Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwscli-Vlaanderen,
Uieuwjaarswensclien.
HOUTWAREN.
Bekendmaking.
WEEKMARKT.
Dftnaspf.
No. 2331.
Zaterdag 28 December 1912.
23e jaargang
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 96 cent bij rooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. Interc, No 15
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 60 oent; elke regel meer
10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver
minderd tanet. Grootere letters naar plaatsruimte.
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdags >rgen by den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen.
Evenals het vorig jaar zal ook dit
jaar de gelegenheid worden openge
steld op den Nieuwjaarsdag zijn
compliment van den dag te brengen
aan Familie, Begunstigers en Vrienden.
Voor slechts
worden deze advertentiën geplaatst.
Spoedig opgaaf wordt beleefd ver
zocht.
DE UITGEVER.
AANGIFTE
Inschrijving voor de Militie.
De bijzondere aandacht wordt er op
gevestigd, dat bij de in art. 15 vermelde
aangifte ter inschrijving gelegenheid be
staat om op te geven de reden van vrij
stelling die de in te schrijven persoon
vermoedelijk zal kunnen doen gelden.
Voorts is het noodig, dat door of voor
,hen. die elders geboren zijn, bij het doen
van de aangifte ter inschrijving wordt
overgelegd een uittreksel uit het geboorte
register, welk uittreksel op aanvrage
kosteloos wordt verstrekt.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo
mogelijk op een der aangegeven uren
voor het doen der aangifte ter Gemeente
secretarie te vervoegen.
Inlichtingen en lijst van de te leveren
materialen te bekomen bij den gemeentebouw
meester.
Ter Neuzen, 27 December 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
TER \EIZE\S(
TER
De Burgemeester der Gemeente TER NEUZEN brengt
ter kennis van wie bet aangaat, inzonderheid van de
in bet jaar 1894 geboren mannelijke personen, ot van
bun vader, moeder, voogd, of curator, dat bij de Mi-
litiewet Staatsblad 1912, No. 21 j het volgende is be
paald
Artikel 12.
1. Behoudens bet bepaalde in art. 13 wordt voor
de militie ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op,
1 Januari van bet jaar volgende op dat, waarin hij
bet 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk,
in het Dnitsehe Rijk of in het Koninkrijk België woon
plaats heeft, of wiens vader, moeder ot voogd op ge
noemd tijdstip in een dier Rijken woonplaatB beeft
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woon
plaats heeft
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op geno md
tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet worf t ge-
honden
A. de minderjarige niet-Nederlander, die binE in het
Rijk weonplaats heeft:
lo. indien zijn vader, moeder of voogd bini en het
Rijk woonplaats heeft en gedurende de voora/gaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniin of be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad heeft
2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad betft, tenzij hij in den zin dezer wet oen vader
of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk
woonplaats heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonplaatB heeft en gedurende de voorafgaande
achttien maanden in bet Rijk of in de koloniën of be
zittingen des Rijks in andere wereldd elen woonplaats
gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorig
lid wordt gehouden
voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin
der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in dep zin
der Nederlandsche wet.
Artikel 13.
Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te be-
hooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van we-
derkeerigbeid is aangenomen.
2o. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits
dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Artikel 14.
1. De inschrijving geschiedt
lo. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid, onder
lo.
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen bet Rijk
woonplaats beeft, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de
gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer
wet een vader, moeder of voogd beeft en deze in eene
andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in
de gemeeDte Amsterdam
cl. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk
België eB hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft in
de gemeente Ro'terdam
e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder
of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk
België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam.
zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duit
sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam
2o. van hem bedoelt in art. 12, eerste lid, onder 2o.
a. zoo hij woonplaats heeft binnen bet Rijk, in de
geraoento zijner woonplaats
b. zoo bij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
in de gemeente Amsterdam
c. zoo hij woonplaats beeft in het Koninkrijk België,
in de gemeente Rotterdam;
3o. A. van hem, bedoeld in art 12,eerste lid, onder
3o., indien hij minderjarig is:
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woon
plaats beeft
B. van hem, bedoelt in art. 12, eerste lid, onder
3o., indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar bij woonplaats heeft.
2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats geves
tigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e
levensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens
inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge
schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in bet
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de
gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben,
bepaald naar bet Rijk, waar de woonplaats gevestigd
is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin de in te schrijven persoon bet 18e levensjaar
volbracht.
Artikel 15.
1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven,
is verplicht zich daartoe aan te geven bij den burge
meester der gemeente, waar de inschrijving moet ge
schieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de ver
plichting tot het doen van de aangitta:
a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België woonplaats heeft, of indien de voogdij is
opgedragen aan een rechtspersoonlijkheid bezittende
vereeniging, aan eene stichting of aan eene instelling
van weldadigheid op de bestuurders
b. indien bet een meerderjarige betreft, die onder
curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd beett, of wiens vader, moeder
of voogd niet binnen bet Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats beeft, is,
behoudens het bepaalde in bet volgend lid, steeds
zelf tot het doen van de aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der art. 16 ver
melde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in
het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen
dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij bet leger
hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet
ter inschrijving te worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van
het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon net 18de levensjaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aan
gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door
een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Artikel 16.
1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-
doofstomuien- en blindengesticbten, van gevangenissen,
van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedingsge
stichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10
Januari eene opgave, ingericht in den door Ons te
bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke
pijjsonen, die alsdan voor de militie moeten worden
ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie,
binnen welke de inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die
ingevolge art. ó9 van het Wetboek van Strafrecht ter
beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in
een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt
gelijke opgavo vanwege Onzen Minister van Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en het
tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke
in dienst zijn bij de zeemacht, hij het leger hier te
lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeen
komstig door Ons te geven voorschriften.
Artikel 17.
1. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt
opuieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na
1 Januari van bet jaar, volgende op dat, waarin bij
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ge
vestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet
reeds in een dier Rijken woonplaats had
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft,
doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Jannari van
bet jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden diens
21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen een
dier Rijken gevestigd heeft
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na I Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van bet
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of iu het
Koninkrijk België woonplaats heeft;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na I Januari vaB het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd beeft
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Jannari
van het jaar, volgende op dat waarin hij het 18de
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander
is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk^België woonplaats heeft
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die Da 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar, volbracht, en vóór hnt intreden van
het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezstene
is geworden in den zin van art. 12, tweede lid
7o. hij, die vóór het iotreden van het 21ste levens-
jaar ophoudt te verkeeren in eeo der gevallen, bedoeld
in art. lc, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12,
hetzij volgens het hiervoren onder lo. 6o. bepaalde
ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo—6o
gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art.
14, eerste lid, met dien verstande, dat dé plaats van
inschrijving wordt bepaald naar de gemeente of bet
Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den
dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader,
moeder ot voogd is geraakt in een der in het eerste
lid van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in
schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt.
15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte geschiedt
binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den
dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader,
moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste
lid van dit artikel omschreven gevallen.
Artikel 102.
1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden
wordt gestraft de in art. 1P, eerste of tweede lid, be
doelde persoon of diegene der in laatstgenoemd lid
bedoelde bestnurders, die niet voldoet aan eene hem
bij dat artikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde
verplichting.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in
het eerste lid bedoelde feiten pleogt.
Waar in het bovenstaande sprake is van vader
moeder of voogd, heeft zulks betrekking op minder
jarigen er strekt de uitdrukking „vader" voor het geval
dat de vader de ouderlijke macht of de voogdij uit
oefent de uitdrukking moedervoor het geval, dat
de moeder de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent
en de uitdrukking „voogd* voor het geval, dat over den
minderjarige voogdij wordt uitgeoefend door een ander
dan den vader of de moederlie uitdrukking „curator"
heeft betrekking op meerderjarigen en strekt voor het
geval, dat dezen onder curateele staan.
Waar in het bovenstaande sprakeis van woonplaats
wordt, ten aanzien van hen, die geen vrijwillige woon
plaats hebben daaronder verstaan de plaats, waar zij
werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt, de plaats van
verblijf.
Voor bet doen van de aangifte ter inschrijving, die
moet plaats hebben tusichen 1 en 31 Jannari a.s., zal
gelegenheid worden gegeven ter Gemeente-secretarie
op alle werkdagen, des voormiddags van 9 tot 4 uur.
Des Zaterdags slechts tot 2 uur.
Ter Neuzen, den 10 December 1912.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
Burgemeester en Wethouders van
TER NEUZEN vragen vóór 7 Ja
nuari 1913 aanbiedingen met prijsopgave
van
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN
brengen ter kennis van belanghebbenden dat de
geneesmiddelen enz., ten behoeve der armen,
gedurende het eerste halfjaar 1913 zullen worden
verstrekt door den apotheker A. J. KLAASSEN
alhier.
Ter Neuzen, 24 December 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN
maken bekend dat met het oog op de aanstaande
Kerstdagen en Nieuwjaarsdag de WEEKMARKT
in plaats van op Woensdagen 25 December 1912
en 1 Januari 1913 zal worden gehouden op
Dinsdagen 24 en 31 December 1913.
Ter Neuzen, 23 December 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
De vraag door den heer Drost in de Raads
vergadering van Donderdag 5 December aan
den Voorzitter gericht naar aanleiding van
de benoeming van 7 leden voor de Commissie
van Toezicht op het M. O., heeft tot mijne
groote verwondering bij de Luctor-redactie
een gemoedsbeweging gaande gemaakt, die
zich uit in een hoofdartikel van dat blad
van 11 December 1912.
Het is niet mijn plan dit artikel geheel
te beantwoorden, doch liever wil ik er hier
en daar een stuk uitnemen ter nadere be
schouwing.
De voordracht door Burgemeester en Wet
houders opgemaakt, bestond uij; de heeren
Van Borssum Waalkes, Drost, Van Hasselt,
Van Hulsteijn, Mulder, Le Nobel en Speetjeus
als le zevental, de heeren Klaassen, Kramer,
Van Leeuwen, Nolet, Verhulst, Timmerman
en Walland als 2e zevental, dus kwamen op
de aanbeveling voor6 liberalen, 4 anti
revolutionairen en 4 katholiekenhiervan
werden benoemd 4 liberalen, 2 katholieken
eri 1 anti-revolutionair.
Volgens Scaldis zouden er 6 liberalen
benoemd zijn dit is vermoedelijk een kleine
vergissing, tengevolge van kleurenblindheid.
Deze benoemde anti-revolutionair en de
beide katholieken zijn voorstanders van
bijzonder onderwijs, maar hebben tegenover
de Luctor-redactie steeds hun eigen opinie
staande gehouden.
Die van het anti-revolutionair lid kwam
hier op neer, liever een bijzondere Christelijke
H. B. S. dan een openbare. Maar nu hem
gebleken was, dat van een bijzondere niets
kon komen, heeft hij ook hard meegewerkt