Strijd en Overwmnmg
Dr. Burmesters
FEUILLETON
rr.
0
den oorlog, waartegen de prijsbeheerschings-
autoriteiten met recht bezwaar maakten.
Een heerenkleedingmagazijn te Zwolle heeft
eveneens zijn prijzen verhoogd. Ten tijde van
scberpe eoncurrentie nam men met matige
winst genoegen. Nu dit niet meer noodig is,
meende men een veel grootere winst te kun-
nen maken. Ook hier moest fiooge boete
en wel van 12.000 worden opgelegd. Een
bandelaar in manufacturen in Amsterdam
had niet alleen zijn prijzen met meer dan 100
pet. verhoogd, maar verkocht bovendien
regelmatig zonder textielpunten in te nemen.
Hij kocht ook nog in den sluikhandel en be-
ging dus alle overtredingen, die er op dit ge-
bied te begaan zijn. Hij kreeg een boete van
f 8000. Het hoofd van de prijsbeheersching
bevestigde verder nog bet vonnis, gewezen
tegen een manufacturier in Friesland, die in
eerste instantie tot f 9000 boete was veroor-
deeld. Deze winkelier had sinds den zomer
van 1940 zyn prijzen regelmatig verhoogd,
zoodat zij tenslotte 70 tot 90*,pet. hooger lagen
dan op 9 Mei 1940, een verhooging, die voor
het grootste deel niet door de voorschriften
werd gerechtvaardigd en waarvan de man
dus nu de gevolgen moet dragen.
DE LANGEMARCK-OPLEIDING.
Het lijdt geen twijfel, dat er in 0ns land
groote behoefte bestaat aan een inrichting
voor middelbaar onderwijs, welke speciaal zal
openstaan voor hen, die niet in de gelegen-
heid zijn geweest een normale H. B. S. of
Gymnasium te bezoeken, ofschoon ze wat hun
begaafdheid en hun andere kwaliteiten be-
treft, daarvoor in aanmerking zouden zijn
gekomen.
Dit zijn er meer, dan pien zou geneigd zijn.
te denken, en de schade, die aan het presta-
tievermogen van ons volk is toegebracht, om-
dat waardevofle krachten aldus geheel of
gedeeltelijk onbenut zijn gebleven, is niet te
benaderen.
Hier staan wij dus voor 'n leemte in ons on-
derwijsstelsel, 'n leemte, waarin noch't Insti-
tuut der Rijksstudiebeurzen, noch 't lofvaar-
dige particuliere initiatief, noch de instelling
van bijv. het Extraneus-examen der 5-jarige
H. B. S. hebben kunnen voorzien. Dit bewij-
zen de honderden brieven om inlichtingen en
met aanmeldingen, die bij het Langemarck-
Studium binnenkwamen, na de eerste aan-
kondiging, dat het zijn werkzaamheden had
aangevangen. Uit deze brieven spreekt in
vele gevallen de blijdschap van candidaten en
van hun ouders, dat er eindelijk aan de groote
categorie van flinke begaafde werkers uit-
zicht wordt geboden, zich door studie op een
hoogere positie voor te bereiden. Tezelfder
tijd echter klinkt uit deze brieven een onder-
toon van angst, of dit Langemarck-Studium
niet zulke hooge eischen zal stellen, ook
financieel, dat uiteindelijk toch nog slechts
weindgen deze aangeboden kans zullen kun
nen benutten. Ook tegenover de schifting,
die op de candidaten zal worden toegepast,
blijken sommige candidaten als tegenover een
onoverkomelijke hindemis te staan.
Voor deze examenangst nu, bestaat niet de
minste reden. Ieder die kennis neemt van
eischen, die het Langemarck-Studium stelt en
de methodes, die het bij zijn schifting toepast,
zal dit moeten toegeven.
Zooals thans bekend mag worden geacht,
richt het Langemarck-Studium zich vooma-
melijk tot hen, die na hun lagere schooljaren,
gedwongen zijn geweest een beroep te kiezen,
hoewel neiging en aanleg hen eigenlijk tot
verdere studie voorbestemden. Op het oogen
blik werken zij op het land en in de fabrie-
ken, zitten op 't kantoor, varen uit ter visch-
vangst, werken in de mijnen of hebben zich
wellicht voor den- Nederlandschen Arbeids-
dienst gemeld.
In elk geval, ze trachten het beste er van
te maken en grijpen elke gelegenheid aan,
hun vakbekwaamheid te verbeteren. Toch
zal op den achtergrond van hun gedachten
en van die van hun ouders, dikwijls nog de
teleurstelling staan, dat de maatschappelijke
verhoudingen het him onmogelijk hebben ge-
maakt, hun vleugels wijddr uit te slaan.
Voor hen nu is het Langemarck-Studium
ingesteld. Het vraagt niet naar hun afkomst
of hun stand. Het vraagt niet naar den in-
houd van hun beurs, het vraagt slechts, of
ze ondanks vroegeren tegenslag voldoende
wilskracht hebben, zich een nieuwere weg te
kiezen en zich voor een nieuw doel in te
zetten.
Kunnen zij dat aannemelijk maken en kun
nen zij, wat hun verstand betreft, waarborg
bieden, dat ze tot verdere studie in staat zijn,
dan staat voor hen een middelbare opleiding
open. Aan het eind van deze opleiding ont-
vangen ze een diploma, dat hun evenals het
einddiploma van een H. B. S. of van een Gym
nasium het recht geeft, aan een universiteit
of hoogeschool te studeeren. Nu zal het ieder
duidelijk zijn, dat een dergelijke middelbare
opleiding, op lateren leeftijd gegeven, een
zware opgave voor den candidaat beteekent.
Temeer, daar de meeste candidaten reeds den
mannelijken leeftijd naderen en aan het
schoolleven reeds lang zijn ontwend.
Daarom bestaat er allereerst de bepaling,
dat iedere candidaat zoo mogelijk moet verder
studeeren voor een hoogere positie in het
beroep, dat hij zich vroeger heeft gekozen.
Dat heeft het groote voordeel, dat alle be-
roepskennis en alle vakmanschap, die hij zich
heeft eigen gemaakt, niet als tevergeefsch
behoeven te worden beschouwd, doch hem in
zijn verdere studie tot steun zullen wezen,
doordat hij steeds op bekend terrein blijft.
Elen jonge landarbeider bijv., die voor bedrijfs-
leider of ingenieur in den landbouw gaat
studeeren, zal minder moeilijkheden ontmoe-
ten, dan een kantoorman, die zich voor dit
beroep wenscht te bekwamen.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen mogelijk.
Velen hebben vroeger een beroep moeten kie
zen, dat hun innerlijk tegenstaat. Voor hen
bestaat de gelegenheid, alsnog een anderen
weg in te slaan, weliswaar kunnen zij dan
geen staat van dienst in dat beroep overleg-
gen, doch alls het hun ernst is, met hun stre-
ven, verleent het Langemarck-Studium zijn
bemiddeling, dezen candidaat alsnog in staat
te stellen, de practische zijde van-het nieuwe
beroep te leeren kennen. Als het hem wer-
kelijk ernst is met zijn streven, zal hij dat
toejuichen.
Dan zijn er beroepen, zooals dat van
leeraar, waarvoor men tevoren niet practised
kan hebben gewerkt. In dat geval is het
voldoende, als de candidaat aannemelijk weet
te maken, dat zijn geheele hart naar dit be
roep uitgaat en als hij toont, werkelijk aanleg
er voor te bezitten. A1 deze jonge menschen
ontvangen een middelbare opleiding van
2Y2 jaar.
Gezien den korten tijd, vindt deze opleiding
in een internaat plaats, zoodat elk uur vol-
ledig kan worden benut. De band met thuis
wordt niet verbroken, daar na ieder halfjaar
een behoorlijke vacantie wordt gegeven.
Hoe groot zijn nu de toelatingskansen
Zooals men weet, past het Langemarck-
Studium op de aangemelde candidaten een
schifting toe. Bij die schifting speelt de
vooropleiding van den candidaat geen rol,
want er wordt uitgegaan van het standpunt,
dat iedere candidaat de gelegenheid moet
hebben, om te toonen, wat hij eigenlijk voor
een persoonlijkheid is.
Ieder wordt dus op zijn persoonlijke kwali
teiten onclerzocht. Niet de hoeveelheid ken
nis, die hij zich op de lagere school of daarna
heeft weten te verwerven, maakt daarbij in-
druk, doch alleen het feit, of bij zich behoor-
lijk weet uit te drukken, of hij zijn gedachten
duidelijk kan formuleeren, of hij een flinken,
betrouwbaren indruk maakt en of hij ook
lichamelijk in staat blijkt te zijn, de
Langemarck-iStudie te kunnen volgen.
Met deze eischen stelt het Langemarck-
Studium zich op een geheel ander standpunt
dan de gevJone middelbare scholen. Als een
sociaal instituut heeft het de plicht, alleen
diegenen naar voren te brengen, die, wat
hun verstandelijke vermogens, maar ook wat
hun karakter en hun lichamelijke toestand
betreft, waarborg kunnen bieden, dat ze deze
opleidingwaard zijn. Het gaat er niet om,
iemand met een razend knappen kop tot een
hooge positie te brengen. Het Langemarck-
Studium verlangt, dat zijn leerlingen, later,
wanneer ze hun plaats in de samenleving
vervullen, zich bewust zijn, dat ze dan niet
voor zich zelf, doch voor de geheele volks-
gemeenschap staan. Dat ze hun eigen be
lang, aan dat van deze volksgemeenscnap
ondergeschikt moeten kunnen maken.
Deze waarborg biedt een goed verstand
niet. Die biedt alleen een betrouwbaar karak
ter. De karakterbeoordeeling geeft bij de
schifting van het Langemarck-Studium uit
eindelijk dan ook den doorslag.
Ook bij de latere opleiding, in dit verband
is het beter van opvoeding te spreken, staat
deze karaktervorming altijd weer op den
voorgrond. iSlechts op deze wijze verkrijgt
het Langemarck-Studium de zekerheid, dat
hun oud-leerlingen later in de samenleving
als kerels uit een stuk op hun post zullen
staan, die wars van alle vriendjespolitiek,
"zich hun verantwoordelijkheid tegenover de
samenleving - bewust zullen zijn en zich als
dienaars van het algemeen belang zullen
voelen.
Deze zekerheid is ook de eenige belooning,
die het Langemarck-Studium vraagt. De ge
heele opleiding is geheel kosteloos, in den
meest uitgebreiden zin. van het woord. Even-
min kunnen uit deze opleiding andere ver-
plichtingen voor den candidaat voortvloeien.
Wie omtrent deze sociale instelling nadere
inlichtingen wenscht, kan zich schriftelijk tot
het bureau van het Langemarck-Studium,
Waalsdorperweg 12, Den Haag, wenden.
NEDERLANDERS WILLEN NIET
VECHTEN VOOR ENGELAND.
Het Algemeen Handelsblad bevat onder
bovenstaand opschrift de volgende corres
pondence uit Lorenzo Marques:
Het is bekend, dat de Nederlandsche
regeering" te Londen in den loop van dit
jaar een recruteeringsbesluit heeft uitgevaar-
digd, waarbij alle daarvoor in aanmerking
komende Nederlanders in het buitenland
worden opgeroepen in het Nederlandsche
leger, dat voor Engelschen dienst in Enge-
land en Canada wordt uitgerust, dienst te
nemen.
Deze recruteering voldeed niet aan de ver-
Wachtingen, welke men daaraan had gesteld
en derhalve werden in alle landen en gebie-
den, waar zich Nederlanders bevinden, ver-
gaderingen gehouden om te trachten, door
persoonlijk contact deze recruteering vlotter
te doen verloopen. In tal van steden werden
tot dat doel comite's in het leven geroepen,
welker taak het was propaganda voor de
recruteering door middel van openbare ver-
gaderingen te maken.
Ook in Zuid-Afrika zijn tal van propa-
ganda-vergaderingen gehouden. Naar ons
thans met eenige vertraging ter oore komt,
zijn deze vergaderingen niet steeds in den
smaak van de daar wonende Nederlanders en
evenmin in den smaak van de Nederland
sche regeering" te Londen en haar vertegen-
woordigers, de Nederlandsche gezanten en
consuls, geVallen.
Op tal van plaatsen werd juist in deze ver
gaderingen ongezouten critiek gelucht op de
ondeAvorpenheid der Nederlandsche regee
ring te Londen aan de Britsche belangen.
Veel opzien heeft in Zuid-Afrika een eeni-
gen tjjd geleden geljouden vergadering in het
stadhuis van Pretoria gebaard. Er deden
zich daarbij zulke heftige tumulten voor, dat
ten slotte de -vergadering voortijdig moest
worden gesloten.
'Hier geschiedde zelfs het merkwaardige
feit, dat de Voorzitter van de vergadering, de
heer Geerling, zijn critiek allesbehalve spaar-
de. Zoo betoogde hij onder luiden bijval, dat
de in de Unie verblijvende Nederlanders er
niet aan dachten, het slachtoffer van een door
een uitgeweken regeering uitgevaardigd be-
sluit te worden.
Hij stelde de vergadering de vraag, wat
voor doel het had, zich op te offeren voor be
langen, die onmiskenbaar niet in de eerste
plaats specifiek Nederlandsche belangen
waren. Hij bestempelde het recruteerings
besluit als 'n prestige-kwestie tegenover En
geland waarvoor Nederlanders in den vreem-
de, die geheel andere ervaringen met de En-
gelschen hadden opgedaan, hun bloed en geld
moesten offeren.
„Wat hebben wij daarmee te maken", riep
spreker uit. ,,Plotseling schiet het de Neder
landsche regeering te binnen, dat wij hier ook
nog bestaan, vroeger heeft men zich nimmer
om onze belangen bekommerd, het had er
eerder den sdhijn van, dat men blij was ons
kwijt te zijn".
Nadat de toejuichingen hierop waren ver-
stomd het hinderde de vergadering in het
geheel niet, dat ook de Nederlandsche gezant
zich onder het gehoor bevond. vervoigde
spreker: „Nu worden wij voor den dienst-
plicht opgeroepen, opdat de heeren, die best
betaalde baantjes bekleeden, deze kunnen be-
houden". Joelend stemde de vergadering
met deze uitlating in.
Voorts wees de heer Geerling er op, dat de
uitgeweken regeering niets van de stemming
der in Zuid-Afrika verblijvende Nederlanders
weet. Anders zou zij het niet durven wagen,
deze Nederlanders, die van de Boeren en uit
eigen ervaring weten, wat zij van Engeland
te duchten hebben, op te roepen in een strijd
die alleen om Elngelsche belangen gaat. Op-
nieuw brak uit de vergadering een luide bij
val los. Allerwegen werd geroepeh, dat En
geland ditmaal maar zelf de kastanjes uit het
vuur moest halen, dat het ditmaal maar zijn
eigen menschen in den strijd moest sturen.
Vergeefs probeerden eenige Nederlanders,
tot wie ook Koch behoorde, den strijd aan
Engelands zijde als een rechtvaardige zaak
voor te stellen. Hij trachtte de goede ver-
pleging der Nederlanders in Engeland, die
reeds dienst hadden .genomen, te schilderen.
De vergadering liet hem echter niet uitspre-
ken. Bij ieder nieuw woord groeide het
tumult aan. Ten slotte werd de microfoon-
draad doorgesneden en Koch, die op het
podium stond, werd daarvan hardhandig ver-
wijderd onder het geroep: ,,Werp hem er uit,
hij is geen Nederlander meer. Hij tart crtze
voorouders van Bloemfontein!"
Slechts met de grootste moeite gelukte het
ten slotte den Nederlandschen gezant, die lit
alles had moeten aanzien, aan het woord te
komen. Hij trachtte den ernst van den toe-
stand, waarin Engeland verkeerde, te schil
deren en poogde op het gemoed van de ver
gadering te werken, door te betoogen, dat
alleen de offerbereidheid van alle Nederlan
ders in staat zou zjjn de zelfstandigheid van
Nederland te herstellfen. Voorts gaf de ge
zant de belofte, dat Nederland na den oorlog
zich beter dan vroeger am de belangen der
Zuid-Afrikaners en de daar wonende Neder
landers zou bekommeren.
Doch pok dezen officieelen vertegenwoor-
diger der llitgeweken Nederlandsche regee
ring spaarde men niet. 'Hij kon zijn rede niet
beeindigen door het telkens oplaaiende tu
mult. De leiding was ten slotte noodgedwoin-
gen verplicht tot sluiting over te gaan.
DE HEEREN WELTER EN STEENBERGHE
AFGETREDEN.
Naar men uit Londen meldt#zi)n 0111 ,™€t-
naJder genoemde redenen twee leden van het
kabinet dergeemigreerde Nederlandsche
regeering op '14 October op eigen verzqek af-
getreden, namelijk de minister van kolonien,
de heer Ch. J. 3« M. Welter en de minister
van handel, bedvijven en scheepvaart, mr. M.
P. L. Steenberghe. De heer Steenberghe was
ook minister van landbouw en visscherij ad
interim en minister van financien ad interim.
Tot minister wan kolonien is benoemd dr.
H. J. van Mook, directeur van het departe-
ment van economische zaken te Batavia. Tot
minister van handel, bedrijven en scheep
vaart is benoemd de heer P. A. Kerstens, lid
van den Volksraad in Nederlandsch-Indie.
Dr. H. J. van Mook bekleedt sinds medio
1937 de functie van directeur van het depar-
tement van economische zaken te Batavia. I>b
heer P. A. Kerstens is reeds jarenlang leider
van de Indische katholieke partij. Hij ver-
mocht in die functie niet altijd de eenheid in
die partij te bewaren. Reeds tweemaal kwam
het tot een breuk in deze partij, voornamelijk
als gevotg van zijn gebrek aan tact en soepel-
heid. De heer Piet Kerstens kan niet anders
beschouwd worden dan als een politieke
figuur. (A.NE.)
Roman van HANS HIRTHAJVfMER
(Nadruk verboden) 32
Zooals gezegd, hij was nu eenmaal in zo&n
gedeprimeerde stemming en misschien zou
hij reeds ,een paar uren later om dezen aam
val van moedeloosheid hebben gelachen, wan
neer ja. wanneer niet tijdens de middag-
rust die geschiedenis met Amo Meissner was
gebeurd.
mokslag twaalf zette hij zijn asphaltketel
neer om een plaatsje te zoeken naast zijn
kameraden, die op het trottoir zittend, hun
brood nuttigden. Een van hen liet hem uit
zijn kofflekruik meedrinken en kreeg daar
voor een sigaret, een ruilhandel, welke bijna
een gewoonte was gewordem.
Joost mag weten, waarom Lorenz echter
ditmaal niet tot het einde van den schafttijd
bleef zitten. Er was iets, dat hem opjoeg,
een prikkelend gevoel, een soort onrust. Hij
stond op, slenterde de straat wat op en neer
en be'keek de dtalages.
In een drogist^rij was niet veel bijzonders
te zien en de verschillende toiletartikelen, die
bij een kapper geetaleerd waren, vermochten
hem al evenmin te boeien. Maar dan volgde
een boekwinkel en daarvoor bleef Lorenz ge-
interesseerd staan. Ach ja, hij had zich de
weelde van een boek al sinds lang niet meer
kunnen veroorloven; je raakte er heelemaal
uit. Zoo, een nieuwe Hamsun. Moest hij bij
gelegenheid eens lezen. En he! Wat was
dat dan? Dat was toch...?
Lorenz trad nog wat dichter op het win-
kelraam toe en staarde met intense belang-
stelling naar een boek in een lichtgelen band,
dat op een verhooging in het midden van de
etalage lag.
„Arno Meissner: De groene spin".
En daaronder stond: ,,De nieuwste roman
van den bekenden detectiveschrijver. Weder-
om een voortreffelijk, met spanning geladen
werk! De eerste druk was onmiddellijk na
verschijnen uitverkocht!"
,,Arno Meisseer?" mompelde Lorenz. Na-
tuurlijk, dat was Amo, die reeds op het
gymnasium verzot was geweest op detective
romans en daarbij herhaaldelijk beweerde,
dat hij dat later nog eens veel beter in elkaar
zou zetten.
Arno Meissner! Het zwarte schaap op het
gym, maar een beste kerel, als het er om
ging gemeene zaak te maken tegen de listen
en lagen der docenten. Hoeveel genoeglijke
avonturen hadden zij samen niet beleefd en
hoeveel Latijnsche dictated had Arno niet
varj hem overgeschreven om van zijn geraf-
fineerde spiekmethodes bij proefwerk n'pg
maar te zwijgen!
In de derde of vierde klas was Arno ten
slotte zoo hopeloos blijven zitten, dat zijn
vader, eigenaar van een goed beklante
,,HET NIEUWE EUROPA
EN NEDERIAND.
In Pulchri Studio heeft voor de Nederl.-
Duitsche Cultuurgemeenschap, afd. 's-Graven-
hage, prof. dr. H. Krekel een voordracht ge
houden over het onderwerp ,,Het nieuwe
Europa en Nederland".
Een talrijk gehoor luisterde naar hetgeen
prof. H. Krekel meedeelde.
Deze avond was de eerste van een reeks,
welke dezen winter door genoemde afdeeling
georganiseerd zal worden ter behandeling van
allerlei actueele vraagstukken.
Prof. Krekel, die zijn rede in de Duitsche
taal hield, wees, volgens het Handelsblad op
de Nederlandsche gebondenheid met de Duit
sche aangelegenheden. Wij moeten ons lot
beschouwen in het kader van het geheel.
Spreken over het nieuwe Europa impliceert
spreken over Duitschland. Daarbij moeten
we vragen naar den oorsprong van de Duit
sche macht. Duitschland heeft overwonnen,
'en daarmede is de Europeesche massa ont-
staan, en daarmede ontstaat weder de mo-
deme wereld.
Na dit op historische gronden nader te heb
ben uiteengezet, en den invloed van den we-
reldoorlog in dit verband te hebben geschetst,
betoogde spr. dat het verdrag van Versailles,
de werkloosheid, de tegenstellingen tusschen
rijk en arm, de zedenverwildering gevolgen
daarvan zijn en tevens weer oorzaken van
nieuwe verhoudingen. Er ontstonden nieuwe
krachten in het Duitsche volk.
In Frankrijk ging het niet anders. In
Duitschland echter was na den wereldoorlog
terugkeer naar de oude krachten niet meer
mogelijk. Daarbij wees spr. op de beteeke-
nis van figuren als von Hindenburg en von
Seeckt. Hun ontbrak echter de gelegenheid
om de organische krachten in het volk ten
goede aan te wenden. Toen kwam de bewe-
ging, gegrond op het volksche beginsel. Het
volk moest uit zqn eigen krachten, uit zijn
eigen ziel zich weer opbeuren en machtig
worden. De Marxist bleek de vijand van het
volk; nieuwe mannen begrepen den nood
der tijden; hun begrippen waren geworteld
diep in het wezen des volks. Zij namen de
teugels van den Staat in handen. Thans be-
leven we het resultaat. Het probleem van
de massa wordt thans opgelost. Zij kan
slechts in waarheid vrij zijn, als ze in de eer
ste plaats een volk is. De Duitsche soldaat is
de soldaat van Europa geworden; logisch,
dat het Duitsche volk het nieuwe Europa
heeft te vormen. Dit is tevens de verheffing
van het Duitsche volk. Wat thang geschapen
wordt, is mbdr dan een apparaat; het is de
Europeesche verbondenheid zelve.' Daarbij
moet elk volk in het nieuwe Europa zich op
eigen wijze inschakelen. Het nieuwe Europa
moet een organisch geheel zijn; anders zou
de Duitsche orde zelve gestoord worden.
Ook de ^menwerking met ons land moet
organisch zijn; ons volk moet uit de ver-
starde verhoudingen treden en zich zelf her-'
vinden, zonder de Duitsche vormen slaafs ria
te volgen. We moeten de vernieuwing van
ons vblk bezien, gericht op de wordende
"nieuwe Europeesche gemeenschap. In het
nieuwe Europa zal elk volk zooveel zelfstan
digheid bezitten, als het zichzelf verzekerd
heeft, in het belang van het Europeesche
geheel. Nederland zal zijn ervaring, zijn cul-
tuur ten dienste van het nieuwe Europa stel
len. Het zal dit ook kunnen op grond van
zijn historie. De ziel van ons volk moet ge
richt zijn op een doel, waard, het zich voor
oogen te houden. Dan zal ons volk vrij zijn
en blijven. Onze ontwikkeling zal dan ge-
lijken tred houden met die van het geheel,
waarbij Duitschlands streven niet op over-
macht gericht is. Ook Nederlandsche jon-
gens trouwens staan aan het Oostfront en
strijden mede voor het nieuwe Europa.
Wanneer wij nu ons voor het nieuwe Europa
ordenen, zal het de beste dienst zijn, welken
we ons volk bewijzen kunnen. Dan moeten^
we het opbeuren uit een orde, welke eigenlijk
reeds lang vervallen is. We moeten getuigen
voor een nieuwe vrijheid en voor den nieuwen
mensch. Dan zal het Nederlandsche volk
niet door andere machten overweldigd wor
den.
De rede van prof. Krekel werd met instem-
mend applaus door zijn gehoor beantwoord.
DE VERVAARDIGING VAN
KUNSTRUBBER IN ONS LAND.
Naar aanleiding van de mededeeling van
prof. ir. J. Klopper, dat men deze maand
in ons land is begonnen met de vervaardiging
van kunstmatige rubber, hebben wij ons,
schrijft de N. R. Crt., gewend tot de Neder
landsche vereeniging van rubberfabrieken te
's-Gravenhage, waar men ons cf er wellicht
over deze kwestie iets meer te vertellen valt,
verzekerde, dat kunstrubber een product is,
dat de natuurlijke rubber wel nooit verdrin-
■gen zal, maar in de huidige omstandigheden
een zeer waardevol hulpmiddel is.
De kunstrubber, stamicol geheeten, wordt
vervaardigd in het stikstofbindingsbedrijf
van de staatsmijnen te Lutterade, waar men
reeds maanden bezig is met proefnemingen
en oriderzoekingen. De reden, dat de ver
vaardiging in het stikstofbindingsbedrijf
plaats vindt, ligt in het feit, dat dit bedrijf
dezelfde grondstoffen gebruikt, die voor de
kunstrubber noodig zijn. Voor een gedeelte
zijn dege van buitenlandsche afkomst en het
is dan ook niet mogelijk, de stamicol in onbe-
perkte hoeveelheden te produceeren. Wei
heeft men echter den indruk. dat men voor-
loopig vooruit kan.
De prijs van het kunstmatige product is
aanzienlijk hooger dan die van natuurlijke
rubber. Wat de kwaliteit betreft, de ver-
Aaardiging bevindt zich uiteraard nog in een
ontwikkelingsstadium, maar het laat zich
aanzien, dat de artikelen die men vervaar-
digt, zeer bruikbaar zullen zqn.
Voor den leek is het verschil tusschen
echte en kunstmatige rubber zeer moeilijk te
constateeren. Slechts de reuk is iets anders,
de andere kenmerken, zooals de kleur, zijn
volkomen gelijk. De industrieen, die de sta
micol verwerken en die, indien eenigszins
mogelijk, nog wat echte rubber bij het kunst-
product voegen om de kwaliteit te verboo-
gen, kunnen hierop veel invloed uitoefenen.
Zij, die een fietsband koopen, zullen dan ook
nauwelijks merken of ze een stamicolband
krijgen of een gewone eenheidsband. Zelfs
de toewijzing, die men noodig heeft, is
dezelfde.
Overigens zal het publiek voorloopig wei-
nig van het nieuwe product merken, want
vele voorwerpen gaan van de fabriek, waar
ze zijn vervaardigd, rechtstreeks naar de
fabrieken waar ze voor technische doelein-
den worden gebruikt.
REDERIJKERSTOONEEL KRIJGT
BESCHERMING EN STEUN VAN I>E
OVERHEID.
Belangrijke mededeelingen van den heer
F. Primo.
Rederijkers- 0011 rpetitio;.
Om de activiteit der vereenigingen verder
te stimuleeren zullen zij ingedeeld worden in
klaSsen: een eerste, tweede, derde klasse.
Volgens verdienste. Dit is een zaak die ge-
regeld wordt door den toekomstigen leider
van de afdeeling en zijn raad van advies.
Ieder jaar zullen onder de vereenigingen
competitiewedstrijden worden gehouden; zoo-
doende zal onder de emstig werkende ver
eenigingen een drijfveer ontstaan om b.v. van
de derde in de tweede, van de tweede in de
eerste klasseover te gaan. Dat kan slechts
op grondslag van verdienste en prestatie.
Vereenigingen, die in kwaliteit afnemen, zul
len integendeel zakken of tenslotte geheel
verdwijnen. De bekroning van deze wedstrij-
den zal tenslotte zijn ,,Het Landjuweel", dat
zal ingesteld worden. Dus ook hier weer aan-
slujting bij het verleden. Voor het Land
juweel mogen alleen meedoen de beste ver
eenigingen van iedere stad of gouw. Het
Landjuweel zal bestaan uit een aanzienlijke
prijs in geld en een herinneringsmedaille, die
met eenige plechtigheid zal worden uitge-
reikt door den secretaris-generaal van het
Departement van Volksvoorlichting en Kuns-
ten. Dat zal ieder jaar als het ware de
kroon zijn op het werk der vereenigingen.
Zooveel mogelijk zal de eisch gesteld wor
den, dat aan het hoofd van iedere vereeniging
een goed regisseur komt te staan, hetzij een
ontwikkeld en ervaren liefhebber, of liever
nog een vakman. Ook daarom reeds zal het
noodig zijn, dat financieel zwakke vereeni
gingen zich samenvoegen tot een sterkere,
zoodat dan de gelegenheid bestaat eventueel
een vakman-regisseur te honoreeren. In prin-
cipe moet het spelen zonder erkende leiding
tegengegaan worden;. daar komt in de prak-
tijk nooit iets goed van. Een vereeniging, die
zich respecteert heeft een goed leider. Wan
neer de vereenigingen in de toekomst op
dezen grondslag werken, dan zal haar gehalte
aanzienlijk gestegen zijn na enkele jaren,
maar dan zal het Rederijkerstooneel pas zijn
volksveredelende en verheffende taak naar
behooren kunnen vebvullen.
Dan zal blijken, dat het Rederijkerstooneel
het voorportaal van het beroepstooneel zal
zijn, dat ontwikkelde, temperamentvolle
leekespelers met talent na proeve van be-
kv/aamheid, zelfs zullen kunnen overgaan
naar het beroepstooneel, want dat is een van
de schoonste roepingen van het Rederijkers
tooneel; dat het krachten zuigt uit de volks-
lagen om ze, na ontwikkeling en ontploofing,
over te brengen tot de kunst.
En het gevolg van al deze op elkander in-
werkende maatregelen zal zijn, dat de rede-
rijker, de liefhebber, het niet meer zal kun
nen stellen zonder geregeld de voorstellingen
van het beroepstoonee} zelf te volgen, hetgeen
tot hiertoe slechts zeer uitzondeiiijk geschiedt.
Scholing der leiders.
De scholing van den Rederijker zal in de
toekomst van zeer groot belang blijken te
zijn.
Wanneer de vereenigingen onder behoor
lijke leiding moeten komen, dan zullen leiders
moeten gevormd worden, die eenige scholing
hebben. Dit kan alleen op „scholen" gebeu-
ren. Die bestaan in ons land niet.
Een systeem zal gevonden moeten worden,
waarbij het mogelijk is, dat in de toekomst
in tal van plaatsen van ons land opleidings-
Cursussen worden gehouden. b.v. aan de mit-
ziekscholen e.d. door middel van avondleer-
gangen of iets dergelijks.
Het zal niet gemakkelijk zijn dit door te
voeren, omdat zooals U weet, het kunstonder-
wijs in algemeenen zin en dps ook het too-
neelonderwijs, niet van de bevoegdheid is van
het Departement van Volksvoorlichting en
Kunsten, maar van het departement van
Onderwijs. Opvoeding en Cultuurbescher-
ming. Men zal moeten probeeren hier door
samenwerking iets te bereiken.
Ik ben er overigens van overtuigd, dat. het
Rederijkerstooneel van de voorgenomen maat
regelen slechts een zegenrijke invloed zal
ondervinden. Want op deze wijze wordt den
kldermakerij hem ten einde raad maar van
school had genomen en een plaats in zijn
werkplaats voor den ontaarden zoon had in-
geruimd. Maar ook deze laatste hoop van
den heer Meissner senior was tenslotte ijdel
gebleken. Reeds na een paar maanden kwam
vast te staan, dat voor Amo ook als kleer-
maker hooit een behoorlijke toekomst zou
zijn weggelegd en op zekeren dag was hij
plotseling uit zijn woonplaats vertrokken.
Terwijl Lorenz deze herinneringen in zijn
gedachten terug riep, staarde hij onafgebro-
ken op het lichtgele boek in de etalage. Hij
had altjjd uitstekend met Arno kunnen op-
schieten en meer dan eens had hij zich later
afgevraagd, wat er wel van dit levenslusti-
ge jongmensch terech't kon zijn gekdmem.
Zonder er diep bij door te denken, ging hij
den boekwinkel binnen. Een jeugdige bedien-
de trad pp hem toe en informeerde, voorzichti;,
naar zijn wenschen. Waarschijnlijk twijfelde
hij wel eenigszins aan de literaire belangstel-
ling van dezen ietwat haveloos uitzienden
man, wiems ongewasschen handen meer op
ruw werk duidden.
„U hebt daar een boek van Arno Meissner
in de dtalage!" begon Lorenz. Zijn manier van
spreken en zijn zelfbewust optredem misten
hun uitwerking niet.
„Ja zeker, buitengewoon spannend. Ik kan
het u bijzonder aanbevelen. Gebomden vier
mark vijftig! Mag ik het voor u inpakken?"
„Neen. dank u! Het gaat om wat anders.
Zoudt u mij misschien het adres van den
schrijver kunnen opgeven? Ik vermoed, dat
hij wel in het literaire jaarboekje zal staan."
',,Wel zeker. Met genoegen. Een oogenblik
alstublieft!" De jonge man haastte zich naar
een aangrenzend kantoortje en keerde eenige
minuten later met een open gestagen boek
terug. ,,'Hier hebben we het al! Arno Meiss
ner, gpboren 17 Maart 1905 in Landshut,
woont in Berlijn-Lichterfelde, Konigsdamm
18a, telefoon E 53189. Zal ik het voor u op-
sohrijven?"
„Dat is heel vriendelijk van u! En u
hebt hier zeker wel telefoon Zou ik daar
misschien even gebruik van mogen maken?
Arno Meissner is namelijk een oude school-
kameraad van me".
Natuurlijk, als u even hiernaast wilt
gaan!" De jongeman was de voorkomendheid
zelf. ,,U wilt meneer Meissner waarschijnlijk
opbellen, vermoed ik. Als ik misschien even
de verbinding voor u tot stand kan brengen?
„Maar. dat is werkelijk..."
,,Nee, nee, met genoegen. Hoe was het
nummer ook weer?" Hij raadpleegde nog
eens het jaarboekje. ,,Ah, juist, E 53189."
en reeds spoedde, hij zich naar het toestel.
„Hallo, is meneer Meissner aanwezig? O,
meneer Meissner zelf!" De bediende maakte
een lichte bulging. „Meneer Meissner, hier is
een heer, die u wenscht te spreken."
En hierop ontspon zich het volgende, zoo
als later zou blijken zeer belangrijke tele-
foongesprek tusschen Lorenz en den schrijver
van dective-romans, Amo Meissner:
Hallo, Arno, ben je het werkelijk?"
„Met Amo Meissner! Met wien spreek ik?"
Kerel, Amo, natuurlijk ben je het. Nog
diezelfde knoedelstem van vroeger."
„Knoedelstem Meneer. wie bent u
eigenlijk?"
„Jongen, Stompie, raad dat nou eens!"
Bij Zeus, zaliger nagedachtenis, kerel, als
je "stompie zegt, dan ben jij er een van het
gym in Landshut. Vooruit. zeg op je naam.
Eigenlijk kon je me toch ook wel aan mijn
stem her kennen, Stompie! Of moet ik je aan
de Cicero-lessen herinneren, die je altijd zoo
netjes van me hebt overgeschreven?"
.Mensch, nee hou me vast! Toch zeker
niet Lorenz? Lorenz Burmester?"
,,Goed geraden, Stomp!"
Lorenz! Hoe is 't mogelijk? Zit jij in Ber-
lijn?"
Voorloopig wel, ja!"
„Kerel, hang direct die telefoon op en snel
in mijn armen! Kom aan mijn hart! Vooruit,
neem een taxi! Ik verwacht je binnen een
kwartier, wat zeg ik; binnen vijf minuten!
Hopenlijk kan je een poosje blijvem"
„Dat zal moeilijk gaan, Stomp! Ik ben na
melijk op het oogenblik bezig jullie verwaar-
loosde Berlijnsche straten opnieuw te asphal-
teeren. Je personeel zal waarschijnlijk wel
eenig bezwaar maken om mij tot je toe te
latcri!"
„Wat is dat nu voor dwaasheid, Lorenz?
Het zou me hoogstens respect kunnen in-
boezemen! Met spoed dus, ja! Ik betaal den
rit! Voor mijn part verschijn je in je zvvem-
broek. Binnen vijf minuten verwacht ik je
hier Nog net tijd genoeg om een bord met
„welkom!" voor de huisdeur te hange*. Nou,
hoe denk je er over?"
„Goed, ik zal komen, Stomp!"
,,Dat is je geraden ook!"
(Wordt vervolgd.)