Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Sen onverwachte aanVal. l)e haven van Ter Neuzen. No. 2226. Woensdag 13 December 1911. 22e jaargang FEUILLETON. De stem van den doode. BINNENLAND. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent bi,] vooruitbetaling. Abonnementen worden aangekomen by alle Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. In tere No 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 50 oent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tariel. Grootere letters naar plaatsruimte. Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courant verschijnt eiken oensdag- en Zaterdagmorgen bij den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen. Uit de Algemeene beschouwingen bij de Staatsbegrooting dringt zich wel het meest naar voren het opheffen van de zweep tegen over het huidige coalitie-ministerie door niemand minder dan Dr. Kuijper zelf. Her haaldelijk is er in de Standaard geprutteld en gesputterd tegen meer dan ééne zaak, door het ministerie verdedigd, tegen meeningen, door de bevriende regeering verkondigd het openlijk optreden van Dr. Kuijper bij de begrootingsdebatten was niettemin eene ver rassing en bracht verbazing, niet het minst in de rijen der coalitiemannen. De zenuwachtigheid tengevolge van de niet-bevrediging van lang gekoesterde verlan gens moest zich uiten. Al is 1913 nog anderhalf jaar van ons verwijderd, het schijnt zijne werking op de geesten der anti-rev. geducht te doen gevoelen. Met eene groote meerderheid staande en nog niets van belang op sociaal gebied tot stand gebracht, die overweging heeft den oud-premier te zeer geprikkeld. Heeft hij het tegenwoordige ministerie onaangenaam willen zijn, heeft hij door zijn spreken de mokkende ontevreden heid in de rijen zijner volgelingen willen bezweren In ieder geval, hij heeft aandrang trachten te oefenen op het huidige bewind. Hij is zells zoover gegaan van zijne medewerking aan de Tariefwet te weigeren, als de Invali diteitswet niet secuur in 1913 er zou wezen. Maar die lariefwet zou immers de welvaart van ons land zoo ten goede komen, als men de meeste coalitiebladen mag gelooven Hoe hebben wet het nu De anti-rev. schijnen zelf aan de zegeningen der tariefwet te te twijfelen. Merkwaardig was ook de aanval van Dr. Kuijper op den anti-rev. minister van koloniën, den heer de Waal Malefijt. Dr. Kuijper wilde den schoolstrijd in zijne gansche zwaarte ook overbrengen naar de koloniën. Aan dit dweeperig drijven heeft de minister weerstand geboden, Hij heeft het gevaar hiervan beseft voor ons schoon Insulinde, en hij de verant woordelijke bewindsman, hoewel anti-rev zijnde, wilde zich anti-rev. leider niet te ver op dit verderfelijke pad laten dringen. Het is alles weer pais en vree volgens Dr. Kuijper. Zeker, maar deze episode in M. Mc. DONNELL BODKIN. 4) De weduwe daarentegen was buiten zich- zelve. „Ik heb zooveel van hem gehoudeD, ik heb zooveel van hem gehouden", riep zij aanhoudend, „en nu zal ik hem nooit meer zieD. Ik heb er hem toe gebracht. Ik ben niet aardig tegen hem geweest. Ik heb hem den dood aangedaan." Dadelijk Dam zjj aan, dat hij zelfmoord gepleegd had, en de beslissing van de gezwo renen rechtvaardigde hare onderstelling. Zij kleeddeD de bevinding in den gehruike- Iijken vorm, dat de zelfmoord gepleegd was in een toestand van tijdelijke krankzinnigheid. Het werk van den heer Beck was gedaan, maar op bijzonder verzoek van de weduwe bleef hü nog een paar dagen. Nadat de eer ste uitbarsting van smart voorbij was, wist zü geen woorden te vinden om hare bewon dering en erkentelijkheid te uiten. „Zonder u", riep zij uit. „zouden wij hem Dooit gevonden hebben. Mijn leven lang zou ik in een toestand van angst en spannin, verkeerd hebben. Hoe vreeselijk de waarhei onze begrootingsdebatten zal niet zoo spoedig vergeten zijn. Voor ieder blijft ze de over denking waard. Erg prettig gevoelt de «christelijke* coalitie zich niet. Wanneer men menschen telkens en telkens weer in het openbaar hoort ver kondigen, met den één of ander op o zoo buitengewoon goeden voet te staan, dan twijfelt men onwillekeurig, of die verhouding in werkelijkheid wel zoo innig is, als beweerd wordt. Zoo ook met de coalitie. Als dr. Kuyper, dr. Nolens en mr. De Savornin Lahman arm in arm op het politieke tooneel verschijnen en uit volle borst zingen: »Wir halten treu und fest zusammen dan zal menigeen, die nauwlettend luistert, zich niet kunnen weerhouden te zeggen er zit een valsche klank in dit geluid. Kén ding hebben wij al vast kunnen con- stateeren de dagen, waarin dr. Kuyper kon zeggen«de coalitiedat ben ikzijn voorbij. Een deel der roomsch-katholieke pers heeft den leider der anti-revolutionairen op de meest ondubbelzinnige wijze te verstaan gegeven, dat zijn aanval op het «kostelijk* Kabinet strenge afkeuring verdient. De christelijk-historischen zijn er ook alles be halve gesticht over. En toch men geeft elkander na afloop wederom den arm, om den lof der coalitie te zingen voor de galerij. Het minder ontwikkelde publiek mag bet niet in de gaten krijgen, dat er een zeker iets aan den knikker zit. Of men echter zijn doel zal bereiken? Wij gelooven het niet. Een tijd lang zal het galerij-publiek zich laten bedotten, doch op den den duur kan dit zoo niet blijven. En als een Kabinet, na 5X/S jaar aan het be wind te zijn geweest, met ledige handen voor de kiezers komt, dan zullen de meest opge schroefde lof-liederen niet baten. In 1913 zal de historie zich herhalen. Van 1901 1905 was het Kabinet-Kuyper aan het bewind met een buitengewoon groote en ge willig-volgende meerderheid. Toen het, na afloop der wetgevende periode, verantwoording aan de kiezers moest afleggen, werd het ge wogen en te licht bevonden. in 1913 zal van de coalitie-heeren moeten getuigd worden, dat zij niets geleerd hebben uit de nederlaag van 1905. En dan baten geen lofzangen op de coalitie. Dan zal men het antwoord schuldig moeten blijven op de ook is, de onzekerheid zou nog vreeselijker ge weest zya. Hij. zou nooit in gewijde aarde gerust hebben. Ik zou zijn graf nooit met mijne tranen hebben kunnen besproeien." Niet alleen zfj, maar de heele bnurt was vol verbazing en bewondering over de bekwaam heid waarmee de speurder regelrecht op de ontdekking van het geheim af was gegaan. Kr was maar een uitzondering juffrouw Joe Rutherford was heelemaai niet geestdriftig, ludien de heer Beck van haar gelukweuschen bad verwacht toen zjj hem in hare kamer ontbood, moest hij teleurgesteld zijn. Hij vond haar staaD bij het groote ronde raam en had, voor zij zich omdraaide, tijd om de bevalligheid van de rijzige, lenige gestalte, die zich tegen het avondlicht duidelijk aftee- kende. te bewonderen. Hij merkte op, toen zij zich omwendde, dat het lieve gezicht bleek was en dat de oogleden rood van het schreien waren. „Ga zitten", zeide zij kort. „Ik veronderstel, dat ik u moet bedanken, maar ik kan dat niet. Wat n gedaan hebt, is zeker heel knap. Maar wat {heeft dat geholpen U hebt het lijk gevondeD, maar u hebt niet de oorzaak van den dood gevonden." „De gezworenen van den lijkschouwer hebben die aangegeven", antwoordde de heer Btck onnoozel, „zooals hun zaak was, en zij hebben uitgemaakt, dat die zelfmoord nuchtere vraagwat hebt gij gedaan met den tijd, u gegeven om in het belang des volks werkzaam te zijn De coalitie ziet met schrik 1913 naderen. Laat deze wetenschap ons, vrijzinnigen, een aansporing zijn, de hand aan den ploeg te slaan, opdat aan het onnatuurlijk bondge nootschap van anti-revolutionairen, christelijk- historischen en roomsch-katholieken het vonnis kan voltrokken worden, dat het verdiend heeft. Ons wacht véél arbeid tot morgen mag niet uitgesteld, wat heden kan gedaan worden. Wanneer wij daarvan doordrongen zijn, thans reeds het werk verrichten, wat onze hand vindt om te doen, dan kunnen wij onzerzijds met vertrouwen de stembus van 1913 tegemoet gaan. TWEEDE KAMER. Zitting van Maandag 11 November. Bij de behandeling van Hoofdstuk IX van de begrooting van Waterstaat voert de heer Vorsterman van Oyen, bij art. 82 (Kanaal Ter Neuzen) het woord, en zegt Mijnheer de Voorzitter In de Memorie van Antwoord van Z. E. den Minister van Waterstaat wordt op bladzijde 15 bij art. 82 gesproken van de havenwerken bij Ter Neuzen en van het uitzonderingstarief, dat voor die gemeente in voege is en waarvan men een oogenblik vreesde, dat het zou worden ingetrokken. Het is mijn voornemen over beide onder werpen een kort woord in 't midden te brengen, in de eerste plaats over de havenbassins, welke overeenkomstig het plan van den Rijks Water staat aan de oostzijde .van het kanaal Gent Ter Neuzen, tusschen het stations-emplacement en de staalfabriek zullen worden aangelegd. Wij wisten, dat voor de totstandkoming daarvan noodig was, dat de Regeering ver zekerd kon zijn van eene behoorlijke exploitatie van den nieuwen aanleg. Wij wisten ook, dat daaromtrent onder handelingen waren aangeknoopt met de spoorwegmaatschappij Mechelen Ter Neuzen. Maar nog tot voor weinige dagen liep in Ter Neuzen het gerucht, dat die Maatschappij de exploitatie van den nieuwen aanleg ge was. „Ik geloof het nietik geloof er geen woord van U?" De vraag ging recht op den man af de vrijmoedige oogen keken vlak in de zijne. Maar de heer Beek vertrok geen spier. „Ik begrijp niet welke andere bevinding de gezworenen hadden kunnen uitspreken", antwoordde bij langzaam. „Het lijk lag in het waterde voetafdrukken die naar de rivier leidden, waren afkomstig van de schoenen aan zijne voetende ge neesheer heeft verklaard, dat bij ten gevolge van verstikkiog gestorven iser waren geen uiterlijke sporeu aau het lijk, behalve dat de nagels en knoken gekneusd en ingescheurd waren, maar aau gekneusde knoken en nagels sterft Diemand". „Hoe kwamen zij gekneusd en gescheurd „Hoe kan ik dat zeggen De lijkschouwer en de gezworenen- van den lijkschouwer hebben dat niet kunnen zeggen. Hoe kan ik het dan „O, ik dacht dat knappe speurders alles wisten". Hij breidde zijne groote handeo smeekend uit. „Lieve jonge dame, heb ik soms ooit beweerd dat ik knap was W(j speurders zijn als kinderen, die met een legkaart spelen W(j vinden hier en dasr een stuk en trachten die aan elkaar te laten passen, om iets weigerd had of zou weigeren, omdat zij zich met de voorwaarden der Regeering niet kon vereenigen. I hans is aan die geruchten een einde ge maakt door de verklaring van den Minister (memorie van antwoord pagina 15), „dat de gevoerde onderhandelingen, ook in verband met de voorwaarden, die in het belang van eene goede exploitatie en een goed onder houd gewenscht zijn, tot overeenstemming hebben geleid en dat het provinciaal bestuur van Zeeland thans, in verband met de toe gezegde flnanciëele medewerking in de gelegen heid is gesteld over dat plan een oordeel uit te spreken." Ik acht het mijn plicht hier den Minister een woord van dank te brengen ook namens de belanghebbenden, de vertegenwoordigers van handel, nijverheid en scheepvaart in Ter Neuzen, voor de ijverige pogingen door bem aangewend om tot eene overeenkomst te komen, die èn een goed onderhoud, èn eene goede exploitatie verzekert. Intusschen zij het mij vergund bij bet laatste waarvoor in Ter Neuzen steeds groote vrees is gekoesterd, nog even stil te staan ik bedoel de goede exploitatie. De overeenkomst daaromtrent is al staat dat ook niet in de M. v. A. getroffen met buitenlandsche maatschappijen, die spoorwegen in Nederland exploiteeren, aan eene waarvan bovendien reeds een groot gedeelte van de kanaalterreinen in exploitatie is gegeven en welker wijze van exploitatie van dat deel niet altijd reden heeft gegeven tot tevredenheid. Ik heb reeds vroeger enkele dier grieven aan Zijne Excellentie medegedeeld. Die Maatschappij, ik bedoel Mechelen—Ter Neuzen, heeft op het haar reeds in exploitatie gegeven gedeelte kranen aangebracht. Deze kranen, welke verplaatsbaar zijn, worden ook aan anderen in gebruik afgestaan, maar tegen een prijs, die geheel afhankelijk is van de willekeur dier maatschappij, eu onder de voor waarde, dat de kranen der maatschappij, tijdens bet gebruik door anderen, bediend worden door het gewone personeel der maatscbappjj en dat de geheele risico van dat gebruik blijft voor den gebruiker. Wel kan ik hieraan toevoegen, dat door bedoelde Maatschappij tot heden toe bij die prijsbepaling nog nooit iets geëischt werd, dat in strijd was met de billijkheid, maar het wil mij voorkomen dat deze prijsbepaling duidelijks te aanschouwen te kr(jgeD. Duid het my niet ten kwade ais ik niet dadelijk alles netjes tegen elkaar heb weten te leggen. Ik doe nog aldoor mijn best." Er was iets in de aanstekelijke goedge luimdheid van den man, dat haar ionam. Haar gelaat werd door eeo glimlach verhelderd. „Vergeet mij", zeide zij, „ik beu een ondankbaar, zelfzuchtig schersel. Ik weet, dat u uw best hebt gedaan - en meer dan iemand anders had kannen doen. Ik ben afgetobd u moet u om mij niet bekommeren Ik veronderstel, dat n weet, dat Vader al wat hij bezat aan zijn wednwe heeft vermaakt? De heer Strangley heeft het testament op gesteld en is er getuige bij geweest. Hij heeft er nooit een woord over gesproken, ofschoon hij beweerde, dat hij op my gesteld was. O, die ellendige vrouw Ik weet zeker dat zij hem daartoe overgehaald heeft." „Blijft u hier?" vroeg de heer Beck met deernis. „Ik hier blijven Alsof ik een uur langer dan noodig was met die vrouw onder het zelfde dak zou blijven. Ik zou geen korst brood of geen glas water van haar aannemen al verging ik van den honger ea al kon ik er mijn leven mee redden. Ik heb een gevoel of er een slang in huis is." „Zij spreekt zoo vriendelijk over u." „Natuurlijk doet zy dat. Zulke slangen TER MIZEM VOLKSBLAD DOOR

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1911 | | pagina 1