Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. G ebrandmerkt. Waar moet het Vandaan Komen. De poMtttner-ttiotie. No. 2236 Zaterdag 20 Januari 1912. 23e jaargang FEUILLETON. Hifi „christelijH" beginsel der huidige regeering. BINNENLAND. T ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent by vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen by alle Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. latere No 15, ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 6 regels 50 oent; elke regel meer 10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte- Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen. Het R. K. dagblad »De Tijd* laat zich ook hooren over de motie der centrale anti- rev. kiesvereeniging te Dokkum, eene motie, die bij de anti-rev. te Groningen reeds weer klank vond. »De Tijd« herinnert er aan, boe het kabinet- Kuyper van 19011905 eerlijk en loyaal door de kath. partij gesteund is. Het blad voegt er bij, dat dr. Kuyper als verantwoordelijk minister-president niet dezelfde was als nu als onverantwoordelijk anti-revolutionair partij leider. Verder schrijft het blad »Bij antagonisme tusschen hem en de tegenwoordige Regeering staan wij, zoo lang de laatste ons geen redenen heeft gegeven om het vertrouwen in haar mis plaatst te achten, onvoorwaardelijk aan de zijde van het Kabinet, zonder ons van mogelijke twisten in den boezem der anti-revolutionaire partij meer dan noodig is aan te trekken. 't Heeft wel eens den schijn, alsof men het in die partij bij het nemen van be sluiten, die invloed moeten oefenen naar buiten, zooals de Dokkumer-motie, niet noodig acht te letten op den indruk, welke dergelijke besluiten noodzakelijk moeten maken op het niet-anti-revolutio- nair twee-derde gedeelte der rechterzijde ja, het bestaan van dat gedeelte wel eens uit het oog verliest. Ware het anders, wij gelooven, dat motiën, als thans in anti-rev. kringen te Dokkum en te Groningen reeds werden aangenomen en misschien nog op tal van andere plaatsen aangenomen zullen worden, geheel achterwege zouden blijven. De waarheid, dat dr. Kuyper geen moties behoeft, om zeker te zijn, dat hij nog het vertrouwen bezit zijner partij, is zóó duidelijk, dat zij, die motiën voorstellen en uitlokken, zelfs geen reden hebben tot klacht, indien verondersteld wordt, dat die motiën nog iets anders en iets meer bedoelen, dan daarin, wanneer men zich alleen aan de woorden ervan houdt, te lezen staat*. Men ziet, hoewel een weinig zachter dan de Nederlander, oordeelt ook de Tijd afkeurend. Wij gelooven dat deze anti-rev. motie-makerij Roman van Gr. B18S. 4) „Je bent beiden nog te jong om san zulke dingen te denken", zeide zij kort, om van het onderwerp af te stappen. „En dit moet je weten, Pbyllis, dat Lord Stielford Diet juist in een roep staat van soliditeit, en dat een meisje de voor 't oog schitterendste partjj ook nog te duur kan koopen." En met deze vermaning zette zjj zich in beweging naar het rijtuig. Evenwel, geene der tweelingen zag zich bjj Lady Teviotdale teleurgesteld, want legio was het aantal der haar verbeidende cavaliers, en een paar waren er onder, op wie zij bare zinnen wel zouden hebben kunnen zetten. „Kom Sir Lionel zeide Pbyllis lachend tot een knappen jongeling met bet eerste be gin van een zwart snorretje, „U moet niet zoo gulzig zjjn en mjjn heele balboekje voor uzelf in beslag nemen. Het zou mij toch ook vree8elijk vervelen u den ganschen avond om mfj heen te hebben." „Zou 't vroeg hij gedempt, haar met een hartstochtelijken blik diep in de oogen kijkend. alleen iri eigen kring en nog geenszins alge meen, bewonderaars zal vinden Dat die motiën iets anders en meer be doelen, dan de letterlijke zin behelst, wie zal er na de geschiedenis der laatste maanden aan twijfelen Trouwens het anti-rev. »Friesche Dagblad* schrijft daaromtrent dat vriend en vijand den klank der Dokkumer-motie hebben herkend en begrepen. Dat klinkt voorzeker duidelijk genoeg. Toch schijnt het, dat men het voorloopig aan dien kant genoeg oordeelt. De christelijk-historische ^Nederlander* stelt deze vraag met het oog op het geld, dat noodig zal zijn om te voldoen aan het algemeen geroep om meer geld voor steun aan de bijzondere lagere school, in den vorm van bouwsubsidies, hoogere salarieering enz, waarvoor men der regeering allerlei beloften zou willen afdwingen, zonder te vragen waar men voor dat alles het geld vandaan zal halen. Ja maar, de noodzegt men. Onze christelijke scholen hebben het zoo noodig. Verscheidene scholen steken in schulden, doordat zij moesten uitbreiden, en nu blijft het rijk achter. Zoo hoort men wel. Eilieve, had men dat mogen doen Is het, uit christelijk oogpunt, geoorloofd zich in schulden te steken, op hoop dat het rijk ze wel betalen zal, waarop men dan gaat aandringen, in plaats van op grooter offervaardigheid Geloofskracht en geloofsmoed uitste kend. Mits men daarbij zelf tot opoflering bereid zij Zoo oordeelden de »voortrekkers* van vóór 1889, toen er nog geen subsidie in het vooruitzicht was. Geen roode cent. Thans ontvangt men millioenen en men roept harder en klaagt luider over geld verlegenheid dan in de dagen toen men alles alleen van den Heer verwachtte. Zou men, in elk geval niet goed doen, met van een Grondwetsherziening een wellicht beter en verstandiger regeling dan de hnidige af te wachten Wij vragen maar. Zjj haalde nuffig hare schouders op, met ge baar alsof zij hem nok niet voor vol aanzag. „Ah! Is u daar, Lord Sbelford?" riep zjj tegen een meer geposeerden heer, met een vertoon van verrassing bjj zjjn nadering. „Ik dacht dat u naar de wedrennen was." „Neen, schoone dame", antwoorde de man lijmerig, tewjjl hij haar monsterde door zijn monocle. „De aantrekkelijkheid van u nog eens te zien was m jj te sterk. Daarom besloot ik, tégen mjjne principes, morgen vroeg op te staan en met de ochtendtrein te reizen, zoodat ik nog vroeg genoeg zal wezen voor den eersten ren". „Hoe lief en onbaatzuchtig van u!" zeide Pbylis, half ernstig en half gekscherend, terwjjl zjj hem haar balkaartje gaf. „Tot belooning zult u een extra dans van mjj hebben." Hjj glimlachte goedig tegen baar onder zjjn zwaren knevel, trok zijne wenkbrauwen op, terwijl hij haar kaartje bekeek, en krab belde hier en daar eene S. Voor zjjne jaren was hjj ontegenzeggelijk een knappe man of, juister gesproken, het overschot van een knappen man, die zeven- en-veertig jaren lang de kaars aan beide einden had opgebrand. Zjjn kort geknipte en in het middeu gescheiden haar begon te grjjzen; maar zjjn snor was nog zoo zwart als ooit, en geen barbier zou er een grjjs haartje in hebben durven ontdekken. Ook ziine wenkbrauwen Het »Algemeen Handelsblad* schrijft: »Dat het niet allereerst godsdienstige en zedelijke beginselen zijn die de regeerings- partij drijven, maar dat zij de »Christelijke beginselen* als voordeelige leuzen heeft aan gegrepen om daarmede het doel van haar eerzucht het zekerst te bereiken, dat is nu reeds zoo dikwijls gezegd Men heeft daarvan niet altoos concrete voorbeelden bij de hand, al kan men het jarenlange regeeringsbeleid als algemeen voor beeld aanhalen. Een treffend klein voorbeeld evenwel geeft het volgende Bij de behandeling der Staatsbegrooting voor het jaar 1910, werd bij een bespreking van de godsdienstoefening aan boord van oorlogs schepen, aanmerking gemaakt op den »modernen« preekenbundel, die nog altoos gebruikt werd. De minister beloofde de zaak ter harte te nemen, de regeering ontwierp reeds plannen tot reorganisatie, zij zou een commissie benoemen van vertegenwoordigers uit de kerkgenootschappen, om deze plannen te helpen verwerkelijken. Dat is nu ruim twee jaar geleden. Is de commissie gereed De commissie is nog niet eens benoemd Men versta ons wel. Niet wij zijn 't, die geklaagd hebben over de marinepreeken. T Komt ons voor dat eenvoudige toespraken van algemeen stichtelijken aard voor 't aan gewezen doel het meest geschikt zijn. Al kwam 't dus nooit tot een reorganisatie ons wel. Maar de regeering en de regeerings-partijen dachten er zoo niet over. Er zijn bedenkelijk ernstige woorden over deze zaak gesproken, de regeering heeft ze ter harte genomen. Men vindt ze dus van belang maar blijft verder werkeloos. Over de ^Christelijke* beginselen is het goed praten. Een klein maar typisch voorbeeld van de fraseologie in de politiek der regeering*. II. M. de Koningin. Wij zijn tot ons groot leedwezen verplicht, onzen lezers met eene teleurstellende tijding in kennis te brengen. Het Haagsche corres pondentie-bureau bericht ons zooeven het volgende waren zwart en dik boven zijne scherpe zwarte oogen en zjjnen arendsneus. In zjjne bonding had bjj iets militairs, kaarsrecht, zoodat er aan zijne zes voet lengte niets werd tekort gedaan. Zjjne kleeding was onberispelijk, als of hjj zoo in levenden ljjve uit eene mode prent was geknipt. „Je kleine Doris mag mjj niet ljjden", zei de bjj, toen bjj, later op den avoad, met Phyllis in een hoekje van den wintertnin zat. Zoo'n kinddeed Pbyllis, heel uit de hoogte. „En ik dacht dat u tweelingen waart?. „O,maar de jaren zjjn niet alles" grinnikte het meisje. Dat boor ik gaarne - omdat het past in mjjne eigen kraam," gekscheerde de mar kies. „Zeg mjj nu eens eerljjk, juffrouw Chichele vindt u mjj wel verschrikkelijk oud hernam hjj, zich voorover buigend en haar in het gezicht kjjkend. Voor een oogenblik had zjj een gevoel als of baar hart stilstond. Toen liet, even plot seling-, deze heftige spanning af, en het heete bloed golfde naar haar gewoonlijk bleeke gelaat. Deze ééne maal was zjj zichzelve niet meester, en voor dit gemis aan zelfbeheer- sching op het kritieke oogenblik zon zjj zichzelve wel in het gezicht hebben willen slaan. »Er loopen geruchten omtrent teleurstelling van de hoopvolle verwachting, die de af wezigheid van H. M de Koningin op de deze maand gegeven hoffeesten alom in den lande had opgewekt. »Of officieele meedeelingen hieromtrent zullen openbaar gemaakt worden, is nog niet bekend.* Wij twijfelen er niet aan, dat allerwege met groote deernis zal worden kennis genomen van dit droevig bericht. Het Koninklijk Echtpaar zal zich overtuigd mogen houden van de oprechte deelneming der overgroote meerderheid der bevolking in het innige ver driet, dat in het Koninklijk gezin heerschen moet, nu zijn blijde verwachtingen zoo plots zijn verstoord. Zoo schreef de »N. R. Ct.« Den anderen dag meldde men het volgende De gezondheidstoestand van II. Al. de Koningin. In verband met de Woensdag verstrekte mededeelingen omtrent de loopende geruchten in zake de teleurstelling eener hoopvolle ver wachting in de Koninklijke familie, zijn we thans gelukkig in staat een meer optimistischen klank te doen hooren. Inderdaad bestond er eenige aanleiding tot het verspreiden van de Woensdag gepubliceerde geruchten, doordat Prins Hendrik nog Dinsdag avond laat onverwachts in de residentie terugkeerde rnidderwijl H. M. de Koningin- Moeder laat in den nacht naar het paleis in het Noordeinde werd geroepen, alwaar zich reeds dr. Roessingh en later ook prot. Kouwer bevonden. Reeds verscheidene dagen voelde H. M. zich minder goed. Dinsdagavond achtte H. M.'s omgeving het raadzaam, Z. K. H. Prins Hendrik te waarschuwen, terwijl inderdaad van Dinsdag op Woensdagnacht H. M. vrij ernstig ongesteld bleek te zijn. De ongewone drukte van het af- en aanrijden, het voortdurend aanwezig zijn van H. M. de Koningin-Moeder, benevens de genoemde medici ten paleize, waren een voldoende aanleiding, dat men in de residentie zich ongerust maakte, met tot resultaat het Woensdag alom met teleurstelling vernomen gerucht. Donderdagavond deelde men echter mede, dat, alhoewel H. M. de Koningin inderdaad, zij het dan ook gelukkig niet ernstig onge steld is, er kans bestaat, dat men in de hoop volle verwachting niet teleurgesteld zal be hoeven te worden. Prof. Kouwer en zeer Even duizelde zjj, eu allees scheen om haar rond te draaien. Zjj voelde dat haar hoogste wenseh ging verwezenlijkt worden. Maar met eene geweldige inspanning bedwong zjj zich, en met een vrooljjken glimlach keek zjj naar den man op. „O, Lord Schelford oud riep zjj, als door zjjne vraag verrast." „Wel neen, zeker nietU Ijjkt mjj hoogstens een paar jaren ouder daD ik zelf ben en ik voor mjj, ik heb zulke groene jongens nooit mogen ljjden." Lord Schelford trok zich een weinig terug, ondoorgrondelijk glimlachend. Het meisje had zich verklapt, en hjj wist nu wat hjj bad willen weten. „Zoo?" hernam hjj leuk. „Ook Lionel Erskin niet „PahSir Lionel zeide het meisje met een koket beweginkje van hare blanke schouders. „Zoo'n knaap „Hjj is verleden week toch meerderjarig geworden," lachte de markies „en hjj vindt zichzelf erg volwassen." Op dit oogenblik verscheen, tot Phyllis' niet geringe ergernis, de jeugdige jonkheer bovenbedoeld in eigen persoon, om baar voor den volgenden dans mee te nemen. „Hoe spijtig zeide zjj bjj zichzelf, toen Lord Schelford voor den jongeren man de plaats ruimde. „Ik geef u permissie om aan S r L'onel TER NElIZEiSd VOLKSBLAD.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1912 | | pagina 1