Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
SprcHen tioodig?
G ebrandmerkt.
5ubsidi«jacht.
No. 2271.
Zaterdag 25 Mei 1912.
23e jaargang
FEUILLETON.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 7 5 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 95 cent bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. Interc. No 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 5 regels 50 cent; elke regel meer
10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen.
Wegens Pinksteren zal het
„Ter Neuzeusch Volksblad" a. s.
Woensdag niet verschijnen.
We naderen zoo zoetjes aan het jaar 1913,
het jaar der verkiezingen voor alle vertegen
woordigende lichamen, Tweede Kamer,
Provinciale Staten en Gemeenteraad. Men
kan dit ook in onze omgeving zien. Het
anti-rev. blad Luctor et Emergo is reeds in
een' drukken pennestrijd gewikkeld met het
bekende blad van den heer Van Dalsum,
de Volkswil.
Wij hebben in het kort er op gewezen,
hoe de Volkswil dacht over het subsidie aan
de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramwegmaatschappij,
ook hoe Zelandia zich na de instelling van
den Raad van Advies op hetzelfde standpunt
stelde, natuurlijk zeer tot genoegen van
De Volkswil.
Wij hebben toen erkend, dat. er werkelijk
iets waars zat in de beschouwingen dier
bladen iets, wat trouwens van iedere
Tramwegmaatschappij kan gezegd worden,
daar steeds belangen van particulieren, die in
de nabijheid wonen van zoo'n lijn worden
bevorderd, men denke alleen maar aan de
meerwaarde der nabijgelegen gronden maar
dat de algemeene belangen van onze streek
een ruim subsidie van regeeringswege wettigen.
Reeds vroeger had De Volkswil ook ge
wezen op de z. i. scheeve verhouding, zoo
leden van een regeeringscollege stemden over
een subsidie voor eene maatschappij, waarin
zij zelf betrokken waren, iets, dat ook o. i.
beter anders ware, maar dat niet altijd kan
vermeden worden.
Nu had De Volkswil ook geschreven, dat
da zetel van Mr. Dieleman in 1913 moet
bestreden worden en dat de heer Ph. J. v.
Dixhoorn dient gekozen als lid der Provinciale
Staten.
Luctor et Emergo tracht de zaak aldus
voor te stellen, dat alleen zijne werkzaamheid
voor de tramlijn aan Mr. Dieleman zijn zetel
moet kosten en plaatst daar dan tegenover
den heer Ph. J. v. Dixhoorn, die ook een
sterk voorstander van de Zeeuwsch-Vlaamsche
Tramwegmaatschappij is en zelfs lid van
den Raad van Advies.
34)
Roman van
Gr. BISS.
Zijne koelheid maakte baar nog doller,
zoodat zij een wjjnglas greep en hem dit uit
alle macht oaar het hoofd smeet.
Met de vaardige hand van een cricket
speler ving hij het op, schamper glimlachend
om hare machtelooze drift en met zijn servet
den gespilden wijn van zijn vest wisscbend.
En zonder een woord nog draaide het vrouw
tje zich om en stormde de kamer nit, razend
in het besef dat zij zich gek had aangesteld
en den slag verloren had.
Dienzelfden nacht rees er eene gedachte in
haar op, en vóór den morgen reeds had zfj
een besluit genomen.
Het denkbeeld had wortel geschoten en
het besluit was genomen. Nu was Phyllis
weer gehpel teruggekeerd in hare oude,
berekenende zélf. Met de vastberadenheid
en de voortvarendheid barer natuur zette zjj
zich zonder tijdverlies aan het werk.
Met Lionel was het leven haar ondragelijk
geworden. Hjj stond tnsschen haar en al
wat haar het leven genietbaar maakte. Na
Natuurlijk bestonden en bestaan tegen de
keuze van Mr. Dieleman bij ons en bij de
katholieken, die niet aan den leiband der
coalitie loopen en bij nog meerdere bezwaren
van geheel anderen aard, die we trouwens in
1910 duidelijk genoeg hebben aangevoerd en
te zijner tijd weder zullen in het licht gesteld
worden.
Door ons zal dus de tram niet gebruikt
worden als een argument tegen dezen eandi-
daat maar evenzeer zullen we er voor waar
schuwen, dat de tram wordt een politieke
tram, die een anti-rev. candidaat naar een
regeeringszetel moet voeren.
Tegen wegdoezeling van beginselen zullen
wij telkens als in 1909 en 1910 onze stem
verheffen.
Reden, waarom we ook thans op deze wij zé
van tactiek, door de Luctor gebruikt, wijzen.
Het blad schijnt zijn doel te willen be
reiken, door als de vorige maal het beginsel
maar eens achteraf te houden en allerlei
practische zaken, die wij niet gering achten,
maar waarover de strijd niet gaat, voorop te
stellen. De aanleiding daartoe kon het blad
vinden in het schrijven van De Volkswil,
maar het is duidelijk, dat het auti-rev. orgaan
er met voorliefde gebruik van maakt. Nu,
dat moet het blad weten, maar in de derde
driestar wordt het te veeleischend.
»Waarom gezwegen?* zoo is dit artikel
geheeten. Ten eerste verwondert het blad
zich over het stilzwijgen van Zelandia. Nu,
we begrijpen, dat het blad over het zwijgen
harer vriendin danig ongerust is, en we
achten het dringend verzoek aan Zelandia,
om het stilzwijgen te verbreken, zeker ge
rechtvaardigd.
We twijfelen niet, of Zelandia zal zich
haasten hare arme vriendin zoo spoedig
mogelijk gerust te stellen.
De verbazing van Luctor et Emergo over
hei zwijgen van den heer Van Dixhoorn
begrijpen wij evenwel niet.
Het blad schrijft, dat de heer Van Dixhoorn
door den heer Van Dalsum zal gebruikt
worden, om mr. Dieleman te wippen.
»Laat een man van eer zich tot zulk een
lage rol gebruiken
Aldus eindigt het artikel. Is dat niet be
spottelijk Moet soms de heer Van Dixhoorn
gaan protesteeren, omdat de heer Van Dalsum
hem gaarne lid van de Provinciale Staten
al het gebeurde zag zij geen kans meer op
eeoe toekomstige verzoening, wat haar trou
wens heel weinig bekommerde. Haar besluit
stond dus vast, zich eenvoudig van hem te
ontdoen. Het verbaasde haar zelf, dat zij
voor deze gedachte niet terugschrok, dat zij
niet er van huiverdeen met een cynisch
grfjDslacbje schreef zfj dit aan erfelijkheid
toe.
Hare moeder immers had hetzelfde gedaan 1
Hare ééuige zorg lag in bet streven om
zichzélf te beveiligen en daarop spitste zich
na al haar vernuft.
Terwijl zij zoo zat te peinzeD, herinnerde
zij zich eensklaps een geval van vergiftiging,
waarvan zij een jaar tevoren gelezen had
een geval, waarbij de moordenaar bijna
schotvrij was gebleven en slechts door eene
enkele zorgeloosheid van hem zelf zich ver
raden had. Zjjne methode was meesterlijk
beraamd en zou, zonder dien eenen flater,
hem zeker straffeloos hebben doen blijven...
Welnu, waarom zou zij deze les niet profi-
teeren Het zou haar dan gemakkelyk
vallen, alle verdenking van zich af te wenden
en de goedige, dikbuikige buisarts, die
herhaaldelijk reeds bij haar had gedineerd,
was de laatste om iemand te verdenken,
allerminst een mooi jong vrouwtje, aan wie
hij heel wat komplimentjes had gemaakt
En toen viel haar ten overvloede een geniale
zet in, om aan alle verdenking, die haar
ziet Zou dat ook niet voorbarig zijn Er
heeft nog geene candidaatsstelling plaats gehad.
Het is zelfs niet bekend of de heer Van
Dixhoorn eene candidatuur wil aanvaarden.
Welke lage rol speelt de heer Van Dixhoorn,
als hij zwijgt
Hij wordt in een strijd betrokken, waar
hij geheel buiten staat en dan roept Luctor
hem op, "op straffe van verlies van eer.
Wij behoeven zeker den heer Van Dixhoorn
den raad niet te geven te blijven zwijgen.
Hij zal zeker als wij lachen, als Luctor over
eene lage rol spreekt. Hij zal, hopen wij,
niet in de opgezette fuik loopen. De toeleg
is al te duidelijk, voor wie nadenkt.
Vau links behoeft men geene hulptroepen
meer te leveren aan de anti-rev. partij alhier.
Laat 1910 in dat opzicht eene les zijn.
Het Vaderland geeft een bloemlezing
uit de jaarverslagen der drie inspecteurs van
het lager onderwijs, en wel met betrekking
tot de gevolgen der M. U. L. O. wet van
14 Juli 1910. Zij doet daarbij opmerken dat
vau de drie bedoelde inspecteurs de heer
Michiels van Kessenich (Noord-Brabant,
Gelderland en Limburg) katholiek is, de heer
Eabius (Zuid-Holland, Noord-Holland, Zeeland
en Utrecht) anti-revolutionnair, en de heer
mr. Th. Ruys I.Pzn (de vier noordelijke
provinciën) bekend staat als gematigd liberaal,
zoodat bij hun oordeel, althans bij eerstge
noemde twee, allerminst te denken valt aan
tegenstanders van het ministerie of van de
tegenwoordige meerderheid.
De heer Michiels zegt, dat reeds in
1910 een aantal besturen van bijzondere
scholen het onderwijs aan die scholen tot den
door de wet omschreven omvang hebben
willen uitbreiden, »teineinde op die verhoogde
rijksbijdrage te kunnen aanspraak maken
Als voorbeeld noemt hij gewone scholen met
zes leerjaren, die nu veranderd worden in
u. 1. o. scholen met Fransch, Engelsch en
Duitsch (ot twee dier vakken) en wiskunde,
en zonder verlenging van leertijd. »Wat van
dat onderwijs voor die kinderen terecht zal
konjen, laat zich denken,* zegt hij, en het
verwondert hem niet dat de schoolopziener
zou kunoen treffen, bij voorbaat den kop in
te drukken... Waarom zon zjj niet zélf
ook ziek worden, op dezelfde wjjjp, hoewel
in een geringeren graad Men zou dan
de oorzaak toch onmogeljjk bjj haar kannen
zoeken.
Met deze ideeën in haar hoofd, snuffelde
zij den volgenden dag, terwjjl Lionel nit was,
in de boekerjj en vond daar inderdaad een
relaas van het bedoelde geval, dat zjj, om
baar geheugen op te frisschen, zorgvuldig
herlas. Daarop zocht zjj naar een medisch
boekwerk, dat vroeger reeds haar ooder de
handen gekomen was, en daarin vond zjj de
noodige inlichting betreffende dosis en hoeveel
heden. Met dezn wetenschap gewapend, voelde
zjj zich tot de onderoeming bereid, koel en
resolnut, en met geen spoor van wroeging.
Vergif was in elk opzicht het meest doel
treffende en practische middelen na hare
lectuur had zjj hare keus gevestigd op anti
monium. DéArvaD had ook de man in bet
bewuste geval zich bediend. Dus had zjj een
precedent. En ten tweede kon zjj zonder
ernstig gevaar deze stof zélf innemen en aldus
hare eigene veiligheid waarborgen.
Nu kwam het er slechts op aan, zich de
stof te verschaffen en daartoe wachtte zjj
eene gunstige gelegenheid af. Een der meest
voorkomende antimomiumverbindingen, braak-
wjjnsteen, was gemakkeljjk genoeg te verkrjj-
gen maar bet zoa onvoorzichtig zjjo, die te
in het arrondissement Meersen (Limburg)
kon schrijven
»Indien 't (gewijzigde art. 48) van den
eenen kant allicht aanleiding geeft tot
vermeerdering van onderwijzend personeel,
zoo is het van den anderen kant te be
treuren en paedagogisch niet te verdedigen
dat kinderen van elf- tot dertienjarigen
leeftijd, die zoo weinig in de moedertaal
bedreven zijn, het aanleeren van drie
vreemde talen kan worden opgelegd. Het
is te hopen, dat het jaar 1914 aan dezen
ongezonden toestand een einde maakt en
dat de Nederlandsche wetgever tot betere
inzichten terugkeert.
»De wetgever* aldus gaat de heer Michiels
voort »heeft er natuurlijk niet aan gedacht,
dat de bepaling, waardoor hij de schoolbe
sturen in staat wilde stellen om het voort
gezet lager onderwijs beter te regelen en de
noodige leerkrachten daarvoor te kunnen
aanstellen, zou kunnen leiden tot het onbruik
baar maken der gewone lagere school, omdat
vele schoolbesturen zich niet zouden ontzien
om, met miskenning van de bedoeling en
van den geest der wet, tot groote schade
voor het onderwijs, hun scholen te vervormen
tot caricaturen, teneinde daardoor een hooger
subsidie machtig te worden.*
De heer Fabius doet mededeeling van de
ervaring van verschillende districtschoolop
zieners in zijn ressort. Een van dezen zegt,
dat de uitbreiding van het leerplan aan eenige,
meest bijzondere scholen, twijfel overliet of
steeds de bedoeling voorzat werkelijk het
onderwijsbelang te dienen soms gaf te geringe
uitbreiding den schijn alsof het in hoofdzaak
om het subsidie te doen was.
Een ander vermeldt het geval van een
bijzondere school, die haar rooster had gemaakt
met 10 uren per week onderwijs in twee talen
en wiskunde, om nu al vast klaar te zijn
met het oog op artikel II alinea 4 der wet.
De schoolopziener achtte dit bedenkelijke
beunhazerij,* te meer daar de bedoelde school
bekend staat als de slechtste van heel de stad.
»Hier wordt* zegt hij »gebruik of
liever misbruik gemaakt van een milde be
paling, die bij amendement in de wet is
opgenomen.* En een ander schoolopziener
schrijft»Het is toch werkelijk al erg genoeg,
dat een schijntje algebra, gegeven aan eenige
koopen in eene buurt waar zjj persoonlijk be
kend was.
Een paar dagen later deelde Lionel, die
haar intusschen met een minachtend zwijgen
bejegend had, haar z(jn plan mede om voor
een dag op de jacht te gaan. Hij zon 's morgens
vroeg in een zjjn automobiel vertrekken en eerst
laat terngkeeren.
In zjjne afwezigheid zag Phyllis de gewensch-
te gelegenheid. Hij zou hare bewegingen na
niet kunnen nagaan, en z(j kou in den tus-
schentijdl gemakkelijk een uitstapje naar Lon
den maken en terug.
Terstond na Lionel's vertrek stond zij op
en kleedde zich aan, daarbij zorgende dat
bare kleeding zoo weinig mogelijk opvallend
was; daarop bestelde zij hetjachtwageotjeen
liet zich niet naar het naaste dorpsstation,
maar naar de stad brengen, om den trein van
tien uur te halen. Na haren inkoop te hebben
gedaan, reed zij nog naar een paar andere
winkels en bracht een bezoek aan hare mo
diste, om op deze wijze haren gang naar
Londen te rechtvaardigen, indien er navraag
naar mocht worden gedaan. Met een gernst
geweten en een gezonden appetijt gebruikte
zjj het luncheon in de „Carlton", over haar
morgeuwerk heel voldaan. Tegen theetijd
was zjj weer op Bawndon Hall, en om half
elf lag zij gerust te slapen, vóór Lionel thuis
kwam.
Drie dagen later besloot zjj, na haar plan
]\S(H