Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen, Onbevredigend. Bluf en nog wat. No. 2221. Zaterdag 25 November 1911. 22e jaargang FEUILLETON. De stem van den doode BUITENLAND. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent by vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen by alle Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. latere No 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 5 regels 50 oent; elke regel meer 10 cent. Bij abonnement aanmerkelijk ver minderd tarief. Grootere letters na«r plaatsruimte. Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, jOeze Courant verschynt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen by den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen. De Militiewet is dus in behouden haven aangeland en minister Colijn kon na de aanneming in de Tweede Kamer heel wat gelukwenschen in ontvangst nemen. Dat persoonlijk succes zij hem gegund, want de minister had zich goed in de zaken ingewerkt. Ook de vrijzinnige bladen, die niet sympathiseerden met deze militiewet, erkenden dit gaarne. Vermakelijk is het dikwijls, als een vrijzinnig blad het goede in een tegenstander durft erkennen, de verbazing bij sommige anti-rev. bladen te zien of de zinsnede te lezen dan zal het zeker wel goed zijn. Men hoeft niet te vragen, of bedoelde anti-rev. bladen er een juist oordeel op na houden. Wjj moeten zeggeD, dat de aangenomen militiewet ons weinig kan bevredigen. Tegenover verhooging van het contingent met een 5000 man staat geene enkele ver goeding, als b. v. door verkorte oefening kon geschonken zijn. Verzwaring van lasten zal dus ongetwijfeld het gevolg zijn. Maar in ieder geval is thans voor eenigen tijd een steen van den weg, die de regeering wel een beetje dwars lag. De anti-rev. bladen, die zich hierin ver heugen en sommigen nog trachten lekker te maken met het nieuwe artikel, dat bepaalt, dat de kleinste helft der zoons maar militie- plichtig is en dus de eenige zoons weer vrij zÜn> geven den schijn voor het wezen. Dit artikel is er slechts bij amendement ingebracht en wel op voorstel van den liberalen heer Eland, en heeft met het wezenlijke der wet al weinig te maken. Wie gevolgd heeft het kiesrechtdebat in de Kamer, kon zien, dat thans de grootmeesters der partijen in het krijt traden. Zeker heeft het debat geen onmiddellijk practisch resul taat opgeleverd. Maar toch heeft het zijn nut gehad, dat bij stemming over de motie- Borgesius de verschillende partijen zich te verklaren hadden. Voor de toekomst zal on getwijfeld deze stemming hare waarde be houden. Er zijn coahtiebladen, die spreken van het vermorsen van den nationalen tijd. Kan het onbillijker Dit zegt men van de zijde van M. Mc. DONNELL BODKIN. 2) „Wjj hebben elkaar het eerst ontmoet mijnheer Ross en ik toen hij hierheen kwam om den parlementszetel aan mijn vader te betwisten en het won. Ik ging naar een van de vergaderingen waar hij het woord voerde en zjjne rede pakte my in. Later ontmoetten wjj elkaar opnieuw en werden bevriend, en ten slotte verloofden wjj ons. Vader was woedend. Herbert is natuurlijk arm hjj is advokaat te Londen ea heeft nog niet veel praktjjk. „Maar dat was het niet zoozeer wat mjjn vader verbolgen maakte. Hjj kon nooit iemand vergeven die hem dwars had gezeten en hjj had op een zetel in het parlement zijne zinnen gezet. Hij ontzegde daarom Herbert het huis. „Ik mocht niet aan hem schrjjven, een verbod waaraan ik mjj niet in het minst stoorde. Ongeveer een week later werd een jonge weduwe ten minste, zjj zeide dat zjj een weduwe was hier gebracht, om mjj gezel schap te houden. U zult Lucy Lalladay straks hen, die minister Cool deden vallen, die aan het uitstel der militiewet dezen zomer hielpen, door wie dus deze wet op de lange baan kwam, waarvoor thans tijd gevonden moest worden. Wij begrijpen dien wrevel. Zonder het te willen erkennen begrijpen velen der coalitie, dat het geleverde werk tot hiertoe de kiezers niet bevredigt. Ze zien met bange twijfel 1913 tegemoet en beginnen zoo zachtjes aan de schuld van zich af te wentelen. Wel slim ook eerlijk? De roomsch-katholieke arbeiders hebben Zondag te Utrecht hulde mogen brengen aan Minister Talma, voor hetgeen deze op sociaal gebied heeft tot stand gebrachtHet is waarlijk geen al te vroege April-mop het moet voor ernst doorgaan. De leiders voelen blijkbaar zóóveel nattigheid, ze zijn zóó be vreesd, dat de arbeiders het eeuwige beloven en nooit doen moede zullen worden, dat men, ten einde raad, besloot tot deze vertooning a grand spectacle, met een voorspel en een schitterende slot-apotheose. Wie het verslag van deze reclame-bijeen komst heeft gelezen, zal zijn ergernis ter nauwernood hebben kunnen bedwingen. De vergadering was belegd, zoo deed de voor zitter in zijn openings-rede uitkomen, om »fier en krachtig* hulde te brengen aan Minister Talma, omdat hij ten opzichte der sociale wetgeving wil (het staat er inderdaad zoogoedmaken, wat jaren lang verwaar loosd is. Twee opmerkingen moeten ons al dadelijk van het hart. In de eerste plaats worden doelbewust de arbeiders weer aan het lijntje gehoudende heer Talma wil goedmaken. De voorzitter, die, blijkens zijn rede, niet wars is van snorkerij, durfde toch blijkbaar niet goed zijn toehoorders op de mouw spelden, dat de Minister het goedmaken zal. Ten tweede krijgt dr. Kuyper van zijn bondgenooten in de coalitie op minder prettige wijze een veeg uit de pan. Jaren lang was de sociale wetgeving verwaarloosd. Het »kostelijk« Kabinet van 19011905 heeft dus in dit opzicht failliet gemaakt. Iets, wat wij reeds lang wisten, doch met genoegen thans geconstateerd hooren uit den mond van een roomsch-katholiek spreker. Maar verder gaat onze voldoening ook niet. zien, ik zal dus geen woord zeggen dat u bij voorbaat tegen haar zou kannen innemen. Ik hield niet van haar, dat kan ik wel zeggen, maar vader was zeer op haar ge steld. Hjj kon niets doen zonder haar raad te vragen had haar voortdurend by zich in zijne werkkamer waar ik nooit werd toege laten, en ging later met haar uitstapjes naar Londen doen. Hjj was geheel onder hare bekoring Zij brak haren zin plotseling af. „Mjjuheer Beek, ik ben zoo zeker als iets, dat die ellendige vrouw meer van zjjne ver dwijning afweet." „Maar n hebt my nog niets van zjjne ver dwijning verteld, juffronw Rutherford", zeide de heer Beek. „O, daar is zeer weinig van te vertellen. Vader was pas van uitstapje met die vrouw thuis gekomen de manier waarop zy hem aankeek, was stnitend Den volgenden middag was hjj met Mark Strangley zijn particulier secretaris, alleen in de studeerkamer. De heer StrangDy was enkele oogenblikken de kamer uitgegaan, en toen hy terugkwam, was mijn vader verdwenen. De heer Strangley schonk er op dat oogenblik niet verder aandacht aan. „Er is een glazen deur, die opengaat naar het grasveld, en by dacht misschien dat Vader een wandeling was gaan doen. Maar toen Vader niet aan het eten verscheen, lieten wy het heele park Wat er op sociaal gebied nog tot stand is gebracht, laten de heeren daarvoor de Imkerzijde dankbaar wezen. Het Kabinet- Pierson-Goeman Borgesius, dat van 1897 tot 1901 aan het bewind was, heeft getoond, dat het ernst maakte met de sociale wetgeving het liet het niet bij woorden, doch doet nog thans van zich spreken door daden. Het Ministerie-Kuyper, dat met een zeer sterke meerderheid vier jaren lang regeerde, legde wel de noodige beloften af, doch tot stand bracht het totaal niets. En het vrijzinnige Kabinet-De Meester, dat van 1905 1907 op geen meerderheid steunen kon, wist het Arbeidscontract in het Staatsblad te brengen. En wat vermag het huidig Ministerie- Heemskerk, met zijn 59 getrouwen, daartegen over te stellen Op de Utreehtsche vergadering werd gepocht van Talma's Arbeidswet en Steenhouwerswet. Pooverder kan het toch al niet. Vooral wat er van de laatste nog terecht kwam, dankt de heer Talma aan de minderheid in de Kamer. Maar over de mislukte bakkerswet sprak de inleider liever maar niet. En evenmin legde hij den nadruk op het tekort aan wetgevend talent dezer regeering, zoo duidelijk gebleken bij de behandeling der vraagpunten aangaande de ziekteverzekering. Wat er van de ouder- doms- en invaliditeitsverzekering terecht zal komen, men tast in het duister, doch veel zal het zonder twijfel niet wezen. En is er onlangs niet van rechts op gewezen, dat het gebrek aan saamhoorigheid in de coalitie de oorzaak zal zijn, zoo er van de sociale wet geving niets komt? Wanneer men dan toch humbugbijeen komsten, zooals die te Utrecht, organiseert, om hulde te brengen aan een Minister, dan hebben wij het volste recht te zeggen, dat de christelijke arbeiders om den tuin geleid worden. Dat de leiders op die wijze getuigenis af leggen van hun verantwoordelijkheids-besef, wij zouden het niet gaarne durven staande houden. ENGELAND. De koning naar den Durbar. De »Medina«, met den koning en de ko ningin aan boord, is te Port-Said aangekomen. Lord Kitchener begaf zich ter begroeting aan boord. Eenigen tijd later volgden de Egyptische doorzoeken. Het leverde niets op. Toen kwam er een nieuwe verrassing. Die vrouw bekende dat zjj een week geleden met een bijzondere verguoniog te Louden getrouwd wareo en kreeg het hevig op hare zenuwen. Den volgen den dag lieten wy nog verder zoeken, maar vonden nog altyd geen teeken daarom „Hebt u mij laten komen", zeide de heer Beek. „Nog iets „O ja Er is nog een hoogst belangrijk punt. Herbert komt mij natuurlijk opzoeken, wanneer zijn werk te Londen hem daartoe den tyd laat soms 's ochtends, soms 's avonds. Men heeft hem in den omtrek van het hnis gezien. Hy is hier welbekend, en nu loopen er al praatjes. „Laten wij bet maar ronduit zeggen, mijnheer Beek", zeide Herbert Ross uit zyhoek, „men verdenkt mij sterk, dat ik de heer Simon Rutherford vermoord heb." „Vader is niet dood", hield het meisje vol „niemand zou hem hebben willen vermoorden behalve die vrouw, en zij kon het niet, al wilde zij het. U zult bem voor ons vinden, nietwaar mijnheer Beek „Ik zal het probeeren," zeide de heer Beek. „Wilt n nu misschien de stadeerkamer even zien „Zeker, dat is best, maar ik zou nog even iets willen vragen, voor wy gaan. Wat is die ministers en daarna de khedive, vergezeld van prins Zia-Eddin. De khedive vertoefde ongeveer een half uur aan boord en begaf zich daarop naar zijn jacht »Mahroussac, waar hem later door koning George, vergezeld van Lord Kitchener en andere autoriteiten, een tegenbezoek werd gebracht. Zooals we reeds meedeelden, heeft de Medina* een zware reis gehad in de golf van Biscaye. Een correspondent van de Daily News*, aan boord van de »Medina«, schrijft hierover eenige nadere bijzonderheden. Hij herinnert aan het vertrek uit Portsmouth onder een hevigen regen en vertelt dan hoe die regen dagen lang aanhield, zonder echter de al- gemeene geestdrift aan boord te kunnen biusschen. Maar toen men de golf van Biscaye naderde, werd het anders. Er kwamen reeds eenige waarschuwingen van hetgeen men te wachten had, maar de werkelijkheid overtrof de ergste verwachtingen. »'s Nachts te twee uur was haast iedereen aan boord lijdende aan de zeeziekte. Zee na zee sloegen over het schip en het water drong zelfs in de hutten der koningin, terwijl de hut van een der hofdames geheel en al onderliep. »De koningin trok zich terug in haar »storm-hut« (waarin een bewegelijke kooi is aangebracht), toen een voorbijvarend schip signaleerde, dat het verder op zeer slecht weer was, maar de koning bleef in zijn gewone vertrekken. Hij hield zich beter dan de meeste autoriteiten aan boord. Ook tal van zeelieden waren ziek. Aan boord van de begeleidende oorlogs schepen was de toestand haast nog erger, op enkele plaatsen moest men hier tot de knieën door het water waden. Op 13 Nov. klaarde het weer op en toen kwam ook de koningin voor het eerst aan het dek VEREENIGDE STATEN. Maandag zijn te New-York drie moorde naars door middel van electriciteit ten dood gebracht. De terechtstelling nam in het ge heel 23 minuten in beslag. Drie electrocutes tegelijk, dat schijnt, naar telegrammen uit New-York te oordeelen, wel een record te zijn. Volgens een telegram aan de >DaiiyChron« zou een der terechtgestelden na verloop van een half uur weer teekenen van leven hebben gegeven. De doctoren meenden dat hier echter alleen sprake was van reflexbewegingen secretaris voor iemand Ik begrijp hoe n over mevrouw Lalladay denkt, of moet ik mevrouw Rutherford zeggen" de dochter verschoot van kleur by den naam, maar myn heer Beck scheen er geen acht op te slaan. „Ik wilde nu weten hoe u over mynheer Mark Strangley denkt?" „O, dat is geen kwade man; hy is mis schien niet erg schrander, maar eerlyk en gaat recht door zee. De eerste dagen nadat zy gekomea was. dacht ik dat hy op de weduwe verliefd zou raken, maar hij bad haar spoedig in de gaten. Later placht hy met my om haar te lachen, en hy was byna even verontwaardigd als ik over de manier waarop zij met Vader speelde. Hy heeft er weieens met Vader over gesproken, maar toen is hem te verstaan gegeven, dat hy zich met zyn eigen zaken moest bemoeien. Mark ik bedoel mynheer Strangley is degeen geweest, die mij geraden heeft, om u op te bellen." Weer sprak Herbert Ross van uit zyn stoel in den hoek. „Ik heb Mark Strangley maar drie keeren gezien," zeide hij, „en ik geloof dat hy eea doortrapte schavuit is. Ja, Joe," zeide hy welgemoed, maar toch vast beraden tegen het meisje, dat op het punt was om in verzet te komen, „wjj zullen het daar vermoedelijk niet over eens worden. Da tjjd zal leeren, wie er gelijk heeft." TER MIZEMI VOLKSBLAD. DOOR

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1911 | | pagina 1