i
WA
iaJ
Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
Ir tiiet^ op Verbeterd.
Zich Verlom Voelen en bet toch
niet willen erkennen.
pc bait Voor den zwalpte.
Om de baantjes.
No. 2243.
Woensdag 14 Februari 1912.
23e jaargang
BINNENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per B maanden 76 cent voor binnen/en buiteD Ter Neuzen.
Voor België 96 cent bij Vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. Interc. No IS.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 60 oent; elke regel meer
10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootore letters na«r plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen,
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen.
Het blad Luctor et Emergo had nog de
vriendelijkheid, om ons eenige parten aan de
hand te doen, naar aanleiding Haarvan we
wel over de H. B. S. kwestie mocht.'en schrijven.
Het was al te vriendelijk ón we hebben
er dan ook in geenen deele> gebruik van
gemaakt. We vonden het n-iet noodig en
achten het nog niet noodzakelijk ons artikel
te herzien.
We wijzen er nog eens op, dat we in de
totstandkoming van eene inrichting voor
Middelbaar Onderwijs een algemeen belang
zien, dat meerderen ten, goede zal komen,
dan de bezoekers van zoo'n inrichting. Dat
algemeen belang hebbeii we reeds vroeger
in onze artikelen vooropgesteld en nader
uitgewerkt.
Dat Luctor et Emergo durft schrijven,
zooals het gedaan heeft, is kras. Hierom
vooral, omdat de bijziondere scholen millioenen
uit de staatskas trekken en dat, zonder dat
voldoende waarborgen in de wet zijn vast
gelegd. Aan die scholen betaalt ook ieder
mede.
Bespottelijk is' het z. g. voor de minderen
op te komen, als men bedenkt, hoe de anti-
rev. steeds waren voor de schoolgeldheffing
en liefst reeds bij zoo klein mogelijke in
komens die wilden toepassen.
In herinnering mag ook gebracht de tegen
stand, waarop Me inrichting van het m. u. 1. o.
indertijd stuitte en hoe deze tegengehouden
werd, natuurlijk om de bijzondere school
gelegenheid t/e geven voor te gaan.
Achter al jde mooie praatjes in het blad is
maar één streven zichtbaar en dat is kost
wat kost te verijdelen het totstandkomen eener
H. B. S.
Welke middelen daartoe moeten dienen, het
geeft niet. I
Vandaar dat onwaardig artikel, door ons
in ons vorig nummer besproken.
Het is in de eerste plaats misleidend, omdat
Luctor zijne ware redenen tot tegenstand ach
terbaks houjdt. Maar, en dit is nog erger,
het is opruiend, waar het blad de voorstel
ling tracht te doen ingang vinden, dat de arme
bloedt voor den rijke, een valsche voorstelling
van zaken, (lie natuurlijk op den eenvoudigen,
weinig ontwikkelden mensch een sterken
indruk maakt. Om deze misleiding en opruiing
spraken wij van een treurig staaltje van dema
gogie.
Geen wonder, dat na zoo'n inleiding het
circuleerende adres vele handteekeningen ver
werft. Er zijn er zelfs bij, die niet bij de belasting
betalenden z.jjn en er ook, zoo er eene H. B. S.
is, niet bij zullen zijn. Velen is schrik aan
gejaagd op bespottelijk wijze. Maar, als wij
zeiden, de menschen zijn vrij om te teekenen.
En niet gaarne zouden wij die vrijheid eenigs-
zins aan banden zien gelegd. Maar wel vragen
wij eenig nadenken en doorzicht.
Treurig is dan ook, hoe Luctor, zijne op-
ruiïngstaktiek voortzet, door te zeggen in het
nummer van 10 Februari, dat vele menschen
niet durven teekenen uit vrees voor weerwraak.
Deze beleediging blijft natuurlijk zonder bewijs.
Hiertegen protesteeren wij tenjsterkste opnieuw.
Wie erg denkt, voelt erg in het hart en het
is overbekend, waar de broodval of wat ook
dienst doet, maar wij waren daar steeds tegen.
Voor- en tegenstander zullen, naar wij hopen,
deze minne wijze van bestrijding afkeuren.
»In bet feit, dat wij opgekomen zijn voor
de rechten der katholieken, wil het Tem.
Volksbl. het bewijs zien, dat wij de leus
«Protestant of Katholiekhebben aangeheven.
Brutaler kan het niet. Wij zouden maar
toe moeten laten, dat aan de Katholieken de
rechten, waar zij aanspraak op kunnen maken,
door de liberalen worden onthouden.
Doen wij dit, dan heffen wij altijd
volgens het Tern. Volksblad de leus aan
Protestant of Katholiek.»
Aldus Zelandia in haar tweede blad van
10 Februari.
Wij willen onze beschuldiging nog eens
herhalen. Luctor et Emergo heeft de bekende
leuze aangeheven om mr. P. Dieleman de
overwinning bij de verkiezingen voor de
de Provinciale Staten te bezorgen.
Zelandia trok met Luctor et Emergo op
voor dezen candidaat. Geen woord van
protest dus tegen, geen woord ter veroordeeling
van die leuze. Sterker, gezamenlijk werd er
gestreden voor dien candidaat en hem de
overwinning bezorgd.
Wij beweerden dus met recht (en meer dan
één coalitie-katholiek heeft ons zelf aange
sproken, om ons in het gelijk te stellen), dat
Zelandia schuldig staat aan de thans door
haar veroordeelde leuze.
Dit bewijs is zoo klaar, dat men zou ge
dacht hebbenAls Zelandia geen ongelijk
erkent, dan zal het toch zeker het zwijgen
er toe doen.
Op grond van het geciteerde voegen wij
er bij Zelandia maakt zich schuldig aan
verdraaiing der feiten, aan misleiding harer
lezers.
Het blad heeft boven zijn stukje staan
brutaal. Wij vinden deze qualificatie nog
veel te zacht voor de wijze waarop, Zelandia
zich tracht te redden.
Voor ieder zal het nu wel duidelijk zijn,
dat het blad niet meer uit de engte kan.
Na onze duidelijke aanwijzing van Zelandia's
schuld kunnen wij ondanks het wringen en
draaien van het orgaan het er voorloopig wel
bij laten.
Wie weet hoe spoedig we weder verkeerde
of onware voorstellingen van het blad in het
juiste licht moeten stellen.
Het is bekend, dat binnen niet al te langen
tijd (slechts enkele jaren) de doorgraving van
de landengte van Panama een voldongen feit
zal zijn. Daardoor zal de Atlantische Oceaan
in verbinding gebracht zijn met den Grooten
Oceaan of stille Zuidzee, zonder dat de lange
reis om de Zuidpunt van Zuid-Amerika heen
moet gemaakt worden.
Voor onze West-Indische eilanden, voor
Curasao althans, bestaat de hoop, dat ze zullen
profiteeren van die doorvaart, daar ze liggen
op den weg, dien de schepen te volgen hebben.
Althans, als door onze Begeering gezorgd
wordt, dat we klaar zijn.
Engeland is druk bezig het eiland Trinidad,
ook in die buurt, in te richten voor kolen
station en transito-haven. Denemarken doet
hetzelfde met zijn eiland St.-Thomas.
Nederland heeft nog niets gedaan voor ons
eiland Curafao, dat nog wel de gunstigste
ligging heeft. In 1910 diende de regeering
een plan in tot verbetering van de St.-Anna-
baai, welke gevaar loopt geheel te verzanden.
Thans in 1912 is die zaak nog steeds «in
onderzoek».
Bovendien beteekent Curafao voor ons nog
meer. Het kan een verbindingspunt worden
tusschen onze Oost- en West-Indische bezit
tingen. Javaansche werklieden zullen, zonder
de keerkringen te verlaten, naar Suriname
kunnen overgebracht worden en onze weg
kwijnende West een betere toekomst tege-
moetgaan.
Het is het tijdschrift »De Wereld», dat op
dit nationaal belang wijst.
Verder zegt het blad«Maar wij laten
ons voor de zooveelste maal het te behalen
voordeel afsnoepen door onze laksheid. Enge
land en Denemaaken hebben hun oogen open,
Nederland slaapt.»
Ieder, die het wel meent met zijn land mag
«De Wereld» dankbaar zijn voor deze ernstige
waarschuwing.
Moge Nederland er door ontwaken, eer het
te laat is.
Want bij den wedstrijd .der natiën dienen
wij er op bedacht te zijn, dat we klaar moeten
zijn bij de opening. Anders visschen we
achter het net.
Toen voor de verkiezing in het district
Hilversum candidaten voor de Tweede Kamer
werden gesteld, namen de anti-rev. het kwalijk,
dat de chr-hist. met een eigen candidaat
uitkwamen.
De Nederlander verdedigde de houding der
chr-hist. en beweerde, dat hun aantal grooter
was dan dat der anti-rev.
Toch scheen de eerste stemming deze be
wering te logenstraffen. Immers, Mr. H. Th.
's Jacob, de chr-hist. candidaat had maar
1736 stemmen, terwijl de a-r. candidaat Mr.
V. H. Butgers 3534 stemmen op zich ver-
eenigde.
Achteraf blijkt evenwel, dat van die 3584
stemmen de meeste van de kath. partij af
komstig waren, zoodat werkelijk de anti-rev.
partij daar de minste aanhangers telt.
Van de coalitie is de kath. partij verreweg
het sterkst, dan volgen de chr-hist. en als
kleinste partij komt de anti-rev. Toch ging
ook deze thans met den zetel schuiven. Hoe
sterk rechts dit district ook is, toch dorsten
hier de kath. hun aanspraak op den zetel
als sterkste partij niet doen gelden.
De chr-hist., die nu en dan eene zekere
zelfstandigheid trachten te toonen, moesten het
toen van zelf afleggen tegenover de anti-rev.,
die van meet af aan door de kath. werden
gesteund. Zoo was dus de anti-rev. candidaat
op de herstemming aangewezen.
In zijn Staatkundigen Brief van Februari
ontwerpt mr. S. van Houten o. m. een strijd-
pogramma voor de liberalen in 1913. Bestrijdt
aan de hand van Duitschland de dwangverze
kering en deelt mede waar het volgens hem
om te doen is.
«Wat wel het meest ergerlijk is bij de tegen
woordige richting der sociale wetgeving is,
dat men het denkbeeld niet van zich kan zetten,
dat de wezenlijke drijfkracht daarvan ligt in
het vooruitzicht op de baantjes 't Gaat schijn
baar voor den werkman, maar werkelijk om
hetgeen aan maat en strijkstok blijft hangen.
De omslachtigheid der administratie schijnt
zelfs voorstanders te winnen. De dwangver
zekering is in strijd met de antirevolutiounaire
antecedenten en beginselen. De lezer van de
studiën en schetsen van prof Fabius kan daar
omtrent niet in twjjfel zijn. Maar Kuyper en
Talma onderwerpen zich aan de eischen der poli
tiek. Politiek nl. in den lagen zin van het
streven naar behoud van electoralen steun en
invloed.
Er zijn en worden nog voortdurend heel
wat politieke aanhangers van het ministerie met
benoemingen beloond. Doch er moeten natuur
lijk nog zóó veel meer worden teleurgesteld,
dat het voor uitdeelers en sollicitanten een
ware uitkomst zal zijn, waarnaar, althans van
de zijde der laatsten, reikhalzend wordt uitge
zien, als een nieuwe verzekeringswet eens weder
gelegenheid geeft in massa baantjes te verkrij
gen, zooals bij de invoering der ongevallenver
zekering. Daarom moet er gejaagd worden
om dat tijdstip te doen aanbreken vóórdat wel
licht de verkiezingen in 1913 een streep door
de rekening halen. Ik geef deze verklaring
der feiten als hypothesestreng bewijsbaar is
zij natuurlijk niet.
Ten slotte haalt schrijver met instemming
de laatste brochure van de Tariefvereeniging
«Onverdachte getuigenissen» aan en speciaal
de klacht van den directeur-generaal van den
Arbeid, dat het hier te lande ontbreekt aan
industrieele hoofden. De Departementen van
Arbeid en Financiën zullen goed doen, deze
klacht te lezen en te herlezen en de zeldzame
industrieele hoofden niet langer met «verzeke
ringsplagerij» te kwellen, want dan zullen
steeds meer kapitaalkrachtige jongelui een
karig bezoldigd ambtenaars-baantje gaan ver
kiezen boven een betrekking in de industrie.
Krachtiger argument besluit mr. ran
Houten dan het door den directeur-generaal
van den Arbeid met zijn zaakkennis en ervaring
bevestigde, bestaat er wel niet tegen de tegen
woordige politiek der Begeering.
EERSTE KAMER.
Het eenige deugdelijke coalitiecement is en
blijft toch maar de onderwjjsquaestie. In
de Tweede Kamer is men er rechts wat mee
verlegen geraaktMen heeft er daar zóó lang
en zoo druk mee te koop geloopen dat het
wat mal' werd om er nu nog mee rond te
venten. Maar 't was toch het middel om de
coalitie bijeen te houden. Dies werd voor
een nieuwe verpakking gezorgd en men stopte
het oude goedje in een Indische doos.
In de Eerste Kamer echter durven de
rechtsche heeren de zaak niet slechts in de
nieuwe maar ook heel wel nog in de oude
verpakking te venten. En de heer Woltjer,
die in December de Indische School-antithese
op de meest krasse wijze verkondigde, kwam
dan nu ook nog eens frisch met de oude
Nederlandsche voor den dag.
Over dat optreden van den heer Woltjer bjj
de behandeling van de Indische moeten wij
eerst nog even iets zeggen. Wij hebben dat
optreden toen «cynisch» genoemd omdat de
spreker verlangde dat men niet te veel haast
zou maken met de ontwikkeling van het
gouvernementsonderwijs daar anders het bij
zonder onderwijs alle plaatsen bezet zou
vinden. Daartegen heeft de heer Woltjer zich
verweerd (zonder ons te noemen maar het ging
blijkelijk tegen wat wij schreven) met een
beroep op de laatste «Studiën en Schetsen»
van prof. Fabius. En deze beriep zich weer
op Tborbecke die in de M. v. T. tot het
Middelbaar Onderwijsontwerp schreef dat de
Staat te weinig maar ook te veel kan doen en
dat dit laatste het geval zou wezen wanneer
hij zooveel scholen zou stichten dat het parti
culiere initiatief ging verflauwen.
Het beroep lijkt ons weinig ter zake die
nend. Ten eerste omdat bet M. O. lang niet
zulk een algemeene, uitgebreide volksbehoefte
raakt als het L. O. Maar ten tweede, en
vooral, omdat het voor Indië gaat om
Indische toestanden en deze nu eenmaal zóó
zijn. Tegenover een reusachtig tekort aan
scholen staat een zoo miniem klein particulier
initiatief dat zelfs een anti-revolutionnair als
minister Malefijt het onmogelijk acht om daar
mee den anti-revolutionairen onderwijsregel
toe te passen. Wat de heer Woltjer ver
langde kon dus alleen hierop neerkomen dat
de toch reeds zoo groote achterstand kunst
matig nog wat werd gerekt, nog zeker eenige
decenniën lang sleepend zou worden gehouden
totdat de zendingsschool mans genoeg zou
wezen om de gouvernementsschool te over
vleugelen. Het is dat offeren van een in-
landsche volksbehoefte aan een doctrine dat
wij cynisch noemden en blijven noetnen.