Strijd en Overwmnmg Dr. Burmesters FEUILLETON rr. 0 den oorlog, waartegen de prijsbeheerschings- autoriteiten met recht bezwaar maakten. Een heerenkleedingmagazijn te Zwolle heeft eveneens zijn prijzen verhoogd. Ten tijde van scberpe eoncurrentie nam men met matige winst genoegen. Nu dit niet meer noodig is, meende men een veel grootere winst te kun- nen maken. Ook hier moest fiooge boete en wel van 12.000 worden opgelegd. Een bandelaar in manufacturen in Amsterdam had niet alleen zijn prijzen met meer dan 100 pet. verhoogd, maar verkocht bovendien regelmatig zonder textielpunten in te nemen. Hij kocht ook nog in den sluikhandel en be- ging dus alle overtredingen, die er op dit ge- bied te begaan zijn. Hij kreeg een boete van f 8000. Het hoofd van de prijsbeheersching bevestigde verder nog bet vonnis, gewezen tegen een manufacturier in Friesland, die in eerste instantie tot f 9000 boete was veroor- deeld. Deze winkelier had sinds den zomer van 1940 zyn prijzen regelmatig verhoogd, zoodat zij tenslotte 70 tot 90*,pet. hooger lagen dan op 9 Mei 1940, een verhooging, die voor het grootste deel niet door de voorschriften werd gerechtvaardigd en waarvan de man dus nu de gevolgen moet dragen. DE LANGEMARCK-OPLEIDING. Het lijdt geen twijfel, dat er in 0ns land groote behoefte bestaat aan een inrichting voor middelbaar onderwijs, welke speciaal zal openstaan voor hen, die niet in de gelegen- heid zijn geweest een normale H. B. S. of Gymnasium te bezoeken, ofschoon ze wat hun begaafdheid en hun andere kwaliteiten be- treft, daarvoor in aanmerking zouden zijn gekomen. Dit zijn er meer, dan pien zou geneigd zijn. te denken, en de schade, die aan het presta- tievermogen van ons volk is toegebracht, om- dat waardevofle krachten aldus geheel of gedeeltelijk onbenut zijn gebleven, is niet te benaderen. Hier staan wij dus voor 'n leemte in ons on- derwijsstelsel, 'n leemte, waarin noch't Insti- tuut der Rijksstudiebeurzen, noch 't lofvaar- dige particuliere initiatief, noch de instelling van bijv. het Extraneus-examen der 5-jarige H. B. S. hebben kunnen voorzien. Dit bewij- zen de honderden brieven om inlichtingen en met aanmeldingen, die bij het Langemarck- Studium binnenkwamen, na de eerste aan- kondiging, dat het zijn werkzaamheden had aangevangen. Uit deze brieven spreekt in vele gevallen de blijdschap van candidaten en van hun ouders, dat er eindelijk aan de groote categorie van flinke begaafde werkers uit- zicht wordt geboden, zich door studie op een hoogere positie voor te bereiden. Tezelfder tijd echter klinkt uit deze brieven een onder- toon van angst, of dit Langemarck-Studium niet zulke hooge eischen zal stellen, ook financieel, dat uiteindelijk toch nog slechts weindgen deze aangeboden kans zullen kun nen benutten. Ook tegenover de schifting, die op de candidaten zal worden toegepast, blijken sommige candidaten als tegenover een onoverkomelijke hindemis te staan. Voor deze examenangst nu, bestaat niet de minste reden. Ieder die kennis neemt van eischen, die het Langemarck-Studium stelt en de methodes, die het bij zijn schifting toepast, zal dit moeten toegeven. Zooals thans bekend mag worden geacht, richt het Langemarck-Studium zich vooma- melijk tot hen, die na hun lagere schooljaren, gedwongen zijn geweest een beroep te kiezen, hoewel neiging en aanleg hen eigenlijk tot verdere studie voorbestemden. Op het oogen blik werken zij op het land en in de fabrie- ken, zitten op 't kantoor, varen uit ter visch- vangst, werken in de mijnen of hebben zich wellicht voor den- Nederlandschen Arbeids- dienst gemeld. In elk geval, ze trachten het beste er van te maken en grijpen elke gelegenheid aan, hun vakbekwaamheid te verbeteren. Toch zal op den achtergrond van hun gedachten en van die van hun ouders, dikwijls nog de teleurstelling staan, dat de maatschappelijke verhoudingen het him onmogelijk hebben ge- maakt, hun vleugels wijddr uit te slaan. Voor hen nu is het Langemarck-Studium ingesteld. Het vraagt niet naar hun afkomst of hun stand. Het vraagt niet naar den in- houd van hun beurs, het vraagt slechts, of ze ondanks vroegeren tegenslag voldoende wilskracht hebben, zich een nieuwere weg te kiezen en zich voor een nieuw doel in te zetten. Kunnen zij dat aannemelijk maken en kun nen zij, wat hun verstand betreft, waarborg bieden, dat ze tot verdere studie in staat zijn, dan staat voor hen een middelbare opleiding open. Aan het eind van deze opleiding ont- vangen ze een diploma, dat hun evenals het einddiploma van een H. B. S. of van een Gym nasium het recht geeft, aan een universiteit of hoogeschool te studeeren. Nu zal het ieder duidelijk zijn, dat een dergelijke middelbare opleiding, op lateren leeftijd gegeven, een zware opgave voor den candidaat beteekent. Temeer, daar de meeste candidaten reeds den mannelijken leeftijd naderen en aan het schoolleven reeds lang zijn ontwend. Daarom bestaat er allereerst de bepaling, dat iedere candidaat zoo mogelijk moet verder studeeren voor een hoogere positie in het beroep, dat hij zich vroeger heeft gekozen. Dat heeft het groote voordeel, dat alle be- roepskennis en alle vakmanschap, die hij zich heeft eigen gemaakt, niet als tevergeefsch behoeven te worden beschouwd, doch hem in zijn verdere studie tot steun zullen wezen, doordat hij steeds op bekend terrein blijft. Elen jonge landarbeider bijv., die voor bedrijfs- leider of ingenieur in den landbouw gaat studeeren, zal minder moeilijkheden ontmoe- ten, dan een kantoorman, die zich voor dit beroep wenscht te bekwamen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen mogelijk. Velen hebben vroeger een beroep moeten kie zen, dat hun innerlijk tegenstaat. Voor hen bestaat de gelegenheid, alsnog een anderen weg in te slaan, weliswaar kunnen zij dan geen staat van dienst in dat beroep overleg- gen, doch alls het hun ernst is, met hun stre- ven, verleent het Langemarck-Studium zijn bemiddeling, dezen candidaat alsnog in staat te stellen, de practische zijde van-het nieuwe beroep te leeren kennen. Als het hem wer- kelijk ernst is met zijn streven, zal hij dat toejuichen. Dan zijn er beroepen, zooals dat van leeraar, waarvoor men tevoren niet practised kan hebben gewerkt. In dat geval is het voldoende, als de candidaat aannemelijk weet te maken, dat zijn geheele hart naar dit be roep uitgaat en als hij toont, werkelijk aanleg er voor te bezitten. A1 deze jonge menschen ontvangen een middelbare opleiding van 2Y2 jaar. Gezien den korten tijd, vindt deze opleiding in een internaat plaats, zoodat elk uur vol- ledig kan worden benut. De band met thuis wordt niet verbroken, daar na ieder halfjaar een behoorlijke vacantie wordt gegeven. Hoe groot zijn nu de toelatingskansen Zooals men weet, past het Langemarck- Studium op de aangemelde candidaten een schifting toe. Bij die schifting speelt de vooropleiding van den candidaat geen rol, want er wordt uitgegaan van het standpunt, dat iedere candidaat de gelegenheid moet hebben, om te toonen, wat hij eigenlijk voor een persoonlijkheid is. Ieder wordt dus op zijn persoonlijke kwali teiten onclerzocht. Niet de hoeveelheid ken nis, die hij zich op de lagere school of daarna heeft weten te verwerven, maakt daarbij in- druk, doch alleen het feit, of bij zich behoor- lijk weet uit te drukken, of hij zijn gedachten duidelijk kan formuleeren, of hij een flinken, betrouwbaren indruk maakt en of hij ook lichamelijk in staat blijkt te zijn, de Langemarck-iStudie te kunnen volgen. Met deze eischen stelt het Langemarck- Studium zich op een geheel ander standpunt dan de gevJone middelbare scholen. Als een sociaal instituut heeft het de plicht, alleen diegenen naar voren te brengen, die, wat hun verstandelijke vermogens, maar ook wat hun karakter en hun lichamelijke toestand betreft, waarborg kunnen bieden, dat ze deze opleidingwaard zijn. Het gaat er niet om, iemand met een razend knappen kop tot een hooge positie te brengen. Het Langemarck- Studium verlangt, dat zijn leerlingen, later, wanneer ze hun plaats in de samenleving vervullen, zich bewust zijn, dat ze dan niet voor zich zelf, doch voor de geheele volks- gemeenschap staan. Dat ze hun eigen be lang, aan dat van deze volksgemeenscnap ondergeschikt moeten kunnen maken. Deze waarborg biedt een goed verstand niet. Die biedt alleen een betrouwbaar karak ter. De karakterbeoordeeling geeft bij de schifting van het Langemarck-Studium uit eindelijk dan ook den doorslag. Ook bij de latere opleiding, in dit verband is het beter van opvoeding te spreken, staat deze karaktervorming altijd weer op den voorgrond. iSlechts op deze wijze verkrijgt het Langemarck-Studium de zekerheid, dat hun oud-leerlingen later in de samenleving als kerels uit een stuk op hun post zullen staan, die wars van alle vriendjespolitiek, "zich hun verantwoordelijkheid tegenover de samenleving - bewust zullen zijn en zich als dienaars van het algemeen belang zullen voelen. Deze zekerheid is ook de eenige belooning, die het Langemarck-Studium vraagt. De ge heele opleiding is geheel kosteloos, in den meest uitgebreiden zin. van het woord. Even- min kunnen uit deze opleiding andere ver- plichtingen voor den candidaat voortvloeien. Wie omtrent deze sociale instelling nadere inlichtingen wenscht, kan zich schriftelijk tot het bureau van het Langemarck-Studium, Waalsdorperweg 12, Den Haag, wenden. NEDERLANDERS WILLEN NIET VECHTEN VOOR ENGELAND. Het Algemeen Handelsblad bevat onder bovenstaand opschrift de volgende corres pondence uit Lorenzo Marques: Het is bekend, dat de Nederlandsche regeering" te Londen in den loop van dit jaar een recruteeringsbesluit heeft uitgevaar- digd, waarbij alle daarvoor in aanmerking komende Nederlanders in het buitenland worden opgeroepen in het Nederlandsche leger, dat voor Engelschen dienst in Enge- land en Canada wordt uitgerust, dienst te nemen. Deze recruteering voldeed niet aan de ver- Wachtingen, welke men daaraan had gesteld en derhalve werden in alle landen en gebie- den, waar zich Nederlanders bevinden, ver- gaderingen gehouden om te trachten, door persoonlijk contact deze recruteering vlotter te doen verloopen. In tal van steden werden tot dat doel comite's in het leven geroepen, welker taak het was propaganda voor de recruteering door middel van openbare ver- gaderingen te maken. Ook in Zuid-Afrika zijn tal van propa- ganda-vergaderingen gehouden. Naar ons thans met eenige vertraging ter oore komt, zijn deze vergaderingen niet steeds in den smaak van de daar wonende Nederlanders en evenmin in den smaak van de Nederland sche regeering" te Londen en haar vertegen- woordigers, de Nederlandsche gezanten en consuls, geVallen. Op tal van plaatsen werd juist in deze ver gaderingen ongezouten critiek gelucht op de ondeAvorpenheid der Nederlandsche regee ring te Londen aan de Britsche belangen. Veel opzien heeft in Zuid-Afrika een eeni- gen tjjd geleden geljouden vergadering in het stadhuis van Pretoria gebaard. Er deden zich daarbij zulke heftige tumulten voor, dat ten slotte de -vergadering voortijdig moest worden gesloten. 'Hier geschiedde zelfs het merkwaardige feit, dat de Voorzitter van de vergadering, de heer Geerling, zijn critiek allesbehalve spaar- de. Zoo betoogde hij onder luiden bijval, dat de in de Unie verblijvende Nederlanders er niet aan dachten, het slachtoffer van een door een uitgeweken regeering uitgevaardigd be- sluit te worden. Hij stelde de vergadering de vraag, wat voor doel het had, zich op te offeren voor be langen, die onmiskenbaar niet in de eerste plaats specifiek Nederlandsche belangen waren. Hij bestempelde het recruteerings besluit als 'n prestige-kwestie tegenover En geland waarvoor Nederlanders in den vreem- de, die geheel andere ervaringen met de En- gelschen hadden opgedaan, hun bloed en geld moesten offeren. „Wat hebben wij daarmee te maken", riep spreker uit. ,,Plotseling schiet het de Neder landsche regeering te binnen, dat wij hier ook nog bestaan, vroeger heeft men zich nimmer om onze belangen bekommerd, het had er eerder den sdhijn van, dat men blij was ons kwijt te zijn". Nadat de toejuichingen hierop waren ver- stomd het hinderde de vergadering in het geheel niet, dat ook de Nederlandsche gezant zich onder het gehoor bevond. vervoigde spreker: „Nu worden wij voor den dienst- plicht opgeroepen, opdat de heeren, die best betaalde baantjes bekleeden, deze kunnen be- houden". Joelend stemde de vergadering met deze uitlating in. Voorts wees de heer Geerling er op, dat de uitgeweken regeering niets van de stemming der in Zuid-Afrika verblijvende Nederlanders weet. Anders zou zij het niet durven wagen, deze Nederlanders, die van de Boeren en uit eigen ervaring weten, wat zij van Engeland te duchten hebben, op te roepen in een strijd die alleen om Elngelsche belangen gaat. Op- nieuw brak uit de vergadering een luide bij val los. Allerwegen werd geroepeh, dat En geland ditmaal maar zelf de kastanjes uit het vuur moest halen, dat het ditmaal maar zijn eigen menschen in den strijd moest sturen. Vergeefs probeerden eenige Nederlanders, tot wie ook Koch behoorde, den strijd aan Engelands zijde als een rechtvaardige zaak voor te stellen. Hij trachtte de goede ver- pleging der Nederlanders in Engeland, die reeds dienst hadden .genomen, te schilderen. De vergadering liet hem echter niet uitspre- ken. Bij ieder nieuw woord groeide het tumult aan. Ten slotte werd de microfoon- draad doorgesneden en Koch, die op het podium stond, werd daarvan hardhandig ver- wijderd onder het geroep: ,,Werp hem er uit, hij is geen Nederlander meer. Hij tart crtze voorouders van Bloemfontein!" Slechts met de grootste moeite gelukte het ten slotte den Nederlandschen gezant, die lit alles had moeten aanzien, aan het woord te komen. Hij trachtte den ernst van den toe- stand, waarin Engeland verkeerde, te schil deren en poogde op het gemoed van de ver gadering te werken, door te betoogen, dat alleen de offerbereidheid van alle Nederlan ders in staat zou zjjn de zelfstandigheid van Nederland te herstellfen. Voorts gaf de ge zant de belofte, dat Nederland na den oorlog zich beter dan vroeger am de belangen der Zuid-Afrikaners en de daar wonende Neder landers zou bekommeren. Doch pok dezen officieelen vertegenwoor- diger der llitgeweken Nederlandsche regee ring spaarde men niet. 'Hij kon zijn rede niet beeindigen door het telkens oplaaiende tu mult. De leiding was ten slotte noodgedwoin- gen verplicht tot sluiting over te gaan. DE HEEREN WELTER EN STEENBERGHE AFGETREDEN. Naar men uit Londen meldt#zi)n 0111 ,™€t- naJder genoemde redenen twee leden van het kabinet dergeemigreerde Nederlandsche regeering op '14 October op eigen verzqek af- getreden, namelijk de minister van kolonien, de heer Ch. J. 3« M. Welter en de minister van handel, bedvijven en scheepvaart, mr. M. P. L. Steenberghe. De heer Steenberghe was ook minister van landbouw en visscherij ad interim en minister van financien ad interim. Tot minister wan kolonien is benoemd dr. H. J. van Mook, directeur van het departe- ment van economische zaken te Batavia. Tot minister van handel, bedrijven en scheep vaart is benoemd de heer P. A. Kerstens, lid van den Volksraad in Nederlandsch-Indie. Dr. H. J. van Mook bekleedt sinds medio 1937 de functie van directeur van het depar- tement van economische zaken te Batavia. I>b heer P. A. Kerstens is reeds jarenlang leider van de Indische katholieke partij. Hij ver- mocht in die functie niet altijd de eenheid in die partij te bewaren. Reeds tweemaal kwam het tot een breuk in deze partij, voornamelijk als gevotg van zijn gebrek aan tact en soepel- heid. De heer Piet Kerstens kan niet anders beschouwd worden dan als een politieke figuur. (A.NE.) Roman van HANS HIRTHAJVfMER (Nadruk verboden) 32 Zooals gezegd, hij was nu eenmaal in zo&n gedeprimeerde stemming en misschien zou hij reeds ,een paar uren later om dezen aam val van moedeloosheid hebben gelachen, wan neer ja. wanneer niet tijdens de middag- rust die geschiedenis met Amo Meissner was gebeurd. mokslag twaalf zette hij zijn asphaltketel neer om een plaatsje te zoeken naast zijn kameraden, die op het trottoir zittend, hun brood nuttigden. Een van hen liet hem uit zijn kofflekruik meedrinken en kreeg daar voor een sigaret, een ruilhandel, welke bijna een gewoonte was gewordem. Joost mag weten, waarom Lorenz echter ditmaal niet tot het einde van den schafttijd bleef zitten. Er was iets, dat hem opjoeg, een prikkelend gevoel, een soort onrust. Hij stond op, slenterde de straat wat op en neer en be'keek de dtalages. In een drogist^rij was niet veel bijzonders te zien en de verschillende toiletartikelen, die bij een kapper geetaleerd waren, vermochten hem al evenmin te boeien. Maar dan volgde een boekwinkel en daarvoor bleef Lorenz ge- interesseerd staan. Ach ja, hij had zich de weelde van een boek al sinds lang niet meer kunnen veroorloven; je raakte er heelemaal uit. Zoo, een nieuwe Hamsun. Moest hij bij gelegenheid eens lezen. En he! Wat was dat dan? Dat was toch...? Lorenz trad nog wat dichter op het win- kelraam toe en staarde met intense belang- stelling naar een boek in een lichtgelen band, dat op een verhooging in het midden van de etalage lag. „Arno Meissner: De groene spin". En daaronder stond: ,,De nieuwste roman van den bekenden detectiveschrijver. Weder- om een voortreffelijk, met spanning geladen werk! De eerste druk was onmiddellijk na verschijnen uitverkocht!" ,,Arno Meisseer?" mompelde Lorenz. Na- tuurlijk, dat was Amo, die reeds op het gymnasium verzot was geweest op detective romans en daarbij herhaaldelijk beweerde, dat hij dat later nog eens veel beter in elkaar zou zetten. Arno Meissner! Het zwarte schaap op het gym, maar een beste kerel, als het er om ging gemeene zaak te maken tegen de listen en lagen der docenten. Hoeveel genoeglijke avonturen hadden zij samen niet beleefd en hoeveel Latijnsche dictated had Arno niet varj hem overgeschreven om van zijn geraf- fineerde spiekmethodes bij proefwerk n'pg maar te zwijgen! In de derde of vierde klas was Arno ten slotte zoo hopeloos blijven zitten, dat zijn vader, eigenaar van een goed beklante ,,HET NIEUWE EUROPA EN NEDERIAND. In Pulchri Studio heeft voor de Nederl.- Duitsche Cultuurgemeenschap, afd. 's-Graven- hage, prof. dr. H. Krekel een voordracht ge houden over het onderwerp ,,Het nieuwe Europa en Nederland". Een talrijk gehoor luisterde naar hetgeen prof. H. Krekel meedeelde. Deze avond was de eerste van een reeks, welke dezen winter door genoemde afdeeling georganiseerd zal worden ter behandeling van allerlei actueele vraagstukken. Prof. Krekel, die zijn rede in de Duitsche taal hield, wees, volgens het Handelsblad op de Nederlandsche gebondenheid met de Duit sche aangelegenheden. Wij moeten ons lot beschouwen in het kader van het geheel. Spreken over het nieuwe Europa impliceert spreken over Duitschland. Daarbij moeten we vragen naar den oorsprong van de Duit sche macht. Duitschland heeft overwonnen, 'en daarmede is de Europeesche massa ont- staan, en daarmede ontstaat weder de mo- deme wereld. Na dit op historische gronden nader te heb ben uiteengezet, en den invloed van den we- reldoorlog in dit verband te hebben geschetst, betoogde spr. dat het verdrag van Versailles, de werkloosheid, de tegenstellingen tusschen rijk en arm, de zedenverwildering gevolgen daarvan zijn en tevens weer oorzaken van nieuwe verhoudingen. Er ontstonden nieuwe krachten in het Duitsche volk. In Frankrijk ging het niet anders. In Duitschland echter was na den wereldoorlog terugkeer naar de oude krachten niet meer mogelijk. Daarbij wees spr. op de beteeke- nis van figuren als von Hindenburg en von Seeckt. Hun ontbrak echter de gelegenheid om de organische krachten in het volk ten goede aan te wenden. Toen kwam de bewe- ging, gegrond op het volksche beginsel. Het volk moest uit zqn eigen krachten, uit zijn eigen ziel zich weer opbeuren en machtig worden. De Marxist bleek de vijand van het volk; nieuwe mannen begrepen den nood der tijden; hun begrippen waren geworteld diep in het wezen des volks. Zij namen de teugels van den Staat in handen. Thans be- leven we het resultaat. Het probleem van de massa wordt thans opgelost. Zij kan slechts in waarheid vrij zijn, als ze in de eer ste plaats een volk is. De Duitsche soldaat is de soldaat van Europa geworden; logisch, dat het Duitsche volk het nieuwe Europa heeft te vormen. Dit is tevens de verheffing van het Duitsche volk. Wat thang geschapen wordt, is mbdr dan een apparaat; het is de Europeesche verbondenheid zelve.' Daarbij moet elk volk in het nieuwe Europa zich op eigen wijze inschakelen. Het nieuwe Europa moet een organisch geheel zijn; anders zou de Duitsche orde zelve gestoord worden. Ook de ^menwerking met ons land moet organisch zijn; ons volk moet uit de ver- starde verhoudingen treden en zich zelf her-' vinden, zonder de Duitsche vormen slaafs ria te volgen. We moeten de vernieuwing van ons vblk bezien, gericht op de wordende "nieuwe Europeesche gemeenschap. In het nieuwe Europa zal elk volk zooveel zelfstan digheid bezitten, als het zichzelf verzekerd heeft, in het belang van het Europeesche geheel. Nederland zal zijn ervaring, zijn cul- tuur ten dienste van het nieuwe Europa stel len. Het zal dit ook kunnen op grond van zijn historie. De ziel van ons volk moet ge richt zijn op een doel, waard, het zich voor oogen te houden. Dan zal ons volk vrij zijn en blijven. Onze ontwikkeling zal dan ge- lijken tred houden met die van het geheel, waarbij Duitschlands streven niet op over- macht gericht is. Ook Nederlandsche jon- gens trouwens staan aan het Oostfront en strijden mede voor het nieuwe Europa. Wanneer wij nu ons voor het nieuwe Europa ordenen, zal het de beste dienst zijn, welken we ons volk bewijzen kunnen. Dan moeten^ we het opbeuren uit een orde, welke eigenlijk reeds lang vervallen is. We moeten getuigen voor een nieuwe vrijheid en voor den nieuwen mensch. Dan zal het Nederlandsche volk niet door andere machten overweldigd wor den. De rede van prof. Krekel werd met instem- mend applaus door zijn gehoor beantwoord. DE VERVAARDIGING VAN KUNSTRUBBER IN ONS LAND. Naar aanleiding van de mededeeling van prof. ir. J. Klopper, dat men deze maand in ons land is begonnen met de vervaardiging van kunstmatige rubber, hebben wij ons, schrijft de N. R. Crt., gewend tot de Neder landsche vereeniging van rubberfabrieken te 's-Gravenhage, waar men ons cf er wellicht over deze kwestie iets meer te vertellen valt, verzekerde, dat kunstrubber een product is, dat de natuurlijke rubber wel nooit verdrin- ■gen zal, maar in de huidige omstandigheden een zeer waardevol hulpmiddel is. De kunstrubber, stamicol geheeten, wordt vervaardigd in het stikstofbindingsbedrijf van de staatsmijnen te Lutterade, waar men reeds maanden bezig is met proefnemingen en oriderzoekingen. De reden, dat de ver vaardiging in het stikstofbindingsbedrijf plaats vindt, ligt in het feit, dat dit bedrijf dezelfde grondstoffen gebruikt, die voor de kunstrubber noodig zijn. Voor een gedeelte zijn dege van buitenlandsche afkomst en het is dan ook niet mogelijk, de stamicol in onbe- perkte hoeveelheden te produceeren. Wei heeft men echter den indruk. dat men voor- loopig vooruit kan. De prijs van het kunstmatige product is aanzienlijk hooger dan die van natuurlijke rubber. Wat de kwaliteit betreft, de ver- Aaardiging bevindt zich uiteraard nog in een ontwikkelingsstadium, maar het laat zich aanzien, dat de artikelen die men vervaar- digt, zeer bruikbaar zullen zqn. Voor den leek is het verschil tusschen echte en kunstmatige rubber zeer moeilijk te constateeren. Slechts de reuk is iets anders, de andere kenmerken, zooals de kleur, zijn volkomen gelijk. De industrieen, die de sta micol verwerken en die, indien eenigszins mogelijk, nog wat echte rubber bij het kunst- product voegen om de kwaliteit te verboo- gen, kunnen hierop veel invloed uitoefenen. Zij, die een fietsband koopen, zullen dan ook nauwelijks merken of ze een stamicolband krijgen of een gewone eenheidsband. Zelfs de toewijzing, die men noodig heeft, is dezelfde. Overigens zal het publiek voorloopig wei- nig van het nieuwe product merken, want vele voorwerpen gaan van de fabriek, waar ze zijn vervaardigd, rechtstreeks naar de fabrieken waar ze voor technische doelein- den worden gebruikt. REDERIJKERSTOONEEL KRIJGT BESCHERMING EN STEUN VAN I>E OVERHEID. Belangrijke mededeelingen van den heer F. Primo. Rederijkers- 0011 rpetitio;. Om de activiteit der vereenigingen verder te stimuleeren zullen zij ingedeeld worden in klaSsen: een eerste, tweede, derde klasse. Volgens verdienste. Dit is een zaak die ge- regeld wordt door den toekomstigen leider van de afdeeling en zijn raad van advies. Ieder jaar zullen onder de vereenigingen competitiewedstrijden worden gehouden; zoo- doende zal onder de emstig werkende ver eenigingen een drijfveer ontstaan om b.v. van de derde in de tweede, van de tweede in de eerste klasseover te gaan. Dat kan slechts op grondslag van verdienste en prestatie. Vereenigingen, die in kwaliteit afnemen, zul len integendeel zakken of tenslotte geheel verdwijnen. De bekroning van deze wedstrij- den zal tenslotte zijn ,,Het Landjuweel", dat zal ingesteld worden. Dus ook hier weer aan- slujting bij het verleden. Voor het Land juweel mogen alleen meedoen de beste ver eenigingen van iedere stad of gouw. Het Landjuweel zal bestaan uit een aanzienlijke prijs in geld en een herinneringsmedaille, die met eenige plechtigheid zal worden uitge- reikt door den secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kuns- ten. Dat zal ieder jaar als het ware de kroon zijn op het werk der vereenigingen. Zooveel mogelijk zal de eisch gesteld wor den, dat aan het hoofd van iedere vereeniging een goed regisseur komt te staan, hetzij een ontwikkeld en ervaren liefhebber, of liever nog een vakman. Ook daarom reeds zal het noodig zijn, dat financieel zwakke vereeni gingen zich samenvoegen tot een sterkere, zoodat dan de gelegenheid bestaat eventueel een vakman-regisseur te honoreeren. In prin- cipe moet het spelen zonder erkende leiding tegengegaan worden;. daar komt in de prak- tijk nooit iets goed van. Een vereeniging, die zich respecteert heeft een goed leider. Wan neer de vereenigingen in de toekomst op dezen grondslag werken, dan zal haar gehalte aanzienlijk gestegen zijn na enkele jaren, maar dan zal het Rederijkerstooneel pas zijn volksveredelende en verheffende taak naar behooren kunnen vebvullen. Dan zal blijken, dat het Rederijkerstooneel het voorportaal van het beroepstooneel zal zijn, dat ontwikkelde, temperamentvolle leekespelers met talent na proeve van be- kv/aamheid, zelfs zullen kunnen overgaan naar het beroepstooneel, want dat is een van de schoonste roepingen van het Rederijkers tooneel; dat het krachten zuigt uit de volks- lagen om ze, na ontwikkeling en ontploofing, over te brengen tot de kunst. En het gevolg van al deze op elkander in- werkende maatregelen zal zijn, dat de rede- rijker, de liefhebber, het niet meer zal kun nen stellen zonder geregeld de voorstellingen van het beroepstoonee} zelf te volgen, hetgeen tot hiertoe slechts zeer uitzondeiiijk geschiedt. Scholing der leiders. De scholing van den Rederijker zal in de toekomst van zeer groot belang blijken te zijn. Wanneer de vereenigingen onder behoor lijke leiding moeten komen, dan zullen leiders moeten gevormd worden, die eenige scholing hebben. Dit kan alleen op „scholen" gebeu- ren. Die bestaan in ons land niet. Een systeem zal gevonden moeten worden, waarbij het mogelijk is, dat in de toekomst in tal van plaatsen van ons land opleidings- Cursussen worden gehouden. b.v. aan de mit- ziekscholen e.d. door middel van avondleer- gangen of iets dergelijks. Het zal niet gemakkelijk zijn dit door te voeren, omdat zooals U weet, het kunstonder- wijs in algemeenen zin en dps ook het too- neelonderwijs, niet van de bevoegdheid is van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, maar van het departement van Onderwijs. Opvoeding en Cultuurbescher- ming. Men zal moeten probeeren hier door samenwerking iets te bereiken. Ik ben er overigens van overtuigd, dat. het Rederijkerstooneel van de voorgenomen maat regelen slechts een zegenrijke invloed zal ondervinden. Want op deze wijze wordt den kldermakerij hem ten einde raad maar van school had genomen en een plaats in zijn werkplaats voor den ontaarden zoon had in- geruimd. Maar ook deze laatste hoop van den heer Meissner senior was tenslotte ijdel gebleken. Reeds na een paar maanden kwam vast te staan, dat voor Amo ook als kleer- maker hooit een behoorlijke toekomst zou zijn weggelegd en op zekeren dag was hij plotseling uit zijn woonplaats vertrokken. Terwijl Lorenz deze herinneringen in zijn gedachten terug riep, staarde hij onafgebro- ken op het lichtgele boek in de etalage. Hij had altjjd uitstekend met Arno kunnen op- schieten en meer dan eens had hij zich later afgevraagd, wat er wel van dit levenslusti- ge jongmensch terech't kon zijn gekdmem. Zonder er diep bij door te denken, ging hij den boekwinkel binnen. Een jeugdige bedien- de trad pp hem toe en informeerde, voorzichti;, naar zijn wenschen. Waarschijnlijk twijfelde hij wel eenigszins aan de literaire belangstel- ling van dezen ietwat haveloos uitzienden man, wiems ongewasschen handen meer op ruw werk duidden. „U hebt daar een boek van Arno Meissner in de dtalage!" begon Lorenz. Zijn manier van spreken en zijn zelfbewust optredem misten hun uitwerking niet. „Ja zeker, buitengewoon spannend. Ik kan het u bijzonder aanbevelen. Gebomden vier mark vijftig! Mag ik het voor u inpakken?" „Neen. dank u! Het gaat om wat anders. Zoudt u mij misschien het adres van den schrijver kunnen opgeven? Ik vermoed, dat hij wel in het literaire jaarboekje zal staan." ',,Wel zeker. Met genoegen. Een oogenblik alstublieft!" De jonge man haastte zich naar een aangrenzend kantoortje en keerde eenige minuten later met een open gestagen boek terug. ,,'Hier hebben we het al! Arno Meiss ner, gpboren 17 Maart 1905 in Landshut, woont in Berlijn-Lichterfelde, Konigsdamm 18a, telefoon E 53189. Zal ik het voor u op- sohrijven?" „Dat is heel vriendelijk van u! En u hebt hier zeker wel telefoon Zou ik daar misschien even gebruik van mogen maken? Arno Meissner is namelijk een oude school- kameraad van me". Natuurlijk, als u even hiernaast wilt gaan!" De jongeman was de voorkomendheid zelf. ,,U wilt meneer Meissner waarschijnlijk opbellen, vermoed ik. Als ik misschien even de verbinding voor u tot stand kan brengen? „Maar. dat is werkelijk..." ,,Nee, nee, met genoegen. Hoe was het nummer ook weer?" Hij raadpleegde nog eens het jaarboekje. ,,Ah, juist, E 53189." en reeds spoedde, hij zich naar het toestel. „Hallo, is meneer Meissner aanwezig? O, meneer Meissner zelf!" De bediende maakte een lichte bulging. „Meneer Meissner, hier is een heer, die u wenscht te spreken." En hierop ontspon zich het volgende, zoo als later zou blijken zeer belangrijke tele- foongesprek tusschen Lorenz en den schrijver van dective-romans, Amo Meissner: Hallo, Arno, ben je het werkelijk?" „Met Amo Meissner! Met wien spreek ik?" Kerel, Amo, natuurlijk ben je het. Nog diezelfde knoedelstem van vroeger." „Knoedelstem Meneer. wie bent u eigenlijk?" „Jongen, Stompie, raad dat nou eens!" Bij Zeus, zaliger nagedachtenis, kerel, als je "stompie zegt, dan ben jij er een van het gym in Landshut. Vooruit. zeg op je naam. Eigenlijk kon je me toch ook wel aan mijn stem her kennen, Stompie! Of moet ik je aan de Cicero-lessen herinneren, die je altijd zoo netjes van me hebt overgeschreven?" .Mensch, nee hou me vast! Toch zeker niet Lorenz? Lorenz Burmester?" ,,Goed geraden, Stomp!" Lorenz! Hoe is 't mogelijk? Zit jij in Ber- lijn?" Voorloopig wel, ja!" „Kerel, hang direct die telefoon op en snel in mijn armen! Kom aan mijn hart! Vooruit, neem een taxi! Ik verwacht je binnen een kwartier, wat zeg ik; binnen vijf minuten! Hopenlijk kan je een poosje blijvem" „Dat zal moeilijk gaan, Stomp! Ik ben na melijk op het oogenblik bezig jullie verwaar- loosde Berlijnsche straten opnieuw te asphal- teeren. Je personeel zal waarschijnlijk wel eenig bezwaar maken om mij tot je toe te latcri!" „Wat is dat nu voor dwaasheid, Lorenz? Het zou me hoogstens respect kunnen in- boezemen! Met spoed dus, ja! Ik betaal den rit! Voor mijn part verschijn je in je zvvem- broek. Binnen vijf minuten verwacht ik je hier Nog net tijd genoeg om een bord met „welkom!" voor de huisdeur te hange*. Nou, hoe denk je er over?" „Goed, ik zal komen, Stomp!" ,,Dat is je geraden ook!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 2