Buitenland
Engeland en het lot der
kleine landen.
Feuilleton- vertellingen
a
BONDS VERGADERING N ED ERR.
MIDDEN ST A NDSBOND.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
bijna zeggen, clandestienen vorm niet kunnen
handhaven.
De lichamelijke oefening is op bescheiden
wijze en wel met 3 uren bij het gymnasium
uitgebreid. De noodzakelijkbeid van dezen
maatregel zal wel niemand willen ontkennen.
De rectoren en directeuren kunnen nu aan
den gang gaan om bun nieuwe rooster te
maken, enz. Het is jammer, dat deze rege-
ling door allerlei omstandigbeden wat laat
komt, maar gelukkig is het nog niet te laat.
Wat het leerarencorps betreft, zullen er tal-
rijke nieuwe docenten voor Nederlandscb en
verscbeidene voor Duitsch noodig blijken. Om
de maatregelen inderdaad te kunnen doorvoe-
ren, is daarom bepaald, dat het nieuwe roos
ter met 1 September voor de eerste en de
tweede klasse zal gelden. Had men het voor
den geheelen cursus ingevoerd, dan had men
zeker op een emstig tekort aan leeraren moe-
ten rekenen. De vermindering van het aantal
lesuren bij andere vakken, vooral bij het
Fransch, wordt voor de meeste vastaangestel-
de leeraren opgevangen door de geldende
garantiebepalingen.
<i EDAOHTEN VAN EEN
NBDEKLANDSUHEN VRUWILLIGER
IN DE WAFFEN S.S.
De heer J. A. van der Made was een van
de eerste Nederlandsche kunstenaars, die
dienst nam bij de Waffen S.S. In de kazeme,
waar hij thans verblijft, schreef hij, volgens
de H. Crt., o.m. het volgende:
Het soldatendom is veranderd. Het is niet
meer als vroeger. Het is niet meer een vrij
willige of gedwongen verlating van het gezin,
om het daama zoo snel en zoo veel mogelijk
te vergeten. Het is emstiger geworden en
sterker en jonger. Het stelt zichzelf voor de
opgave om tegelijk soldaat te zijn en lid van
het gezin, want het vergeet niet, wat de
Ftihrer geschreven heeft, dat in het gezin de
kracht van het volk wortelt. De nieuwe tijd
kent een ander soldatendom, dan de oude. Een
soldatendom, dat zichzelf een eer is en geeti
karwei en dat weet, dat de oorlog deel van
het leven is en wil geleefd worden met even-
veel zuiverheid en overgave als al het andere
indien de mensch althans zijn leven zien
wil als het te kneden deeg in zijn handen en
niet eens een dag vryaf. Hij, die elken dag
het offer brengt van hen te missen, dien hij
liefheeft, voldoet meer aan de groote opgave
van dezen strengen en harden tijd, dan hij,
die zijn eenen plicht alleen vervullen kan, in
dien hij zijn anderen verzaakt.
Ik voel hier dagelijks meer, dat er een
nieuwe tijd geboren wordt, waarvan wij den
vorm nog nauwelijks kunnen vermoeden. Het
aangezicht van den tijd is harder en geslo
tener dan dat van den vroegeren en het ver-
toont alle trekken van een menschheid, welke
hard is geslagen en veel geleden heeft om
weer terug te kunnen keeren tot de oude
waarheid, dat de mensch er niet is om gemak
en geluk te zoeken, maar om zijn deel te doen,
zoodat de wereld niet den volgenden dag be-
reikt zonder dat die dag mee door hem ge-
vormd is en in zijn aangezicht ergens mee
door hem is gekneed. Niet het geluk, niet het
succes zijn te zoeken, maar het simpele, na-
melooze meebouwen aan den volgenden dag,
ieder voor zijn nameloos deel in voile over-
gave aan datgene, waartoe hem zijn vermo-
gens gegeven zijn. In dezen tijd, waarin een
nieuwe wereld geboren wordt, is er plaats
voor den moed en het offer en de zuiverheid
van millioenen, die in een minder grooten tijd
hun vermogens nooit zoo ten voile hadden
kunnen inzetten en doen gelden. Zij zouden
het gemakkelijker gehad hebben en misschien
„gelukkiger" zijn geweest in den zin, waar
in de kleinheid van wie voor zichzelf leeft het
geluk verstaat maar hun deel zou kleiner
zijn geweest dan het onze en hun geluk zou
nooit opwegen tegen den zegen van te dienen
wat meer is dan het eigen ik. Het kan zijn
het is zeker dat ook deze nieuwe tijd
eens oud wordt zooals de vorige, maar de zui
verheid en het offer van wie een grooten tijd
vormen, gaat nooit teniet: zij zijn de waarde
van elk nieuwe en het blijvende van elk oude
Indien wij meenden, dat alleen onze gedachten
de menschheid zalig konden maken, waren wij
utopisten.
Het gaat er niet om, een stelsel eens en
voorgoed te doen zegevieren, en te sterven in
de waan, de menschheid de zaligheid te heb
ben gegeven, het gaat er alleen om, de
menschheid dat gene te geven, waamaar zij
hunkert en dat beter is als het voorgaande
het gaat er alleen om haar weer een stap
vooruit te helpen, haar weer een stap nader
bij God te brengen, want het is ons eenmaal
in het hart gelegd naar God te streven, al
weten wij, dat wij nooit bereiken.
Zich daarvoor in te zetten met alles wat te
bieden is, dat kan alleen het doel van het
leven zijn. Zich inzetten beteekent gevaar
loopen en daarom leeft alleen hij ten voile,
die gevaar loopt. In den hoogsten en vol-
strekten zin doet dat altijd de soldaat. Nie
mand kan waarlijk den nieuwen tijd begrijpen
en beoordeelen, die niet geleerd heeft, wat
het is om nameloos soldaat te zijn en onge-
weten voor ieder, behalve de meest naasten,
ergens mee te strijden voor den nieuwen tijd.
Misschien eens aan het front te komen en
daar nameloos mee te strijden en als het moet
te sterven met al het leed om wat achterblijft
en al den vrede van het besef, zijn deel te heb
ben gedaan. Daarom zijn wij hier. Mijn vriend
Anssens zei tegen mij: ,,Het gaat niet om
verbetering of om er zelf bij te winnen. De
verbetering en de winst zouden nooit groot
genoeg zijn om op te wegen tegen het missen
van vrouw en kind of tegen de mogelijkheid
van ergens ver te vallen. Het is, omdat het
moet". Velen in Nederland, die meenen, dat
wij alleen door groote beloften en groote toe-
komstmogelijkheden hierheen worden geleid,
zouden goed doen, zich dat te bedenken en te
beseffen, dat het hier geen propaganda be
treft, maar de woorden van een eenvoudigen
met name genoemden man. Zij zullen ons
dan wellicht althans .zooveel recht doen, dat
zij toegeven, dat wij hier niet onszelf dienen,
maar iets, dat grooter is dan wij en dat dit
grootere toch niet met een schouderophalen
kan worden afgedaan, als het andere men-
scken tot zulke daden brengt. Het is makke-
lijk, critiek uit te oefenen op den nieuwen
tijd, welke nog in de windselen ligt, maar de
waarde van een ideaal is nog steeds te toet-
sen aan het aantal dergenen, die er voor wil
len strijden en sterven en niet aan het aantal
dergenen, die er uit de verte op smalen. Er
zijn er hier, talloozen, die er inaatschappelijk
hard op achteruit zijn gegaan en die geen
aanzienlijke verbetering in hun bestaan kun
nen verwachten bij hun terugkeer. En die-
genen zijn altijd belangrijker dan de onge-
richten, wien geen enkel doel voor oogen
staat.
den bondsvoorzitter, die zooveel arbeid niet
heeft afgewezen en overhandigde den heer De
Groot de gouden draagimedaille van de
U.H.V.
In zijn openingsrede memoreerde de bonds
voorzitter, dat de middenstandsorganisaties,
ook plaatselijk, na den 15den Mei onmiddel-
lijk de hand aan den ploeg hebben geslagen.
Vervolgens besprak de voorzitter de tot
stand gekomen eoncentratie in de Nederland
sche Middenstands Oentrale. De stichting
van de Nederlandsche Middenstands Centrale
blijkt goed te zijn geweest en werd door vak-
organisaties als voorbeeld genomen.
Voorts deed spr. o.m. nog een beroep op de
middenstanders in eenheid medewerking te
verleenen en niet ter zijde te blijven staan.
De bondssecretaris, de heer D. Swagerman,
deed mededeelingen over de werkzaamheden
van den bond over het eerste half jaar 1941,
waarin o.a. werden aangevoerd de prijszet-
ting en prijsbeheersching, de winkelsluiting en
het spaarzegelstelsel.
Het financieel verslag en de begrooting 1941
werden goedgekeurd.
In de middagvergadering werden de voor-
stellen van het hoofdbestuur inzake hand-
having der contributie op het bestaande peil
aangenomen, evenals dat, inzake propaganda-
campagne tot ledenwerving.
Het voorstel-Oosterbeek, beoogende tegen
den verkoop van apparaten en leidingen voor
gas en electriciteit door overfaeidsbedrijven
opnieuw te ageeren, gaf aanleiding tot aan-
neming van het praeadvies van het hoofdbe
stuur, waarin wordt gezegd, dat de bondslei-
ding in deze diligent blijft. Naar een oplos-
sing zal worden gestreefd.
De bondssecretaris, de heer Swagerman,
hield verder een beknopte inleiding over het
onderwerp: „De voorbereiding van de komen-
de organisatie van het bedrijfsleven". Spr.
gaf een overzicht van de indeeling van het
bedrijfsleven in zes hoofdgroepen, van de taak
en alle bevoegdheden der nieuwe organen, aan
de hand van de verordening en de uitvoerings-
besluiten met betrekking tot de organisatie
van het bedrijfsleven.
De hoofdgroep ,,handel" zal in vier groepen
worden ingedeeld, n.l. „groothandel", „detail-
handel", „markt- en straathandel" en „tus-
schenperson en'
Dr. W. L. Groeneveld Meijer, administrateur
van het departement van handel, nijverheid en
scheepvaart, chef van de afdeeling midden-
stand van dat departement, sprak vervolgens
de vergadering toe en brak een lans voor het
middenstandsmuseum, hetwelk het economi-
sche instituut van den middenstand reeds
eenige jaren aan het inrichten is.
Na een uitvoerige rondvraag volgde slui-
ting.
OPVOEDERSGILDE N.S.B.
Propaganda-bijeenkomston.
Te Amsterdam en te Groningen hebben de
plaatselijke afdeelingen van het Opvoeders-
gilde Zaterdagmiddag bijeenkomsten gehou-
den. Te Amsterdam sprak de heer P. J.
Kouwe, leeraar aan de ambachtsschool te
Coevorden, over ,,het ambaehtsschoolonder-
wijs in modeme banen". Spr. concludeerde,
dat van opvoering in positieven zin, zoowel
de vorming van den werker volgens den nieu
wen tijd beteekent als het doen bewust wor-
deh van eigen typischen volksaard en dat niet
met het doel in zichzelf, doch gericht op het
feit, dat wij als dietsch volk een plaats in-
nemen in het groote geheel der noordras-ge-
meenschap en derhalve de taak hebben een
orgaan te worden in het groeiende germaan-
sche organism e, in de wordende Europeesche
samenleving. Het Opvoedersgilde doet een
beroep op den Nederlandschen onderwijzer en
lee^gar. zich voor de revolutie van den geest
niet af te sluiten door een overtuiging, die
niet meer in dezen tijd past, en moedig het
gewetens- en zielsconflict, dat met de geboor-
te van een nieuwe overtuiging gepaard gaat,
te doorleven.
Te Groningen sprak in plaats van dr. Ft.
van Genechten, die verhinderd was, de heer
W. Terpstra, inspecteur van het lager onder
wijs te Utrecht en hoofd van de afd. lager
onderwijs van het Opvoedersgilde, over „De
onderwijzer in den nieuwen tijd". Spr. behan-
delde de vooraanstaande positie, welke het
kind gedurende de laatste tientallen jaren
heeft ingenomen, waardoor het wel eens tot
een overschatting van zichzelf kwam, zonder
dat het besefte, dat het zijn energie aan zijn
voorouders te danken had. De gevaren, welke
hieruit voor de gemeenschap voortvloeien,
lichtte spr. uitvoerig toe. Daarna behandelde
hij uitvoerig de positie van het onderwijs in
Nederland en de taak van den onderwijzer
volgens de gezichtspunten van het Opvoeders
gilde.
iiH
Dinsdag hield de K.N.M.B. een druk be-
zochte algemeene jaarvergadering te Utrecht.
De bondsvoorzitter, de heer L. de Groot ving
aan met herdenking van hen, die in dienst van
het vaderland zijn gevailen.
De heer Jos. ten (Berg, voorzitter van de
Utreehtsche handelsvereeniging, heette de
vergadering welkom in Utrecht en huldigde
Men schrijft van bevoegde zijde:
De Times, het blad van de Engelsche regee-
ring, bespreekt in een hoofdartikel van Zater-
dag j.l. de les, die de huidige" oorlog heeft
geleerd, betreffende de reorganisatie van de
wereld na het einde van den oorlog. Daarbij
gaat de Times natuurlijk uit van de veronder-
stelling dat Duitschland den oorlog zal ver-
liezen.
De Times schrijft,,Iedere politieke onaf-
hankelijkheid in de traditioneele beteekenis
zal voor de afzonderlijke staten niet meer
mogelijk zijn. Men moet zelfs toegeven, dat
het kortzichtig is aan te nemen, dat Hitler
slechts gedreven wordt door een grenzelooze
persoonlijkheid of nationale eerzucht.
De toenemende afhankelijkheid der volken
van elkander vormt een niet te veronacht-
zamen feit en dit feit zal zelfs door de neder-
laag van Hitler of Duitschland niet gewijzigd
worden. Integendeel, men moet constatee-
ren, dat de indeeling van Europa in zelfstan-
dige en geisoleerde eenheden niet meer kan
functionneeren. De zelfstandigheid der afzon
derlijke staten heeft slechts zoolang effectief
kunnen zijn als het hun mogelijk was zich neu-
traal te houden. Door den modernen totalen
oorlog bestaat deze mogelijkheid niet meer.
Reeds in den vorigen oorlog heeft men een
voorproefje gekregen van een zoodanige uit-
breiding van den oorlog. Practisch zijn thans
de kleine staten verdwenen. De neutraliteit,
zooals die door de kleine neutrale staten in
1914 werd gehandhaafd, kan, aldus de Times,
niet langer bestaan. Deze staten hebben nog
slechts de keuze tusschen verovering en af
hankelijkheid. Volkomen onverschillig wat de
toekomst zal brengen, vrijheid en orde kun
nen slechts naar de mate van de werkelijke
jpacht veilig worden gesteld.
,Deze les uit den huidigen oorlog, zoo
schrijft de Times, zal eveneens op oecono-
misch gebied geldigheid hebben. Er bestaat
namelijk gevaar, dat zelfs na de nederlaag
van Duitschland Europa zal terugvallen in de
vroegere anarchie".
Uit deze zinnen blijkt helder en duidelijk,
dat Engeland het voomemen heeft om van
Europa ingeval van een Engelsche overwin-
ning een van Engeland zoowel oeconomisch
als politick afhankelijk koloniaal land te ma
ken. In tegenstelling tot de door den Fiihrer
steeds weer naar voren gebrachte nieuwe or-
dening van Europa, binnen welke alle kleine
landen hun onafhankelijkheid zullen bchou-
den en als rechtsgelijke deelgenooten in het
nieuwe Europa zullen medewerken aan de
ontwikkeling van dit nieuwe Europa en van
hun eigen landen.
Wanneer men in aansluiting hierop kennis
neemt van een via New-York ontvangen be
richt van United Press uit Batavia, volgens
hetwelk de verplaatsing van den zetel, der
Nederlandsche emigrantenregeenng van Lon-
den naar Washington ermede gemotiveerd
wordt, dat Washington thans het middelpunt
der wereldpolitiek vormt en nog meer zal
worden, kan men zich voorstellen, dat niet
alleen op politiek gebied maar vooral ook in
oeconomisch opzicht Europa letterlijk moet
worden gemaakt tot slaaf en loonkoelie van
de Angelsaksische landen. Nogmaals, volko
men in tegenstelling met de bedoelingen van
Adolf Hitler ten aanzien van de nieuwe orde
in Europa.
Tenslotte moet dan nog de aandacht geves-
tigd worden op de passage in hetzelfde hoofd
artikel van de Times, waarin gezegd wordt,
dat men in Engeland van meening is, dat men
in den grootsten omvang de iSovjetunie en
haar belangen wil betrekken bij de reorgani
satie van Europa, dan kan men zich wellicht
een voorstelling er van maken, wat er van
Europa zou worden, wanneer het gegrepen
zou worden in de tang van het zich voor de
toekomst afteekenende Amerikaansch-Angel-
saksische imperium en het bolsjewisme.
De Times legt er ten aanzien van de Sov-
jetunie in het bijzonder den nadruk op, dat
de fout van 1919, uitsluiting van de Sowjet-
unie uit de Europeesche reorganisatie in geen
geval zal worden herhaald. Met de verwij
zing naar dit voor Europa waarlijk vreeselijke
perspectief besluit de Times zijn ophelderend
hoofdartikel.
Ulvenhout.
Amico,
ERNSTIGE BESOHULDIGINGEN TEGEN
MOSKOU.
Het Finsche ministerie van buitenlandsche
zaken heeft aan de binnen- en buiitenlandsche
pers een samenvattende inhoudsopgave ter
hand gesteld van het blauw-witboek over de
ontwikkeling van de betrekkingen tusschen
Finland en de Sovjet-unie sedert den vrede
van Maart in het vorige jaar. Dit overzicht
zet uiteen, hoe de sovjet-unie poogde haar in-
vloed in Finland te vergrooten. Zoo eischte
ze o.a. recht van doortocht te land naar Han-
go, demilitarisatie van de Aalandseilanden,
recht tot exploitatie van de nikkelmijnen van
Petsamo, onbelemmerde propagandistische
activiteit voor de communsiten, grenswijzigin
gen, enz.
De sovjettroepen rukten de afgestane ge
bieden in veel sneller tempo dan overeenge-
komen was, binnen, waardoor de toegezegde
ontruiming van het gebied werd bemoeilijkt,
zoodat de emigranten buitengewone verliezen
leden. Een voorstel van Finland om aan de
bevolking van de afgestane gebieden het recht
van keuze toe te kennen wees de sovjetunie
van de hand. Het tweede hoofdstuk zet uit
een, hoe de vrede Finland van het overschot
zijner grensbescherming beroofde en de sov-
jetregeering er reeds in het voorjaar van 1940
op uit was, door onjuiste uitleg van de vredes-
voorwaarden Finland nieuwe concessies af te
persen. Zoo moest het 75 locomotieven, 120
personen- en 868 goederenwagens benevens
de bijbehoorende reservedeelen uitleveren,
voorts het n^eubilair der stations met tele
foon- en telegraaftoestellen, de inrichting van
het Saimaa-kanaal e.a. Bovendien eischte de
sowjetregeering een schadevergoeding ten be-
drage van 1.8 milliard Finsche marken voor
vernield materiaal. Bij de inrichting van het
Sovjetconsulaat te Petsamo eischte Moskou
een overgroot ambtsgebied hiervoor en ruime
bewegingsvrijfaeid in dit uitgestrekte gebied
Andere hoofdstukken van het Blauw-wit
boek behandelen gevailen van sowjet-inmen-
ging in de Finsche rechtspraak en misbruik
van Finlands benarde positie ter verkrijging
van privileges, waarbij vooral de eischen
nopens concessierechten te Petsamo zonder
eenigerlei scrupules werden ingediend. Eind
1940 ontdekte Molotow, dat de sovjetunie
niet slechts belang had bij het nikkelerts
maar ook bij het gebied zelf, waar de nikkel
mijnen liggen en bij verwijdering van Engel
sche concessiebezitters. De maandenlamge
onderhandelingen in gespannen atmosfeer
werden ten slotte door Moskou afgebroken,
ondanks de grootste tegemoetkoming van
Finland. Daarenboven begon de Sovjet-regee-
ring in Januari j.l. een handelsoorlog tegen
Finland, aangez-ien de uitvoer van Finland
naar de Sovjetunie te gering zou zijn geweest.
In het zesde hoofdstuk worden de talrijke
grensschendingen door sovjettroepen behan-
deld. Het laatste hoofdstuk schetst de sovjet-
aanvallen op Finsch gebied, die terstond na
t uitbreken van den oorlog tusschen Duitsch
land en de sovjetunie begonnen.
De documenten, die aan het blauw-witboek
zijn toegevoegd, geven een scherp inzicht in
de discussies tusschen den Finschen gezant
en Molotow over plannen omtrent een Noor-
delijk defensief verbond. In dit verband be-
weerde Molotow, dat er in Zweden stroomin-
gen zijn, die deelneming aan den oorlog tegen
de sovjetunie bepleitten en dat tusschen Zwe
den en Finland de ,,ondermijning van Fin-
lands buitenlandsche politiek" te Stockholm
was voorbereid. Uit de documenten blijkt ook
dat het de sovjetunie misnoegde, dat Fin
land in de nikkelkwestie van Petsamo ook
met Duitschland onderhandelde. Molotow
poogde bij deze onderhandelingen met alle
middelen pressie op Finland te oefenen en
het standpunt der andere betrokkenen ten
nadeele van Finland uit te leggen.
DE LEOHTSTRIJD IN HET VVESTEN.
Bij pogingen van Britsche vliegtuigen om
het bezette gebied aan het Kanaal te naderen
zijn Woensdagmiddag 17 Britsche vliegtui
gen neergeschoten. De gevechten waren bij het
verzenden van het D.-N.B. bericht nog niet
geeindigd.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
heeft een Duitsch vliegtuig voor de Engel
sche Oostkust een Britsch gevechtsvliegtuig
van het Handley Page-type neergeschoten.
De stad Rijssel is volgens berichten in de
Parijsche pers tweemaal achter elkaar door
Engelsche vliegtuigen gebombardeerd. Vol
gens de eerste berichten zijn 19 dooden en
ruim 60 gewonden te betreuren. Talrijke ar-
beiderswoningen werden vernield.
Het Britsche luchtwachten is in den nacht
van Woensdag op Donderdag West-Duitsch-
land binnengevlogen, waarbij drie der aan-
vallende toestellen werden neergeschoten.
Door brisant- en brandbommen heeft de bur-
gerbevolking eenige verliezen aan dooden en
gewonden geleden. Op verscbeidene plaatsen
ontstond door brandbommen schade in woon-
wijken en aan ziekenhuizen, aldus het D.N.B.
Naar de Britsche berichtendienst meldt
wordt in het communique over de Duitsche
luchtaanvallen gezegd, dat de vijandelijke
actie in denzelfden nacht ,,in hoofdzaak" was
gericht op het kustgebied. Ook in het Zuid-
Oosten van Schotland en in East-Anglia zijn
bommen gevailen. De schade was ,,niet groot".
Verlejen week kwam
ik 's avonds uit m'n
akkerland, den krui-
wagel zwaar gelajen
mee voile bennen
nuuwe piepers, jonge
peekes, peulekes,
slaai, sperges en al-
derhanden van zulk
gerei veur m'nen
groentenwagel van
anderendaags, als
daar gunder, veur de
,,Gouwen Koei", iets
wits schemerde teu-
gen de vallende duistemis.
*t Was veul werm gewist dieen dag en den
avond was bladstil. Lijk 'nen vurigen bol,
smeulde de zon weg achter 'n wolkenbank
boven den donkeren boschkam; heel hoog,
recht boven m'n hoofd, stond eenzaam 'n
bleek sterreke in den kwijnenden avondhemel.
'Nen durper, de armen gevouwen over z'n
vest, 'n uite pijp bungelend langs z'n kin, zat
in zijnen raamdurpel den vergaanden dag na
te staren. Wijerop hong Frijters over z'n
hekske, te klasjeneeren mee den wagelmaker,
die mee 'n opgerolde krant Frijters op den
schouwer tikte, telkens als ie zijnen buur
teugensprak, ik docht in 'n strategisch debat
over den oorlog. Wantehwie is van-
daag gin strateegMaar Frijters liet z'n
eigen nie overtuigen, tenminste, de krant
versleet ziender oogen! Mddr, ook dAt,
wie ldat z'n eigen vandaag overtuigen
Iedereen bezit ommers 'n steuvig argument
teugen alles wat ie nie g&ren hoort, ziet of
leest. Ditte n.l.: ,,da's gelogen!" Zoo den-
kende, stillekes lachende, stak ik m'n pyp
aan. Nam dan de burries van den zwaren
kruiwagel weer op en 't wiel piepte deur den
stillen avond.
Toen wierd er gefloten. Daarachter 'nen
roep: ,,Drd!" 't Kwam vandaan de ,,Koei'
Dn Fielp! Hij was 't, die in z'n eentje daar
veur zat, aan 'n pinteke bruin.
Ik koerste m'n gerij in z(jn richting en dan
riep ie plazierig: ,,'k oorde, haan 't gepiep
van 't wiel, da gij 't was! Ked! riep ie
naar binnen: „breng 'n kruik veur den Dre
Ik en m'n kruik waren gelijk present.
,,Hah, den Fielp. Werm, ee?"
,,"Nen schoonen havond, Dre! Eerlrjk
wirke!"
Kee gong efkes bijzitten. Moei lee ze 'r
handen op den kolossalen buik, keek in 't ge-
boomt en zee ontevrejen: „gin blaaike bi-
weegt."
,,Santjes"', zee den Fielp.
Ik klonk ook, koel klokte den gerste deur
onzen nek.
,,'Nen mensch zou dorst krijgen, as ie juilie
ziet tutteren, zee Kee". Toen stond ze op,
gong naar den kelder, kwam mee 'n kruik en
'n glas verom. „Over honderd jaar is alles
voorbij", zoo trooste Kee 'r eigen, zee:
„proost, juilie!" *k zag, ondanks den duis-
ter al, den gerste langs heur drie nekken gol
ven. Dan veegde zij 'n paar schuimkralekes
van 'ren ,,snor", schonk 't glas nog 'ns vol
en gong daar toen, weer mee de handen op
den buik, gezellig naar zitten turen.
,,Druk gewist vandaag, Kee?" vroeg ik.
„In de zaak, bedoelde?"
Ik knikte. „Mneu", knorde ze. ,,Nou de
soldaten hier weer weg zjjn, gin zout in
den pap!"
Wij zwegen. Daar kwam den Eeker langs
mee schup en schoefel over den schouwer; hij
kwam uit den pastoriehof. ,,Navond samen'
zee-t-ie, zonder te kijken. Maar dan zag ie
mijnen kruiwagel staan. Keek op. Glim-
lachte, zee dan: ,,navond baas":
„Gin dorst, Eeker?"
Hij bleef staan. Verlegen als altij. „Kwee.
neee, horre. Van de meid lekkeren limenade
g*hadZal 'k den kruiwagel maar mee
nemen
Ik knikte: ,,zeg maar da 'k dalijk kom. En
den pap geren koud, vanavond. Zeg dat ef
kes". Hjj knipte 'n oogske: ,,'k zal de pan
in 't water zetten!"
,,Goei manneke", bromde den Fielp.
„Braaf jonk," zee Kee.
Steeds wijer en zachter piepte 't kruiwagel
wiel weg.
Dan stak 'n nachtwindeke op. Roosch lispe-
lend deur 't geboomt. Wijd vooruit, midden
in de dreef, hong den maansikkel te glanzen.
'Nen slag van den kerketoren gongde deur
den avond, die gewijd was van de stilte.
,,Gin zout meer in den pap", zee Kee ineens.
,,Ja, 't is stillekes", beaamde den Fielp.
Den wagelmaker stak den weg over, mee
z'n „versleten" krant. Hij sloeg er mee teu
gen 'nen boom, teugen 'n heg. Kwam bij
ons langs, sloeg op den Fielp z'nen kalen
knikker en zee „navond".
Dan zee den Fielp: ,,'n feestje kost gin
kwaad". Hij gong naar den grond zitten
turen, de ellebogen op z'n knieen. Maar
watte
,,Ik weet iets", sprak Kee toen onverschil
lig-
Wij keken heur nie aan, want ge kost mal-
kaar toch amper meer zien. Dan zee den
Fielp: „gy wit hiets
,,Nolleke Gommers!"
Toen lichtte den Fielp zijnen kop op: ,,No...
No... Nolleke
Ja, wa kost er nou mee Nolleke aan de
hand zijn? Kind noch kraai, vrijgezel, niks
omhanden
,,Hij wordt zestig jaar, binnenkort," zee
Kee bescheien.
Den Fielp keek mijnen kant 'ns uit. Dronk
dan z'nen pint leeg, stond op, zeggende: ,,'t
wordt kinderbedtijd, menschen".
,Ja, den pap zal nou wel koud zijn, sloppel",
zoo gong ik mijnen weg.
Kee zweeg. En als ik onderweuge was,
dan'nen bominslag? 'k Bleef verschrikt
staan. Keek omhoog, toen naar de Koei
oh, Kee had de deur dichtgesalamanderd
t Einde der week kantelde 't weer. 'n
Zwaar onweer over heel Brabant smeet de
locht in 't weergaren, de dagen wierden kil.
En Zondag, gin weer veur de schietbaan, kro-
pen we gezellig bij malkaar, in de ,,Koei",
veur 'n potje prop. Kee was effenal, als ze
ons bestellingske brocht.
,,Pest in, Keeke vroeg den Blaauwe
vriendelijk.
„Interesseert oe da?" vroeg Kee bits.
„Gin bal", antwoordde den Blaauwe harte-
lijk.
Kee gong verom naar den toog, smeet heur
zwart-ijzeren presenteerblaaike rinkelend op
de toonbank.
,,Wa zou ons Kee dwarszitten vroeg
den Joost.
Oh", zee den Fielp, mee 'n gezicht dat 'r
alles van wist: ,,oh... z'is gederangeerd". (Ge
wit, ons raadslid mag zoo nou en dan wel 'ns
geren deftig overdegrens spreken!)
„Gevroeg den Jaan.
.Gederangeerd", zee den Fielp weer, kalm
en w£6rdig.
„Zoowantwoordde den Jaan, die z'n
eigen nie wou laten kennen: „zoozoow
is 't datte! Lillijk. Daar mot ze 's gaauw
i naar laten kijken!"
„En waar hee ze da?" vroeg den Jocst
toen, die er geren meer van wou weten.
,,Hier", zee den Fielp en hij wees op z'nen
bilzak.
Toen vroeg den Blaauwe: „in d'r
- Pottemonnee, ja", was den Fielp 'm veur!
,,Ochja, gong ie diepzinnig wyer: ,,'t is
hook den dood in den pot; kwaje konje'tuur,
kwaje konjetuur."
,,Dus", zee den Blaauwe mee 'n nuchter
tronie: „as ik 't goed begrijp bakker, dan is
Kee gederangeerd deur kwaje konjetuur".
„Hin 't olleke van de roos, Blaauwe", prees
den Fielp.
Seerjeus keek den Blauwe naar Kee, waar-
op ze riep: ,,heb ik iets van oe aan, soms?"
,,Da nie" kwekte den Blaauwe sympathiek
verom: „maar as ok jou was, Kee, dan liet ik
'ns gaauw naar m'n konjetuur kijken", en den
Blaauwe sloeg daarbij op z'nen bilzak.
,,As ge me nog 's beleedigt, dan zal ik 's
naar oew vrouw stappen, verstade da?"
vroeg Kee. ,,'t Is hier 'n nette zaak, altij ge
wist en zoo lank as......."
,,Och loop", riep den Blaauwe: ,,gij en oew
konjetuur d'r bij! Stukvergif".
Daarmee scheen den goeien naam van de
,,Gouwen Koei" weer hersteld te zijn, want
Kee zweeg wijers. Gong in 'nen illustratie zit
ten blaren.
Ik begreep, hoe dieen bakker mee z'n leftig
koeterwaalsch, waarvan je eigens niks be-
grept, heel ons propclub uit de rails had laten
gaan. Dus ik lichtte de zaak toe, mee deus
woorden: ,,'t is om Nolleke Gommers!"
Den Fielp knikte. Vol instemming! En
zee: ,,ja, nou 'k daar 'ns henkele nachten
hover geslapen eb: hallee! We zullen Nol
leke zestig jaar laten worden!"
„Eerlijk gezegd", bekende den Blaauwe
nou: „daarstraks heb ik van heel ons ge-
sprek gin letter begrepen. Maar ndu
Nou is me alles zoo helder en kl£6r as 'nen
mestput!' Toen den Joost aankijkende:
,,jouw ook, Joosje?"
..Ikke, Blaauwe? 'k Heb al tien keeren
m'n ooren geknapt. 'k Docht net: 'k zal ze
'ns uit laten spuiten."
Toen begost den Fielp de zaak uit te leg
gen. „Heerst voelde-n-ik 'r gin biet veur,
erkende-n-ie. ,,Maar lankzamerhand, has 'k
de zaak 'ns van alle kanten bekeken ad, dan
zaten r noch wel 'n paar haarige dingskes
haan! Kek 's: Nolleke wordt vandaag of
mergen zestig jaar. Nou staan de haffaires
zoo: 'n zulveren hof gouwen bruiloft zal ie
nie licht vieren, want Nol eeft zelfs nog gin
vaste verkeering. 'n Zulveren jubilee bij 'nen
baas, ge wit Nol renteniert. Was ie nou
nog Burgemeester, Raadslid hof zoo hiets, dan
was 'r hook nog wel 'n feest uit den grond te
stampen. Maar veur Nolleke his 'r niks, niks
en nog 's niks! Toch zat ie in halle feest-
commissies steeds, uldigde hieder feestverken
arte lijk mee dus 't mot nou hook 's zijn
beurt worden!"
,,Mot 't durp versierd worden?" vroeg
den Blaauwe, dalijk vol enthousiasme.
„Kdn!" zee den Fielp. ,,'n Paar heere-
poorten zijn gaauw gemokt!"
Toen kwam Nolleke binnen. 'n Blom in z'n
knoopsgat, kanariegeele handschoenen aan,
den bolhoed schuins-achterover en 't buikske
in 'n wit vest, parmantig vooruit. En hij
stonk als 'n baribreswinkel. Hij liep naar den
toog, gong op z'n teemen staan, om Kee te
kunnen- zien en bestelde 'nen ouwen klare,
sjuust als 'nen grooten vent. „Breng 'm daar
maar", wees ie naar ons tafeltje: ,.naar da
gespuis. Ik koom dalijk". E!n liij gong naar
den erf achter de Koei.
„Kee, wanneer wordt die Haliekriek zes
tig?" vroeg den Fielp.
,,Meneer Gommers, Fielp?" vroeg Kee,
nou ineens veul vriendelijker.
,,iStik de lamp aan", viel den Blaauwe uit:
„Kee d'r konjetuur is ineens beter, geloof ik!
Is nie? Keeke?"
-Wat hedde gij toch mee m'n konjetuur te
schaften?" vroeg Kee: „ik begrijp oe gin-
eens!"
,,Lot 'm maar zeeveren, Kee, wanneer
wordt dieen kurketrekker zestig?" hield
den Fielp aan.
,,Gaan juilie er wa van maken? vroeg
ze bar vriendelijk.
„Da's te zeggen...,..., da's te zeggen
twijfelde den Fielp: „has 'k zekerheid kan
krijgen dat- ie z'n heigen veur zoo'n feest wil
leenen. Ge wit, hij is zoo bescheien as
,,'Nen borstrok vol vlooien", riep den Blaau
we. Maar Kee docht w61, dat meneer Gom
mers 't goed zoo. vinden, teemde ze. Ja sinds
den Nol vanweuge de inkwartieringen bij Kee
veul meer in de zaak kwam, 'k heb oe
daarvan verteld, is zij jegens hum veran
derd als 'n blad aan den boom. Vrouwen...!
Afijn, vlak ons eigen soort ook nie weg.
,,Nou zou 't wel leuk ,,zrjn", as ie er iets
van in 't snotje kreeg", vond den Blaauwe:
,,dan hee Kee ook nog 'nen goeie, vandaag!
De nostenliefde in de gaten houwen, jongens!
Veural as ge 'r eigens ook 'nen borrel aan
kunt verdienen, zoo spotte-n-ie.
Daar kwam Nolleke verom.
Aan ons tafeltje gekomen, groette-n-ie
midda-g, heeren".
,,Middag! Heer!" groeten wij verom.
Toen gong ie ,,mooi-staan", om z'n eigen
'ns goed te laten zien. Bruinruiten costuum,
zwarten bolhoed, hardblaauwen das mee rooie
stippels, wit vest, geele handschoenen, in 't
knoopsgat 'nen boekee, in den borstzak 'n
branietoddeke en op vuurrooie schoenen! En
stinkend als 'n damestasch".
„Wat bleft ie er toch goed uitzien! vond
de Blaauwe.
Net 'n verfvlek", zee den Fielp bewonde-
rend. Oe houd bende gij nou, Nolleke
„Negenendertig", loog ie straf.
,,De moord van Raamsdonk," viel den Jaan
uit: ,,daar lee 't feest ndu al op z'n gat!"
Fd-5stNolleke spitste z'n ooren dat
de bolhoed er van omhoog gong en dan dronk
ie 'ns van zijnen ouwen klare.
FddstHij keek ons 'ns aan.
FddstAllee, op 'n borreltje keek ie
nie! ,,Kee! Breng 'n rondje bij dede
feestcommissie!" Gong zitten.
Hij klonk mee ons ophet" feest!
Toen kwam ie mee z'n sigaren. ,,Stikt 'ns
op, mannen. Bocht van twintig cent per
stuk!" Hij begost mee z'n beentjes te schom-
melen. Toen: „nog 'ns vol laten doen, jon-
gelui? Kee! Waar zitte toch?
Allee, we vergaan van den dorst. Doe vol!"
Na den vrjfden vroeg ie: ,,wafferfeest ister-
loos, mannen?"
En den Blaauwe riep: ,,'t Zestigjarig be
staan van ons virtigjarige Nolleke! Lank zal
ie leven! In de gloria!
,,Daar doe 'k aan mee!" riep Nol.
Amico, ge hoort er meer van. Maar ge ziet:
Kee heeft haren zin. De zaak floreert weer!
De feestcommissie breidt iederen dag uit,
want Nol heeft mee Kee gecontracteerd;
alles wat de hddren van de feestcommissie
hier gebruiken, is veur zrjn rekening!
Maar nou schei 'k er af, want we hebben
van den avond nog 'n feestvergadering
Veul groeten van Trui, Drd III, den Eeker
en als altij gin horke minder van oewen
t.h.v. DRE.