Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Steeds treuriger.
ft c t i c.
TE LAAT.
No. 2142.
Woensdag 15 Februari 1911.
22e jaargang
Zondagsrust Zondagsheiliging.
FEUILLETON.
Gemeenteraad van Ter Neuzen.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per B maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 96 cent bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen by alle
Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. latere, No 15
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 60 oent; elke regel meer
10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte.
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen.
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagmorgen by den Uitgever M. DE JONGE, te Ter Neuzen.
De Bond van R. K. Vereenigingen in
Zuid-Holland hield Zondag 15 Januari j.l.
een vergadering, waarin een voorstel werd
behandeld, om in het vervolg niet meer op
een Zondag te vergaderen, en alzoo het bij
eenkomen op zulk een dag te voorkomen.
Dit voorstel werd met 160 tegen 40 stemmen
verworpen.
Hiermee besliste deze Bond, dat het hou
den van vergaderingen op Zondag niet uit
den Booze* is.
Doch er is meer.
Bij de behandeling van Hoofdstuk X der
Staatsbegrooting werd gesproken over het al
of niet subsidieeren van eene in 1913 te houden
groote landbouwtentoonstelling te 's Graven-
hage.
De heer Pollema, afgevaardigde voor
Gorinchem, wilde wel subsidie verleenen, o.a.
op voorwaarde, dat de Minister besluit »om
de tentoonstelling op Zondag te sluiten.*
Het antwoord van den Minister Talma luidde
.als volgt
Ten eerste door den geachten afge-
•■vaardigde uit Gorinchem, die gewezen heeft
>op de wenschelijkheid van Zondagssluiting.
»Die zaak zal inderdaad, naar ik meen,
•ïsiet kunnen worden opgelost in de door den
•geachte afgevaardigde gewenschte richting.
Ik zou er mij heel gemakkelijk kunnen
•afmaken met eene ministerieele verklaring
en zeggen, dat ik de zaak wil overwegen,
maar ik zeg eerlijk, dat ik niet geloof, dat
het mogelijk zal zijn, die tentoonstelling te
sluiten op Zondag
Wat hier zal gebeuren, is een nationale
manifestatie van den geheelen Nederlandsehen
landbouw, en nu sta ik voor het eenvoudig
•feit, dat ik niet kan ontkennen, dat een
belangrijk deel van de landbouwbevolking
den Zondag zal willen gebruiken voor een
bezoek aan die tentoonstelling en ook door
•allerlei omstandigheden, omdat het bedrijf
dan toch natuurlijk stil staat, met minder
.^bezwaar juist een Zondag zal kunnen kiezen
»dan eenigen anderen dag.c
Na deze uitlating van den Minister repli
ceerde de heer Pollema o. a.
De minister zegt: ik kan mijn opvatting
•omtrent den Zondag niet opleggen aan het
•Nederlandsche volk. Neen, mijnheer de
Voorzitter, zoo staat de zaak niet, ze staat
Novelle van
ERNST ZAHN.
«esse»-».
33)
Het meis'id haalde diep adem, toen trok ze
rillend haar" a\?ek dichter om haar schouders.
IJzig koad woei de roorgendwind haar in het
gelaat. Zonder gemiacb sloop ze de huizen
voorby.
Buiten het dorp, waar de beide ravijnen
bijeenkwamen waardoor de beek zich een weg
baande, waren de rotsen minder steil. Toch
was het nog altyd een gevaarlijk voetpad,
dat aan den eenen kant benedenwaarts voer
de naar eeD klein houten bruggetje en vervolgd
werd aan den anderen kant van bet water.
Een eindje hoogerop dan dit bruggetje vorm
de de hoofd-beek een geweldigen waterval.
Met donderend geraas stortten de golven zich
in de diepte, waar ze neerkwamen als wit,
kokend schuim. Maar snel werden ze weer
gladder en onder de brng vloeiden ze kalm,
byna droomerig voort. Hier vormden de rots
hellingen een grooteD, diepen ketel, die de in
woeste vaart voortbruisende wateren tot kalm-
aldusIk verzoek de Overheid, als diena
resse Gods in ons Christelijk land, de
Zondagsrust te bevorderen.
Daartoe is ze mijns inziens geroepen. Ze
kan dat doen, door aan de subsidie de
sluiting op Zondag te verbinden.*
De Minister Talma vond deze oppositie
en terecht zeer pijnlijk, doch hield voet
bij stuk.
Bij de later gehouden stemming over het
bewuste artikel bleken slechts 7 leden het
gevoelen van den heer Pollema te deelen.
De gevolgen echter lieten zich niet wachten.
In Patrimonium werden harde woorden aan
het adres van den heer Talma gericht, en dat
wel in Patrimonium, waar de voorzitter, het
lid der Tweede Kamer, v. Vliet, den heer
Talma verdedigde als een ouden vriend der
Vereeniging, die slechts deed, zooals «anderen*
vóór hem deden, zonder dat toen een stem
daartegen heeft geklonken.
Het was een gemoedelijk woordje, doch nu
juist geen degelijk argument.
Wij vragen ons afKunnen eigenlijk wel
argumenten voor of tegen worden aangevoerd
De kwestie van Zondagsrust, van Zondags
heiliging, zij is eene opvatting van het ge
moed, van het gevoel.
Laat een ieder daarin vrij zijn, vrij staan,
vrij blijven, dan zal Nederland's burgerij zich
niet behoeven te verdeelen in «voor of tegen
den Christus*, en zal partijhaat inzake den
Godsdienst hoe langer hoe meer op den achter
grond komen te staan.
Dan zal het landsbelang beter worden ge
diend, dan zal het algemeen belang beter
worden bevorderd.
Moge het zoo worden.
Aan Minister Talma onze hulde voor zjjne
breede, juiste opvatting.
Zij is in dezen volkomen verdiend
's Gravenhage, Pebr. 1911.
Mr. A. FERF.
De Minister van Marine heeft zijn zaak
tegenover den admiraal Van den Bosch in
de Eerste Kamer niet beter gemaakt.
Het zwakste punt was dit, dat de minister
geen vinger heeft uitgestoken om den admi
raal voor de Marine te behouden.
te bracht. Alleen aan de linkerzijde kan men
een sterker strooming waarnemen, aan de
rechter was het water stil als een meer. Enkele
groote rotsen staken uit bet water op, en de
diepte van den stroom was hier aanzienlijk.
Daar boven, in de richting waar het dorp
lag en waar het voetpad begon, dat naar de
brng voerde, verscheen een meisjesgestalte.
Ze trad tot aan den rand van den afgrond
en zag neer in het snel stroomendo water.
Het gedonder van den waterval aan hare
rechterzijde trof haar oor, opspattende water
droppels bevochtigden de plaats, waar ze stond.
Ze sidderde, toen drongen de kleine tandjes
diep in de onderlip, en loi Berger begon het
pad af te dalen.
't Was niet voor het eerst, dat ze hier
liep. In da nabijheid van den waterval, uit
sluitend van deze zijde toegankelijk,
bloeiden in T begin van den zomer prachtige
Alpenrozen en meer dan eens was ze met
Anton Mattmann hier geweest, om die te pluk
ken. Op ean vooruit springend stuk rots, vlak
boven den waterval, hadden ze dikwijls naar
de woeste vaart van do golven zitten kijken.
Zoo waren die golven oude, lieve bekenden
geworden.
Heden bood deze plaats een geheel andereu
aanblik.
Gras en heesters waren vaal, de nevel hing
laag neer, vochtig en glibberig waren de stee-
De Minister is te dezer zake in onwaar
heid geraakt. Hij heelt volgehouden, dat hij
het zijne heeft gedaan om het ontslag te
voorkomen. In de Tweede Kamer bleek dit
het zijne* reeds niets te zijn. In een onder
houd met den kommandant, nog voordat de
brief die feitelijk een wenk inhield om ontslag
te vragen, werd verzonden, heeft de Minister
een gesprek daarover vermeden. Het gelukte
Zijner Excellentie in de,Tweede Kamer niet,
zich tegen deze besehuldiging te verdedigen.
In de Eerste Kamer werd het vuur den
Minister nog nader aan de schenen gelegd.
De heer Staal deelde mede, dat de admiraal
een aanleiding tot een onderhoud met den
Minister had gezocht, ten einde ook het geschil
over den vlootpredikant tot epn oplossing te
brengen.
En wat antwoordde nu de Minister Hij
had iets nieuws gevonden de bewuste, feitelijke
ontslagbrief was tijdens het onderhoud nog
niet gereed. De Minister kon er dus niet
met den admiraal over spreken.
Wij hopen van harte, dat zulk een houding
van een minister der Kroon eenig moge blij ven.
En vooral, dat, mocht het ooit weer voor
komen, door geen volksvertegenwoordiger,
van wege de politiek, zoo iets zal worden
goedgepraat of gehuldigd.
Volgens »De Standaard* is ons huidig
kabinet een prachtstuk
Reeds van zijn eerste optreden af be
zat het in zijn saamstelling personeele
kracht, maar sinds nam die kracht onge
meen toe. We maken geen vergelijkingen.
Alle vergelijking wordt licht pijnlijk.
Maar wie nagaat, dat nieuw in het Kabinet
optraden de heeren Regout voor Water
staat, Regout voor Justitie en Colijn voor
Oorlog, voelt aanstonds, dat met name
in deze drie mannen ministers optraden,
die de vergelijking met de krachtigste
persoonlijkheden, die ooit achter onze
groene tafel zaten, veilig kunnen door
staan, en om die uitdiukking van kracht,
in heel hun optreden, van links zoowel
als van rechts worden geëerd.
Voeg nu daarbij de uitstekende wijze,
waarop Minister Kolkman zich uit de
nen, door den fijnen regen, die voortkwam
uit die gryze nevelmassa. Otn oa dezen
weg af te dalen was er een vaste voet uoodig
en een blik, die niet duizelig wetd. Gleed
het meisje even nit, dan was ze het wisse
offer van den dood.
Langzaam, voorzichtig daalde ze. Men
moest haar niet verbrijzeld daar in de diepte
vinden.
Nu had ze het bruggetje bereikt. Ze boog
over de leuning heen. Daar beneden diepe
rosteen lichte beweging die verder op
sterker werd naar het Noorden, in welke rich
ting het water vloeide overigens alles stil
Stil was het ook in de hoogte, waarnaar
het meisje nn op koek; geen mensch zocht zóó in
de vroegte deze plaats op. Misschien kwam
er behalve den geitehoeder, die 's avonds hier
voorbij placht te komen met zijn dieren, wel
heolemaal niemand anders hier langs.
Weer daalde Ini's blik neer op de golven.
Van haar kleurlooze lippen vielen onsamen
hangende woorden
„Vaarwel, lief moedertje,vergeef me
ik heb hem zoo liefgehad, dat ik moet
sterven, om hem niet ongelnkkig te doen
worden En daarna
„God des hemels neam my in genade
op!*1 Het wordt tjjdreeds is des morgen
daar
De bevende handen vaD het meisje grepen
financieele branding naar de veilige kust
wist door te werken het van alle zijden
geprezen vuur van actie, dat de heer De
Marees van Swinderen in Buitenlandsche
Zaken aan het gloren bracht, de ver
rassende veelvuldigheid van actie die van
Landbouw, Handel en Nijverheid uitgaat
en de flinkheid waarmee de Minister van
Marine onze vloot in de vaart houdt en
oefentom nu van het semper paratus
in den President-minister te zwijgen en
ge kunt geen anderen indruk ontvangen,
dan dat het Kabinet in zijn formeele
samenstelling ongemeen sterk staat, en
als zoodanig vertrouwen aan heel het
land inboezemt. Nu we daarbij vernemen,
dat ook de homogeneïteit steeds minder
te wenschen overlaat en door de gezamen
lijke Ministers onverbiddelijk aan de
Christelijke rechtsbeginselen zal worden
vastgehouden, mag dan ook geconstateerd,
dat we gekomen zijn waar we wezen
moesten, en dat de vaart voor het Kabinet
vrij is.
Aan vuur en veelvuldigheid van actie dus
gfcejo gebrek. Evenmin aan kracht. En
toeb de actie voor de kustverdediging is
al gebrokende actie in de proeven met onze
levende strijdkrachten is misluktde actie met
de bakkerswet ontwikkeld liep tijdelijk vast j
de bakkersraden werden weggeageerd, en
straks dreigt op het verbod van den patroons-
arbeid de rest te mislukken j d,e actie, die
ons de ziekteverzekering en de verzekerinjgiL-
raden bracht zal weldra zijn gestuiteen uit
voerige bespreking van wat deze actie bracht
schijnt vooralsnog monnikenwerk.
Waarljjk, actie genoeg
Zitting van 11 Februari 1911.
Voorzitterdhr. J. A. P. Geill.
Aanwezigdhrn. Wieland, Moggré, De
Jager, Scheele, Lensen, De Fejjter, Van de
Ree, De Bruijne en Donze.
Afwezigdhrn. Visser, Dees en Drost.
De Voorz. wenscht, alvorens met het be
handelen der agenda te beginnen, een oogen-
blik te wijden aan het verschrikkelijk nieuws,
Jat in 't begin dezer week werd vernomen
met het plotselinge overlyden van het lid van
den gemeenteraad dhr. E. O. Kerkhoven. De
de leuning. Nu staat ze erbuiten. Een
sprong. „Josiklinkt het hartverscheu
rend en even wordt de kreet weerkaatst tegen
een rotswand. Het water daar beneden had
zich geopend, nu sloot bet zich weer
aaoeen nu is het stil als te voren.
Zie Een weinig verder benedenwaarts
vn den stroom duikt iets naar boven, een
zwart kleed, een meisjesgelaat, wit als de
aaeeuw. De oogen staan strak gebroken,
doek het diepzwarte haar is los gegaan en
valt om het bleeke, doch zelfs in den dood
nog lieve gezicht. Op zachte armen dragen
de golreo baar, die zoo gaarne in haar naby-
heid toefde. Nu houdt iets het lichaam tegen.
Het is de rots, waarop ze zoo gaarne zat, de
rots midden iu den stroom. De strooming is
sterk genoeg om het hoofd, het bovenlichaam
in de schelpvormige holte te schuiven. Zoo
rnst ze daar. De donkero lokken leggen zich
tegen de rots aan en daarop liggend., bljkt het
gelaat der doode vreedig uit dien zwarten
krans. De ééne arm rost liebt op den steen,
de andere is met de hand onder water gedom
peld.
Anton Mattmann was vroeg opgestaan. Hy
bad 's avands laat nog geboord, dat Josef
Ehrlers moeder erger was geworden. Josef
was niet, zooals zijn plan was geweest in
den Gouden Leeuw komen logeeren. Misschien
bleef hy nu toch tbuis, ter wille van zjjne
TER \EIZE\SCH VOLKSBLAD.
icZ2%Blu