Buitenland Engeland en het lot der kleine landen. Feuilleton- vertellingen a BONDS VERGADERING N ED ERR. MIDDEN ST A NDSBOND. BRABANTSCHE BRIEVEN. bijna zeggen, clandestienen vorm niet kunnen handhaven. De lichamelijke oefening is op bescheiden wijze en wel met 3 uren bij het gymnasium uitgebreid. De noodzakelijkbeid van dezen maatregel zal wel niemand willen ontkennen. De rectoren en directeuren kunnen nu aan den gang gaan om bun nieuwe rooster te maken, enz. Het is jammer, dat deze rege- ling door allerlei omstandigbeden wat laat komt, maar gelukkig is het nog niet te laat. Wat het leerarencorps betreft, zullen er tal- rijke nieuwe docenten voor Nederlandscb en verscbeidene voor Duitsch noodig blijken. Om de maatregelen inderdaad te kunnen doorvoe- ren, is daarom bepaald, dat het nieuwe roos ter met 1 September voor de eerste en de tweede klasse zal gelden. Had men het voor den geheelen cursus ingevoerd, dan had men zeker op een emstig tekort aan leeraren moe- ten rekenen. De vermindering van het aantal lesuren bij andere vakken, vooral bij het Fransch, wordt voor de meeste vastaangestel- de leeraren opgevangen door de geldende garantiebepalingen. <i EDAOHTEN VAN EEN NBDEKLANDSUHEN VRUWILLIGER IN DE WAFFEN S.S. De heer J. A. van der Made was een van de eerste Nederlandsche kunstenaars, die dienst nam bij de Waffen S.S. In de kazeme, waar hij thans verblijft, schreef hij, volgens de H. Crt., o.m. het volgende: Het soldatendom is veranderd. Het is niet meer als vroeger. Het is niet meer een vrij willige of gedwongen verlating van het gezin, om het daama zoo snel en zoo veel mogelijk te vergeten. Het is emstiger geworden en sterker en jonger. Het stelt zichzelf voor de opgave om tegelijk soldaat te zijn en lid van het gezin, want het vergeet niet, wat de Ftihrer geschreven heeft, dat in het gezin de kracht van het volk wortelt. De nieuwe tijd kent een ander soldatendom, dan de oude. Een soldatendom, dat zichzelf een eer is en geeti karwei en dat weet, dat de oorlog deel van het leven is en wil geleefd worden met even- veel zuiverheid en overgave als al het andere indien de mensch althans zijn leven zien wil als het te kneden deeg in zijn handen en niet eens een dag vryaf. Hij, die elken dag het offer brengt van hen te missen, dien hij liefheeft, voldoet meer aan de groote opgave van dezen strengen en harden tijd, dan hij, die zijn eenen plicht alleen vervullen kan, in dien hij zijn anderen verzaakt. Ik voel hier dagelijks meer, dat er een nieuwe tijd geboren wordt, waarvan wij den vorm nog nauwelijks kunnen vermoeden. Het aangezicht van den tijd is harder en geslo tener dan dat van den vroegeren en het ver- toont alle trekken van een menschheid, welke hard is geslagen en veel geleden heeft om weer terug te kunnen keeren tot de oude waarheid, dat de mensch er niet is om gemak en geluk te zoeken, maar om zijn deel te doen, zoodat de wereld niet den volgenden dag be- reikt zonder dat die dag mee door hem ge- vormd is en in zijn aangezicht ergens mee door hem is gekneed. Niet het geluk, niet het succes zijn te zoeken, maar het simpele, na- melooze meebouwen aan den volgenden dag, ieder voor zijn nameloos deel in voile over- gave aan datgene, waartoe hem zijn vermo- gens gegeven zijn. In dezen tijd, waarin een nieuwe wereld geboren wordt, is er plaats voor den moed en het offer en de zuiverheid van millioenen, die in een minder grooten tijd hun vermogens nooit zoo ten voile hadden kunnen inzetten en doen gelden. Zij zouden het gemakkelijker gehad hebben en misschien „gelukkiger" zijn geweest in den zin, waar in de kleinheid van wie voor zichzelf leeft het geluk verstaat maar hun deel zou kleiner zijn geweest dan het onze en hun geluk zou nooit opwegen tegen den zegen van te dienen wat meer is dan het eigen ik. Het kan zijn het is zeker dat ook deze nieuwe tijd eens oud wordt zooals de vorige, maar de zui verheid en het offer van wie een grooten tijd vormen, gaat nooit teniet: zij zijn de waarde van elk nieuwe en het blijvende van elk oude Indien wij meenden, dat alleen onze gedachten de menschheid zalig konden maken, waren wij utopisten. Het gaat er niet om, een stelsel eens en voorgoed te doen zegevieren, en te sterven in de waan, de menschheid de zaligheid te heb ben gegeven, het gaat er alleen om, de menschheid dat gene te geven, waamaar zij hunkert en dat beter is als het voorgaande het gaat er alleen om haar weer een stap vooruit te helpen, haar weer een stap nader bij God te brengen, want het is ons eenmaal in het hart gelegd naar God te streven, al weten wij, dat wij nooit bereiken. Zich daarvoor in te zetten met alles wat te bieden is, dat kan alleen het doel van het leven zijn. Zich inzetten beteekent gevaar loopen en daarom leeft alleen hij ten voile, die gevaar loopt. In den hoogsten en vol- strekten zin doet dat altijd de soldaat. Nie mand kan waarlijk den nieuwen tijd begrijpen en beoordeelen, die niet geleerd heeft, wat het is om nameloos soldaat te zijn en onge- weten voor ieder, behalve de meest naasten, ergens mee te strijden voor den nieuwen tijd. Misschien eens aan het front te komen en daar nameloos mee te strijden en als het moet te sterven met al het leed om wat achterblijft en al den vrede van het besef, zijn deel te heb ben gedaan. Daarom zijn wij hier. Mijn vriend Anssens zei tegen mij: ,,Het gaat niet om verbetering of om er zelf bij te winnen. De verbetering en de winst zouden nooit groot genoeg zijn om op te wegen tegen het missen van vrouw en kind of tegen de mogelijkheid van ergens ver te vallen. Het is, omdat het moet". Velen in Nederland, die meenen, dat wij alleen door groote beloften en groote toe- komstmogelijkheden hierheen worden geleid, zouden goed doen, zich dat te bedenken en te beseffen, dat het hier geen propaganda be treft, maar de woorden van een eenvoudigen met name genoemden man. Zij zullen ons dan wellicht althans .zooveel recht doen, dat zij toegeven, dat wij hier niet onszelf dienen, maar iets, dat grooter is dan wij en dat dit grootere toch niet met een schouderophalen kan worden afgedaan, als het andere men- scken tot zulke daden brengt. Het is makke- lijk, critiek uit te oefenen op den nieuwen tijd, welke nog in de windselen ligt, maar de waarde van een ideaal is nog steeds te toet- sen aan het aantal dergenen, die er voor wil len strijden en sterven en niet aan het aantal dergenen, die er uit de verte op smalen. Er zijn er hier, talloozen, die er inaatschappelijk hard op achteruit zijn gegaan en die geen aanzienlijke verbetering in hun bestaan kun nen verwachten bij hun terugkeer. En die- genen zijn altijd belangrijker dan de onge- richten, wien geen enkel doel voor oogen staat. den bondsvoorzitter, die zooveel arbeid niet heeft afgewezen en overhandigde den heer De Groot de gouden draagimedaille van de U.H.V. In zijn openingsrede memoreerde de bonds voorzitter, dat de middenstandsorganisaties, ook plaatselijk, na den 15den Mei onmiddel- lijk de hand aan den ploeg hebben geslagen. Vervolgens besprak de voorzitter de tot stand gekomen eoncentratie in de Nederland sche Middenstands Oentrale. De stichting van de Nederlandsche Middenstands Centrale blijkt goed te zijn geweest en werd door vak- organisaties als voorbeeld genomen. Voorts deed spr. o.m. nog een beroep op de middenstanders in eenheid medewerking te verleenen en niet ter zijde te blijven staan. De bondssecretaris, de heer D. Swagerman, deed mededeelingen over de werkzaamheden van den bond over het eerste half jaar 1941, waarin o.a. werden aangevoerd de prijszet- ting en prijsbeheersching, de winkelsluiting en het spaarzegelstelsel. Het financieel verslag en de begrooting 1941 werden goedgekeurd. In de middagvergadering werden de voor- stellen van het hoofdbestuur inzake hand- having der contributie op het bestaande peil aangenomen, evenals dat, inzake propaganda- campagne tot ledenwerving. Het voorstel-Oosterbeek, beoogende tegen den verkoop van apparaten en leidingen voor gas en electriciteit door overfaeidsbedrijven opnieuw te ageeren, gaf aanleiding tot aan- neming van het praeadvies van het hoofdbe stuur, waarin wordt gezegd, dat de bondslei- ding in deze diligent blijft. Naar een oplos- sing zal worden gestreefd. De bondssecretaris, de heer Swagerman, hield verder een beknopte inleiding over het onderwerp: „De voorbereiding van de komen- de organisatie van het bedrijfsleven". Spr. gaf een overzicht van de indeeling van het bedrijfsleven in zes hoofdgroepen, van de taak en alle bevoegdheden der nieuwe organen, aan de hand van de verordening en de uitvoerings- besluiten met betrekking tot de organisatie van het bedrijfsleven. De hoofdgroep ,,handel" zal in vier groepen worden ingedeeld, n.l. „groothandel", „detail- handel", „markt- en straathandel" en „tus- schenperson en' Dr. W. L. Groeneveld Meijer, administrateur van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart, chef van de afdeeling midden- stand van dat departement, sprak vervolgens de vergadering toe en brak een lans voor het middenstandsmuseum, hetwelk het economi- sche instituut van den middenstand reeds eenige jaren aan het inrichten is. Na een uitvoerige rondvraag volgde slui- ting. OPVOEDERSGILDE N.S.B. Propaganda-bijeenkomston. Te Amsterdam en te Groningen hebben de plaatselijke afdeelingen van het Opvoeders- gilde Zaterdagmiddag bijeenkomsten gehou- den. Te Amsterdam sprak de heer P. J. Kouwe, leeraar aan de ambachtsschool te Coevorden, over ,,het ambaehtsschoolonder- wijs in modeme banen". Spr. concludeerde, dat van opvoering in positieven zin, zoowel de vorming van den werker volgens den nieu wen tijd beteekent als het doen bewust wor- deh van eigen typischen volksaard en dat niet met het doel in zichzelf, doch gericht op het feit, dat wij als dietsch volk een plaats in- nemen in het groote geheel der noordras-ge- meenschap en derhalve de taak hebben een orgaan te worden in het groeiende germaan- sche organism e, in de wordende Europeesche samenleving. Het Opvoedersgilde doet een beroep op den Nederlandschen onderwijzer en lee^gar. zich voor de revolutie van den geest niet af te sluiten door een overtuiging, die niet meer in dezen tijd past, en moedig het gewetens- en zielsconflict, dat met de geboor- te van een nieuwe overtuiging gepaard gaat, te doorleven. Te Groningen sprak in plaats van dr. Ft. van Genechten, die verhinderd was, de heer W. Terpstra, inspecteur van het lager onder wijs te Utrecht en hoofd van de afd. lager onderwijs van het Opvoedersgilde, over „De onderwijzer in den nieuwen tijd". Spr. behan- delde de vooraanstaande positie, welke het kind gedurende de laatste tientallen jaren heeft ingenomen, waardoor het wel eens tot een overschatting van zichzelf kwam, zonder dat het besefte, dat het zijn energie aan zijn voorouders te danken had. De gevaren, welke hieruit voor de gemeenschap voortvloeien, lichtte spr. uitvoerig toe. Daarna behandelde hij uitvoerig de positie van het onderwijs in Nederland en de taak van den onderwijzer volgens de gezichtspunten van het Opvoeders gilde. iiH Dinsdag hield de K.N.M.B. een druk be- zochte algemeene jaarvergadering te Utrecht. De bondsvoorzitter, de heer L. de Groot ving aan met herdenking van hen, die in dienst van het vaderland zijn gevailen. De heer Jos. ten (Berg, voorzitter van de Utreehtsche handelsvereeniging, heette de vergadering welkom in Utrecht en huldigde Men schrijft van bevoegde zijde: De Times, het blad van de Engelsche regee- ring, bespreekt in een hoofdartikel van Zater- dag j.l. de les, die de huidige" oorlog heeft geleerd, betreffende de reorganisatie van de wereld na het einde van den oorlog. Daarbij gaat de Times natuurlijk uit van de veronder- stelling dat Duitschland den oorlog zal ver- liezen. De Times schrijft,,Iedere politieke onaf- hankelijkheid in de traditioneele beteekenis zal voor de afzonderlijke staten niet meer mogelijk zijn. Men moet zelfs toegeven, dat het kortzichtig is aan te nemen, dat Hitler slechts gedreven wordt door een grenzelooze persoonlijkheid of nationale eerzucht. De toenemende afhankelijkheid der volken van elkander vormt een niet te veronacht- zamen feit en dit feit zal zelfs door de neder- laag van Hitler of Duitschland niet gewijzigd worden. Integendeel, men moet constatee- ren, dat de indeeling van Europa in zelfstan- dige en geisoleerde eenheden niet meer kan functionneeren. De zelfstandigheid der afzon derlijke staten heeft slechts zoolang effectief kunnen zijn als het hun mogelijk was zich neu- traal te houden. Door den modernen totalen oorlog bestaat deze mogelijkheid niet meer. Reeds in den vorigen oorlog heeft men een voorproefje gekregen van een zoodanige uit- breiding van den oorlog. Practisch zijn thans de kleine staten verdwenen. De neutraliteit, zooals die door de kleine neutrale staten in 1914 werd gehandhaafd, kan, aldus de Times, niet langer bestaan. Deze staten hebben nog slechts de keuze tusschen verovering en af hankelijkheid. Volkomen onverschillig wat de toekomst zal brengen, vrijheid en orde kun nen slechts naar de mate van de werkelijke jpacht veilig worden gesteld. ,Deze les uit den huidigen oorlog, zoo schrijft de Times, zal eveneens op oecono- misch gebied geldigheid hebben. Er bestaat namelijk gevaar, dat zelfs na de nederlaag van Duitschland Europa zal terugvallen in de vroegere anarchie". Uit deze zinnen blijkt helder en duidelijk, dat Engeland het voomemen heeft om van Europa ingeval van een Engelsche overwin- ning een van Engeland zoowel oeconomisch als politick afhankelijk koloniaal land te ma ken. In tegenstelling tot de door den Fiihrer steeds weer naar voren gebrachte nieuwe or- dening van Europa, binnen welke alle kleine landen hun onafhankelijkheid zullen bchou- den en als rechtsgelijke deelgenooten in het nieuwe Europa zullen medewerken aan de ontwikkeling van dit nieuwe Europa en van hun eigen landen. Wanneer men in aansluiting hierop kennis neemt van een via New-York ontvangen be richt van United Press uit Batavia, volgens hetwelk de verplaatsing van den zetel, der Nederlandsche emigrantenregeenng van Lon- den naar Washington ermede gemotiveerd wordt, dat Washington thans het middelpunt der wereldpolitiek vormt en nog meer zal worden, kan men zich voorstellen, dat niet alleen op politiek gebied maar vooral ook in oeconomisch opzicht Europa letterlijk moet worden gemaakt tot slaaf en loonkoelie van de Angelsaksische landen. Nogmaals, volko men in tegenstelling met de bedoelingen van Adolf Hitler ten aanzien van de nieuwe orde in Europa. Tenslotte moet dan nog de aandacht geves- tigd worden op de passage in hetzelfde hoofd artikel van de Times, waarin gezegd wordt, dat men in Engeland van meening is, dat men in den grootsten omvang de iSovjetunie en haar belangen wil betrekken bij de reorgani satie van Europa, dan kan men zich wellicht een voorstelling er van maken, wat er van Europa zou worden, wanneer het gegrepen zou worden in de tang van het zich voor de toekomst afteekenende Amerikaansch-Angel- saksische imperium en het bolsjewisme. De Times legt er ten aanzien van de Sov- jetunie in het bijzonder den nadruk op, dat de fout van 1919, uitsluiting van de Sowjet- unie uit de Europeesche reorganisatie in geen geval zal worden herhaald. Met de verwij zing naar dit voor Europa waarlijk vreeselijke perspectief besluit de Times zijn ophelderend hoofdartikel. Ulvenhout. Amico, ERNSTIGE BESOHULDIGINGEN TEGEN MOSKOU. Het Finsche ministerie van buitenlandsche zaken heeft aan de binnen- en buiitenlandsche pers een samenvattende inhoudsopgave ter hand gesteld van het blauw-witboek over de ontwikkeling van de betrekkingen tusschen Finland en de Sovjet-unie sedert den vrede van Maart in het vorige jaar. Dit overzicht zet uiteen, hoe de sovjet-unie poogde haar in- vloed in Finland te vergrooten. Zoo eischte ze o.a. recht van doortocht te land naar Han- go, demilitarisatie van de Aalandseilanden, recht tot exploitatie van de nikkelmijnen van Petsamo, onbelemmerde propagandistische activiteit voor de communsiten, grenswijzigin gen, enz. De sovjettroepen rukten de afgestane ge bieden in veel sneller tempo dan overeenge- komen was, binnen, waardoor de toegezegde ontruiming van het gebied werd bemoeilijkt, zoodat de emigranten buitengewone verliezen leden. Een voorstel van Finland om aan de bevolking van de afgestane gebieden het recht van keuze toe te kennen wees de sovjetunie van de hand. Het tweede hoofdstuk zet uit een, hoe de vrede Finland van het overschot zijner grensbescherming beroofde en de sov- jetregeering er reeds in het voorjaar van 1940 op uit was, door onjuiste uitleg van de vredes- voorwaarden Finland nieuwe concessies af te persen. Zoo moest het 75 locomotieven, 120 personen- en 868 goederenwagens benevens de bijbehoorende reservedeelen uitleveren, voorts het n^eubilair der stations met tele foon- en telegraaftoestellen, de inrichting van het Saimaa-kanaal e.a. Bovendien eischte de sowjetregeering een schadevergoeding ten be- drage van 1.8 milliard Finsche marken voor vernield materiaal. Bij de inrichting van het Sovjetconsulaat te Petsamo eischte Moskou een overgroot ambtsgebied hiervoor en ruime bewegingsvrijfaeid in dit uitgestrekte gebied Andere hoofdstukken van het Blauw-wit boek behandelen gevailen van sowjet-inmen- ging in de Finsche rechtspraak en misbruik van Finlands benarde positie ter verkrijging van privileges, waarbij vooral de eischen nopens concessierechten te Petsamo zonder eenigerlei scrupules werden ingediend. Eind 1940 ontdekte Molotow, dat de sovjetunie niet slechts belang had bij het nikkelerts maar ook bij het gebied zelf, waar de nikkel mijnen liggen en bij verwijdering van Engel sche concessiebezitters. De maandenlamge onderhandelingen in gespannen atmosfeer werden ten slotte door Moskou afgebroken, ondanks de grootste tegemoetkoming van Finland. Daarenboven begon de Sovjet-regee- ring in Januari j.l. een handelsoorlog tegen Finland, aangez-ien de uitvoer van Finland naar de Sovjetunie te gering zou zijn geweest. In het zesde hoofdstuk worden de talrijke grensschendingen door sovjettroepen behan- deld. Het laatste hoofdstuk schetst de sovjet- aanvallen op Finsch gebied, die terstond na t uitbreken van den oorlog tusschen Duitsch land en de sovjetunie begonnen. De documenten, die aan het blauw-witboek zijn toegevoegd, geven een scherp inzicht in de discussies tusschen den Finschen gezant en Molotow over plannen omtrent een Noor- delijk defensief verbond. In dit verband be- weerde Molotow, dat er in Zweden stroomin- gen zijn, die deelneming aan den oorlog tegen de sovjetunie bepleitten en dat tusschen Zwe den en Finland de ,,ondermijning van Fin- lands buitenlandsche politiek" te Stockholm was voorbereid. Uit de documenten blijkt ook dat het de sovjetunie misnoegde, dat Fin land in de nikkelkwestie van Petsamo ook met Duitschland onderhandelde. Molotow poogde bij deze onderhandelingen met alle middelen pressie op Finland te oefenen en het standpunt der andere betrokkenen ten nadeele van Finland uit te leggen. DE LEOHTSTRIJD IN HET VVESTEN. Bij pogingen van Britsche vliegtuigen om het bezette gebied aan het Kanaal te naderen zijn Woensdagmiddag 17 Britsche vliegtui gen neergeschoten. De gevechten waren bij het verzenden van het D.-N.B. bericht nog niet geeindigd. In den nacht van Dinsdag op Woensdag heeft een Duitsch vliegtuig voor de Engel sche Oostkust een Britsch gevechtsvliegtuig van het Handley Page-type neergeschoten. De stad Rijssel is volgens berichten in de Parijsche pers tweemaal achter elkaar door Engelsche vliegtuigen gebombardeerd. Vol gens de eerste berichten zijn 19 dooden en ruim 60 gewonden te betreuren. Talrijke ar- beiderswoningen werden vernield. Het Britsche luchtwachten is in den nacht van Woensdag op Donderdag West-Duitsch- land binnengevlogen, waarbij drie der aan- vallende toestellen werden neergeschoten. Door brisant- en brandbommen heeft de bur- gerbevolking eenige verliezen aan dooden en gewonden geleden. Op verscbeidene plaatsen ontstond door brandbommen schade in woon- wijken en aan ziekenhuizen, aldus het D.N.B. Naar de Britsche berichtendienst meldt wordt in het communique over de Duitsche luchtaanvallen gezegd, dat de vijandelijke actie in denzelfden nacht ,,in hoofdzaak" was gericht op het kustgebied. Ook in het Zuid- Oosten van Schotland en in East-Anglia zijn bommen gevailen. De schade was ,,niet groot". Verlejen week kwam ik 's avonds uit m'n akkerland, den krui- wagel zwaar gelajen mee voile bennen nuuwe piepers, jonge peekes, peulekes, slaai, sperges en al- derhanden van zulk gerei veur m'nen groentenwagel van anderendaags, als daar gunder, veur de ,,Gouwen Koei", iets wits schemerde teu- gen de vallende duistemis. *t Was veul werm gewist dieen dag en den avond was bladstil. Lijk 'nen vurigen bol, smeulde de zon weg achter 'n wolkenbank boven den donkeren boschkam; heel hoog, recht boven m'n hoofd, stond eenzaam 'n bleek sterreke in den kwijnenden avondhemel. 'Nen durper, de armen gevouwen over z'n vest, 'n uite pijp bungelend langs z'n kin, zat in zijnen raamdurpel den vergaanden dag na te staren. Wijerop hong Frijters over z'n hekske, te klasjeneeren mee den wagelmaker, die mee 'n opgerolde krant Frijters op den schouwer tikte, telkens als ie zijnen buur teugensprak, ik docht in 'n strategisch debat over den oorlog. Wantehwie is van- daag gin strateegMaar Frijters liet z'n eigen nie overtuigen, tenminste, de krant versleet ziender oogen! Mddr, ook dAt, wie ldat z'n eigen vandaag overtuigen Iedereen bezit ommers 'n steuvig argument teugen alles wat ie nie g&ren hoort, ziet of leest. Ditte n.l.: ,,da's gelogen!" Zoo den- kende, stillekes lachende, stak ik m'n pyp aan. Nam dan de burries van den zwaren kruiwagel weer op en 't wiel piepte deur den stillen avond. Toen wierd er gefloten. Daarachter 'nen roep: ,,Drd!" 't Kwam vandaan de ,,Koei' Dn Fielp! Hij was 't, die in z'n eentje daar veur zat, aan 'n pinteke bruin. Ik koerste m'n gerij in z(jn richting en dan riep ie plazierig: ,,'k oorde, haan 't gepiep van 't wiel, da gij 't was! Ked! riep ie naar binnen: „breng 'n kruik veur den Dre Ik en m'n kruik waren gelijk present. ,,Hah, den Fielp. Werm, ee?" ,,"Nen schoonen havond, Dre! Eerlrjk wirke!" Kee gong efkes bijzitten. Moei lee ze 'r handen op den kolossalen buik, keek in 't ge- boomt en zee ontevrejen: „gin blaaike bi- weegt." ,,Santjes"', zee den Fielp. Ik klonk ook, koel klokte den gerste deur onzen nek. ,,'Nen mensch zou dorst krijgen, as ie juilie ziet tutteren, zee Kee". Toen stond ze op, gong naar den kelder, kwam mee 'n kruik en 'n glas verom. „Over honderd jaar is alles voorbij", zoo trooste Kee 'r eigen, zee: „proost, juilie!" *k zag, ondanks den duis- ter al, den gerste langs heur drie nekken gol ven. Dan veegde zij 'n paar schuimkralekes van 'ren ,,snor", schonk 't glas nog 'ns vol en gong daar toen, weer mee de handen op den buik, gezellig naar zitten turen. ,,Druk gewist vandaag, Kee?" vroeg ik. „In de zaak, bedoelde?" Ik knikte. „Mneu", knorde ze. ,,Nou de soldaten hier weer weg zjjn, gin zout in den pap!" Wij zwegen. Daar kwam den Eeker langs mee schup en schoefel over den schouwer; hij kwam uit den pastoriehof. ,,Navond samen' zee-t-ie, zonder te kijken. Maar dan zag ie mijnen kruiwagel staan. Keek op. Glim- lachte, zee dan: ,,navond baas": „Gin dorst, Eeker?" Hij bleef staan. Verlegen als altij. „Kwee. neee, horre. Van de meid lekkeren limenade g*hadZal 'k den kruiwagel maar mee nemen Ik knikte: ,,zeg maar da 'k dalijk kom. En den pap geren koud, vanavond. Zeg dat ef kes". Hjj knipte 'n oogske: ,,'k zal de pan in 't water zetten!" ,,Goei manneke", bromde den Fielp. „Braaf jonk," zee Kee. Steeds wijer en zachter piepte 't kruiwagel wiel weg. Dan stak 'n nachtwindeke op. Roosch lispe- lend deur 't geboomt. Wijd vooruit, midden in de dreef, hong den maansikkel te glanzen. 'Nen slag van den kerketoren gongde deur den avond, die gewijd was van de stilte. ,,Gin zout meer in den pap", zee Kee ineens. ,,Ja, 't is stillekes", beaamde den Fielp. Den wagelmaker stak den weg over, mee z'n „versleten" krant. Hij sloeg er mee teu gen 'nen boom, teugen 'n heg. Kwam bij ons langs, sloeg op den Fielp z'nen kalen knikker en zee „navond". Dan zee den Fielp: ,,'n feestje kost gin kwaad". Hij gong naar den grond zitten turen, de ellebogen op z'n knieen. Maar watte ,,Ik weet iets", sprak Kee toen onverschil lig- Wij keken heur nie aan, want ge kost mal- kaar toch amper meer zien. Dan zee den Fielp: „gy wit hiets ,,Nolleke Gommers!" Toen lichtte den Fielp zijnen kop op: ,,No... No... Nolleke Ja, wa kost er nou mee Nolleke aan de hand zijn? Kind noch kraai, vrijgezel, niks omhanden ,,Hij wordt zestig jaar, binnenkort," zee Kee bescheien. Den Fielp keek mijnen kant 'ns uit. Dronk dan z'nen pint leeg, stond op, zeggende: ,,'t wordt kinderbedtijd, menschen". ,Ja, den pap zal nou wel koud zijn, sloppel", zoo gong ik mijnen weg. Kee zweeg. En als ik onderweuge was, dan'nen bominslag? 'k Bleef verschrikt staan. Keek omhoog, toen naar de Koei oh, Kee had de deur dichtgesalamanderd t Einde der week kantelde 't weer. 'n Zwaar onweer over heel Brabant smeet de locht in 't weergaren, de dagen wierden kil. En Zondag, gin weer veur de schietbaan, kro- pen we gezellig bij malkaar, in de ,,Koei", veur 'n potje prop. Kee was effenal, als ze ons bestellingske brocht. ,,Pest in, Keeke vroeg den Blaauwe vriendelijk. „Interesseert oe da?" vroeg Kee bits. „Gin bal", antwoordde den Blaauwe harte- lijk. Kee gong verom naar den toog, smeet heur zwart-ijzeren presenteerblaaike rinkelend op de toonbank. ,,Wa zou ons Kee dwarszitten vroeg den Joost. Oh", zee den Fielp, mee 'n gezicht dat 'r alles van wist: ,,oh... z'is gederangeerd". (Ge wit, ons raadslid mag zoo nou en dan wel 'ns geren deftig overdegrens spreken!) „Gevroeg den Jaan. .Gederangeerd", zee den Fielp weer, kalm en w£6rdig. „Zoowantwoordde den Jaan, die z'n eigen nie wou laten kennen: „zoozoow is 't datte! Lillijk. Daar mot ze 's gaauw i naar laten kijken!" „En waar hee ze da?" vroeg den Jocst toen, die er geren meer van wou weten. ,,Hier", zee den Fielp en hij wees op z'nen bilzak. Toen vroeg den Blaauwe: „in d'r - Pottemonnee, ja", was den Fielp 'm veur! ,,Ochja, gong ie diepzinnig wyer: ,,'t is hook den dood in den pot; kwaje konje'tuur, kwaje konjetuur." ,,Dus", zee den Blaauwe mee 'n nuchter tronie: „as ik 't goed begrijp bakker, dan is Kee gederangeerd deur kwaje konjetuur". „Hin 't olleke van de roos, Blaauwe", prees den Fielp. Seerjeus keek den Blauwe naar Kee, waar- op ze riep: ,,heb ik iets van oe aan, soms?" ,,Da nie" kwekte den Blaauwe sympathiek verom: „maar as ok jou was, Kee, dan liet ik 'ns gaauw naar m'n konjetuur kijken", en den Blaauwe sloeg daarbij op z'nen bilzak. ,,As ge me nog 's beleedigt, dan zal ik 's naar oew vrouw stappen, verstade da?" vroeg Kee. ,,'t Is hier 'n nette zaak, altij ge wist en zoo lank as......." ,,Och loop", riep den Blaauwe: ,,gij en oew konjetuur d'r bij! Stukvergif". Daarmee scheen den goeien naam van de ,,Gouwen Koei" weer hersteld te zijn, want Kee zweeg wijers. Gong in 'nen illustratie zit ten blaren. Ik begreep, hoe dieen bakker mee z'n leftig koeterwaalsch, waarvan je eigens niks be- grept, heel ons propclub uit de rails had laten gaan. Dus ik lichtte de zaak toe, mee deus woorden: ,,'t is om Nolleke Gommers!" Den Fielp knikte. Vol instemming! En zee: ,,ja, nou 'k daar 'ns henkele nachten hover geslapen eb: hallee! We zullen Nol leke zestig jaar laten worden!" „Eerlijk gezegd", bekende den Blaauwe nou: „daarstraks heb ik van heel ons ge- sprek gin letter begrepen. Maar ndu Nou is me alles zoo helder en kl£6r as 'nen mestput!' Toen den Joost aankijkende: ,,jouw ook, Joosje?" ..Ikke, Blaauwe? 'k Heb al tien keeren m'n ooren geknapt. 'k Docht net: 'k zal ze 'ns uit laten spuiten." Toen begost den Fielp de zaak uit te leg gen. „Heerst voelde-n-ik 'r gin biet veur, erkende-n-ie. ,,Maar lankzamerhand, has 'k de zaak 'ns van alle kanten bekeken ad, dan zaten r noch wel 'n paar haarige dingskes haan! Kek 's: Nolleke wordt vandaag of mergen zestig jaar. Nou staan de haffaires zoo: 'n zulveren hof gouwen bruiloft zal ie nie licht vieren, want Nol eeft zelfs nog gin vaste verkeering. 'n Zulveren jubilee bij 'nen baas, ge wit Nol renteniert. Was ie nou nog Burgemeester, Raadslid hof zoo hiets, dan was 'r hook nog wel 'n feest uit den grond te stampen. Maar veur Nolleke his 'r niks, niks en nog 's niks! Toch zat ie in halle feest- commissies steeds, uldigde hieder feestverken arte lijk mee dus 't mot nou hook 's zijn beurt worden!" ,,Mot 't durp versierd worden?" vroeg den Blaauwe, dalijk vol enthousiasme. „Kdn!" zee den Fielp. ,,'n Paar heere- poorten zijn gaauw gemokt!" Toen kwam Nolleke binnen. 'n Blom in z'n knoopsgat, kanariegeele handschoenen aan, den bolhoed schuins-achterover en 't buikske in 'n wit vest, parmantig vooruit. En hij stonk als 'n baribreswinkel. Hij liep naar den toog, gong op z'n teemen staan, om Kee te kunnen- zien en bestelde 'nen ouwen klare, sjuust als 'nen grooten vent. „Breng 'm daar maar", wees ie naar ons tafeltje: ,.naar da gespuis. Ik koom dalijk". E!n liij gong naar den erf achter de Koei. „Kee, wanneer wordt die Haliekriek zes tig?" vroeg den Fielp. ,,Meneer Gommers, Fielp?" vroeg Kee, nou ineens veul vriendelijker. ,,iStik de lamp aan", viel den Blaauwe uit: „Kee d'r konjetuur is ineens beter, geloof ik! Is nie? Keeke?" -Wat hedde gij toch mee m'n konjetuur te schaften?" vroeg Kee: „ik begrijp oe gin- eens!" ,,Lot 'm maar zeeveren, Kee, wanneer wordt dieen kurketrekker zestig?" hield den Fielp aan. ,,Gaan juilie er wa van maken? vroeg ze bar vriendelijk. „Da's te zeggen...,..., da's te zeggen twijfelde den Fielp: „has 'k zekerheid kan krijgen dat- ie z'n heigen veur zoo'n feest wil leenen. Ge wit, hij is zoo bescheien as ,,'Nen borstrok vol vlooien", riep den Blaau we. Maar Kee docht w61, dat meneer Gom mers 't goed zoo. vinden, teemde ze. Ja sinds den Nol vanweuge de inkwartieringen bij Kee veul meer in de zaak kwam, 'k heb oe daarvan verteld, is zij jegens hum veran derd als 'n blad aan den boom. Vrouwen...! Afijn, vlak ons eigen soort ook nie weg. ,,Nou zou 't wel leuk ,,zrjn", as ie er iets van in 't snotje kreeg", vond den Blaauwe: ,,dan hee Kee ook nog 'nen goeie, vandaag! De nostenliefde in de gaten houwen, jongens! Veural as ge 'r eigens ook 'nen borrel aan kunt verdienen, zoo spotte-n-ie. Daar kwam Nolleke verom. Aan ons tafeltje gekomen, groette-n-ie midda-g, heeren". ,,Middag! Heer!" groeten wij verom. Toen gong ie ,,mooi-staan", om z'n eigen 'ns goed te laten zien. Bruinruiten costuum, zwarten bolhoed, hardblaauwen das mee rooie stippels, wit vest, geele handschoenen, in 't knoopsgat 'nen boekee, in den borstzak 'n branietoddeke en op vuurrooie schoenen! En stinkend als 'n damestasch". „Wat bleft ie er toch goed uitzien! vond de Blaauwe. Net 'n verfvlek", zee den Fielp bewonde- rend. Oe houd bende gij nou, Nolleke „Negenendertig", loog ie straf. ,,De moord van Raamsdonk," viel den Jaan uit: ,,daar lee 't feest ndu al op z'n gat!" Fd-5stNolleke spitste z'n ooren dat de bolhoed er van omhoog gong en dan dronk ie 'ns van zijnen ouwen klare. FddstHij keek ons 'ns aan. FddstAllee, op 'n borreltje keek ie nie! ,,Kee! Breng 'n rondje bij dede feestcommissie!" Gong zitten. Hij klonk mee ons ophet" feest! Toen kwam ie mee z'n sigaren. ,,Stikt 'ns op, mannen. Bocht van twintig cent per stuk!" Hij begost mee z'n beentjes te schom- melen. Toen: „nog 'ns vol laten doen, jon- gelui? Kee! Waar zitte toch? Allee, we vergaan van den dorst. Doe vol!" Na den vrjfden vroeg ie: ,,wafferfeest ister- loos, mannen?" En den Blaauwe riep: ,,'t Zestigjarig be staan van ons virtigjarige Nolleke! Lank zal ie leven! In de gloria! ,,Daar doe 'k aan mee!" riep Nol. Amico, ge hoort er meer van. Maar ge ziet: Kee heeft haren zin. De zaak floreert weer! De feestcommissie breidt iederen dag uit, want Nol heeft mee Kee gecontracteerd; alles wat de hddren van de feestcommissie hier gebruiken, is veur zrjn rekening! Maar nou schei 'k er af, want we hebben van den avond nog 'n feestvergadering Veul groeten van Trui, Drd III, den Eeker en als altij gin horke minder van oewen t.h.v. DRE.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 6