Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Kit den friad.
GEMEENTERAAD.
No. 2336.
Woensdag 15 Januari 1913.
24e jaargang
FEUILLETON.
Een bladzijde uit het levensboek
van de famielje Pas.
ABONNEMENTSPRIJS;
Per 3 maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 96 cent bij ▼ooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren. Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. latere, No 15
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 50 aent; elke regel meer
10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver
minderd tariei. Grootere letters naar plaatst uimte.
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deae Courant verschijnt eiken W O i'Uill 11 en a t r (1 tlm r geil bij den UitgDTer M DE JONOB. te T e r Mennen.
Zoo hebben we dan onze eerste vergadering
in het jaar 1913 gehouden.
Onze Voorzitter hield eene echte Nieuwjaars
rede, waaraan hij de opmerking deed vooraf
gaan, dat hij niet ieder jaar van plan waste
spreken naar aanleiding der jaarwisseling.
Maar nu deed hij het, omdat 1913 voor Ter
Neuzen waarschijnlijk een zeer belangrijk
jaar zal zijn.
Hij sprak de hartelijkste wenschen uit voor
het herstel van den heer Wieland, met welke
wenschen wij allen om het zeerste instemden.
Ook bracht hij een woord van lof voor het
tijdelijk wethouderschap van den heer Drost.
Eene welverdiende hulde, waar onze collega
zooveel jjver en kunde in die functie heeft
aan den dag gelegd.
Het treffendst wel was zeker het tegen
spreken van de legende, alsof Ter Neuzen
achteruitgaat.
Dit moest, meende onze Voorzitter, weer
sproken worden
En hij toonde het ongerijmde van het
voortbestaan dier legende door cijfers en feiten
aan.
Inderdaad is deze legende reeds te lang
van zekere zijde geëxploiteerd.
We hopen, dat het «zinkende schip* nu
eens zal afgedaan hebben.
Het schijnt, dat men zijne kracht in ont
moediging der inwoners wil zoeken.
Zoo iets is zeker niet in het belang van
onze plaats.
Zeker zijn er een paar jaren van depressie
geweest, die niet alleen in onze plaats, maar
ook in veel grootere zich deed gevoelen.
Het afgeloopen jaar deed zich onmiskenbaar
door eene zekere opleving kennen.
Van achteruitgang te spreken heeft dus
geen zin.
Het is een goed werk, dat Ter Neuzens
door
W. VAN TWISK.
1)
Juffrouw Pas, geboren Bel, was met vroo-
lljke, luchtige triptrapjes, over den versch ge
vallen sneeuw van het kerkgebouw naar huis
gekomen. De Noordoostenwind had-een kleur
getooverd van blauw en paars op baar goed
gevulde wangea en in baar blauwe schitter
oogjes straalde een glans van ongekend genot.
Juffrouw Pas was in een bizonder gunstige
gemoedstemming en baar gebeele doen gaf
daar zulke duidelijke hijjken van, dat bet zelfs
haar echtvriend, die thuis gebleven was,
ofschoon h|j aauspraak had op bet hoog ge
stoelte in bet kerkgebouw, dadelijk m bet
oog viel. Eu 't moet gezegd worden, da na
tuur bad den beer Pas niet roet 'n bizondere
opmerkingsgave bedeeld, al zou ook z'n ver
kiezing tot lid van het College der vroede
vaderen, die de vorige maand bad plaats ge
had bèt tegendeel doen vermoeden.
Pas had veertig koebeesten op stal, behal
ve 't klaine goed en den nog de varkes en
eerste burger getracht heeft die legende de
wereld uit te helpen.
De rede, die het karakter had van eene
troonrede in het klein, sprak van de zaken,
die dit jaar door den Raad moesten behandeld
worden.
En er is heel wat werk aan den winkel.
Laten wij met ijver en nauwgezetheid onze
beste krachten inspannen om het vele te
verwezenlijken, dat van ons verwacht wordt.
Dan zal 1913 voor onze plaats werkelijk
een belangrijk jaar zijn.
Wij zaten weer in de Eerste Kamer.
Achter de groene tafel, doch in zijn eentje,
de schamele figuur van den heer de Waal
Malelijt, het Indische onderkoninkje, dat over
millioenen stervelingen in de Oost het bewind
voert.
In het midden ter linkerzijde staat een
jonge, eenigermate gebruinde man achter zijn
lessenaar. Hij is de bekende Indische specialiteit
Mr. Th. van Deventer.
Wat een verschil, wat een contrast tusschen
die beide mannen. De heer van Deventer,
slechts enkele dagen terug van zijn groote
Indische reis, vertelt van hetgeen hij zag en
hoorde. Op bezadigden, kalmen toon schetst
hij ons in korte trekken den toestand van
onze koloniën. Onopgesmukt is zijn verhaal,
bijna eentoonig als de geschiedenis van Saïdjah,
Hij betoogt hoe de Nederlandsche regeering
bezig is met vuur te spelen, hoe ze de
Mohamedaansche bevolking in haar heiligste
gevoelens aantast, hoe ze daarmede de ge
moederen prikkelt en een verzet uitlokt, dat
aan gindsche zijde geheiligd zal zijn door een
religieuzen hartstocht. De regeering stelt de
vrome bevolking vóór de keuze: geen onder
wijs of christelijk onderwijs. Het laatste zal
de kinderen afvoeren van den godsdienst der
vaderen, het eerste zal onthouden wat Neder
land langs dien weg van de ontwikkeling wil
brengen de beschaving.
Daar aan de groene tafel zit de minister.
Nooit zag hij Indië. De rapporten van
zijn ambtenaren zijn de zwemgordels, waarop
hij drijft. Ginds op de gereserveerde tribune
zit een vijftien man sterke staf ambtenaren,
die als een veilige wacht om den troon van
skeipe. Deze omstandigheid had voor z'n me
deburgers de bezwaren uit den weggeruimd,
die anders z'n benoeming hinderlijk hadden
kunoen zijn.
rJe zieoe der uit, Moeder, of je bai do
leste verkooping de plok baald bewwe", knort
Paa met zwaar neusgeluid. „Is er wat bezou-
ders an 't handje, of slechts weer op gaol
„Hai het 't dan deuze morrege miseraobel
mooi maakt," zegt juffrouw Pas, minder als
antwoord op de vraag van baar echtvriend,
dau wel om den indruk weer te geven, dien
de preek van dominee Kareis op haar gemoed
heeft teweeggebracht. „Ien Krintedartien.Over
de liefde," voegt ze er haastig bij, als om de
noodige opheldering te geven aan 'r man,
die wel wat licht noodig schijnt te hebben om
de oorzaak van die buitengewone opgewekt
heid van z'n wederhelft te kunnen opsporen.
Dominee Kareis was nu niet precies „l'en-
fant cbéri" in den huize Pas, evenmin als
bij vele andere dorpsgenooten. Zjjn nog al
sterk geavanceerde gevoelens deden hem vaak
in botsing komen met de star consertievé
meeuirigen van velen zijner parochianen, die
z'n „malle metoten" niet best konden zetten
en 't beelemaal niet dulden konden dat de
dominee geheel-onthouder, ja, zelfs „vege-
tarius" was. Het laatste euvel deed inzon
derheid bij Pas de deur dicht, wat niet te
verwonderen was, „as je veertig koebeeste,
den onderkoning geschaard staan. Om het
half uur gaat een briefje van de rainisters-
talel naar de tribune, een ambtenaar verdwijnt
en straks zal het stapeltje dossiers en rapporten,
dat voor den minister zich verheft, weer
met één dossier vermeerderd zijn.
Arm land, waar een dergelijke droevige
figuur de belangrijkste plaats kan innemen.
Straks zal hij in antwoord op het vernietigende
requisitoir over zijn politiek in Indië weer
op zijn saaien toon fluisteren »dat hij er
den gouverneur-generaal over schrijven zal.«
Er was immers geen tijd om zijn ambtenaren
te raadplegen En wie durft den handschoen
opvatten die door den meest deskundige wordt
toegeworpen
Wat in de Tweede Kamer was gezegd
over Indië, al hetgeen waarvoor de regeering
gewaarschuwd was, is nog eens bevestigd
door den man, die versche indrukken heeft
meegebracht.
De minister tracht aandoenlijk te worden.
Hij bezweert zijn tegenstanders toch te ge-
looven in de eerlijkheid van zijn woorden,
in de eerlijkheid van zijn bedoelingen. Och
wie zou daaraan twijfelen Maar daarin schuilt
niet de fout. Wij kennen onze Pappenheimers.
Wat uit Indië wordt gemeld omtrent den
geest, die door de regeering wordt gekweekt,
klopt volkomen met hetgeen wij hier te lande
nu al elf jaar lang hebben gezien en gevoeld.
Zooals de sociaal-democraten de belangen
van slechts één klasse behartigen, zoo ook
kent de clericale coalitie maar één belang,
dat van haar zelf. Er is geen plaats in de
gedachten van een coalitieman voor andere
jjeginselen, voor eigen opvatting. Alles is
er benauwd, eng, kleinhartig. Nooit zit er
een breede slag in de daden, nooit is er een
ruim uitzicht in de wijze van uitvoeren,
't blijit altijd alles van dat griezelige peuter-
werk, dat kleinburgerlijk gepruts. Men wil
Indië kerstenen. Staat er niet geschreven
zijt nuchteren Maar wat doet de regeering
pm de pest van Indië, het opiumgebruik te
bestrijden
Men zou van den christen-staatsman ver
wachten, dat hij fier zou uitroepen het zal
uit zijn
Maar wat zegt de minister't Zal zoo
moeilijk wezen, ge kunt den smokkelhandel
niet tegenhouden en dan, met een verbod zoudt
ge de menschen in hun zwak, zelf in hun
bebalve 't klaine goed op stal, en den nog
varkes in 't hok en sktipe in de wai heb."
Maar de preek van dezen morgen, juf
frouw Pas 'was opgevoed in de „achterdok-
scbe" leer, dat was van onër tot ouër in de
fremielje zoo bleve, maar nou ze was om-
draaid as 'n blad van 'o boom, om zoo te
noeme, en dat zou Piet ook, dat wist ze vast.
Eu zich tot haar echtgenoot wendende „as
je zóó over de liefde bad boore praote, dan
wil je wel van de „mederrene" wete, al binne
je den ook van aore aiëre zet".
Piet grinnikt onnoozel, doet een zware trek
aau z'n gouwenaar en pookt de kachel eens
op.
„Die Kaorels bet alles uit de boeke ik bew
de liefde al drie en twintig jaor keune uit de
praktaik", snorkt Pas met 'n bedankelyk ge
zicht, dat ie achter een dikke rookwolk voor
z'n eega verbergt. Eu met meer verheffing
„Dat mederrene geloof bew 'k al kenne vóór
Kaorels nog z'n broek kon opbaole, al hew
'k 't jou ook niet an je neus hooge. Weetje
waor 't beele zaokie op neer draait Als je
miene, dat Jonas in de walleviscb zeto heb,
den bin je aebterdoks en aors bin-je mederre.
Eu 't ressie in flauwe kul", voegt Pas er heel
wqsgeerig aan toe met 'n gezicht, waaruit
duidelijk spreekt, dat elk geleerde voor zoo'n
redaneering den hoed moet afuemen.
„Wel man, wat bin jai op je praotstoel,
heilige gevoelens raken. De regeering doet
het zachtjesaan, och, ja zoetjes aan, zoetjes
aan, ziedaar heel den minister van Koloniën
getypeerd.
Maar is dat taal van een minister Is daar
iets te vinden van die vurige geestdrift voor
hoog-heilige idealen, zooals die door dr. Kuyper
steeds werd opgezweept
Bang voor het volk, wanneer het verlost
wordt van de geweldigste plaag. Maar niet
bang is diezelfde minister om den menschen
iets te geven, dat zij niet ende nooit willen
hebben. Niet bang is hij om de zendelingen hun
gang te laten gaan om de bevolking los te
scheuren van wat haar heilig is. Wat bij alle
zendelingen maar steeds vergeten wordt is dat
het christendom, zich uitend in een moraal is
een product van geestes en zielebeschaving.
Wanneer het mogelijk is de Inlandsche bevol
king los te maken van de tradities, van het
geloof der vaderen, dan is daarmede de grond
niet geschikt geworden om er het zaad van
het christendom op uit te strooien.
Slechts waar langs den weg der cultuur de be
volking tot zooveel hooger peil is opgevoerd, dat
het haar onderlinge verhouding en haar verhou
ding tot de buitenwereld anders heeft leeren ken
nen, meer in de lijn van onze begrippen, eerst dan
is de tijd gekomen om de nieuwere moraal
te propageeren.
Wat begrijpt iu onze omgeving de alle-
daagsche man-in-de-staat van electriciteit
Moet gij hem dat uitleggen, terwijl hij niet
het minste in/.icht heeft in de natuurkunde
en de groote wetten die daarin door de
geleerden zijn ontdekt Evengoed als die
man pas eenigermate begrip ervan zal krijgen,
wanneer hij een ontwikkelingsstadium heeft
doorgemaakt, even goed zal de Inlander pas
iets beseffen van de begrippen der christelijke
moraal, wanneer hij de cultuur-periodes die
aan het christendom zelf eenmaal vooraf
gingen, heeft doorgemaakt.
Wij kunnen trachten het volk tot rijpheid
te brengen door het onderwijs te brengen en
de opium en den drank te ontnemen.
Door het christendom op de scholen te
brengen in zijn positieven vorm, zooals de
zending dat wil, verplaatst men den strijd,
den grooten beschavingsstrijd naar het ont
vankelijk kindergemoed, waar hij slechts ver
warring kan stichten. Het kind, op school
christelijk opgevoed leeft thuis in Mohamme-
deer is verachtig 't end van zoek roept vol
verbazing juffrouw Pas, die gedurende haar
drie en twintig jarig huwelijksleven zelden
zulke diepzinnige ideeën bfj haar man heeft
opgemerkt. „As de mense wete hadde, dat
jai zóó praote konne, bad-je fluite kenne nee
'n plaosie in den raod
't Was waar, de beer Pas was over 't al
gemeen weinig spraakzaam. Ia gezelschap
was-ie gewoonlijk stil, zat geregeld voor zich
uit te kijken, ijverig werkende aan z'n gou
wenaar, of roerend met z'n lepeltje in bet
glaasje brandewijn met suiker, dat, zooals
Pas geestig opmerkte, altoos lek scheen te
wezen. Hij had in 't „verdouwen" van veel
„braudewaintjes mit neut" 'n zekere renom
mee gekregen. En 't mooiste was, z'n
dorpsgenooten getuigden bet met zekeren
trots „je konne nooit niks an 'm raerreke
hai bleef altaid krek ioveliens net of-ie an
z'n eerste begoune was."
Pas ging door voor een stil, braaf burger,
wien bet nooit te doen was om „een aor de
horen of te naiten" 1), en die met al de
kalmte, waarover 'u menschelijk gemoed maar
beschikken kon, zich altijd, iu alle mogelijke
zaken, neerlei bij de gevoelens der meerder
heid. Dat maakte hem zoo geschikt, meende
men. voor den gemeenteraad, waar al zoo'n
paar „neitekoppe altoos zatte te harreweere,
om, zoo ze zaie, poepegronde te maoke voor
6 42
6 51
7 02
7 14
8 14
8 leS
8 57
*5 29
5 51
6 01
7 03
7 15
7 25
7 35
8 06
8 13
8 20
8 27
8 34
TER
De Burgemeester der gemeente TER NEUZEN
maakt bekend, dat Openbare Vergadering
van den Gemeenteraad, is belegd tegen Vrijdag, den
17 Januari 1913, des voormiddags te 10 ure.
Ter Neuzen, den '3 Januari 1913.
Do Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.