Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwscti-Vlaanderen.
Om Ki«cr te werden.
pijee manieren.
Zes weken journalist.
Eeti afscheidsgroet.
No. 2343.
Zaterdag 8 Februari 1913
24e jaargang
■r
abonnementsprijs
FEOILLKTON.
BINNENLAND.
UIT ONZE OMGEVING.
Telef. Interc, No 15,
Per 3 maanden 7 6 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 96 cent bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 60 cent; elke regel meer
10 cent. By abonnement Jaanmer kei ijk ver
minderd tariet. Grootere letters naar plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courapt verschijnt eiken Woeusdag- en Zaterdagmorgen bjj den Uitgever M DE JONQE. te Ter M 6 it a Q o.
leder ga nog eens na, of hij in de termen
valt, om kiezer te worden.
Ook zie hij eens rondom zich heen of hij
anderen weet, die het zouden kunnen worden.
Hij wekke die anderen op aangifte te doen
en dat wel zoo vroeg mogelijk, maar in ieder
geval vóór 15 Februari.
Er zijn er in onze plaats, die al jaren hun
stemrecht konden bezitten.
Laten ze thans de gelegenheid niet verzuimen.
Zij, die voorlichting of hulp hierbij behoeven,
kunnen terecht bij de bestuursleden der libe
rale kiesvereenigingen te Ter Neuzen, Zaamslag
of Axel. Waar als in Hoek geene lib. kies-
vereeniging bestaat, kan men zeker ook wel
door verschillende personen geholpen worden.
Inlichtingen kan men steeds verkrijgen aan
het bureau dit blad.
Ook Zaterdagavond tusschen half acht en
negen uur zullen bij Mej. Michielsen op de
bovenzaal een of meer bestuursleden der lib.
Kiesvereeniging te Ter Neuzen aanwezig zijn,
om ieder in het verkrijgen van zijn burger
recht hulp te verleenen.
Wie nog personen weet te noemen, kan dat
daar ook doen.
Men voelde, dat er iets broeide. Reeds
meer dan eens had men bedenkteljjk zijne
ontevredenheid over den burgemeester te
kenneu gegeven in het anti-rev. blad. Een
poosje geleden werd de geest van den overleden
burgemeester reeds tegen hem over gesteld.
Nu in de laatste raadsvergadering de bur
gemeester de schoolgeldregeling van de heeren
De Jager c. s. bestreed liep de maat over,
meenden de anti-rev. voormannen.
In niet minder dan 3 achtereenvolgende
nummers verscheen een lang artikel, getiteld
Tegen eigen volk, een artikel, dat we niet
stuk vooi stuk wenschen te volgen, een artikel
zoo persoonlijk, zoo beleedigend tevens, dat
we herhaaldelijk ons de oogen wreven of we
het lazen in een anti-rev. blad, want immers,
alleen daar is het gezag veilig, als men zoo
op vergaderingen hoort of in geschriften
leest.
door LEO RIKMEN8POEL.
3)
Daarna verliep ongeveer een week, waar
in ik niets bijzonders ervaarde. Dagelijks
bezocht ik het kantongerecht, waar ik heel
gezellige nurtjes doorbracht bij het verhoor
van domme-dingen-zeggende getuigen en een
zich daarbij kwaadmakenden kantonrechter
ik nam kijkjes in geopende groote Amster-
damsche instellingen, waarvan ik waarheid-
getrouwe berichtjes maakte en van tijd tot
tijd moest ik op informatie uit naar gebeur
de ongelukken, waarbjj ik meestal van oog
getuigen de meest interessante tegenstrijdig
heden vernam. Maar op een goeien Zater
dagmiddag ik zeg niet zonder redetr
„goeien", want het was dien dag voor het
eerst weer eens mooi, zonnig weer na zes
weken was ik de aangewezen maD om
naar een lezing over „Bijenleven en bijen
teelt" te gaaD, die gehouden werd raad
eens in betEngelsch
O, dacht ik, nou ga ik julli in de gaten
houen, want zoo langzamerhand scheen het
mij geen loos vermoeden meer, dat ze me
En die verbazing deelen velen met ons.
Eén ding is gelukkig. Diegenen die het
twijfelachtig voorrecht hadden de artikels te
lezen, gaven, voorzoover wij ze spraken, hunne
ergenis te kennen.
Of de burgemeester zich zal laten terrori-
seeren
Wij gelooven niet, dat hij er de man
naar is.
Dat sommige evenwel voor niets zullen
terugdeinzen, daarvoor staan ons die artikels
borg.
Wij willen er thans alleen van zeggen, dat
wij, als degenen, die wij "spraken, de artikelen
in één woord ergeljjk, beneden critiek vinden.
»Ziet hij de bui hangen schrijft het
Christelijk blad Luctor et Emergo en bedoelt
dan met hij den rijksontvanger.
Deze heer, die in onze stad wegens zijne
welwillendheid eene goede reputatie genoot,
gaat onze stad verlaten wegens zijne benoeming
te Roermond.
Die ambtenaar, altijd humaan en welwillend,
zooals we zeiden, heelt iets vreeselijk- gedaan,
iets, dat men niet dan fluisterend durft zeggen.
Er wordt beweerd, dat hij een adres heeft
geteekend voor de H. B. S., dat hij een
voorstander van die inrichting is.
Is dat de hooggeroemde vrijheid, die de
anti-rev. partij, althans enkelen ons brengen
willen, dat zoo iets als eene soort misdaad
wordt aangerekend
Ja maar, zegt het blad, hij neemt de vlucht,
hij loopt weg, heelemaal naar Roermond
Hoe kwajongensachtig, zoo de durven
schrijven
En zekere X komt in een ingezonden stuk
verklaren, dat er een postambtenaar ook al
gevlucht is, naar de groote Maasstad, naar
Rotterdam.
En, zegt die inzender, een technisch ambte
naar van de Rijks Centrale is er ook al van
door.
't Is om van te rillen, niet waar Het
moet ons evenwel van het hart, dat het per
soonlijke, dat hoe langer, hoe meer op den
voorgrond treedt, den strijd wel scherper,
maar niet mooier maakt.
Waar men het met eerlijke wapens niet
niet naar den Balkan, maar naar Engeland
zouden sturen. Ik ging uaar die lezing, vond
ze verbazend aardig, maar ik moest haar
ook „verslaan" en dat was niet zoozeer aar
dig als wel zorgwekkend. Doch een journa
list moet handig zijn, en ik had gelukkig
gauw genoeg de op het program vermelde
punten als skelet van mijn verslagje gebruikt
waaromheen ik zelf Dog maar het lijfje had
te vormen uit hetgeen ik zoo opving uit den
mond van dien, zooals al zijn landgenooten,
vlug, te vlug prateuden Engelschman en uit
de fraaie lichtbeelden, die de zaak eigenlijk
het meest verduidelijkten en het mij moge
lijk maakten toch een goed verslag van de
lezing te geven.
De daaropvolgende dagen verwachtte ik elk
oogenblik te zullen hooren „Hé, jongeman,
je moet eens naar Engeland gaan enz.,
maar niets daarvan. Ik had er al weer zoo n
beetje spijt van. Had dat misschien weer
aan mijn journalistieke voorbarigheden gele
gen Al wachten mij toen wel geen groote
dingen, geheel van belang ontbloot waren
zjj toch niet, Want na een tiental dagen,
die kalm verliepen met alleen wat schakee
ringen van kantongerechtzittingen, stadsonge-
lukken, een paar vergaderingen en een ten
toonstelling, waar ik voor het eerst van mijn
leven den eerewyn dronk, kreeg ik de op
dracht naar eeu belangrijke politieke verga-
kan winnen, tracht men zijnen tegenstanders
op onedele wijze afbreuk te doen.
Wij geven dat soort strijders den welge-
meenden raad Valt niet in uw eigen zwaard
De rijksontvanger zal van den hatelijken
afscheidsgroet van het anti-rev. blad wel niet
veel last hebben.
Of hij gelijk heeft.
Minister Taliua Directeur-Generaal «Ier
I». T.
Het zal wellicht niet weinig opzien wekken
aldus schrijft Het Volk - dat in doorgaans
welingelichte kringen, naast den tegen woordigen
administrateur der posterijen den heer M. G.
de Bloeme, minister Talma als ernstige can-
didaat wordt beschouwd voor de betrekking
van directeur-generaal der posterijen en tele
grafie. Hij zou dan eerst na de verkiezingen
zijn nieuwe functie aanvaarden, welke inmiddels
tijdelijk door een ander waargenomen zou
worden.
Het Volk verneemt voorts, dat de heer Pop
15 dezer reeds naar ludië zou vertrekken, welk
bericht, volgens inlichtingen van Het Vaderland,
echter onjuist blijkt te zijn Het laatstgenoemde
blad zegt, dat de heer Pop einde April of
begin Mei vertrekt.
De heer Pop, de tegenwoordige directeur-
generaal, heeft, gelijk men weet, een aanbieding
gekregen om op te treden als directeur-
generaal van den post- en telegraafdienst in
Ned.-Indië en moet er ernstig over denken
deze aan te nemen. Uit deze berichten kan
men opmaken, dat hij reeds aangenomen heeft,
officieel is daarvan echter nog niets bekend.
Donderdag 6 Februari zijn ook wij
naar Sluiskil getrokken om de hand te drukken
van een 100 jarige,, den heer Pieter Johannes
Kielman, geboren te Hoek in het jaar 1813.
Van de meeste gebouwen aldaar, ook van
kerk en klooster wapperde de driekleur. Het
is dan ook eene zeldzame gebeurtenis.
De oude man zag er nog patent uit. Zelden
of nooit is hij ziek geweest. Zijn gezichts
vermogen begint zeer achteruit te gaan, hij
ziet weinig meer ook zijn gehoor vermindert
dering te gaan, waar een Kamerlid het woord
zon voeren over de tariefwet, gevolgd door
debat van een ander Kamerlid.
„Sjonge, dat is uu eens iets actueels", zei
ik, om mij goed te houden tegenover mijn
chef, want ik d*cht bij mij zelf: „Hoe zal
ik er dat nou afbrengen Maar ik schrikte
nn eenmaal voor niets terug en ik geloof, als
ze nijj in die dagen hadden gezegd„Je
moet vanmiddag de nachtwacht van Rem
brandt namaken", dat ik dan geantwoord zou
hebben „Goed meneer, ik zal er voor zor
gen
Met een goed, versch gepunt potlood be
gaf ik mij ter vergadering. De spreker van
den avond begon, 't Was net, of hij zich
bad voorgenomen zoo te praten, dat het den
verslaggevers onmogelijk zou zijn er een ver-
sLg van te maken. Den eenen volzin ratel
de hjj na den anderen af, van tijd tot tyd
door het applaus van het auditorium onder
broken, waarna ik tusschen mjjn vlug neer
gezette, vage aacteekeningen „applaus" no
teerde, terwjjl ik dacht: "Dat heb je ten
minste alweer". Maar ik moest toch goed
oppassen, anders ging mijn verslag er ten
slotte uitzien alsof er dien avond uitsluitend
geapplaudisseerd was-
Gelukkig verloor ik den draad der lezing
niet uit mijn notulen, al maakte ik ze zoo
beknopt mogelijk, om zo later op het bureau
sterk. Overigens is hij zeer goed gezond en
bepaald nog kras. Het is een echt vroolijke
oude heer grappen maken schijnt zijn hoogste
genot.
Sedert 1823 woont hij te Sluiskil. Achter
eenvolgens was hij veldarbeider, polderwerker,
schipper, visscher, aannemer van poiderwerken
en ten slotte landbouwer op de hofstede, thans
bewoond door zijn neef.
Dat de heer Kielman uit die 100 jaren heel
wat te vertellen heeft, is te begrijpen, daar
zijn geheugen nog vrij goed in orde is.
Wel had ik hem nog uren aan den praat
kunnen houden, doch ik was bevreesd, den
man, waar dezen dag toch reeds heel wat
van gevergd werd, te zeer te vermoeien en
dat leek me op zijn leeftijd te gevaarlijk.
Onder den invloed van zijne grappen ge
komen, zei ik hem, vernomen te hebben, dat
hij nog trouwplannen had en dezer dagen in
het huwelijksbootje ging stappen, waarop bij
antwoordde: »Nu weet je wat goeds voor
me ik wil wel hoor
(De heer Kielman is nimmer getrouwd
geweest.)
Ik zeg zoo tegen hem »Drink je nu van
daag op je jaardag nog een glaasje wijn mee
ook; neen zeker V* »Neen hoor, kan je be
grijpen,t was z'n antwoord, vijf minuten
later zat hij heel smakelijk een groot glas
wijn in kleine teugjes achter elkaar leeg te
drinken.
Ook kwam ik tot de conclusie, dat die
oude van dagen zoowel 's levens lasten als
's levens vreugden heeft meegemaakt.
Bij het bouwen der vestingwerken alhier
verdiende hij 50 ceot per dag, waarvan hij
verplicht was nog 10 cent op zijn werk uit
te geven.
Ook heeft hij gewerkt aan het graven van
het kanaal naar Gent.
Hij herinnerde zich nog menig voorval
uit de Belgische revolutie. In 1831 stond
hij te Sluiskil met een kameraad op post,
aan de grens tusscheu Ter Neuzen en Axel,
waar vroeger de brug over het kanaal lag.
De bevelvoerder had 100 aan dengene uit
geloofd, die den persoon zou doodschieten,
die daar dien nacht voorbij zou komen. Het
vermoeden van den bevelhebber werd be
waarheid, maar onze vriend Kielman hechtte
meer waarde aan een menschenleven dan aan
100 pop. Zij schoten den persoon niet dood
en nog lange jaren is hij met dien heer,
een Belg, destijds eigenaar van hofsteden
in den Vogelschorpolder, zeer vriendschappelijk
gebleven, welke vriendschap hem bovendien
niet ouvoordeelig geweest schijnt te zijn.
»Ik hebt, zoo vertelde hij, »hier in die
dagen der Revolutie veel goede en slechte
uit te werken, want persklaar maken was
onmogelijk, dat beweerden trouwens de oudere
verslaggevers van de andere bladen ook. In
zooverre was ik weer wat gerust gesteld- Maar
daarna, daarnatoen bet debat kwam,
o menscb, hoe kan iemand zoo praten Die
debater daebt zeker van den inleider„jij
vlug praten, ik nog veel erger!" Die man
zijn lippen gingeu aan 't klappereD als de
galoppeerende pooten van een hazenwind, neen,
erger nog. Daar was heelemaal geen bijhouden
meer aan. De eene volzin holde den anderen
achterna als jachthonden hun prooi, 't Was
net, of je een race auto had zien vertrekken
op een zeer bcchtigen weg, zoodat je den
wagen telkens bjj een kromming van den weg
in vliegende vaart zag te voorschijn komen,
maar onmiddellijk daarna weer verdwijnen
tot den volgenden bocht. Zoo'n vliegende auto
is wel mooi, maar je kunt er geen heel trajet
van volgenden en beschrijven. Die vergelijking
droog zicb spontaan bij mij op, toen ik dien
debater hoorde race-praten.
(Wordt vervolgd).
TER