschermde Duitsch land. De handel en landbouw worden uiet beschermd, niet dat spreker dat wenscht, maar hij wenscht ook niet dat andere takken van welvaart worden beschermd, ten koste van den handel en landbouw hetgeen spreker duidelijk uiteenzet. Het boeren bedrijf' wordt duurder de loonen hoogd en het volk trekt naar de industrie-steden. Ergerlijk vindt spreker de klompenbelasting dat voor een groot arbeidersgezin met jonge kinderen beteekent Vs °/0 van het inkomen van den vader, hetgeen spreker nauwkeurig uiteenzet. Laat men het wagen om van de meerbedeelden een belasting te heffen van V s van inkomen, alleen op schoe nen, dat 10 gld. per jaar zou beteekenen voor iemand die 3000 gld. per jaar verdient. Wij kregen dan terecht een revolutie onder dfs meerbedeelden. Spek, schapenvleesch en zeer vele verbruiks- artikelen, als bouwmaterialen worden belast en drukken te veel op den kleinen man. Toch roept de anti-revolutionaire Rotter dammer uit, dat »de wet-Kolkman zoo mild is omdat zelfs de siërvogels worden vrijge laten van belastingen.* Mannen van rechts verklaarden in de commissie van voorbereiding teb mr.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1913 | | pagina 1