Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwscti-Vlaanderen. Uitloting gel&leening. Kit den Haai G ebrandmerkt. Het geklierde bewijs. jtog «kt geheel Vrede. pc groote leider. No. 2241. Woensdag 7 Februari 1912. 23e jaargang FEUILLETON. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 cent voor binnen en buiteD Ter Neuzen. Voor België 95 cent bij vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen bij alle Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. Intere No 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 50 oent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letters na-r plaatst uimte- Redactie-adresNoordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courant verschijnt eiken W oen s da g- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M DE JONGE, te T e r N e u z e n. Burgemeester en "Wethouders der gemeente TER NEUZEN brengen ter kennis van belanghebbenden dat van de geldleening, aangegaan in 1910, groot 1200.—, bestaande in 6 aandeelen van f200 zijn uitgeloot nos. 2, 3, 1, 5 en 6 (twee, drie, vier. vijf en zes), welke aandeelen vanaf 1 April 1912 be taalbaar zijn gesteld ten kantore van den Gemeente Ontvanger. Ter Neuzen, 6 Februari 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. VISSER, Lo. Burgemeester. L. WABEKE, Secretaris. Vervolg Wij kregen een verzoekschrift te behandelen van drie leerkrachten aan school B tot vergoe ding van meerdere werkzaamheden, als gevolg van de voortdurende vacatures. Het advies van het hoofd van school B luidde, althans voor twee der adressanten niet gunstig. Wij zijn er dan ook niet op ingegaan, maar hebben wel in uitzicht gesteld, dat een nieuw adres van den derden adressant geen ongunstig onthaal bij ons zou vinden. Ik durf zoo slecht met een voorstel voor den dag komen, anders had ik aan mijne colle ga's-raadsleden willen voorstellen, om nu dade lijk maar voor den derden adressant eene gunstige beschikking te nemen. Zoo iets had ik na behandeling zeer billijk gevonden, maar, zooals ik zeg, ik bind liever de kat de bel niet aan en zoo is het een onafgedane zaak gebleven. Al een poosje hadden wij opgemerkt, dat den heer De Jager iets op de tong zweefde en bij het eind der vergadering kwam het dan ook. Hij had het over onze beslissing betreffende eene H. B. S. alhier in onze vorige bijeenkomst, waarbij hij afwezig was. Hij was er niet over te spreken, dat die beslissing werd genomen, zonder dat het als punt op de agenda stond. Dit laatste kon moeilijk, daar de aanleiding tot de behandeling een pas ingekomen adres namens ingezetenen was. Ik geloof niet, dat bij aanwezigheid van den heer De Jager in die vergadering de beslissing eene andere zou geweest zijn. Daartoe is de zaak reeds te lang en breedvoerig bekeken. Roman van G. BISS. 9) „Ja", antwooidde mevrouw Chichele zacht. „Maar ik, met duizenden anderen, heb nooit aan hare schuld geloofdMevrouw Jer- ningham is je moeder, lieve kinderen, en ik heb zoo lang mogelijk getracht dit voor je geheim te houden." Een oogenblik heerschte er eene diepe stilte. Toen barste Phyllis los „Niemand zal ons willen trouwen, als onze moeder eene moordenares is." „Stil, lieve", suste de oudere vrouw. „Dat is niet het éénige, waaraan je denken moet. Je hebt zeker in de couranten wel iets over deze zaak gelezen, naar aanleiding van haar nu naderende ontslag uit de gevangenis. Vijftien jaar geleden werd je moeder beschul digd van je vader vergiftigd te hebben en gevonnist op grond van een bewijsvoering, die wel bij de gezworenen en rechters, maar niet bij het publiek ingang vond. Zy werd ter dood veroordeeld maar begenadigd, en sedert heeft zjj in de gevangenis te Aylesbury gezeten, veroordeeld tot levenslange opsluiting. Toch is waarschijnlijk het laatste woord in deze belangrijke kwestie nog niet gesproken. Wat wij vermoedden, is gebeurd. Het sterke bewijs door ons aangehaald om onze bewering te staven, dat het Zelandiagedoe schuldig stond aan de leuze Katholiek of Protestand,» hier en daar in het IVe district aangeheven, laat het blad zijdelings liggen. Zelandia zwijgt in het bewustzijn van schuld hierover. Het blad wil een bewijs volgens een zelf gegeven recept, Die leuze moet in No. zooveel op die pagina in bedoeld blad afgedrukt staan. Wat voor onzin is dat nu Wij bebben een bewijs geleverd, een sprekend bewijs voor onze bewering. Zelandia wil het niet erkennen, maar er uit redden kan het blad zich niet. Nu schreeuwt bet over leugen, laster en bedrog. Wij volgen het blad op dien weg niet. Met schelden en ophitsen komt men er niet. We hebben het bewijs gekeverd. We kunnen er dus gevoeglijk het zwijgen toe doen. Zelandia kan verder regels tellen. De uiterste richting rechts, met name de anti-revolutionairen, krijgt in de laatste tijden heel wat te hooren, dat niet erg aangenaam voor haar klinkt en dat niet nalaat den toorn van sommige harer organen op te wekken. Moeilijk te verduwen is het zeker, dat ook in de regeeriDgslichamen, die overwegend rechts zijn, harde waarheden worden gezegd, blijk baar met instemming der meerderheid. Ook de Eerste Kamer met hare sterke coalitie meerderheid heeft het in dit opzicht bij De Standaard verbruid. Het anti-rev. hoofdblad schrijft hieromtrent «Het voorloopig verslag, door de Eerste Kamer op hoofdstuk I der staatsbegrooting uitgebracht, is kenteekeneud. Voor het eerst toch, sedert de Eerste Kamer in 1904 omging, komen in dit verslag eenige leden aan het woord, die bang waren voor de pressie door een «uiterste richting» op het kabinet uitgeoefend, waar niet mede bedoeld zijn de sociaal-democraten, want er staat bij, Maar in het kritiekste oogenblik baars levens is hare éénige gedachte geweest aan hare kinderen en hun geluk. Toen kwam ik, aooniem, en bood aan jullie te adopteeren. Dankbaar aanvaardde zy dit aanbod, alleen onder deze voorwaarde, dat jullie nooit zoudt weten wie je moeder was. „Ik wensch dat mijne kinderen mij voor dood houden. Ik wil uiet dat mijn ongelijk haar een blok aan het been worden zal." Dit waren hare woorden." „Arme, arme moeder prevelde Doris. „Haar eéne wensch," voer mevrouw Chichele voort, „was, dat zy geheel buiten jullie leven zou staan, daar zy wist dat alle kennis van het verleden eene schaduw op je werpen zou. Maar de loop der dingen heeft het Anders gewild. De allerlaatste maal dat ik haar zag, juist vóór zy van Aylesbury naar Cornwall werd overgevoerd, legde zy nogmaals nadruk op dit punt, en ik beloofde haar plechtig, het geheim te zullen bewaren. Maar ik zag daarby over het hoofd, dat jullie eenmaal volwassen zoudt zijn, en dat dan, bij de schoonheid en je foruin want de hoofdsom van je vaders vermogen werd tusschen jullie verdeeld de huwelykskwestie al spoedig en onvermijdelijk zou opduiken. Eu natuurlijk zou het niet recht en ook niet mogelijk zijn, dat je mannen niets van de waarheid zouden weten." „Ik zie geen reden waarom iemand het dat met name gedoeld werd op den onderwijs strijd in Indië. En daarop volgt dan, dat «vele leden» in die bezorgdheid niet deelden. Ook zij gaven wel toe, dat »sommige der uiterste elementen een drang van dien aard op het kabinet poogden uit te oefenen, maar ze prezen veeleer hel kabinet, dat duidelijk getoond had »in een bezadigd beleid te mogen roemen«, «een kalm bewustzijn van zijn zelfstandigheid had bewaard«, en vooral te prijzen was om «de wijsheid», die zich in zijn bezadigdheid uit sprak. Natuurlijk doelt dit alles op de anti-revolu tionaire partij. De christelijk-historischen zijn goed, de roomsch-katholieken zjjn goed, de vrij-liberalen zijn goed, eigenlijk is alles goed. Alleen maar de anti-revolutionairen, dat zijn de politieke bedervers van het spel. Het zou interessant zijn, te weten, wie die «enkele» en wie die »vele leden» zijn. Het stuk is onderteekend door de rappor teurs, de heeren Van Waterschoot van de Gracht, Van Lanschot, Tjarda van Starken- borgh, De Boer en Van der Kun. Niet één anti-revolutionair had in de commissie van rapporteurs zitting. Hierbij laat zich kwalijk de vraag onder drukken, of hierin ligt opgesloten, dat de anti-revolutionaire partij beleefdelijk verzocht wordt zich ook bij de provinciale stembus voortaan liefst te onthouden. Alsook of deze «bezadigde», «gematigde», van «wijsheid» vervulde heeren zeer wel zonder anti-revolu tionaire hulp de Eerste Kamer rechts zullen houden. Ze ging om, gelijk men zich herinnert, door een voorslag, dien minister Kuyper aan de Kroon deed.» De spijtige toon, waarin dit stuk gesteld is, treft, evenals de stille bedreiging, die erin ligt opgesloten. Of het ministerie en zijne vnenden niet den weg op zullen moeten, dien ze thans nog niet volgen willen Wij weten niet, of de bedreiging met ont houding der anti-rev. partij op den duur haar effect op de coalitiebroeders zal missen. Misschien wordt ook dit «afschuwelijk mis verstand» nog wel voor 1913 uit- den weg geruimd, hetzij, dat het ministerie op het eind den Kuyperkoers zonder afwijken zal gaan volgen, hetzij dat Dr. Kuyper en zijne vrienden bakzeil halen. Wij gelooven, dat het laatste zal gebeuren, gezien den steun, behoeft te weten," viel Phyllis heftig uit, „of waarom ons leven bedorven zoo moeten worden door onze moeder. Wij zyn voor bare misdaad toch niet aansprakelijk," Mevrouw Chichele's voorhoofd betrok bij dezen gevoelloozen uitval, ea scherp gaf zij ten antwoord „Ik had je voor kiescher gehouden, Phyllis. Bovendien, je kunt niet trouwen onder een anderen dan je eigen naam, en dit alleen reeds zou alles aan de groote klok hangen." „Waarom niet?" vroeg Pnyllis. „Mijn huwelijk zou daardoor toch niet ongeldig worden Mevrouw Chichele sloeg geen acht op hare interruptie. „Het staat vast," hernam zjj beslst, „dat een man de volle waarheid zou moeten ver nemen. Dit is het éénige houdbare standpunt. En daardoor zou by, zooals je wel begrijpt, in Bene zeer netelige positie geraken. Ik zeg niet dat ik je niet gaarne een goeden man zou gunnen; maar dien mau zou ik uiet willen belpea misleiden. Als je voogdes dus moet ik er op aandringen, dat je zelf of ik hem omtrent de waarheid zou inlichten vóór eene verloving wordt aangegaan. Zónder dat zou er in je huwelijk geen geluk kunnen wezen, en ik zag je liever nog in je graf." Mevrouw Chichele sprak met warmte, onder de npw°Ming van o°n d'ep gevo°len het ministerie bijna algemeen vanwege de coalitie ten deel gevallen. Men kent de macht en den invloed van Dr. Kuyper op zijne partijgenooten, pas weer gebleken uit verschillende vertrouwensmotie's, waarbij zich thans, ook Z Beveland kwam voegen, maar men begrijpt bij de coalitie ook zeer wel, dat het bij bedreigingen met onthouding of isolement door de anti-revolu tionairen zal blijven, omdat bij volvoering deze partij het meest van haar invloed zou inboeten, waarvoor zich de leiders wel zullen wachten. Dr. Kuyper heeft, naar men weet, vrijwel de leiding der coalitie en daarmede ook van de regeering weer in handen. Het verloop der begrootings-debatten, eindigend met de voorloopige schrapping van het pantserschip van de marine-begrooting, overeenkomstig den eisch van de Standaard d. i. van dr Kuyper, laat hieromtrent moeilijk twijfel meer mogeljjk. De groote, »van God gegeven leider», is weer de politiek-almachtige van vroeger. Men zal begrijpen, schrijft de N. R. Ct. in een zeer lezenswaard artikel, dat wij deze gebeurtenissen met groote bezorgdheid hebben gadegeslagen deze verplaatsing van macht en invloed binnen de coalitie van de zijde van het gematigde, meer jolige, dan krachtige christendom naar den kant van dien éénen, niets en niemand ontzienden persoon, vervult ons met vrees. Voor het, najaar van 1912 en het voorjaar van 1913 voorspelt dit weinig goeds. Zeker, wij weten wel, dat óók rechts de komende dingen niet zonder angst worden tegemoetgezien. Hoe men daar over het streven van Dr. Kuyper denkt, kwam meer dan eens, ook in den jongsten tijd, uit. Heeft niet de heer De Visser zich moedig geweerd En is niet de heer De Geer in het strijdperk getreden Blijkt niet uit «De Nederlander«, dat men daar ook zeer wel voorziet, uit welken hoek de wind tegen de verkiezingen van 1913 zal opsteken Men houde het ons ten goedewij hebben dat alles gezien, doch verwachten er niet veel van. Het zijn alle ijdele pogingen tot verzet. Het is immers niet de eerste keer, dat in de coalitie zich een streven openbaart, om zich Phyllis achtte zwijgen de wijste partjj, echter niet zonder een schier onmerkbaar schouwer- ophalen. „Er bestaat ook volstrekt geen reden om je moeders schuld als bewezen aan te nemen. Lord O. Brieu, de gewezen Lord Chief Justice, die haar indertijd verdedigde, geloofde rots vast aan hare onschuld, en hy beeft tot aan zijnen dood toe moeite gedaan om eene her ziening van het vonnis te verkrijgen. En advokaat Bramber, die hem by de verdediging ter zijde stond, is eveneens van meening, dat je moeder het slachtoöer werd van nood lottige omstandigheden, en hy wil nu op den minister een beroep doen met dezelfde stiekking als bovengenoemd. Ik was van morgen bij hem en ik vroeg hem om raad, hoe in deze zaak te handelen, en daarbij heb ik hem rondweg gezegd wie jullie zijt." De beide meisjes keken onthutst. „Ja," hernam mevrouw Chichele. „Je kunt geen beteren vriend hebben, en hij interes seert zich levendig voor jullie beiden. Maar hy is het met mjj ééns, dat er op een ernstig gemeend huwelijksaanzoek niet kan worden ingegaan, alvorens de man in kwestie vol komen op de hoogte worde gesteld." „Van de week eerst", zeide Doris op be drukten toon, „las ik in eene courant een verslag omtrent de zaak, en, allerminst ver mogende dat ik zelf er by betrokken kon i

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1912 | | pagina 1