puntjes en paaltjes. BINNENLAND. QtfZE OOST. leden van links met vogelsoorten, maar vergat, jammer genoeg voor de volledigheid de rechtsehe leden met een vogeltitel te versieren. Een inzender, Veritas uit Ter Neuzen, dit opmerkende, maakte op deze parodie eene korte, maar werkelijk aardige charge. Hij vroeg of de inzender de rechtsehe leden vergat en gaf in overweging dezen in te deelen bij de roofvogels (subsidie-jagers) of blinde vinken (jabroers). Dit zijn werkelijk sprekende namen en zo passen aardig in het lijstje van B. N., alhoe wel misschien niet tot genoegen van dezen. (Brieven aan een neef in Nieuic-Zeeland). III. In mijn laatste schrijven noemde ik den sterken drank een der grootste vijanden onzer natie. En nu heb je mij zeker ingedeeld, John, öf bij de huichelaars, öf bij het leger der militante drankbestrijders. Welnu, ik behoor tot geen van beiden. Ik ben er zelfs niet zeker van ol ik mijn brief niet schreef onder 't genot van een glas schuimend bier, of van 'n bittertje. En sedert ik den half eeuwigen leeftijd overschreed, ben ik minder dan ooit geneigd geworden mij te scharen by de uitersten. Bovendien spelen de opvoeding, de omgeving, kortom alle omstandigheden van thans en van vroeger jaren een rol. Zoo ben ik eenige jaren achtereen soldaat geweest, heb uiterst lange en vermoeiende marschen meegemaakt, moest in koude Septembernachten, na een vermoeienden manoeuvredag in regenachtig weder wat vochtig stroo onder de beschutting van een zeildoeken tent voor lief nemen, of bij nood-Kantonnement een plekje in koe- of paardenstal, of top den deelc bij een boer, of in een schuur. Je was dan zóó moe, dat je aan geen gereed maken van eten dacht, of het slecht- gereed gemaakte eten smaakte je niet. Dan was een borrel (en 't bleef wel eens niet bij één) een vriend in den nood. Zoo'n >Oorlam« bracht je in 'n andere sfeer, wekte je op, gaf je eetlust, deed je slapen. En je wende op die manier aan het stinkende en gevaarlijke goed, en het militaire borreltje bracht duizenden tot geregeld matig gebruik, dat voor zeer velen de brug tot misbruik is want elke dronkaard, elke in het jeneverglas omgekomene was eenmaal een matig gebruiker. Waar ook later, bij ongunst van het lot, bij ramp en tegenslag het jeneverglas den zelfden dienst moest bewijzen, dien het bewees in koele en natte Septembernachten, spande het een strik. De prikkel van het eerste glas verslapte, moest door een tweede en derde versterkt worden. En zoo langzamerhand werd de dienaar meester. En welk een hardvochtige, gruwzame meester, die 't verstand benevelt, 't geheugen verstompt, de zedelijkheid verwart, 't humeur bederft, de beurs ledigt, het lichaam sloopt en de ziel. En daar komt nog iets bij, JohnWie goed eet, en een goede maag heeft, onder vindt van den sterken drank, matig gebruikt, zoo geen last. Maar ons volk voedt zich slecht, slechter dan de Engelschen, de Belgen, de Duitschers. Die slechte voeding is deels gevolg van de lage loonen, deels van sleur, deels van een allerellendigst fatsoenbegrip, dat »netjes« zijn voorschrijft. In de volksbladen kun je b.v. twee drie vier vijf zes zeven acht negen." Z(i telde hen langzaam op hare vingers nt, en man in het gezicht kijkend. Doch bij h»d zijn zelfbeheersching reeds terug. „Je zult wel zoo goed zijn, in het vervolg mij zélf mijue jachtvrienden te laten uitnoo- digen," zeide bij met onderdrukte woede. Als het niet was om schandaal te vermijden, dan zou ik uit een ander vaatje tappen, en dat zal ik zeker ook doen, als zoo iets zich herhalen mocht. Voor deze ééne maal zal ik als gastheer m(jn rol spelen hoe zeer jouw vrienden ook tegenstaan." De nadruk, dien h(j op deze laatste woorden legde, was Ptiyllis een doorn in het vieesch maar h(j, door op te staan en de kamer te verlaten, liet haar den tijd niet tot een ant woord. Men een gevoel van voldoening hoorde zij hem de deur der bibliotheek achter zich dichtslaan. „Hahamompelde z(j triomfankelijk. „Ditmaal heb ik toch mjjn zin. Eu wat later komt dat zullen w(j wel eens zien De gasten kwamen op den bepaalden t(jd, en voor het u t rl(jk was Lionel al wat men verlangen kon hoewel hjj zichzelf tot hartelijkheid niet dwingen kon. Phyllis daarentegen straalde in het genot van voor bet eerst gastvrouw te mogen spelen, voor het oogenblik de vluchtigheid van baren triomf vergetende. En toen zy aan Lord honderden annonces lezen van ongeveer dezen inhoud Een nette weduwe vraagt nette ivassclien van nette dienstboden. Voor nette be handeling wordt ingestaan. Je kunt er dan op aan, dat je te do^u hebt meteen weduwe, die »nette« bovenkleerqn aan heeftdie een paar j>nette« kamertjès bewoontvoor de ramen aan de straatzijde hangen »nette* hang- en overgordijnen, én binnen op 't kozijn staan zóóveel garaniums en fuchsia's in'potten, dat 't licht van Gods lieve zon bijna niet in 't vertrek kan door dringen. In dat »nette« vertrek eet, drinkt, slaapt, wascht, droogt, ploetert de »nette« weduwe. Daar doet ze alles, maar het tweede vertrek is al bijzonder »netjes«. Daar staan kunstbloemen op den schoorsteen, trijpen stoelen en een canapé, een mahoniehouten tafel en een dito linnenkast. En daar ligt een koeharen karpet op den vloer. In dit vertrek doet de nette weduwe niets anders dan stoffen en poetsen en vegen. Gebruik heeft zij er absoluut niets van. En de zon wordt daar gansch en al geweerd. Deze »nette« weduwe heeft vermoedelijk nooit van haar leven een bad genoten na den eersten keer, toen zij spartelend ter wereld kwam. En hoe 't met haar onderkleeren staat en met hare ligging voor den nacht weten wij natuurlijk niet, omdat het hier een weduwe betreft. Dat is shokking, John Maar 't is helaas niet alleen bij weduwen zoo. 't Is zoo bij een groot deel van ons volk, dat behoorlijk zou wonen, als men de kunst van wonen maar verstond. Dat behoorlijk gereinigd van lichaam zou wezen, als 't niet zooveel watervrees had. Dat zich vrij goed zou kunnen voeden, als het niet te veel noodig had voor »een netje Kamer* in huis, en heer- of dame-achtige kleeding, die meestal staat als een tang op n varken. En in de steden gaat men liever naar prul-achtige theaters en variéte's, naar prikkelende bioscopes en zulke gelegenheden meer, dan dat men een paar malen per dqg iets stevigs en voedzaams in de maag brengt. Komt nu bij deze algemeene dwaasheden nog de bijzondere van sterken drank (gebruik en misbruik) dan heeft die vijand vrijer spel en begint zijne verwoestingen. Een onzegbare ellende heeft de alcohol over het Nederlandsche volk uitgestort in den loop der jaren Natuurlijk weet men dat wel, in hooge en lage kringen. De regeering is begonnen het kwaad te bestrijden op een eigenaardige manier. Mén legde belasting op den alcohol, en verhoogde die belasting, telkens als de schatkist geld noodig had, met 3 per H.L. van 509jo. Toen men enkele jaren geleden méér ge^d noodig had, verhoogde men den drankaccijps met eenige malen f 3 per H.L., zoodat thans 4 a 5 maal den kostprijs aan belasting wordt betaald. En een goed deel van het geld dat aan drankaccijns binnen kwam, moest weer besteed worden aan den bouw en het onderhoud van landloopers-, bedelaars- en krankzinnigep- gestichten, aan gevangenissen en rechbs- gebouwen. Het is een vicieuse cirkel gp- worden drank-ellende-geld-in-de-kas, groote- ellende-en-geld-uit-de-kas. Eerst in den laatsten tijd is men gaan inzien, dat er eenige rechtvaardigheid in ligt, het geld dat uit den drankaccijns in de schat kist komt, te besteden aan sociale maatregelen, die de neiging tot drinken kunnen voorkomen betere woningtoestanden, arbeiderstuintjes, open bare parken, openbare muziek-uitvoeringen, betere arbeidsverhoudingen als verkorting van werktijd, bescherming van het kind, van de vrouw en van arbeiders in gevaarlijke beroepen. En last not least de sociale maatregelen bij ziekte, ongeval, invaliditeit en ouderdom. Daardoor kan men gegronde hoop voeden, dat op den duur de alcohol wordt terug gedrongen naar de plaats, waar hij behoort. Lang vóór de regeering iets deed om de drankellende te voorkomen, deden particulieren zulks. Er werden (zooals dat bij ons te doen ge bruikelijk is: gescheiden naar politieke en kerke lijke belijdenisvereenigingen opgericht tegfen drankmisbruik. Tegen drankgebruik. Tegen wijn-, bier- en jenevergebruik. Er kwamen georganiseerJe matigheidsmenschen. Er kwamen georganiseerde gsheel-onthouders. Vooral deze laatsten werden zóó geheel in beslag genomen door hun goeden strijd, $at Shelford's arm aan tafel giDg, voelde z(j zich een groote dame aan het hoofdeinde van haren eigen disch. Zij sprankelde van levendigheid en was minzaan ook tegen Lionel, die mevrouw Tony Richards tot tafel dame had. (Wordt vervolgd/. zij, de een méér, de ander minder, een goedig soort moniakken werden. De sterke drank was de éénige vijand, die in onze maatschappij te bestrijden viel. Wie aan dien strijd niet actief deelnam, was in hun oog een zedelijk-minderwaardige. En wie bleef doorgaan met 't gebruik van een glas wijn, of bier of 'n bittertje, was eigenlijk het aanzien niet waard. Langzamerhand verbeterde dit wel, en lang zamerhand begreep men wel, dat men zich gericht had tot. iets, dat naast oorzaak van ellendegevolg was van ellendemaar de jongere teatotallers van onzen tijd dragen nog dat kenmerk van geestdrijverij, dat vroeger allen onthouders aankleefde. Door hun jeugd en onvoldoende inzichten in het leven, maar ook door het bewustzijn een goede zaak te dienen, worden zij pedant, beschouwen zij zich als de pionniers eene betere samenleving, als meerderwaardigen van die groote massa van wijn-, bier- of jenever- gvbruikende oudere menschen, die zij als de oorzaak beschouwen van het misbruik bij anderen, en die dus in hun oog weinig minder dan misdadigers zijn Zij overdrijven, die jongelui van 14, 15, 16 jahr, met een blauwen knoop in 't knoopsgat, een eigen orgaan en eigen vergaderingszalen. Zij weten de waarde nog niet van het Oud- Hollandsch spreekwoord overdrijving schaadt. Maar toch vormen zij een hoopvol teeken voor de toekomst. Drankgebruik door kinderen onder toelating of zelfs onder aansporing van domme ouders, legt den meest vasten grondslag voor latei- misbruik. De onthouding bij de jeugd is daarom het meest krachtige middel tegen de drankellende. En daarom vergeven we gaarne aan die jeugdige zeloten hunne overdrijving. Jeugd toch is een kwaal, die betert met den dag En drink nooit sterken drank, John Je Oom PERIO. TWEEDE KAIWER. Overzicht der zitting van 14 Mei. Wat nog slechts een maand geleden on gelooflijk scheen, is gebeurd: de Bakkerswet is afgehandeld. Op de eindstemming na. Die zal, na Pink steren, worden gehouden op den traditioneelen »nader te bepalen dag*. Wat die stemming betreft blijven wij vreezen, al zal bet gebeurde van heden misschien niet zonder invloed zijn, dat het ontwerp zal worden aangenomen. De eindstemming is, natuurlijk, in de Eerste Kamer het beslissende oogenblik In de Tweede valt dat oogenblik in den regel vroeger, bij de beslissing over het eene of andere amendement. En nu de Minister zich eenmaal door de amendementen heengeslagen heeft, is zijn kans bij de eindstemming aanmerkelijk ge rezen. En nu het »heden gebeurde.* Nadat de amendementen-Schaper, tot verscherping van de arbeidsduur-bepalingen, allen met zeer groote meerderheid waren verworpen, ging men weer terug naar Artikel 6 (de vergunning voor alleenwerkende patroons) waarin de Kamer was blijven steken. De Minister had er nu een heel nieuw Artikel (6bis) bijgemaakt waardoor tegemoet werd gekomen aan de door den heer L i m- b u r g geopperde bezwaren en een regeling van openbaarmaking en beroep was geschapen die inderdaad heel veel lijkt op die van de Hinderwet. Ook zal de vergunning, mede op wensch van den beer Limburg, slechts tijdelijk worden verleend, de eerste maal voor niet langer dan één jaar en daarna voor niet langer dan drie jaren, waarna ze natuurlijk weer kan worden verlengd. De linkerzijde bleef echter onverzoenlijk en stemde, met uitzondering van den afgevaardigde van Schoterland, die natuurlijk bevredigd was, tegen het artikel, dat met 38 tegen 32 stem men werd aangenomen. Van rechts stemde alleen de heer Snoeck Henkemans tegen. De heer Lohman bad vooraf gezegd dat hij vóór zou stemmen omdat dit artikel paste in het stelsel van de wet. Maar de wet werd daardoor voor hem niet aannemelijker. Doch daarna kreeg men eigenlijk de ge beurtenis van den dag. Tien Unie-leden, aangevoerd door den heer Thomson (en onder wie zich voorts ook nog de heer Eland bevond) kwamen plotseling met een amendement voor den dag dat beoogde, na Art. Öbis een nieuw artikel 6ter in te lasschen, waardoor nachtarbeid bij toepassing van het drieploegenstelsel (met nachten van hoogstens 8 uren) geoorloofd zou worden. Algemeene verrassing Het was heel duidelijk dat dit voorstel eigenlijk een terugkomen was op de bij ar tikel 2 gevallen beslissingen. De nieuwe bepaling hoorde dan ook volstrekt niet thuis in de buurt van Art. 6d maar ze werd door den voorsteller,; goedgepraat met deze motie- veering dat"men bij Art. 6 het allerkleinste bedrijf had bevoorrecht en dat er nu dus ook wel een gunstige uitzondering mocht worden gemaakt voor het allergrootste. Het aller grootste want het zuivere drieploegen stelsel zooals dit voorstel beoogde, bestaat nog nergens. Formeel was tegen dit zonderlinge bedrijf weinig in te brengen. Immers, over het drieploegenstelsel was bij Art. 2 geen beslissing gevallen doordien het amendement-Borgesius toen was ingetrokken ten gunste van het amendement-Snoeck Henkemans dat ook een tweeploegenstelsel mogelijk wilde maken. Maar feitelijk kwam men natuurlijk weer geheel terug in de materie van Art. 2. Hebben de heeren Thomson en Eland'*' misschien berouw gekregen van de beslissende stem die zij, met den heer De Klerk, toen tegen het amendement-Snoeck Henkemans hebben uitgebracht? Hebben de beide nood kreten die de bakkerspatroons in de bladen slaakten, op hun gemoedsrust gewerkt? Het is niet onwaarschijnlijk. En misschien is daaruit ook te verklaren, dat de heer Thomson zoo onredelijk jegens den Minister was als wij zooeven vermeldden. Intusschen, nu het amendement-Borgesius op Art. 2 dus kwam te herleven, stond er nog een doode uit zijn graf op. De heer bnoeck Henkemans, die niets voelde voor een begunstiging van uitsluitend zeer enkele heel groote ondernemingen, wilde nu ook zijn amendement op Art. 2 weer een kans geven En hij maakte daarvan een sub amendement op het amendement-Thomson. Zoo stonden de zaken, ongeveer als bij Art. 2. En nu kreeg men plotseling een zeer merkwaardigen kijk op de innige verhouding die er, bij de behandeling van dit ontwerp, bestaat tusschen den Minister en de sociaal democraten. Laatstgenoemden voelden veel voor het amendement-Thomson en verklaarden dan ook bij monde van den heer Schaper, dat zij waarschijnlijk zouden voorstemmen. Van het sub-amendement wilden zij niets weten. Doch toen kwam Minister T a 1 m a, weder volkomen consequent vasthoudend aan zijn stelsel van absoluut verbod (behalve voor de alleenwerkende patroons die buiten de con currentie staan), het amendement-Thomson (ook zonder het sub-amendement) onaannemelijk verklaren. En terstond begrepen de sociaal-democraten wat er op 't spel stond, zagen zij het gevaar voor de gansche wet in en verklaarden, zij ook weer bij monde van den heer Schaper, dat ze nu tegen het amendement zouden stemmen. Ze gedroegen zich dus volkomen als minis- terieelen en sloegen, op het ministerieele parool, om, juist zooals een ministerieele groep doet die de wet of den Minister wil redden. Wat op hun standpunt trouwens zeer juist was. Want de heer Schaper zei terecht: Dit ontwerp is een stuk van ons werk". Met deze zeer juiste woorden en met de- daad van de socialisten is de socialistische aard van dit ontwerp van een rechtsch Minister dan echter ook zonneklaar duidelijk geworden. En bij de stemming waren het weer de socialisten die het ontwerp redden. Met 45 tegen 34 stemmen werd het sub amendement Snoeck Henkemans verworpen. Vóór stemden de linkerzijde minus de 7 socialisten en de 3 ministerieelen van de Liberale Unie (de heeren Eland, Thomson en De Klerk), benevens 9 leden van rechts. En daarna werd het amendement-Thomsom verworpen met 52 tegen 28 stemmen, waarbij de 52 bestonden uit de rechterzijde plus de 7 socialisten. Hadden de sociaal-democraten vóór het sub amendement gestemd, dan zou dat met 41 tegen 38 stemmen zijn aangenomen. Ver moedelijk zouden dan de 9 rechtsehe voor stemmers ook voor het aldus gewijzigde amendement-Thomson hebben gestemd. En dan zou de aanneming of verwerping daarvan wèèr in handen van de socialisten hebben gelegen. Wèl mocht de heer Schaper zeggen Deze wet is een stuk van ons werk. Ze werden er ministerieel van. De Chiueezen-quaestie. Aan het Soer. Hbl. werd uit Batavia het volgende bericht Het hoofdbestuur der vereeninging Soe Po Sah alhier ontving een telegram uit Toboali, meldende dat er gisting heerscht onder de

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1912 | | pagina 2